Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang

Gemeente Achtkarspelen

Gemeente Kollumerland c.a.

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang

Afdeling Werk, Inkomen en Zorg

December 2009

Gemeente Achtkarspelen en gemeente Kollumerland c.a.

de Raad van de gemeente Achtkarspelen;

en

de Raad van de gemeente Kollumerland c.a.;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van

gelet op het bepaalde in artikel 25 van de Wet kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet,

overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen;

besluit

vast te stellen:

de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

de wet: de Wet kinderopvang;

kinderopvang: het door een geregistreerd kindercentrum of een gastouderbureau bedrijfsmatig verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint ;

gastouderopvang: kinderopvang als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub c van de wet;

kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang;

gastouderbureau: een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt;

ouder: een persoon als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub i van de wet;

partner: een persoon als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang door de gemeente;

het College: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achtkarspelen óf de gemeente Kollumerland c.a.;

de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen óf de gemeente Kollumerland c.a.

Hoofdstuk 2. Tegemoetkoming van de gemeente

Artikel 2.1 Gemeentelijke doelgroepen

De volgende doelgroepen kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang:

Een WWB, WIJ, IOAW, IOAZ-gerechtigde ouder die gebruik maakt van een

voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

Een ANW-gerechtigde ouder die gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

Een WWIK-gerechtigde ouder;

Een ouder die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en die een opleiding volgt en bijstand ontvangt of kan ontvangen;

Een niet-uitkeringsgerechtigde ouder die als werkzoekende staat ingeschreven bij UWV Werkbedrijf en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

Een ouder die een inburgeringsvoorziening als bedoeld in de Wi, niet zijnde een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, volgt;

Een ouder die student is en staat ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 WTOS of artikel 2.8 t/m 2.11 WSF;

Een WWB-, of WIJ-gerechtigde ouder die een deeltijdbaan heeft;

Indien de ouder een partner heeft dient deze:

eveneens aan de criteria als genoemd in lid 1 te voldoen, of:

b WW-gerechtigd te zijn of als arbeidsgehandicapt te zijn aangemerkt en een reïntegratietraject van UWV Werkbedrijf te volgen, danwel:

arbeid in dienstbetrekking te verrichten waaruit inkomen wordt genoten.

Indien de ouder een partner heeft die niet voldoet aan het gestelde in lid 2, bestaat geen recht op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang.

Artikel 2.2 Hoogte van de gemeentelijke bijdrage

Als er een partner is als bedoeld in artikel 2.1, lid 2, sub a:

bedraagt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bij de doelgroep genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub a., b., d. en e.:

1/3de deel van de kosten van de kinderopvang + de eigen bijdrage van 4,5% van de kosten van kinderopvang bij het oudste kind + de eigen bijdrage van 3,5% van de kosten van kinderopvang bij het tweede en ieder volgend kind.

bedraagt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bij de doelgroep genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub c., f. en g.:

1/3de deel van de kosten van de kinderopvang.

bedraagt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bij de doelgroep genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub h.:

4,5% van de kosten van kinderopvang (eigen bijdrage) bij het oudste kind + 3,5% van de kosten van kinderopvang (eigen bijdrage) bij het tweede en ieder volgend kind.

2. Als er een partner is als bedoeld in artikel 2.1, lid 2, sub b of c:

bedraagt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bij de doelgroep genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub a., b., d. en e.:

1/6de deel van de kosten van de kinderopvang + de eigen bijdrage van 4,5% van de kosten van kinderopvang bij het oudste kind + de eigen bijdrage van 3,5% van de kosten van kinderopvang bij het tweede en ieder volgend kind.

bedraagt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bij de doelgroep genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub c., f. en g.:

1/6de deel van de kosten van de kinderopvang.

bedraagt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bij de doelgroep genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub h.:

4,5% van de kosten van kinderopvang (eigen bijdrage) bij het oudste kind + 3,5% van de kosten van kinderopvang (eigen bijdrage) bij het tweede en ieder volgend kind.

Als er geen partner is als bedoeld in artikel 2.1, lid 2, sub a, b of c:

bedraagt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bij de doelgroep genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub a., b., d. en e.:

1/6de deel van de kosten van de kinderopvang + de eigen bijdrage van 4,5% van de kosten van kinderopvang bij het oudste kind + de eigen bijdrage van 3,5% van de kosten van kinderopvang bij het tweede en ieder volgend kind.

bedraagt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bij de doelgroep genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub c., f. en g.:

1/6de deel van de kosten van de kinderopvang.

bedraagt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage bij de doelgroep genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub h.:

4,5% van de kosten van kinderopvang (eigen bijdrage) bij het oudste kind + 3,5% van de kosten van kinderopvang (eigen bijdrage) bij het tweede en ieder volgend kind.

De uurprijs die bij de vaststelling van de tegemoetkoming in aanmerking wordt genomen gaat een bij Algemene Maatregel van Bestuur vast te stellen bedrag niet te boven.

Hoofdstuk 3. Aanvraag van de tegemoetkoming

Artikel 3.1 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

naam, adres en BSN van de ouder;

indien van toepassing: naam en BSN van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

naam, geboortedatum en BSN van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per week, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

een bewijsstuk dat het kindercentrum of gastouderbureau is ingeschreven in het daarvoor geldend gemeentelijk register, indien dit kindercentrum of gastouderbureau is gevestigd buiten de gemeente Achtkarspelen of Kollumerland c.a.;

gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;

De aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Indien de aanvragende ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Hoofdstuk 4. Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

Artikel 4.1 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag sociaal-medische indicatie

Vervallen

Hoofdstuk 5. Verlening van de tegemoetkoming

Artikel 5.1 Besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

Het college besluit binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang.

Indien het besluit niet binnen bovenstaande termijn kan worden genomen, deelt het college dit aan de ouder mede en geeft daarbij aan op welke, zo kort mogelijke, termijn het besluit tegemoet kan worden gezien.

Indien de ouder de voor de beoordeling van de aanvraag benodigde gegevens niet of niet tijdig heeft ingeleverd, wordt de beslistermijn opgeschort met ingang van de dag waarop het college de ouder een hersteltermijn biedt om de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Het college deelt het besluit op de aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang door middel van een beschikking aan de ouder mede.

Artikel 5.2 Weigeringsgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.

Artikel 5.3 Beperking van de aanspraak op de tegemoetkoming

Het college verstrekt de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.

Artikel 5.4 Inhoud van de toekenningsbeschikking

Het besluit tot toekenning van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

De vaststelling dat de ouder tot een van de gemeentelijke doelgroepen behoort;

De naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

De naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

De periode en de omvang van de kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming ` wordt verleend;

Het maximaal toegekende bedrag per kalenderjaar of andere periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

De wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

De verplichtingen van de ouder.

Artikel 5.5 Ingangsdatum

De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang van start gaat, doch niet eerder dan de datum aanvraag.

Artikel 5.6 Periode waarover de tegemoetkoming wordt toegekend

De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een kalenderjaar.

Artikel 5.7 Uitbetaling van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt in de vorm van voorschotten in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Hoofdstuk 6. Definitieve vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 6.1 Besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 6.2 Verrekening met de voorschotten

Indien na verrekening met de verstrekte voorschotten blijkt dat nog een bedrag aan tegemoetkoming moet worden nabetaald, geschiedt dit binnen vier weken na de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming.

Indien na verrekening met de verstrekte voorschotten blijkt dat een bedrag aan tegemoetkoming teveel is uitbetaald, dan vindt terugvordering plaats en dient de ouder de teveel verstrekte tegemoetkoming binnen vier weken na de definitieve vaststelling terug te betalen.

Het besluit tot vaststelling met eventuele nabetaling of terugvordering wordt door middel van een beschikking aan de ouder medegedeeld.

Artikel 6.3 Opschorting en herziening

Indien het college het ernstige vermoeden heeft dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.4 in te trekken of te wijzigen kan het college de verlening van de tegemoetkoming opschorten. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of de wijziging is bekendgemaakt of op de dag waarop sedert de kennisgeving van de opschorting dertien weken zijn verstreken.

Het college trekt de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.4 in of wijzigt deze ten nadele van de ouder, indien:

de kinderopvang niet plaatsvindt of niet zal plaatsvinden;

de ouder en/of de partner niet voldoet aan de verplichtingen;

de ouder en/of de partner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de tegemoetkoming zou hebben geleid;

de verlening van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de ouder en/of de partner dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen.

De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de tegemoetkoming is verleend, tenzij bij de intrekking of de wijziging anders is bepaald.

Het college trekt de beschikking tot definitieve vaststelling van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.2. in of wijzigt deze ten nadele van de ouder, indien:

de ouder en/of de partner na de definitieve vaststelling niet voldoet aan de verplichtingen;

er sprake is van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de defintieve vaststelling van de tegemoetkoming redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager dan overeenkomstig de verlening van de tegemoetkoming zou zijn vastgesteld;

de definitieve vaststelling onjuist was en de ouder en/of de partner dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen.

Artikel 6.4 Terugvordering

Het college vordert de tegemoetkoming die als gevolg van artikel 6.3 ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend van de ouder en/of de partner terug.

De ouder en/of de partner zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de tegemoetkoming die wordt teruggevorderd.

De tegemoetkoming is invorderbaar vanaf een maand na de dag van dagtekening van de beschikking waarbij de vordering is ontstaan.

Een besluit tot terugvordering van de tegemoetkoming vermeldt hetgeen teruggevorderd wordt, de termijn waarbinnen moet worden betaald, alsmede de wijze waarop het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, ten uitvoer wordt gelegd.

Een besluit tot terugvordering van de tegemoetkoming als bedoeld in dit artikel levert een executoriale titel op in de zin van van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Hoofdstuk 7. Verplichtingen van de ouder

Artikel 7.1 Inlichtingenplicht

De ouder doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de hoogte van de tegemoetkoming of het recht op de tegemoetkoming.

De ouder verstrekt ter vaststelling van de identiteit aan het college een afschrift van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Indien de ouder een partner heeft, gelden de verplichtingen eveneens voor de partner.

Artikel 7.2 Bewaarplicht

De ouder dient de nota's van het kindercentrum of het gastouderbureau tenminste gedurende het kalenderjaar, waarop deze betrekking hebben, te bewaren ten behoeve van de definitieve vaststelling als bedoeld in artikel 6.1 van deze verordening.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

De Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang, vastgesteld op 30 november 2006 (Achtkarspelen) en 14 december 2006 (Kollumerland c.a.), wordt gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Achtkarspelen op en de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Kollumerland c.a. op
De Raden voornoemd,
de plv. Raadsgriffier, de Voorzitter,
mr. R. van der Heide T.J. van der Zwan
de Raadsgriffier, de Voorzitter,
mw. N. Ynema B. Bilker

Toelichting Verordening Tegemoetkoming kosten kinderopvang

Algemeen

Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang in werking getreden. De Wet kinderopvang beoogt het ouders of verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wet kinderopvang. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term "tegemoetkoming kosten kinderopvang (gemeente)".

Artikel 25 Wet kinderopvang bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aan deze wettelijke opdracht.

De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4.21 van de Algemene Wet Bestuursrecht, te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de AWB die regels stelt over subsidies is van toepassing op de tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door gemeenten drie regelingen van toepassing zijn:

de gemeentelijke Verordening Tegemoetkoming kosten kinderopvang

de Wet kinderopvang

de subsidieregels in titel 4.2 van de Awb.

Aangezien deze Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang specifiek voorziet in de subsidieverstrekking voor de kosten van kinderopvang staat deze daarmee in rangorde boven de Algemene subsidieverordening.

Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen

In deze verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de ouders van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar moeten zijn.

Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderen

De gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten "open-einde regeling". Dit betekent dat iedereen die op grond van de wet behoort tot de gemeentelijke doelgroep aanspraak heeft op een tegemoetkoming van de gemeente.

Om gemeenten in staat te stellen de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen beheersbaar te houden, zijn in de verordening de volgende bepalingen opgenomen:

de omvang van de aanspraak op een tegemoetkoming van ouders die geen eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang hoeven te betalen, wordt aan beperkingen gebonden. In de verordening wordt bepaald dat bij deze groep ouders de tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de combinatie van arbeid en zorg mogelijk te maken.

Er worden geen tegemoetkomingen met terugwerkende kracht verstrekt. Een gemeentelijke tegemoetkoming wordt nooit eerder verstrekt dan met ingang van het tijdstip waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen.

De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er daadwerkelijk kinderopvang plaatsvindt.

De tegemoetkoming wordt uitbetaald in maandelijkse voorschotten. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen die de gemeente van de ouders moet terugvorderen, beperkt.

Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaar

Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van één kalenderjaar. Daarmee wordt aangesloten bij de wijze waarop de betalingen van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst plaatsvinden. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd. Een uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode (bijvoorbeeld de duur van een reïntegratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat).

Verstrekking van de tegemoetkoming in twee stappen

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ouder van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt gegeven nog niet zeker is dat de ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak. De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan de gemeente onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindercentrum of gastouderbureau op te vragen.

Toelichting per artikel

Artikel 1.1

Voor de begripsbepalingen is aangesloten bij datgeen dat in de wetten staat genoemd.

Artikel 2.1

Aangezien de wet niet echt doorzichtig is voor wat betreft het kunnen bepalen van de gemeentelijke doelgroepen is gekozen een opsomming hiervan in de verordening op te nemen. Hierbij is rekening gehouden met het besluit van de Minister van de SZW d.d. 18 augustus 2004 inzake het niet in werking laten treden van de artikelen in de Wet kinderopvang die betrekking hebben op de gemeentelijke doelgroep personen met een sociaal-medische indicatie.

Artikel 2.2

Omdat ook de hoogte van de gemeentelijke bijdrage in de tegemoetkoming voor kinderopvang voor de verschillende doelgroepen moeilijk uit de wet is af te leiden is dit eveneens opgenomen in deze verordening.

Artikel 3.1

De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 26 Wet kinderopvang). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont (artikel 22, derde lid, Wet kinderopvang). De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 AWB).

Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een kalenderjaar (artikel 5.6) moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Om de lasten voor de aanvragers zo beperkt mogelijk te houden, verdient het aanbeveling dat de gemeente het aanvraagformulier voor een vervolgaanvraag aan de ouders toestuurt, waarbij het formulier reeds is ingevuld met de gegevens die bij de gemeente bekend zijn. De ouder hoeft dan alleen de mutaties op het aanvraagformulier aan te geven.

Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met vermindering van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddelijk mededeling doen aan het college (artikel 28, lid 3 Wet kinderopvang en artikel 7.1).

Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of een contract van het kindercentrum of het gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of een contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen.

Het kindercentrum of het gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (artikel 5, lid 1 Wet kinderopvang). Onderdeel e voorziet erin dat hier een bewijsstuk van wordt overgelegd. Natuurlijk is dit alleen van belang als het een kindercentrum of gastouderbureau is dat buiten de gemeenten Achtkarspelen of Kollumerland c.a. gevestigd is.

Onderdeel f van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens wordt gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens, omdat de gemeente over de gegevens beschikt:

de ouder of partner ontvangt een uitkering in het kader van de WWB, WIJ, IOAW/IOAZ of Anw én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

de ouder is een niet-uitkeringsgerechtigde (NUG'er), is als werkzoekende geregistreerd bij UWV Werkbedrijf én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

de ouder is een vreemdeling die een inburgeringsprogramma als bedoeld in de Wi volgt;

In andere gevallen zal de ouder de volgende gegevens aan de gemeente moeten verstrekken:

De ouder ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaars:

Een bewijsstuk van de (centrum)gemeente van wie de Wwik-uitkering wordt ontvangen.

De ouder heeft de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, volgt scholing of een opleiding en ontvangt algemene bijstand of kan dat ontvangen:

Een bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituut.

De ouder is ingeschreven bij een school of een instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen of in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000:

Een bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituut.

De ouder of diens partner ontvangt een WW-uitkering en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling:

Een bewijs van een trajectplan van UWV Werkbedrijf.

De ouder of diens partner is arbeidsgehandicapte en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling:

Een bewijs van een trajectplan van het UWV Werkbedrijf.

In het derde lid wordt bepaald dat indien de ouder een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent.

Artikel 4.1

Vervallen

Artikel 5.1

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag om een tegemoetkoming is gebaseerd op de termijnen die gelden in het kader van de WWB. Ook de overige systematiek van verlenging beslistermijnen en het bieden van hersteltermijnen, komt rechtstreeks voort uit de WWB-praktijk. De reden hiervoor is dat de kinderopvang in heel veel gevallen moet worden gezien als een onderdeel van het reïntegratie-traject.

Lid 4 tenslotte regelt dat het besluit als een beschikking (een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling dat op een individu gericht is en niet van algemene strekking is) moet worden medegedeeld.

Artikel 5.2

Dit artikel bevat de weigeringsgrond. Naast deze weigeringsgrond in dit artikel kent de AWB ook een aantal gronden om de subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Het tweede lid van artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de ouder:

in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, danwel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 5.3

De Wet kinderopvang regelt uitsluitend de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van de gemeente voor de kosten van kinderopvang en niet de omvang van die aanspraak. Wanneer een ouder op basis van de criteria tot één van de gemeentelijke doelgroepen behoort, heeft deze recht op een gemeentelijke tegemoetkoming. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal uren kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verstrekt. Dit past in het systeem van de wet waarin de ouder zélf bepaalt hoeveel kinderopvang hij nodig heeft in verband met de combinatie van arbeid en zorg.

Om de kosten voor de gemeente te kunnen beheersen, is deze bepaling in de verordening opgenomen die de aanspraak op een tegemoetkoming enigzins beperkt. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om per geval te beoordelen hoeveel kinderopvang de ouder redelijkerwijs nodig heeft om de arbeid die hij verricht te kunnen combineren met zorgtaken. Bij het bepalen van de omvang van de kinderopvang die redelijkerwijs nodig is om arbeid en zorg te combineren, zal ook rekening moeten worden gehouden met omstandigheden als een handicap of chronische ziekte van de ouder(s) of een beperking die de huiselijke situatie meebrengt voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind. Voor deze beoordeling hoeft geen advies te worden aangevraagd.

Artikel 5.4

Dit artikel spreekt voor zich. Het behoeft geen betoog dat door het opnemen van al de in dit artikel genoemde onderdelen een gemotiveerde beschikking ontstaat. Ten aanzien van de verplichtingen van de ouders wordt verwezen naar Hoofdstuk 7 van deze verordening. Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de AWB. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar en beroep kan worden ingesteld.

Artikel 5.5

Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn twee ingangsdata mogelijk:

De datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen. In deze situatie zal de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient reeds kinderopvang hebben.

De datum waarop de kinderopvang van start gaat

De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen. De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. de verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.

Artikel 5.6

De tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot en met 31 december van het betreffende jaar. Dit betekent dat een ouder elk jaar voor 1 januari opnieuw een aanvraag om een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen.

Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op een tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een reïntegratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door in zo'n geval de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het reïntegratietraject (of een andere vorm van arbeid), hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van dde tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen.

Artikel 5.7

De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de ouder recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele tegemoetkomingsjaar betreft).

De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Artikel 6.1

De ouder is verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend, dient het overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31 december bij het college te worden ingediend. Het overzicht van de kosten bestaat uit de verzameling nota's. Bij twijfel over de rechtmatigheid hiervan kan desgewenst een overzicht bij het kindercentrum of het gastouderbureau worden opgevraagd en vergeleken met de ingeleverde nota's. Het college heeft vervolgens acht weken de tijd om de tegemoetkoming definitief vast te stellen.

In het besluit tot het vaststellen van de definitieve tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.

Artikel 6.2

Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming en het terug te vorderen deel van het te hoog vastgestelde voorschot. In alle gevallen krijgt de ouder een beschikking.

Artikel 6.3

In dit artikel worden de mogelijkheden van opschorting en herziening van de verlening van de tegemoetkoming en de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming behandeld. De omschrijvingen zijn rechtstreeks gebaseerd op hetgeen over subsidieverlening en vaststelling in de AWB is geregeld.

Artikel 6.4

Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder en/of de partner is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag terugvorderen. In artikel 38 van de Wet kinderopvang worden de bepalingen van de WWB over de terugvordering van bijstand van overeenkomstige toepassing verklaard op het terugvorderen van een tegemoetkoming. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt en dat er sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid en dat een terugvorderingsbeschikking een executoriale titel oplevert.

Artikel 7.1

Ten aanzien van de inlichtingenplicht zijn de bepalingen uit de WWB overgenomen.

Artikel 7.2

Het spreekt met het oog op de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.1 voor zich dat de ouder en/of de partner de nota's van het kindercentrum of het gastbureau bewaren en deze na afloop van het kalenderjaar bij de gemeente inleveren.

Artikel 8.1

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8.2

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.