Regeling vervallen per 01-01-2013

Maatschappelijke Participatieregeling

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012

Intitulé

Maatschappelijke Participatieregeling

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Gemeente Achtkarspelen

Verordening Maatschappelijke Participatieregeling

Dienst Werk en Inkomen “De Wâlden

Januari 2013

Gemeente Achtkarspelen

de Raad van de gemeente Achtkarspelen;

gelet op het bepaalde in artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub g en artikel 35, lid 5 van de Wet Werk en Bijstand,

overwegende dat het wenselijk is financiële belemmeringen voor deelname aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten te verminderen of zoveel mogelijk op te heffen, met name voor kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen;

besluit

vast te stellen:

de verordening Maatschappelijke Participatieregeling

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de WWB: de Wet Werk en Bijstand;

  • b.

    de belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en welke in deze verordening ook wordt aangeduid met “hij” en “hem” en welke in de categorie aanduiding in artikel 2 nader is omschreven;

  • c.

    de maatschappelijke participatie: het zo mogelijk in groepsverband deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard zoals bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

  • d.

    de tegemoetkoming: de bijdrage die op grond van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening;

  • e.

    de categoriale bijzondere bijstand: de bijstand die op grond van artikel 35, lid 5 verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening;

  • f.

    het toetsinkomen: een inkomen als bedoeld in artikel 31 en 32 van de WWB, alsmede een uitkering voor de kosten van levensonderhoud als bedoeld in artikel 7, lid 1, sub b van de WWB, dat over de voorgaande onafgebroken drie jaar voor de peildatum niet meer heeft bedragen dan 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde norm, inclusief (eventuele) toeslag of verlaging als bedoeld in artikel 21 en paragraaf 3.3 van de WWB.

Voor de beoordeling van het inkomen in het kader van artikel 32 is onderdeel b van het eerste lid van dat artikel niet van toepassing;

g.het vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de WWB;

h. de peildatum: de eerste van de maand waarin de aanvraag in ingediend;

  • i.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achtkarspelen;

  • j.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen.

Artikel 2 Categorieën

Voor belanghebbenden aan wie een tegemoetkoming, danwel categoriale bijzondere bijstand voor deelname maatschappelijke participatie kan kan worden verleend geldt een categorieaanduiding. De categorieën worden aangeduid als:

a.de persoon jonger dan 4 jaar en ouder dan 18 jaar (tegemoetkoming

deelname maatschappelijke participatie op basis van artikel 108 en artikel

149 van de Gemeentewet);

b.het ten laste komende kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt (categoriale bijstand op basis van artikel 35, lid 5 van de Wet Werk en

Bijstand).

Artikel 3 Maatschappelijke participatie

1.Maatschappelijk participatie is het zo mogelijk in groepsverband deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard met als doel sociale uitsluiting tegen te gaan.

Onder kosten van maatschappelijke participatie worden in ieder geval verstaan de in Nederland gemaakte of te maken kosten van:

  • a.

    lidmaatschap van verenigingen op het gebied van sport, cultuur of ontspanning, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

  • b.

    lidmaatschap van een volkstuinvereniging, alsmede bijkomende kosten die

direct verband houden met dit lidmaatschap; c. internetabonnement, abonnement krant of kabel TV;

  • d.

    lidmaatschap van een ouderenvereniging;

  • e.

    schoolkosten, niet zijnde de schoolkosten bedoeld in de Wet

tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS);

  • f.

    bijdrage peuterspeelzaal;

  • g.

    abonnement bibliotheek, speelotheek en sport- en spel-uitleen;

  • h.

    muzieklessen en huur van een muziekinstrument;

  • i.

    zwembadbezoek;

  • j.

    museumbezoek;

  • k.

    volgen van cursussen, niet zijnde beroepsgerichte cursussen;

  • l.

    overige kosten welke naar het oordeel van het college bijdragen aan

    maatschappelijke participatie.

    • 2.

      Bij een eventueel verlenen van individuele bijzondere bijstand voor deze kosten houdt het college rekening met de ontvangen tegemoetkoming voor deze kosten.

Hoofdstuk 2. Personen jonger dan 4 jaar en ouder dan 18 jaar

Artikel 4 Tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie

Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een belanghebbende voor de

kosten van maatschappelijke participatie die hij ten behoeve van zichzelf en zijn ten laste

komend kind jonger dan 4 jaar en zijn inwonend meerderjarig kind dat 18 jaar of ouder

is maakt of wil maken.

Hoofdstuk 3. Het ten laste komende kind dat onderwijs of een beroeps-

opleiding volgt

Artikel 5 Categoriale bijzondere bijstand

Het college verstrekt op aanvraag categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Onder onderwijs wordt verstaan het gaan naar een basisschool, of het volgen van voortgezet onderwijs.

Hoofdstuk 4. Aanvraag en onderzoek, hoogte van de tegemoetkoming, betaling

en terugvordering

Artikel 6 Aanvraag en onderzoek

  • 1. De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt schriftelijk ingediend. Indien belanghebbende telefonisch aanvraagt, wordt de aanvraag op schrift gesteld.

  • 2. De aanvraag kan uiterlijk op 30 november van ieder jaar worden ingediend.

  • 3. Indien de belanghebbende een ander inkomen heeft dan een WWB-uitkering moeten door hem bewijsstukken van het inkomen en het vermogen worden overgelegd.

  • 4. Het college kan de belanghebbende vragen aanvullende bewijsstukken te overleggen.

Artikel 7 Hoogte van de tegemoetkoming/categoriale bijstand

  • 1. De tegemoetkoming heeft betrekking op een kalenderjaar. De tegemoetkoming bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      € 88,00 ten behoeve van de belanghebbende en het ten laste komende kind jonger dan 12 jaar en het inwonende meerderjarige kind die 18 jaar of ouder is;

    • b.

      € 174,00 ten behoeve van een ten laste komend kind dat 12 jaar of ouder, doch jonger dan 18 jaar is.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met het cijfer van de consumentenprijsindex (CPI) over het voorgaande kalenderjaar, afgerond naar boven op hele euro’s.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid van dit artikel kan voor ieder kind uit een gezin dat naar het voortgezet onderwijs gaat een tegemoetkoming worden verstrekt van € 200,00 voor een startpakket schoolgaande kinderen.

Artikel 8 Betaling

  • 1. Betaling van de tegemoetkoming vindt plaats op een bankrekening ten name van de belanghebbende.

  • 2. Betaling van de tegemoetkoming vindt plaats zo snel mogelijk na de toekenning van de tegemoetkoming.

  • 3. Als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende niet in staat is tot een verantwoorde besteding van de tegemoetkoming kan het college de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk aan derden of in natura betalen. Het college kan de tegemoetkoming ook op verzoek van de belanghebbenden geheel of gedeeltelijk aan derden betalen.

Artikel 9 Verantwoording en terugvordering

  • 1. Het college kan de belanghebbende na afloop van het kalenderjaar vragen om de besteding van de ontvangen tegemoetkoming aan te tonen. Hij dient hiertoe tot 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft betalingsbewijzen te bewaren en deze op verzoek aan het college te overleggen.

  • 2. Als de belanghebbende de besteding van de ontvangen tegemoetkoming naar het oordeel van het college niet of niet volledig aantoont kan het college het niet verantwoorde deel van de tegemoetkoming terugvorderen. In geval van een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 2 van deze verordening zijn de bepalingen van paragraaf 6.4 van de Wet Werk en Bijstand van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 10 Uitvoering en bevoegdheid college

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Citeertitel

Deze Verordening kan worden aangehaald als: Verordening Maatschappelijke Participatieregeling.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 2.

    De Verordening Maatschappelijke Participatie, van kracht vanaf 1 januari 2012,

    wordt gelijktijdig ingetrokken.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Achtkarspelen op

De Raden voornoemd,

de Raadsgriffier, de Voorzitter,

mr. R. van der Heide P. Adema

Toelichting Verordening Maatschappelijke Participatieregeling

Algemeen

In de vier gemeenten in Noordoost-Fryslan bestaat sinds 1997 de Lauwerspas. Doel van de Lauwerspas was om financiële belemmeringen om mee te kunnen doen aan sportieve, culturele en sociale activiteiten te beperken. De Lauwerspas bestond uit de volgende onderdelen:

  • -

    een pas waarmee bij de in een voordeelgids opgenomen bedrijven kortingen op producten en diensten verleend wordt;

  • -

    organiseren van een aantal dagtochten voor Lauwerspasdeelnemers tegen gereduceerd tarief;

  • -

    een declaratieregeling voor kosten van sportieve, culturele en sociale activiteiten.

De pas werd gratis verstrekt aan alle 65-plussers, ongeacht de hoogte van het inkomen, en huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Anderen konden de pas tegen een geringe vergoeding kopen, zij konden echter geen gebruik maken van de declaratieregeling.

In 2010 is de Lauwerspas in de hierboven beschreven vorm geëvalueerd. Uit deze evaluatie bleek dat de Lauwerspas in een behoefte voorzag: het gebruik was relatief hoog te noemen.

Ondanks dit beeld heeft de gemeente Achtkarspelen besloten om met ingang van 2012 uit de Gemeenschappelijke Regeling te treden. De reden hiervoor was dat de uitvoeringskosten als te hoog werden ervaren.

Besloten werd dus om de maatschappelijke participatie weer in eigen huis uit te gaan voeren en daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij de vertrekkingen zoals die in het kader van de Lauwerspas al golden. Vanwege de aangescherpte eisen met betrekking tot de mogelijkheden voor het voeren van “inkomensondersteunende maatregelen” (inkomensbeleid is exclusief voorbehouden aan de rijksoverheid) zijn de activiteiten nogmaals tegen het licht gehouden en is uitdrukkelijk gekozen voor activiteiten die liggen op het gebied van sport, cultuur, sociale activiteiten en educatie.

Voor het vastleggen van het beleid hieromtrent is gekozen voor de wettelijke basis uit de Gemeentewet, te weten artikel 108, die gemeenten de bevoegdheid geeft om regels te stellen en artikel 149, waarin gemeenten de bevoegheid krijgen om regels in verordeningen vast te stellen.

In de tussentijd is daarnaast een wettelijke verordeningsverplichting gekomen ten aanzien van de categoriale bijzondere bijstandsverstrekking aan schoolgaande kinderen teneinde de maatschappelijke participatie van deze groep te stimuleren.

Hoewel deze vorm van bijstandsverstrekking voor dit doel al vanaf 2009 mogelijk was, is tot dusverre van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt omdat via de standaard declaratieregeling van de Lauwerspas en de tijdelijke regeling Kinderen doen mee! deze groep voldoende werd bediend.

Thans moet de gemeenteraad op grond van artikel 8, eerste lid, sub g WWB bij verordening regels stellen met betrekking tot het verlenen van deze categoriale bijzondere bijstand.

Zowel de tegemoetkomingen in het kader van de maatschappelijke participatie als de categoriale bijzondere bijstand die ten behoeve van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen zijn thans vanuit praktische overwegingen in één verordening ondergebracht.

De nieuwe regeling op basis van deze verordening voorziet in een regeling waarbij de voordelen van de voormalige Lauwerspas worden gecombineerd met een eenvoudiger en dus goedkopere uitvoering.

Toelichting per artikel

Artikel 1

Ten aanzien van de begrippen die in de verordening worden gebruikt is aansluiting gezocht bij wettelijke omschrijvingen. Voorts is aan aanvullende, voor de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, belangrijke begrippen een eigen omschrijving gegeven.

a.de WWB:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

b.de belanghebbende:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

c.de maatschappelijke participatie:

In deze beschrijving is aangegeven wat wettelijk gezien onder dit begrip mag vallen.

d.de tegemoetkomingene. de categoriale bijzondere bijstand:

Duidelijk is aangegeven dat er ten aanzien van de twee te onderscheiden doelgroepen een verschil bestaat.

f.het toetsinkomen:

Voor deze omschrijving is gekozen om duidelijk aan te geven dat belanghebbenden ook met een ander inkomen dan een WWB-uitkering in aanmerking kunnen komen. Wel is ingebouwd dat dit inkomen in ieder geval enige tijd (3 jaar direct voorafgaand aan de peildatum) beneden 110% van het toepasselijke normbedrag moet hebben gelegen. De reden hiervoor is dat er wel gesproken moet kunnen worden van burgers die als gevolg van een laag inkomen in hun maatschappelijke participatie worden bedreigd. Van iemand die vorige maand werkloos is geworden en sedertdien een laag inkomen heeft (en wellicht zelfs beschikt over enige reserves) kan niet worden gezegd dat er al sprake is van het gevaar van sociale uitsluiting, etc.

g.het vermogen:

Deze omschrijving is opgenomen om aan te geven dat het wenselijk is om, in tegenstelling tot wat in het kader van de Lauwerspas gebruikelijk was, bij de vaststelling van het recht op een tegemoetkoming ook het vermogen in ogenschouw te nemen. Anders zou het kunnen dat een vermogend iemand, met toevalling een laag inkomen, recht zou hebben op een tegemoetkoming. Ten aanzien van de verstrekking van categoriale bijstand geldt in ieder geval dat naar het vermogen moet worden gekeken.

h. de peildatum:

Deze omschrijving moet worden gezien in relatie tot het gestelde bij het toetsinkomen.

i.het college:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

j.de gemeenteraad:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

De categorie-indeling is gebaseerd op de doelgroepen die met deze verordening moeten worden bediend. Nogmaals wordt hier het onderscheid gemaakt in enerzijds burgers die op basis van het gemeentelijk minimabeleid een tegemoetkoming kunnen krijgen en anderzijds ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen en die op basis van de Wet Werk en Bijstand categoriale bijstand kunnen krijgen.

Artikel 3

Maatschappelijke participatie betekent mee (kunnen) doen in de maatschappij. Voorkomen moet worden dat burgers door financiële beperkingen in een sociaal isolement geraken.

In dit artikel staan de kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage. Kosten kunnen uitsluitend worden vergoed voor activiteiten die in Nederland plaatsvinden (in verband met het in de WWB opgenomen territorialiteitsbeginsel). Er is gekozen voor een algemene beschrijving van de kosten. Op deze wijze wordt de discussie of bepaalde kosten wel of niet uit de tegemoetkoming voldaan kunnen worden zoveel mogelijk beperkt. De ontvangers van de tegemoetkoming hebben hierdoor een zekere vrijheid in de besteding van de tegemoetkoming waarbij dit tevens leidt tot lagere uitvoeringskosten voor de gemeente.

Nieuw voor de gemeente Achtkarspelen is de tegemoetkoming voor het lidmaatschap voor een volkstuinvereniging. Opneming van deze mogelijkheid heeft niet alleen een sociale reden, maar zou ook kunnen leiden tot het niet afhankelijk worden van voorzieningen als voedselbanken, en dergelijke.

De gemeentelijke regeling mag geen overlap hebben met wettelijke regelingen, zoals de Wet onderwijstegemoetkoming en schoolkosten (WTOS). De WTOS kent een bijdrage voor ouders van scholieren op het voortgezet onderwijs. Daarom zijn schoolkosten in deze verordening gedefinieerd als kosten waarop de WTOS niet ziet. Het kan bijvoorbeeld gaan om de vrijwillige ouderbijdrage, excursies en kosten van schoolreizen.

De regeling voor ouders van kinderen op de basisschool (maximaal € 75,00 per kind per jaar) komt als aparte regeling te vervallen en is geïntegreerd in deze regeling.

Met samenhangende kosten worden kosten bedoeld die men moet maken om het lidmaatschap werkelijk uit te oefenen, bijvoorbeeld speciale sportkleding, zoals judopak, zwemkleding of voetbalshirt en schoenen.

Ook eenmalige activiteiten kunnen worden vergoed. Voorbeelden zijn kindervakantieweek en kindervakantiekampen. Voorwaarde is dat er een vereniging, stichting of organisatie voor maatschappelijk welzijn de activiteit organiseert.

Het volgen van beroepsgerichte cursussen worden niet vergoed op basis van de regeling maatschappelijke activiteiten. Als er een noodzaak is voor het volgen van een beroepsgerichte cursus kan immers een beroep worden gedaan op het Participatiebudget. Dit geldt zowel voor niet-uitkeringsgerechtigden als voor bijstandscliënten. Daarom kan alleen een vergoeding worden verstrekt voor niet beroepsgerichte cursussen, zoals hobby-cursussen.

Tweede lid

Categoriale bijzondere bijstand is geen vergoeding van daadwerkelijk te maken kosten, maar een tegemoetkoming daarin. De werkelijke kosten kunnen hoger liggen. Als voor de kosten waar deze verordening op ziet op individuele gronden bijzondere bijstand wordt aangevraagd houdt het college bij het beoordelen van het recht op bijstand en het vaststellen van de hoogte daarvan rekening met een op basis van deze verordening ontvangen tegemoetkoming. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn van noodzakelijk bezoek van een kind aan een peuterspeelzaal op grond van medische of sociale redenen.

Artikel 4

Uit deze omschrijving wordt nogmaals duidelijk wie rechthebbenden kunnen zijn voor een tegemoetkoming in het kader van de maatschappelijke participatie.

Artikel 5

Het college kan op grond van artikel 35, vijfde lid WWB categoriale bijzondere bijstand verlenen aan ouders van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen.

Ten laste komende kinderen zijn eigen- of stiefkinderen jonger dan 18 jaar voor wie de ouder aanspraak op kinderbijslag kan maken. Vanwege de restrictie dat het kind onderwijs moet volgen geldt een leeftijdsondergrens van 4 jaar.

Onder het volgen van onderwijs wordt verstaan het volgen van basisonderwijs of voortgezet onderwijs. Hoewel kinderen vanaf de vijfde verjaardag leerplichtig zijn volgen zij in het algemeen al vanaf het vierde jaar al basisonderwijs. Voortgezet onderwijs is onderwijs aan kinderen vanaf ongeveer 12 jaar (VMBO, HAVO en VWO). Het voortgezet onderwijs sluit aan op het basisonderwijs en bereidt leerlingen voor op het middelbaar en hoger beroepsonderwijs.

De categoriale bijzondere bijstand moet betrekking hebben op kosten van maatschappelijke participatie van het kind. In artikel 2 is bepaald om welke kosten het kan gaan.

Artikel 6

Een aanvraag moet uiterlijk op 30 november zijn ingediend. Als deze dag op een zaterdag of zondag valt moet de aanvraag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag door het college zijn ontvangen (artikel 1, eerste lid Algemene Termijnenwet).

Bij de aanvraag hoeft de belanghebbende, als hij geen WWB-uitkering van de gemeente ontvangt, zich in principe alleen te identificeren en bewijsstukken van zijn gezinsinkomen over te leggen. Hiermee wordt de administratieve last voor zowel de burger als de gemeenten tot een minimum beperkt. In voorkomende gevallen kan het college gemotiveerd om aanvullende bewijsstukken vragen.

Artikel 7

De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de leeftijd van de belanghebbende. De tegemoetkoming is het hoogst voor kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Voor met name deze groep is het erg belangrijk dat men deelneemt, c.q. blijft deelnemen aan bijvoorbeeld een sport- of culturele vereniging. Dat brengt hogere kosten met zich mee.

De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het cijfer van de consumentenprijsindex (CPI) over het voorgaande jaar zoals die door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt bekendgemaakt.

Voor elk kind uit een gezin dat voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaat bestaat daarnaast nog recht op categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een startpakket tot een bedrag van € 200,00. Dit bedrag moet worden aangewend voor bijvoorbeeld de kosten van een fiets, regenpak, schooltas, rekenmachine, etc. Eventueel kan een deel van het hogere basisbedrag ook hiervoor worden aangewend.

Artikel 8

De tegemoetkoming wordt ineens uitbetaald.

De categoriale bijzondere bijstand moet bij voorkeur in natura betaald worden (artikel 48, vierde lid WWB), tenzij dit naar het oordeel van het college leidt tot ondoelmatige uitvoering. Gelet op de aard van de kosten en de veelheid aan organisaties en instellingen waar deze kosten gemaakt kunnen worden kan het college niet met allemaal betaalafspraken maken. De categoriale bijzondere bijstand wordt daarom standaard aan de ouders van de kinderen uitbetaald. Als het college gegronde redenen heeft dat de ouder(s) niet in staat is/zijn om de tegemoetkoming te besteden aan het doel waarvoor deze is verstrekt, namelijk maatschappelijke participatie van zijn kind(eren) kan het college besluiten de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk in natura of aan derden te betalen. De ouder(s) kan/kunnen het college ook zelf verzoeken de tegemoetkoming in natura of aan derden te betalen.

Artikel 9

Uitgangspunt is dat de aanvrager de tegemoetkoming besteedt aan het doel waarvoor hij deze ontvangen heeft, namelijk maatschappelijke participatie van zichzelf en zijn gezinsleden. Het college gaat uit van vertrouwen, maar controleert na afloop van het kalenderjaar steekproefsgewijs een aantal verstrekkingen. De aanvrager zal daarom tot en met drie maanden na afloop van het kalenderjaar op verzoek van het college bewijsstukken van de besteding van de tegemoetkoming moeten kunnen overleggen. Het college bepaalt de omvang van deze steekproef.

Wanneer de aanvrager de besteding niet of niet volledig aan kan tonen vordert het college het niet verantwoorde deel van de tegemoetkoming terug. Als er sprake is van categoriale bijzondere bijstand zijn de terugvorderingsbepalingen van de Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

De uitvoering van deze verordening ligt bij het college. De verordening kent een hardheidsclausule op grond waarvan het college van de bepalingen van deze verordening kan afwijken als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard. In gevallen waarin de verordening niet voorziet neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de ingezetene of het huishouden.

Artikel 11

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.