Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal Wet Werk en Bijstand

Geldend van 01-07-2009 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2009

Intitulé

Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal Wet Werk en Bijstand

ALGEMEEN

Wettelijk kader

Overige grondslagen voor het bijstandsverhaal

  • 3.

    De uitvoering van het bijstandsverhaal wordt mede bepaald door:

    • a.

      het rapport van de landelijke werkgroep TREMA (Tijdschrift voor de Rechtelijke Macht) ten aanzien van de vaststelling van alimentatiebedragen, alsmede de financiële bijlagen bij dit rapport;

    • b.

      de beoordeling door de Rechtbank en het Gerechtshof;

    • c.

      de relevante gepubliceerde jurisprudentie in alimentatiezaken en bijstandsverhaal;

    • d.

      de circulaires van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bijstandsverhaal 21 januari 1993 en 14 juli 1995.

VERHAAL VAN BIJSTAND

Verhaal van bijstand

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand:

    • a.

      tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

    • b.

      tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

    • c.

      tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

    • d.

      op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

    • e.

      op de nalatenschap van de persoon indien:

      • 1.

        ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend dan wel anderszins onverschuldigd is betaald en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;

      • 2.

        bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.

  •  

  • 5.

    In verband met de wettelijke onderhoudsplicht verhaalt het college van burgemeester en wethouders op de onderhoudsplichtige:

  • 6.

    De wettelijke onderhoudsplicht als genoemd in artikel 5b heeft geen betrekking op de kosten van incidentele bijzondere bijstand ingevolge artikel 35 van de Wet Werk en Bijstand.

HERZIEN VAN VERHAAL VAN BIJSTAND

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders kan op grond van een herzieningsverzoek van de onderhoudsplichtige en als gevolg van diens gewijzigde omstandigheden, waaronder een aanzienlijke verhoging van de woonlasten, een terugval van inkomen buiten de schuld om van de onderhoudsplichtige en een wijziging in de gezinssituatie, de opgelegde onderhoudsbijdrage geheel of ten dele herzien.

GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN VERHAAL VAN BIJSTAND

Afzien van het nemen van een verhaalsbesluit

  • 8.

    Het college van burgemeester en wethouders ziet af van het nemen van een verhaalsbesluit indien:

    • a.

      het op te leggen verhaalsbedrag, al dan niet in aanvulling op een reeds bestaande alimentatieverplichting, lager is dan € 50,- per maand;

    • b.

      daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Schuldsanering en faillissement

  • 9.

    De onderhoudsplichtige wordt geacht geen draagkracht te hebben als hij is toegelaten tot én voor de duur van het gerechtelijke traject van schuldsanering in het kader van de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen).

  • 10.

    De vordering op de onderhoudsplichtige in verband met verhaal van bijstand wordt, tot de datum van toelating tot een schuldsanering in het kader van de WSNP, ingebracht in de schuldsanering, waarbij de gemeente zich beroept op de wettelijke bevoorrechting die aan deze vordering is toegekend.

  • 11.

    Een voorstel tot schuldsanering wordt alleen in overweging genomen als de schuldsanering tot stand komt door tussenkomst van een erkende schuldhulpverlenende organisatie.

  • 12.

    Ingeval van faillissement van de onderhoudsplichtige:

    • a.

      wordt voor de duur van het faillissement de maandelijkse verhaalsbijdrage op nihil gesteld, tenzij de faillissementsrechter de verhaalsbijdrage als een maandelijkse verplichting heeft opgenomen in de faillissementsbeschikking, en;

    • b.

      wordt bij de curator de vordering tot de datum van de uitspraak van het faillissement ingediend als zijde een preferente vordering.

BEOORDELING VAN MATE VAN ONDERHOUDSPLICHT

Beoordeling onderhoudsplicht

  • 13.

    Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 4 onder a, b en c en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

  • 14.

    Voor de in artikel 13. genoemde beoordeling wordt ten aanzien van de vaststelling van de verhaalsbijdrage, het rapport van de werkgroep TREMA voor de vaststelling van alimentatiebedragen, de zogenaamde TREMA-normen, toegepast.

VERHALEN VAN RECHTERLIJKE UITSPRAAK BETREFFENDE LEVENSONDERHOUD

Verhaal op grond van rechterlijke uitspraak (alimentatiebeschikking)

  • 15.

    Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak.

  • 16.

    De betaling van het verschuldigde geschiedt binnen 30 dagen na bekendmaking van het besluit tot verhaal overeenkomstig artikel 15.

  • 17.

    Degene op wie wordt verhaald, kan binnen de termijn waarbinnen betaling moet plaatsvinden tegen het besluit tot verhaal in verzet komen door een verzoekschrift aan de rechtbank. Het verzet kan niet gegrond zijn op de bewering dat de uitkering tot onderhoud ten onrechte is opgelegd of onjuist is vastgesteld. Indien tijdig verzet is gedaan, wordt de invordering pas voortgezet zodra het verzet is ingetrokken of ongegrond verklaard.

  • 18.

    Het college is bevoegd, met uitsluiting van degene die de bijstand ontvangt, het verschuldigde bij dwangbevel in te vorderen.

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

  • 19.

    Met inachtneming van het recht van de bijstandscliënt om zelf de inning van alimentatie over te dragen aan het LBIO, vindt inning van alimentatieverplichtingen bij onderhoudsplichtigen, voor zover niet vrijwillig door deze onderhoudsplichtigen aan de betalingsverplichting wordt voldaan, plaats volgens de artikelen 15 tot en met 18.

HERZIENING BESCHIKKING RECHTBANK

Verhaalsbijdrage in aanvulling op een door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage (alimentatiebeschikking)

  • 20.

    Het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag kan op verzoek van het college of van degene op wie verhaal wordt uitgeoefend door de rechter worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden.

  • 21.

    Het college kan aan de rechter verzoeken het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

    • a.

      deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden, genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;

    • b.

      geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

  • 22.

    Het verhaalsbedrag zoals bedoeld in de artikelen 20. en 21. wordt niet opgelegd als dit minder bedraagt dan € 50,- per maand.

HET VERHAALSBESLUIT

Het verhaalsbesluit

  • 23.

    Een besluit tot verhaal op grond van artikel 1 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt de ingangsdatum van de op te leggen verhaalsbijdrage en het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.

  • 24.

    Bij verhaal op de nalatenschap wordt de mededeling gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

  • 25.

    Het verhaalsbesluit wordt gezonden naar het adres waar de belanghebbende volgens de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, tenzij belanghebbende uitdrukkelijk heeft verzocht om toezending van correspondentie op een ander adres.

VERHAAL IN RECHTE

Verhaal in rechte

  • 26.

    Indien de belanghebbende weigert of nalaat noodzakelijke informatie aan het college te verstrekken dan wel niet uit eigen beweging bereid is de verhaalsbijdrage aan het college te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling ervan overgaat, besluit het college tot verhaal in rechte.

  • 27.

    Het college ziet af van verhaal in rechte indien het een afgesloten periode betreft en het totaal te verhalen bedrag niet hoger is dan € 250,-.

Wijziging door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage

  • 28.

    Het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag kan worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden dan wel als blijkt dat het verhaalsbedrag niet (meer) voldoet aan de wettelijke maatstaven.

HERONDERZOEK

Onderzoek naar draagkracht

  • 29.

    In verband met de aanpassing van een opgelegde verhaalsbijdrage vindt eenmaal per drie jaar een heronderzoek plaats naar de wijzigingen in de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige.

  • 30.

    De termijn van een heronderzoek is eenmaal per vijf jaar ingeval de rechter de onderhoudsbijdrage (alimentatie- en verhaalsbeschikking) heeft vastgesteld.

  • 31.

    Van de in artikelen 29. en 30. genoemde termijnen kan worden afgeweken indien tussentijds bekend wordt dat zich wijzigingen hebben voorgedaan of zullen gaan voordoen in de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige.

Onderzoek naar incassomogelijkheden

  • 32.

    Als de onderhoudsplichtige niet uit vrije wil volledig voldoet aan de opgelegde betalingsverplichting dan doet het college van burgemeester en wethouders onderzoek naar de mogelijkheden van gedwongen incasso, waarbij binnen de wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden van de gemeente informatie bij derden wordt ingewonnen.

INVORDERING

Acceptgirokaarten

  • 33.

    Voor de betaling van de opgelegde betalingsverplichting verzendt het college van burgemeester en wethouders in beginsel maandelijks acceptgirokaarten. Deze verzending vindt steeds plaats aan het einde van de maand en heeft betrekking op diezelfde maand. De betaling vindt dus achteraf plaats. En het niet ontvangen van acceptgirokaarten ontslaat de belanghebbende niet van de verplichting tot het betalen van de onderhoudsbijdrage.

Vereenvoudigd derdenbeslag

  • 34.

    Indien de onderhoudsplichtige de betalingsverplichting als gevolg van de gerechtelijke uitspraak niet of niet meer nakomt, dan wordt de verhaalsbeschikking ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het leggen van executoriaal derdenbeslag op loon of uitkering is uitbesteed aan een gerechtsdeurwaarder. Met hem zijn samenwerkingsafspraken gemaakt over de afhandeling van correspondentie, onmacht van incasso, tussentijdse afdrachten, periodiek overleg, de tarifering en de afhandeling van zaken buiten het rayon Alkmaar.

OVERIGE BEPALINGEN

Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

  • 35.

    Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders dienaangaande paragraaf 6.5 van de Wet Werk en Bijstand, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Inwerkingtreding

  • 36.

    De Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal Wet Werk en Bijstand treden in werking met ingang van 1 juli 2009.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders op 22 september 2009.
Bekend gemaakt in het gemeenteblad op 30 september 2009.
Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 30 september 2009.

TOELICHTING BELEIDSREGELS EN UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN VERHAAL WET WERK EN BIJSTAND

Met ingang van 1 januari 2004 is de Algemene bijstandswet (Abw) vervangen door de Wet Werk en Bijstand (Wwb). De artikelen 56, 61 en 62 van de Wet Werk en Bijstand, betreffende de kinderalimentatie en het bijstandsverhaal, zijn daarbij niet in werking getreden in afwachting van de invoering van een gewijzigd kinderalimentatiestelsel.

In artikel 13 Invoeringswet Wet Werk en Bijstand was bepaald dat kosten van bijstand vooralsnog door het college van burgemeester en wethouders kon worden verhaald in de gevallen en overeenkomstig de regels aangegeven in de artikelen 92 lid 2 en 3 Abw tot en met artikel 105 en artikel 141 Abw. Dit was bedoeld als tijdelijke maatregel in afwachting van de inwerkingtreding van het nieuwe kinderalimentatiestelsel. Aangezien dit nieuwe kinderalimentatiestelsel er niet is gekomen zijn de verhaalsbepalingen opgenomen in de Wet Werk en Bijstand. De verplichting tot bijstandsverhaal uit de Abw is daarbij een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders geworden.

Nu het bijstandsverhaal een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders is geworden, is het noodzakelijk om in beleidsregels te beschrijven op welke wijze er uitvoering aan deze bevoegdheid wordt gegeven. De beleidsregels zijn een weergave van de huidige uitvoeringspraktijk op hoofdlijnen. Deze uitvoeringspraktijk is vooralsnog dezelfde als in het verleden reeds werd toegepast.

Met ingang van 1 juli 2009 is de vierde Tranche van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Het betreft een homogenisering en codificering van onder meer de inning van bestuurlijke geldschulden en bestuurlijke boetes. De overheveling van onderwerpen van bijzondere wetten, zoals de Wet Werk en Bijstand, naar de Algemene Wet Bestuursrecht betekent ook voor sociale zekerheidswetgeving in het gemeentelijk domein dat overeenkomstig de gestandaardiseerde werkwijze in de uitvoering moet worden gehandeld. De bepalingen van de vierde Tranche Algemene Wet Bestuursrecht zijn verwerkt in de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal Wet Werk en Bijstand.

Als gevolg van de vierde Tranche van de Algemene Wet Bestuursrecht treden de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal Wet Werk en Bijstand in werking met ingang van 1 juli 2009.