Wegsleepverordening

Geldend van 13-01-2010 t/m heden

Intitulé

Wegsleepverordening

De raad van de gemeente Achtkarspelen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet , artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen ;

overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Wegsleepverordening (voor de gemeente Achtkarspelen)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • ·

    b. wet: de Wegenverkeerswet 1994 ;

  • ·

    c. besluit:het Besluit wegslepen van voertuigen ;

  • ·

    d. voertuig:wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RVV 1990;

  • ·

    e. motorrijtuig:wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet ;

  • ·

    f. het college:het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd,overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten,bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voorzover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • ·

    1. Als plaats van bewaring van voertuigen wordt (worden) aangewezen: Milieuterrein

  • ·

    Lutkepost, Lutkepost 18 a te Buitenpost

  • ·

    2. De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats(en) worden door

  • ·

    het college vastgesteld.

Artikel 4 Kosten overbrengen, bewaren en verkopen voertuigen

  • 1.

    De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

    • a.

      basistarief/voorrijkosten € 50,00;

    • b.

      uitvoeringstarief € 150,00

  • ·

    2. Er worden geen kosten in rekening gebracht voor het bewaren van een voertuig.

  • 3.

    De kosten, verbonden aan inbewaringstelling, de verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietigen van een voertuig, alsmede de in verband daarmee te verrichten taxatie, zullen afzonderlijk worden vastgesteld.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid , 164, zevende lid , en 174, eerste lid van de wet , zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na bekendmaking.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wegsleepverordening Achtkarspelen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van
de raad van Achtkarspelen
de griffier, de burgemeester,
R.van der Heide T.J. van der Zwan

Toelichting algemeen

Naar verwachting treden op 1 januari 2002 de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), ook wel de wijziging van de wegsleepregeling genoemd, en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen in werking. Artikel 170 tot en met 173 WVW 1994 zijn geheel vervangen door nieuwe bepalingen. De wijzigingswet is bij de Invoeringswet van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), deel II, nog aangepast in verband met de overgang van de bepalingen over de uitvoering van bestuursdwang uit de Gemeentewet naar de Awb.

Kort samengevat houden de wijzigingen in de wegsleepregeling voor gemeenten het volgende in.

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen Het uitvoeren van de wegsleepregeling is geen bevoegdheid meer van de burgemeester, maar van het gehele college van burgemeester en wethouders. Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Awb zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.

Uitgebreide werking

Op grond van de oude (lees steeds: huidige) WVW 1994 mochten op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. Op grond van de herziene regeling in de WVW 1994 en het daarop gebaseerde Besluit wegslepen van voertuigen is het laatstgenoemde criterium uitgebreid. Zowel de VNG als een aantal grote(re) gemeenten hebben hier sterk op aangedrongen bij zowel het ministerie van Verkeer en Waterstaat als de Tweede Kamer. Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid.

In zowel in de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig niet zonder meer kan worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur 's nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo'n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders. In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien het desbetreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald. In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.

Verordening In artikel 170 e.v.

WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

  • 1.

    de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • 2.

    de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;

  • 3.

    de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college van burgemeester en wethouders geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).

Wegsleepwaardige overtredingen

Zoals hiervoor reeds aangegeven mochten op grond van de bepalingen uit de oude WVW 1994 op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. In vele bestaande wegsleepregelingen van de burgemeester is concreet aangegeven in welke gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding. Hiervoor is vaak aansluiting gezocht bij de delictsomschrijvingen uit de WVW 1994 of het RVV 1990. Zo'n aanpak kan uit praktisch oogpunt wellicht wenselijk zijn omdat degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, direct uit de regeling kan afleiden of een voertuig mag worden weggesleept. Toch hebben wij gemeend bij het opstellen van een model-wegsleepverordening voor een andere aanpak te moeten kiezen. Enerzijds omdat een gemeente zichzelf nodeloos beperkingen kan opleggen wanneer in de verordening zelf concreet wordt aangegeven welke wegsleepwaardige overtredingen worden onderscheiden. Op grond van het nieuwe artikel 170, eerste lid WVW 1994 kunnen immers voertuigen waarmee én een verkeersregel wordt overtreden én waarvan de verwijdering noodzakelijk is in verband met het belang van:

  • a.

    de veiligheid op de weg of

  • b.

    de vrijheid van het verkeer of

  • c.

    het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

zonder meer worden weggesleept.

Anderzijds omdat het gevaar bestaat dat de delictsomschrijvingen uit de wegenverkeerswetgeving en de wegsleepverordening niet naadloos op elkaar aansluiten. Wanneer dit het geval is, bestaat er de kans dat de gemeente in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures om formele redenen in het ongelijk wordt gesteld. Daarnaast geldt uiteraard ook dat zaken niet dubbel moeten worden geregeld. Bovendien zou bij elke wijziging in de desbetreffende onderdelen van de wegenverkeerswetgeving ook de wegsleepverordening moeten worden aangepast. Om die redenen hebben wij ervoor gekozen om de delictsomschrijvingen niet in de modelverordening op te nemen, maar te volstaan met een model-wegsleepverordening waarin alleen zaken zijn geregeld die gemeenten aanvullend moeten en kunnen regelen.

Om gemeenten toch enig houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening hebben wij in een bijlage bij deze toelichting aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.

Tot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • ·

    b. wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • ·

    c. besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen;

  • ·

    d. voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder a1 RVV 1990;

  • ·

    e. motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;

  • ·

    f. het college: het college van burgemeester en wethouders.

Toelichting

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

Ad d. Voertuig

Het begrip 'voertuig', zoals in artikel 1, onder al RVV 1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening. Ook in de model-APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de openbare weg (zie artikel 5.1.11). Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeerswetgeving beoogt te regelen. In artikel 5.1.11 van de model-APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.

Ad e. Motorrijtuig

Het begrip 'motorrijtuig' is apart omschreven omdat artikel 5 van de model-wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeenten aangewezen voorzover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Alternatief 1

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de bebouwde kom aangewezen, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 20a van de wet, voorzover die behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Alternatief 2

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden de hierna genoemde wegen en weggedeelten aangewezen voorzover die behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten:

  • ·

    a.... [naam van weg(gedeelte)];

  • ·

    b. ... idem;

  • ·

    c. ... etc.

Toelichting

Zoals hiervoor in het algemene deel van de toelichting is gememoreerd, is de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke. Het is aan de gemeenteraad om in deze wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik kan maken. In de tekst van de modelverordening is de ruimste variant opgenomen: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente zijn aangewezen. In de toelichting bij dit artikel zijn twee minder vergaande varianten opgenomen. In alternatief 1 worden alleen de wegen en weggedeelten binnen de bebouwde kom aangewezen. In alternatief 2 wordt een aantal wegen en weggedeelten met name genoemd. In beide varianten kiest een gemeente er dus expliciet voor om slechts in bepaalde delen van de gemeente voertuigen weg te slepen die op taxistandplaatsen, gehandicaptenparkeerplaatsen en dergelijke staan. Kortom, een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en weggedeelten én behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen, én zijn aangewezen in de wegsleepverordening.

Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept mogen worden. Het Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeenten aangewezen voorzover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Alternatief 1

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de bebouwde kom aangewezen, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 20a van de wet, voorzover die behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Alternatief 2

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden de hierna genoemde wegen en weggedeelten aangewezen voorzover die behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten:

  • ·

    a.... [naam van weg(gedeelte)];

  • ·

    b. ... idem;

  • ·

    c. ... etc.

Toelichting

Zoals hiervoor in het algemene deel van de toelichting is gememoreerd, is de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke. Het is aan de gemeenteraad om in deze wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik kan maken. In de tekst van de modelverordening is de ruimste variant opgenomen: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente zijn aangewezen. In de toelichting bij dit artikel zijn twee minder vergaande varianten opgenomen. In alternatief 1 worden alleen de wegen en weggedeelten binnen de bebouwde kom aangewezen. In alternatief 2 wordt een aantal wegen en weggedeelten met name genoemd. In beide varianten kiest een gemeente er dus expliciet voor om slechts in bepaalde delen van de gemeente voertuigen weg te slepen die op taxistandplaatsen, gehandicaptenparkeerplaatsen en dergelijke staan. Kortom, een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en weggedeelten én behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen, én zijn aangewezen in de wegsleepverordening.

Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept mogen worden. Het voertuig zal doorgaans pas mogen worden weggesleept wanneer de winkels en bedrijven weer opengaan of enige tijd daarvoor.

Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

  • ·

    1.Als plaats (eventueel: plaatsen) van bewaring van voertuigen wordt (worden) aangewezen: ... [locatie] ... (idem)

  • ·

    2. De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats(en) worden nader door het college vastgesteld.

Alternatief:

- 2. De openingstijden van de bewaarplaats zijn: op werkdagen van ... uur tot ... uur; op zaterdag van ... uur tot ... uur; op zon- en feestdagen van ... uur tot ... uur.

óf

dagelijks van ... uur tot ... uur

Toelichting

De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moet(en) de plaats(en) van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen. De openingstijden kunnen wel nader door het college van burgemeester en wethouders worden vastgesteld omdat ze niet expliciet genoemd zijn in artikel 173 WVW 1994. Eventueel kunnen ze ook in de verordening zelf worden opgenomen, maar dan zullen ze doorgaans minder flexibel zijn. Het is raadzaam om de locatie(s) van de bewaarplaats(en) zodanig te kiezen dat ze ook goed bereikbaar is (zijn), bijvoorbeeld met het openbaar vervoer, voor de mensen die hiermee te maken krijgen. Ook de openingstijden dienen redelijk ruim te worden gekozen. Openstelling van de bewaarplaats(en) alleen gedurende werkdagen lijkt niet voldoende omdat iemand hierdoor onevenredige schade kan lijden, die mogelijk op de gemeente wordt verhaald.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • ·

    1.

    • o

      a.basistarief / voorrijkosten euro ... [vast bedrag];

    • o

      b. euro ... per gereden kilometer of een gedeelte daarvan voor het overbrengen;

    • o

      c. euro ... per kwartier of een gedeelte daarvan tijdens het overbrengen.

  • ·

    2. De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen:

    • o

      a.euro ... voor het eerste etmaal of een gedeelte daarvan;

    • o

      b. euro ... voor elk volgend half etmaal of een gedeelte daarvan.

  • ·

    Alternatief voor lid 1

  • ·

    1. De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

    • o

      a.basistarief/voorrijkosten euro ... [vast bedrag];

    • o

      b. overbrengkosten euro ... [vast bedrag].

Toelichting

In artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.

In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient uiteraard wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan.

In het tweede lid van deze bepaling, waarin de kosten van bewaring van voertuigen worden geregeld, wordt het begrip 'etmaal' gebruikt. Het etmaal, zoals hier bedoeld, begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • ·

    - het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

  • ·

    - de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het 'knoeien' met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het is raadzaam om ook in de wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op ... [datum].

Alternatief

Deze verordening treedt in werking op een door het college te bepalen datum.

Toelichting

Deze bepaling spreekt voor zich. Eventueel kan de inwerkingtreding op een nader door het college van burgemeester en wethouders te bepalen datum plaatsvinden.

Bijlage bij toelichting van de model-wegsleepverordening

A.Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

Plaats op de weg

- a. een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

Laten stilstaan

- b. een voertuig is tot stilstand gebracht:

  • ·

    1.op een kruispunt, rotonde of een overweg;

  • ·

    2. op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

  • ·

    3. op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

  • ·

    4. in een tunnel;

  • ·

    5. bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

  • ·

    6. op de rijbaan langs een busstrook;

  • ·

    7. op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

  • ·

    8. langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;

  • -

    op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of - behoudens in noodgevallen - op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo'n weg. (Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

- c. een voertuig is geparkeerd:

  • ·

    1.bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

  • ·

    2. voor een inrit of een uitrit;

  • ·

    3. buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

  • ·

    4. langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

  • ·

    5. op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

  • ·

    6. binnen een erf, waarbij - voorzover het een motorvoertuig betreft - geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

  • ·

    7. op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

  • ·

    8. zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;

  • -

    (Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

- d. een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon;

(Zie artikel 82 RVV 1990.)

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

- e. een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd.

(Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Zoals reeds in de algemene toelichting is aangegeven, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.

In onderdeel a gaat het om overtreding van artikel 10 RVV 1990. Bestuurders van voertuigen, met uitzondering van fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen (zie artikel 5 tot en met 7 RVV 1990), gebruiken de rijbaan. Zij mogen hun voertuig niet parkeren op een trottoir, voetpad of fietspad.

In onderdeel b gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

In onderdeel c is er sprake van overtreding van het bepaalde in artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

In onderdeel d wordt gedoeld op overtreding van het bepaalde in artikel 82 RVV 1990.

In onderdeel e gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 5 WVW 1994, het kapstokartikel. Op grond van deze bepaling is het verboden zich zodanig te gedragen dat er gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag op de weg, i.c. ongewenst parkeren, dat niet reeds in onderdeel a tot en met d is geregeld, doorgaans onder deze bepaling kan worden gebracht.

B.Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

  • ·

    a.op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • ·

    b. op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • ·

    c. op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voorzover:

    • o

      - het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen; - het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

    • o

      - het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • ·

    d. op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • ·

    e. op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

    • o

      - tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

    • o

      - tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

    • o

      - die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • ·

    f. op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • ·

    g. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • ·

    h. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • ·

    i. in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage (eventueel: met uitzondering van aangegeven dagen en uren.

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In de oude wettelijke regeling werd een specifiek voorbeeld van een locatie genoemd waar voertuigen mochten worden weggesleept wanneer hier door onbevoegden werd geparkeerd, namelijk de gehandicaptenparkeerplaats. In de praktijk bleken er aanzienlijk meer locaties denkbaar te zijn waar het wegslepen van voertuigen noodzakelijk werd geacht zonder dat er direct sprake was van verkeersonveiligheid of belemmering van de doorstroming van het verkeer. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn eerder onder a tot en met i nader aangeduid.

© 2006 Sdu Uitgevers bv

Uitvoeringsregeling “ wegslepen, bewaren en teruggave van voertuigen in Achtkarspelen”

Concreet zijn de aangewezen weggedeelten en wegen de volgende, aangegeven met:

o bord E1 (parkeerverbod)

o gele onderbroken streep (parkeerverbod)

o bord E2 (stopverbod)

o gele doorgetrokken streep (stopverbod)

o bord E4 (op (onder)bord andere categorie)

o bord E4 (op (onder)bord anders dan aangewezen groep)

o bord E4 (op (onder)bord wijze van parkeren)

o bord E4 (op (onder)bord dagen of uren)

o bord E5 (taxistandplaats)

o bord E6 (gehandicaptenparkeerplaats, anders dan gehandicaptenvoertuig)

o bord E6 (gehandicaptenparkeerplaats, zonder gehandicaptenparkeerkaart)

o bord E6 (gehandicaptenparkeerplaats gereserveerd voor bepaald voertuig)

o bord E7 (laad- en losplaats)

o bord E8 (parkeergelegenheid voor categorie voertuigen)

o bord E8 (parkeergelegenheid voor groep voertuigen)

o bord E9 (parkeergelegenheid voor vergunninghouders)

o bord G7 (voetpad – niet de rijbaan gebruiken)

o bord C1 (geslotenverklaring – een weg inrijden of gebruik van de weg)

Wanneer kan een voertuig worden weggesleept?

Op grond van artikel 170, lid 1 van de herziene Wegenverkeerswet 1994 kunnen voertuigen worden weggesleept waarmee én een verkeersregel wordt overtreden én waarvan de verwijdering noodzakelijk is in verband met het belang van:

• de veiligheid op de weg of;

• de vrijheid van het verkeer of;

• het vrijhouden van nader door de gemeente aangewezen weggedeelten en wegen wanneer aan alle geldende voorwaarden is voldaan.

Een voertuig kan niet zonder meer worden weggesleept. Per geval dient worden nagegaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het betreffende voertuig absoluut noodzakelijk is.

Wie krijgt beslissingsbevoegdheid?

Zoals eerder aangegeven zijn burgemeester en wethouders bevoegd bestuursdwang toe te passen. In de praktijk zijn het medewerkers van de gemeente en politiefunctionarissen welke op straat een overtreding constateren en de feitelijke beslissing nemen een voertuig te slepen. Op grond van de Awb moet daarom mandaat worden verleend aan diegenen die beslissen een voertuig weg te slepen.

Wie gaat slepen, waar worden voertuigen opgeslagen

Indien mogelijk worden voertuigen door de buitendienst van de gemeente afgevoerd en opgeslagen op het gemeentelijk milieuterrein Lutkepost in Buitenpost. In andere gevallen wordt gebruik gemaakt van de diensten van een bergingsbedrijf.

Wie overhandigt de bestuursdwangbeschikking?

De ambtenaar op straat constateert de overtreding, sleept het voertuig af, vult het proces-verbaal van meevoeren in en informeert de politie. Dat laatste is noodzakelijk, omdat de eigenaar van het voertuig bij het missen van zijn voertuig zich in de praktijk het eerste bij de politie zal melden; het voertuig is immers gestolen of weggesleept.

De gemeente zal de contacten onderhouden met de eigenaar/houder van het voertuig. Zij reikt de beschikking uit, brengt de kosten in rekening en geeft het voertuig af. De bestuursdwangbeschikking vermeldt de van belang zijnde gegevens en tevens wie de beslissing heeft genomen tot wegslepen over te gaan. In het proces-verbaal van meevoeren en opslaan worden de voertuiggegevens vermeld en op welke wijze en wanneer het voertuig is afgevoerd.

Wie onderhoudt het bewaringsregister?

Op grond van artikel 170 lid 4 van de WVW 1994 moet een bewaringsregister worden bijgehouden. In het register wordt opgenomen:

  • ·

    een afschrift van het proces-verbaal;

  • ·

    een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van het voertuig;

  • ·

    de datum en het tijdstip van inbewaringstelling;

  • ·

    de naam van degene aan wie het kenteken is opgegeven, ingeval het een voertuig betreft waarop een kenteken is bevestigd;

  • ·

    de naam van de eigenaar of houder van het voertuig, voor zover deze bekend is.

  • ·

    Wanneer het voertuig wordt afgehaald worden de volgende gegevens in het register opgenomen:

  • ·

    de datum en tijdstip van afhalen;

  • ·

    naam, adres en woonplaatsgegevens van degene die het voertuig heeft afgehaald, alsmede gegevens waaruit blijkt dat deze tot het afhalen gerechtigd was;

  • ·

    het bedrag dat als kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, is betaald. Aangezien voornoemde gegevens zo spoedig mogelijk in het register moeten worden opgenomen, zal het bergingsbedrijf dit register onderhouden. Wanneer het voertuig niet binnen 48 uur na bewaringstelling is afgehaald, worden in het bewaringsregister opgenomen:

  • ·

    de datum van bekendmaking van het wegslepen (aan de kentekenhouder);

  • ·

    naam, adres en woonplaatsgegevens van degene aan wie is bekend gemaakt, onder vermelding van de wijze waarop aan hem is bekendgemaakt, ofwel de wijze waarop is bekend gemaakt. De bekendmaking zal door het bureau Handhaving worden verzorgd. Opname van de gegevens in het register wordt door het bergingsbedrijf verzorgd.

  • ·

    Wanneer een voertuig niet wordt afgehaald en uiteindelijk wordt verkocht, wordt in het bewaringsregister opgenomen:

  • ·

    de datum en tijdstip van de verkoop;

  • ·

    de opbrengst, de naam, adres en woonplaatsgegevens van de koper;

  • ·

    als de opbrengst een batig saldo heeft opgeleverd, het batige saldo, de naam, adres en woonplaatsgegevens van degene aan wie het batige saldo is uitgekeerd, alsmede de gegevens waaruit blijkt dat deze tot inontvangst-neming van het batige saldo was gerechtigd. Wanneer het voertuig om niet aan een derde wordt overgedragen, worden de naam, adres en woonplaats-gegevens van deze derde opgenomen. Wanneer het voertuig wordt vernietigd wordt de waarde (door een beëdigd taxateur vastgesteld) ervan in het register vermeld. In deze laatste gevallen ligt de actie bij het bureau Handhaving welke dan ook het bewaringsregister verzorgt. Vervolgens kan het register worden gearchiveerd. De gegevens blijven bewaard gedurende vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de gemeente het voertuig heeft terug-gegeven, verkocht, om niet heeft overgedragen dan wel vernietigd.

Wie int de kosten en hoe hoog zijn die kosten?

De kosten van het toepassen van bestuursdwang worden in rekening gebracht bij de houder/eigenaar van het voertuig. Wanneer het voertuig door de eigenaar wordt verwijderd voordat een bergingsbedrijf tot verwijdering heeft kunnen overgaan, maar nadat deze is ingeschakeld, zijn in ieder geval voorrijkosten verschuldigd.

Overige zaken

Wanneer een voertuig uiteindelijk (na 13 weken) niet wordt afgehaald, dan kan deze worden verkocht, om niet worden overgedragen aan een derde of worden vernietigd. Wanneer de waarde van het voertuig de kosten overstijgt, dan mag dit eerder, doch niet eerder dan twee weken na het opmaken van het proces-verbaal. Om te kunnen bepalen welke waarde het voertuig vertegenwoordigt, dient deze door een erkend taxateur te worden getaxeerd.