Regeling vervallen per 13-01-2012

Verordening op de vaste commissies van de raad

Geldend van 01-12-2005 t/m 12-01-2012

Intitulé

Verordening op de vaste commissies van de raad

Artikel Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    fractie: een in de raad vertegenwoordigde groepering als bedoeld in artikel 82 lid 3 van de Gemeentewet;

  • b.

    presidium: orgaan, zoals bedoeld in artikel 4 van het reglement van orde voor de raadsvergaderingen;

  • c.

    fractieassistent: een overeenkomstig het reglement op de fractie-assistent als zodanig aangewezen persoon.

Artikel 2 De commissies en de beleidsterreinen

Er zijn de volgende raadscommissies:

  • a.

    de commissie bestuur en middelen: deze commissie behandelt zaken op het gebied van algemeen bestuurlijke zaken, openbare orde en veiligheid, grote stedenbeleid (GSB), financiën, onderzoek gemeenterekening, personeel en organisatie, communicatie, onderzoek en statistiek en informatievoorziening;

  • b.

    de commissie stedelijke ontwikkeling en beheer: deze commissie behandelt zaken op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV), volkshuisvesting, grondzaken, economische zaken, verkeer, toerisme, stadsbeheer, centrummanagement, milieu en energiezaken;

  • c.

    de commissie samenlevingszaken: deze commissie behandelt zaken op het gebied van sociale zaken, werkgelegenheid, onderwijs, emancipatie, kredietbank, welzijn, Wet voorzieningen gehandicapten (WVG), cultuur, wijkgericht samenwerken, migrantenbeleid, sport en volksgezondheid.

Artikel 3 Taken van de commissies

  • 1.

    Elke commissie heeft tot taak, hetzij op verzoek van de raad, het presidium of een door de raad ingestelde werkgroep, hetzij uit eigen beweging, de raad van advies te dienen ten aanzien van onderwerpen, die tot het werkterrein van de commissie behoren.

  • 2.

    Een commissie heeft tevens tot taak het namens de raad plegen van overleg met het college van burgemeester en wethouders over voorstellen van dit college aan de raad.

Artikel 4 Samenstelling van de commissies

  • 1.

    De leden en de plaatsvervangende leden van een commissie worden benoemd uit het midden van de leden van de raad en de fractieassistenten.

  • 2.

    De raad benoemt de leden en de plaatsvervangende leden op voordracht van de fracties.

  • 3.

    Iedere fractie draagt voor een commissie ten hoogste 3 leden en ten hoogste 3 plaatsvervangende leden voor. Een lid van een commissie neemt niet deel aan de vergadering van de commissie als hij zich doet vervangen door een plaatsvervangend lid. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande volzin wordt, overal waar in deze verordening verder sprake is van een lid van een commissie, daar tevens onder verstaan een plaatsvervangend lid dat als zodanig optreedt.

  • 4.

    De griffier of een door hem aan te wijzen ambtenaar is commissiegriffier.

  • 5.

    De leden van de commissies worden zo mogelijk in de eerste vergadering van een nieuwe zittingsperiode van de raad benoemd.

  • 6.

    Indien niet kan worden voldaan aan het bepaalde in lid 5 en bij tussentijdse vacatures voorziet de raad zo spoedig mogelijk in het benoemen van nieuwe leden van de commissies.

  • 7.

    De leden van de commissies treden af op de dag waarop de leden van de raad aftreden. Zij kunnen tussentijds ontslag nemen. Op verzoek van de fractie die een lid heeft voorgedragen, ontslaat de raad het lid.

  • 8.

    De leden van de raad en de fractieassistenten die geen lid zijn van de commissie kunnen, als de voorzitter hiermee instemt, deelnemen aan de discussie over een voorstel.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1.

    De raad kiest voor elke commissie uit zijn midden een voorzitter. Een voorzitter wordt benoemd voor een periode van twee jaar, waarna een evaluatie plaatsvindt. De voorzitters vervangen elkaar onderling. Voor die situaties dat de voorzitters elkaar niet kunnen vervangen kiest de raad uit zijn midden één of meer plaatsvervangende voorzitters. Zij zijn geen plaatsvervanger voor één specifieke commissie, maar vormen een "pool" van plaatsvervangende voorzitters. Waar in deze verordening verder sprake is van de voorzitter wordt daaronder tevens begrepen een plaatsvervangend voorzitter, voor zover deze met de waarneming van het voorzitterschap is belast.

  • 2.

    De voorzitter is geen lid van de commissie, neemt in de vergadering van de commissie niet deel aan de discussie en heeft in de commissie geen stemrecht.

  • 3.

    De voorzitter heeft de leiding van de vergadering van de commissie en formuleert het advies van de commissie.

  • 4.

    De voorzitter kan – in geval een fractie tijdens een vergadering van de commissie afwezig is – het tevoren aan hem door die fractie ter kennis gebrachte standpunt over een bepaald onderwerp meedelen.

Artikel 6 Werkwijze van de commissie

  • 1

    Jaarlijks in oktober stelt het presidium een vergaderschema voor de commissies voor het daaropvolgende kalenderjaar vast.

  • 2.

    In dit schema worden in elke periode van ca. 4 weken voorafgaand aan een raadsvergadering de commissievergaderingen gepland. Overigens vergadert een commissie zo dikwijls als haar voorzitter zulks nodig oordeelt of indien tenminste drie leden, onder opgaaf van redenen, schriftelijk de wens daartoe te kennen geven. Een op initiatief van tenminste drie leden gewenste vergadering wordt uiterlijk binnen veertien dagen gehouden. De voorzitter stelt de datum vast.

  • 3.

    Ten aanzien van een vergadering geldt het volgende:

    • a.

      de voorzitter nodigt de leden van de commissie - spoedeisende gevallen daargelaten - tenminste tien dagen voor de vergadering schriftelijk ter vergadering uit;

    • b.

      bij de uitnodiging wordt een agenda met de daarbij behorende voorstellen gevoegd;

    • c.

      de commissiegriffier brengt de agenda tevens ter kennis aan de leden van het college van burgemeester en wethouders;

    • d.

      tegelijkertijd met de oproeping brengt de commissiegriffier dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen worden - met uitzondering van de stukken waaromtrent geheimhouding op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuuris opgelegd - tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd;

    • e.

      de commissiegriffier draagt zorg voor het opstellen van een schriftelijk verslag van hetgeen ter vergadering aan de orde is geweest. De leden van de commissie, de voorzitter, de portefeuillehouders en de commissiegriffier hebben het recht een voorstel tot aanpassing van het verslag aan de commissie te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk is weergegeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van het verslag schriftelijk bij de commissiegriffier te worden ingediend;

    • f.

      een vergadering eindigt in beginsel niet later dan 23.15 uur. Indien de vergadering op dit tijdstip nog voortduurt, doet de voorzitter vervolgens het voorstel de vergadering te verdagen. Het vervolg van de vergadering vindt zo spoedig mogelijk plaats. De voorzitter stelt de datum vast.

  • 4.

    Minimaal éénmaal per twee jaar evalueert de betreffende commissie haar functioneren evenals dat van de voorzitter.

Artikel 7 Agenda

  • 1.

    De voorzitter stelt in overleg met de commissiegriffier de agenda vast.

  • 2.

    Per agendapunt wordt duidelijk aangegeven wat volgens de voorzitter het doel van de bespreking is, te weten:

    • *)

      het geven van advies;

    • *)

      ter opiniërende bespreking;

    • *)

      een ander door de voorzitter geformuleerd vergaderdoel.

  • De

    commissie kan besluiten het door de voorzitter voorgestelde vergaderdoel te wijzigen.

  • 3.

    Indien een lid van de commissie een onderwerp wil agenderen, geeft hij daartoe uiterlijk één dag voor de datum waarop de agendacommissie bijeenkomt de probleemstelling en het vergaderdoel aan de commissiegriffier door.

  • 4.

    Voor zover de voorzitter, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, portefeuillehouders doet uitnodigen om aanwezig te zijn en deel te nemen aan de beraadslagingen, worden agendapunten zo mogelijk gegroepeerd naar portefeuillehouder op de agenda geplaatst.

  • 5.

    Het begin van de agenda luidt als volgt:

    • 1.

      Opening en mededelingen

    • 2.

      Vaststelling agenda

    • 3.

      Vaststellen verslag en actielijst

    • 4.

      Spreekrecht publiek

    • 5.

      Rondvraag

    • 6.

      Ingekomen stukken

  • 6.

    In de rondvraag kunnen door de leden van de commissie korte vragen worden gesteld. Indien een ter vergadering aanwezig lid van het college in staat is de vraag te beantwoorden, stelt de voorzitter hem daartoe in de gelegenheid.

  • 7.

    Stukken ter kennisgeving worden opgenomen in een lijst met ingekomen stukken. Over stukken op de lijst met ingekomen stukken kunnen slechts korte vragen worden gesteld. Indien een ter vergadering aanwezig lid van het college in staat is de vraag te beantwoorden, stelt de voorzitter hem daartoe in de gelegenheid. Mocht een lid van de commissie toch behandeling wensen, dan kan dit door het te agenderen voor de volgende commissievergadering. Het commissielid geeft daartoe uiterlijk één dat voor de datum waarop de agendacommissie bijeenkomst de probleemstelling en het vergaderdoel aan de commissiegriffier door.

  • 8.

    De commissievoorzitter en de commissiegriffier kunnen agendapunten geclusterd aan het eind van de agenda agenderen. Over deze geclusterde agendapunten vindt geen beraadslaging plaats, enkel advisering. Op verzoek van een commissielid ten aanzien van één of meer geclusterde agendapunten bij het vaststellen van de agenda draagt de voorzitter zorg voor beraadslaging daarover tijdens de vergadering.

Artikel 8 Uitnodigen niet-commissieleden

  • 1.

    Indien bij een agendapunt overleg met één of meer portefeuillehouders voorzien is, worden de betreffende portefeuillehouders namens de voorzitter door de commissiegriffier uitgenodigd bij de vergadering aanwezig te zijn en bij dat agendapunt deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 2.

    De portefeuillehouder mag zich door deskundigen laten bijstaan. Met toestemming van de voorzitter mogen deskundigen het woord voeren.

  • 3.

    De voorzitter kan, al dan niet op verzoek van de commissie, één of meer deskundigen uitnodigen om bij een agendapunt informatie aan de commissie te geven.

Artikel 9 Vergaderwijze

  • 1.

    Een commissie vergadert alleen indien meer dan de helft van de fracties vertegenwoordigd is.

  • 2.

    De voorzitter van de commissie stelt na behandeling van elk agendapunt voor of sprake is van een bespreekstuk (na commissiebehandeling ook in de gemeenteraad te bespreken) of van een hamerstuk (tijdens commissiebehandeling afdoende besproken, niet meer in de gemeenteraad bespreken). De commissie beslist over dit voorstel.

  • 3.

    De commissie brengt schriftelijk advies uit. Van het gevoelen der minderheid wordt melding gemaakt in het advies.

  • 4.

    Zonodig kan een commissie, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, adviezen uitbrengen zonder in vergadering bijeen te zijn geweest.

  • 5.

    Overleg over het uit te brengen advies kan op iedere gewenste wijze plaatsvinden.

  • 6.

    De voorzitter en ieder commissielid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen. Over een voorstel van orde beslist de commissie terstond. Een voorstel van orde is aangenomen bij meerderheid van stemmen.

Artikel 10 Spreekregels

  • 1.

    De leden spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Technische en feitelijke vragen worden buiten de commissievergadering gesteld aan de portefeuillehouder.

  • 3.

    Bij de beraadslaging over een voorstel worden twee termijnen onderscheiden. De voorzitter kan, gelet op de aard van het voorstel, aan de commissie voorstellen een informatieve ronde, waarin korte informatieve vragen kunnen worden gesteld, toe te voegen of de tweede termijn achterwege te laten.

  • 4.

    Tijdens de eerste en tweede termijn verleent de voorzitter alle aanwezige leden en de portefeuillehouder desgevraagd tenminste éénmaal het woord, met dien verstande dat een lid of de portefeuillehouder wiens woorden door een ander lid of de portefeuillehouder worden weersproken (repliek), steeds gelegenheid krijgt tot een korte dupliek. In de regel geeft de voorzitter geen gelegenheid tot tripliek. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de sprekers in de eerste en tweede termijn aan het woord komen.

  • 5.

    In de afsluitende ronde vat de voorzitter samen of het raadsvoorstel als een bespreek- of hamerstuk geagendeerd wordt voor de raadsvergadering.

Artikel 11 Openbaarheid

  • 1.

    De vergaderingen van de commissie worden in het openbaar gehouden, behoudens in de gevallen als bedoeld in artikel 86 lid 1 van de Gemeentewet.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt, desgewenst op verzoek van de betreffende portefeuillehouder. Het verzoek wordt in het openbaar behandeld.

  • 3.

    De commissie beslist vervolgens in het openbaar of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de commissie anders beslist.

Artikel 12

  • 1.

    Indien de commissie van oordeel is dat bepaalde stukken niet openbaar gemaakt dienen te worden, kunnen de leden van de raad en fractie-assistenten die geen lid zijn van de desbetreffende commissie deze stukken inzien op een door de griffier nader te bepalen plaats in het stadhuis.

  • 2.

    Het inzien van geheime stukken als bedoeld in artikel 86 lid 2 van de Gemeentewetgeschiedt overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 13 Spreekrecht publiek

  • 1.

    Toehoorders, die daartoe de wens te kennen hebben gegeven vóór de aanvang van de vergadering, worden voor zover het betreft geagendeerde onderwerpen, op een door de voorzitter te bepalen moment, voorafgaande aan de beraadslaging over dat onderwerp, in de gelegenheid gesteld kort en bondig ter zake van het betreffende onderwerp opmerkingen te

  • maken

    en vragen te stellen. Degene die gebruik wil maken van het spreekrecht, meldt dit tenminste 6 uur voor de aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 2.

    Voor de beraadslaging door de leden van de commissie in tweede termijn kan de voorzitter de toehoorder, die heeft ingesproken, in de gelegenheid stellen een korte reactie te geven.

  • 3.

    Onmiddellijk voorafgaand aan de rondvraag, als bedoeld in artikel 7 lid 5, worden toehoorders, die daartoe de wens te kennen hebben gegeven vóór de aanvang van de vergadering, in de gelegenheid gesteld kort en bondig opmerkingen te maken en vragen te stellen over onderwerpen, die niet op de agenda van de commissie geplaatst zijn.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt in overleg met de commissie de totale voor toehoorders beschikbare spreektijd, de aan iedere spreker maximaal toegestane spreektijd en de volgorde van de sprekers.

  • 5.

    De voorzitter kan degenen die van het spreekrecht gebruik maken of willen maken te allen tijde het woord ontnemen of hen het recht te spreken ontzeggen.

Artikel 14 Handhaving orde

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de commissievergadering en is bevoegd, wanneer de orde op enigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, hen, of alle toehoorders, te doen vertrekken.

  • 2.

    De voorzitter kan de commissie voorstellen aan een lid van de commissie dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Bij aanneming moet het lid de vergadering onmiddellijk verlaten. Bij weigerachtigheid doet de voorzitter hem verwijderen.

Artikel 15 Vervallen

Artikel 16 Schorsing en sluiting

De voorzitter kan in bijzondere gevallen of ter handhaving van de orde, de commissievergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen of sluiten.

Artikel 17 Uitleg

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, of bij twijfel omtrent de toepassing ervan beslist de commissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 18 In werking treden en citeertitel

  • 1.

    De verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin zij is vastgesteld, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening op de vaste commissies van de raad zoals vastgesteld bij raadsbesluit op 22 februari 2001, nr. 5, gewijzigd bij raadsbesluit van 29 maart 2001 nr. 7 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 29 augustus 2002, nr.139.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening op de vaste commissies van de raad'.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2005.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 7 november 2006 en 5 maart 2009.
De bij raadsbesluit van 7 november 2006 gewijzigde artikelen 4.1, 7.2, 7.8, 10.2 en 10.6 treden in werking op 1 januari 2007.
De bij raadsbesluit van 5 maart 2009, nr. 36 gewijzigde artikelen 7.3, 7.7, 7.8, 9, 10.6, 13.1 en 15 treden in werking één dag na bekendmaking.
Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 11 maart 2009.