Regeling vervallen per 27-03-2014

Verordening Woninggebonden subsidies 1993

Geldend van 02-04-1993 t/m 26-03-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1993

Intitulé

Verordening Woninggebonden subsidies 1993

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • a.

    Begunstigde: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een verzoek doet om vaststelling en uitbetaling van de door de gemeente verleende geldelijke steun.

  • b.

    Belegger: rechtspersoon als bedoeld in het Besluit Woninggebonden Subsidies.

  • c.

    Het Besluit: het Besluit Woninggebonden Subsidies (Stb. 1992, 554)

  • d.

    Bouwplan: de beschrijving van de te bouwen woning, standplaats of woonwagen of de te treffen voorzieningen aan een woning of standplaats zoals deze op het door de raad voorgeschreven formulier door de aanvrager is gedaan, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens, zoals vereist op grond van deze verordening.

  • e.

    Budget: bedrag aan geldelijke steun dat jaarlijks door de minister aan de gemeente beschikbaar wordt gesteld, vermeerderd met het bedrag dat eventueel resteert van in vorige jaren toegekende budgetten en verminderd met het bedrag dat eventueel in vorige jaren op voorhand is besteed, ten behoeve van:

    • 1.

      sociale-huurwoningen, huurstandplaatsen, huurwoonwagens, sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen, koopwoonwagens, ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen en ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen, te noemen het budget voor de sociale bouwsector, of

    • 2.

      huurwoningen van beleggers en premiewoningen, of

    • 3.

      toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden, of

    • 4.

      toeslagen ten behoeve van huurverlaging.

  • f.

    Deelbudget: dat deel van een budget dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor een categorie woningen, standplaatsen of woonwagens of voorzieningen danwel toeslagen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 juncto 12.

  • g.

    Gereedkomingsdatum: de dag waarop de woning, de standplaats of de woonwagen gereed komt danwel de dag waarop de administratief in een plan samengevoegde woningen gemiddeld gereedkomen danwel de dag waarop een buiten de standplaats gebouwde woonwagen op de standplaats wordt geplaatst.

  • h.

    Hoofdsom: het op de datum waarop de geldelijke steun wordt verleend te bepalen bedrag aan geldelijke steun aan de hand van de desbetreffende, bij ministeriële regeling vastgestelde tabel.

  • i.

    Huurder: degene die met de verhuurder een huurovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7A:1584 van het Burgerlijk Wetboek.

  • j.

    Huurprijs: prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd conform het Besluit.

  • k.

    Huurwoning: verhuurde of te verhuren woning.

  • l.

    Ingrijpende voorziening aan een huurwoning: voorzieningen aan een huurwoning waarvan de bouw is voltooid voor 1 januari 1946 en waarvan de kosten voor het treffen van de voorzieningen verminderd met de op grond van paragraaf 6 van hoofdstuk 3 verleende toeslagen per woning meer bedragen dan de in het Besluit genoemde minimale kosten.

  • m.

    Initiatiefnemer: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een aanvraag indient voor de verlening van geldelijke steun.

  • n.

    Kosten van het verkrijgen in eigendom: de door burgemeester en wethouders vast te stellen kosten van de bouw of van de voorzieningen die kunnen bestaan uit de som van:

    • 1.

      de aanneemsom voor het verrichten van werkzaamheden;

    • 2.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woningbouw, zoals deze laatstelijk is vastgesteld;

    • 3.

      de kosten van een centrale-verwarmingsinstallatie, een liftinstallatie en andere onroerende installaties;

    • 4.

      het architectenhonorarium, indien en voor zover dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de Bond van Nederlandse Architecten;

    • 5.

      het toezicht op de uitvoering;

    • 6.

      de aansluiting op de nutsvoorzieningen;

    • 7.

      de leges voor de bouwvergunning en de precariorechten;

    • 8.

      de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

    • 9.

      de overdrachtsbelasting;

    • 10.

      huurderving voor zover deze verband houdt met het treffen van voorzieningen;

    • 11.

      renteverlies voor zover dit verband houdt met de bouw danwel het treffen van voorzieningen;

    • 12.

      het honorarium van deskundigen op het gebied van constructies;

    • 13.

      het honorarium van deskundigen op installatietechnisch of bouwfysisch gebied;

    • 14.

      de kosten van een bouwtechnisch garantiecertificaat;

    • 15.

      de kosten van administratie ten behoeve van voorbereiding en de uitvoering van de werkzaamheden;

    • 16.

      het honorarium van notarissen en makelaars;

    • 17.

      door burgemeester en wethouders goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten niet zijn voorzien of tijdens de bouw tussen de aannemer en de opdrachtgever tot de bouw zijn overeengekomen;

    • 18.

      de prijs van de bouwrijpe grond;

    • 19.

      een vergoeding van door de verhuurder verstrekte tegemoetkomingen voor door de huurder aangebrachte voorzieningen, voor zover deze gehandhaafd kunnen blijven en een of meer van de te treffen voorzieningen overbodig maken;

    • 20.

      de boekwaarde van opstallen die ten behoeve van nieuwbouw dienen te worden gesloopt c.q. die ten behoeve van realisatie van woningen dienen te worden verbouwd;

    • 21.

      de kosten verbonden aan het aantrekken van financiering ten behoeve van de realisatie van huurwoningen, huurstandplaatsen of huurwoonwagens en het treffen van voorzieningen aan huurwoningen of huurstandplaatsen;

    • 22.

      overige tussen burgemeester en wethouders en een aanvrager om geldelijke steun overeen te komen kosten.

  • o.

    Kosten van ingrijpende voorzieningen: de door burgemeester en wethouders vast te stellen kosten die direct samenhangen met het treffen van ingrijpende voorzieningen, met inachtname van het gestelde in artikel 1, lid n.

  • p.

    De minister: de minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer.

  • q.

    Sociale-huurwoning: huurwoning in eigendom van de gemeente of een toegelaten instelling waarvoor geldelijke steun is verleend.

  • r.

    Sociale-koopwoning: te bouwen woning waarvoor op grond van paragraaf 2 van hoofdstuk 3 geldelijke steun wordt verleend.

  • s.

    Toegelaten instelling: instelling, toegelaten krachtens de Woningwet.

  • t.

    Verdeelbesluit: besluit van de raad, waarin is vastgesteld dat bouwplannen van in dat besluit aangegeven gegadigden op in dat besluit aangegeven locaties in aanmerking kunnen komen voor geldelijke steun vanuit een deelbudget.

  • u.

    Verlenen van geldelijke steun: het besluit van burgemeester en wethouders dat een aanspraak op geldelijke steun verschaft.

  • v.

    Vaststellen van geldelijke steun: het besluit van burgemeester en wethouders waarbij de hoogte van de verleende geldelijke steun wordt vastgesteld en de gemeente zich verplicht tot uitbetaling.

  • w.

    Voorziening: bouwkundige maatregel aan een woning of een standplaats.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

  • 1.

    Eigenaar: opstaller, erfpachter, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene aan wie door een rechtspersoon een deelnemings- of lidmaatschapsrecht is verleend dat recht geeft op gebruik van een woning.

  • 2.

    Eigendom: opstal, erfpacht, appartementsrecht of door een rechtspersoon verleend deelnemings- of lidmaatschapsrecht dat recht geeft op gebruik van een woning.

  • 3.

    Woning: onzelfstandige woonruimte.

  • 4.

    Het verlenen van geldelijke steun aan een toegelaten instelling: het verlenen van geldelijke steun ten behoeve van het bouwen van woningen, standplaatsen of woonwagens danwel het treffen van voorzieningen aan woningen of standplaatsen in eigendom bij de gemeente.

  • 5.

    Bouwen: het verbouwen van gebouwd onroerend goed tot woonruimte, waarbij de bestemming van het onroerend goed wordt gewijzigd.

Artikel 3

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    woningen die niet geschikt of bestemd zijn om voortdurend door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

  • b.

    woningen die als ambts- of dienstwoning in gebruik zijn of als zodanig bestemd en

  • c.

    bejaardenoorden als bedoeld in de Wet op de bejaardenoorden (Stbl. 1990, 468)

Artikel 4

De algemene bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in de overige hoofdstukken van deze verordening hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken.

Paragraaf 2. Grondslag en werkingssfeer

Artikel 5

Op grond van deze verordening kunnen burgemeester en wethouders geldelijke steun verlenen voor:

  • a.

    het bouwen van sociale-huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens;

  • b.

    het bouwen van sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens;

  • c.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen en huurstandplaatsen;

  • d.

    het bouwen van huurwoningen van beleggers en premiewoningen.

Artikel 6

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen geldelijke steun verlenen in de vorm van een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden voor het bouwen van woningen of standplaatsen of het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen of huurstandplaatsen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen geldelijke steun verlenen in de vorm van een toeslag ten behoeve van huurverlaging aan een toegelaten instelling die een sociale-huurwoning of een huurstandplaats beheert:

    • a.

      die wordt gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats, of

    • b.

      waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

Artikel 7

De verlening van geldelijke steun geschiedt overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze verordening.

Paragraaf 3. Prioriteiten en nadere voorwaarden

Artikel 8

  • 1.

    Aanvragen om geldelijke steun ten behoeve van bouwplannen die, naar de mening van burgemeester en wethouders, een direct hoog rendement, alsmede een hoog doorstromingsrendement, hebben ten behoeve van de doelgroepen van beleid als geformuleerd in het gemeentelijk volkshuisvestingsplan, hebben prioriteit boven andere aanvragen om geldelijke steun.

  • 2.

    Indien er onvoldoende aanbod is van de onder 1. bedoelde plannen in relatie tot de beschikbare middelen in het betreffende deelbudget als bedoeld in artikel 11, hebben de aanvragen om geldelijke steun voor bouwplannen die een direct hoog rendement hebben ten behoeve van de onder 1. bedoelde doelgroepen de opvolgende prioriteit.

  • 3.

    Indien er onvoldoende aanbod is van de onder 1. en 2. bedoelde plannen in relatie tot de beschikbare middelen in het betreffende deelbudget als bedoeld in artikel 11, hebben de aanvragen om geldelijke steun voor bouwplannen die een hoog doorstromingsrendement hebben ten behoeve van de onder 1. bedoelde doelgroepen de opvolgende prioriteit.

  • 4.

    Indien er onvoldoende aanbod is van de onder 1., 2. en 3. bedoelde plannen in relatie tot de beschikbare middelen in het betreffende deelbudget als bedoeld in artikel 11, kunnen aanvragen gehonoreerd worden die naar de mening van het college van burgemeester en wethouders een waardevolle bijdrage leveren aan de volkshuisvesting in de gemeente.

Artikel 9

  • 1.

    Algemene nadere voorwaarden zullen door burgemeester en wethouders alleen worden overeengekomen met initiatiefnemers via een overeenkomst als bedoeld in artikel 19, nadat daaromtrent door hen het Samenwerkingsorgaan Volkshuisvesting Alkmaar is geraadpleegd.

  • 2.

    Planspecifieke nadere voorwaarden zullen door burgemeester en wethouders overeengekomen worden met de initiatiefnemer via een overeenkomst als bedoeld in artikel 19.

Artikel 10

Na de raadpleging als genoemd in artikel 9 zullen burgemeester en wethouders hieromtrent overleg voeren met de commissie volkshuisvesting en volksgezondheid waarbij zij tevens schriftelijk verslag doen van de raadpleging als bedoeld in artikel 9. Tevens geven zij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Paragraaf 4. Vaststelling en verdeling van de deelbudgetten

Artikel 11

  • 1.

    Jaarlijks stelt de raad deelbudgetten vast.

  • 2.

    De volgende deelbudgetten kunnen worden onderscheiden:

    • a.

      binnen het budget voor de sociale bouwsector:

      • 1.

        sociale-huurwoningen;

      • 2.

        huurstandplaatsen;

      • 3.

        huurwoonwagens;

      • 4.

        sociale-koopwoningen;

      • 5.

        koopstandplaatsen;

      • 6.

        koopwoonwagens;

      • 7.

        ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen;

      • 8.

        ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen;

    • b.

      binnen het budget huurwoningen van beleggers en premiewoningen:

      • 1.

        huurwoningen van beleggers;

      • 2.

        premiewoningen;

    • c.

      toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden;

    • d.

      huurverlagingstoelagen.

  • 3.

    De raad kan een deelbudget bedoeld in het eerste lid in meerdere onderdelen splitsen; dergelijke onderdelen zijn ook deelbudgetten in de zin van deze verordening.

Artikel 12

Jaarlijks neemt de raad een verdeelbesluit.

Artikel 13

  • 1.

    De raad kan burgemeester en wethouders toestemming verlenen tot nader te bepalen grenzen en onder nader te bepalen voorwaarden deelbudgetten te wijzigen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders geven geen toepassing aan het bepaalde in het eerste lid dan na het horen van de commissie volkshuisvesting en volksgezondheid.

Artikel 14

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen binnen het budget voor de sociale bouwsector en het budget huurwoningen van beleggers en premiewoningen verleende geldelijke steun wijzigen in geldelijke steun voor een andere categorie woningen dan waarvoor de geldelijke steun is verleend.

  • 2.

    Een omzetting als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats op verzoek van de initiatiefnemer.

  • 3.

    Bij een omzetting als bedoeld in het eerste lid kunnen de deelbudgetten op evenredige wijze gewijzigd worden.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders brengen de onder 1. genoemde wijzigingen ter kennis van de commissie volkshuisvesting en volksgezondheid.

Artikel 15

Indien door de minister op grond van het Besluit een budget wordt herzien kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de op grond van artikel 11 vastgestelde deelbudgetten.

Paragraaf 5. Raadpleging belanghebbende personen en organisaties

Artikel 16

  • 1.

    Deze verordening wordt slechts gewijzigd wanneer over het ontwerp door burgemeester en wethouders voorafgaand geraadpleegd zijn de lokaal of regionaal toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van burgemeester en wethouders daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties.

  • 2.

    Deze raadpleging kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden.

  • 3.

    Aan de raad doen burgemeester en wethouders schriftelijk verslag van deze raadpleging. Tevens geven zij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 17

  • 1.

    Tenminste eenmaal per jaar raadplegen burgemeester en wethouders de partijen als genoemd in artikel 16 over de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Deze raadpleging kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden.

  • 3.

    Over de raadpleging wordt schriftelijk verslag gedaan aan de raad.

Artikel 18

In de in artikel 17 bedoelde raadpleging komt tenminste aan de orde:

  • a.

    een raming van de plannen waarvoor geldelijke steun zal worden gevraagd voor de komende jaren;

  • b.

    de door burgemeester en wethouders voorgenomen verdeling van deelbudgetten voor het eerstkomende budgetjaar;

  • c.

    een omschrijving van de mogelijk toe te passen afwijkingsbevoegdheden op grond van artikel 13.

Artikel 19

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van deze verordening overeenkomsten sluiten met daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen als bedoeld in artikel 16.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid bedoelde overeenkomsten worden gesloten, brengen burgemeester en wethouders deze ter kennis van de commissie volkshuisvesting en volksgezondheid.

HOOFDSTUK 2 VERLENEN EN VASTSTELLEN VAN GELDELIJKE STEUN

Paragraaf 1. De aanvraag om geldelijke steun

Artikel 20

Een aanvraag om het verlenen van geldelijke steun geschiedt op een door burgemeester en wethouders vastgesteld en door de initiatiefnummer volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

Artikel 21

  • 1.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 20 gaat in elk geval vergezeld van de volgende gegevens:

    • a.

      de geraamde kosten van het verkrijgen in eigendom danwel van het treffen van ingrijpende voorzieningen;

    • b.

      bestekken en tekeningen van het bouwplan;

    • c.

      een opgave van het aantal woningen, standplaatsen of woonwagens waarop het bouwplan betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat tevens vergezeld van de op grond van hoofdstuk 3 vereiste gegevens.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer vrijstelling verlenen van het verstrekken van een of meer van de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens.

Artikel 22

  • 1.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 20 wordt gedaan vóór 1 oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd, tenzij anders is overeengekomen tussen burgemeester en wethouders en de initiatiefnemer.

  • 2.

    Indien een aanvraag om geldelijke steun op of na de in het eerste lid genoemde datum ontvangen wordt, kan de aanvraag aangehouden worden tot het volgende jaar.

  • 3.

    Een beslissing tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan slechts eenmaal genomen worden.

Paragraaf 2. De verlening van geldelijke steun

Artikel 23

Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 20.

Artikel 24

  • 1.

    Indien de aanvraag om verlening van geldelijke steun naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan artikel 20 en artikel 21, doen zij daarvan binnen een maand na ontvangst schriftelijk mededeling aan de initiatiefnemer onder vermelding van de nog te leveren gegevens en houden zij behandeling van de aanvraag aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.

  • 2.

    Indien binnen een maand na het verzenden van de mededeling bedoeld in het eerste lid de nog te leveren gegevens niet zijn verstrekt, verklaren burgemeester en wethouders de aanvraag om geldelijke steun niet-ontvankelijk.

Artikel 25

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen twee maanden na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 20 of na ontvangst van de gegevens bedoeld in artikel 24.

  • 2.

    Zij kunnen besluiten hun beslissing met één maand te verdagen en delen dit schriftelijk en gemotiveerd aan de aanvrager om geldelijke steun mee, alvorens de in lid 1 genoemde termijn is verstreken.

Artikel 26

  • 1.

    Aanvragen die niet voldoen aan de prioriteiten gesteld op grond van artikel 8, kunnen worden aangehouden tot 1 oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd, waarbij burgemeester en wethouders de initiatiefnemer uitnodigen het plan zodanig aan te passen dat dit binnen de prioriteiten valt.

  • 2.

    In afwijking van artikel 25 beslissen burgemeester en wethouders, op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, binnen twee maanden na 1 oktober.

Artikel 27

  • 1.

    Indien het bouwplan niet in het verdeelbesluit is opgenomen of het betreffende deelbudget overschreden zou worden wanneer geldelijke steun wordt verleend, houden burgemeester en wethouders de aanvraag aan tot het volgende jaar, tenzij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 13.

  • 2.

    Een besluit tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan slechts eenmaal genomen worden.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid afwijken indien:

    • a.

      in het verdeelbesluit het betreffende deelbudget niet of slechts gedeeltelijk met bouwplannen is belegd;

    • b.

      bouwplannen die opgenomen zijn in het verdeelbesluit in het betreffende jaar geen doorgang vinden.

Artikel 28

Burgemeester en wethouders verlenen slechts geldelijke steun indien:

  • a.

    de noodzaak is aangetoond van het bouwen van de woning, de standplaats of de woonwagen of van het treffen van de voorzieningen aan de huurwoning of de huurstandplaats;

  • b.

    het bouwplan sober en doelmatig is;

  • c.

    is voldaan aan de nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 9, eerste lid;

  • d.

    voor het bouwplan een bouwvergunning is verleend of zal worden verleend;

  • e.

    niet reeds vóór het besluit tot het verlenen van de geldelijke steun een begin met de werkzaamheden is gemaakt tenzij zij hun instemming daarmee hebben betuigd;

  • f.

    de grond waarop de woningen of de standplaats wordt gebouwd niet verontreinigd is, of de verontreiniging niet zodanig is dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders uit het oogpunt van volksgezondheid bezwaar bestaat tegen het bouwen van de woning of de standplaats op die grond;

  • g.

    er een juiste verhouding is tussen de kosten van het plan en de daarvoor geboden kwaliteit.

Artikel 29

De noodzaak van een bouwplan bedoeld in artikel 28, onder a., wordt geacht te zijn aangetoond, indien dit plan opgenomen is in het verdeelbesluit als bedoeld in artikel 12.

Artikel 30

De geldelijke steun wordt slechts verleend onder voorwaarde dat:

  • a.

    zonder toestemming van burgemeester en wethouders bij de werkzaamheden niet wordt afgeweken van het bouwplan;

  • b.

    binnen zes maanden na het besluit tot verlening van geldelijke steun de bouw tot de bovenkant van de beganegrondvloer is gevorderd danwel ingeval het treffen van voorzieningen met de werkzaamheden is gestart;

  • c.

    de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt overeenkomstig artikel 32, eerste lid en artikel 33, eerste en tweede lid;

  • d.

    de initiatiefnemer de informatie bedoeld in het besluit beschikbaar houdt en op verzoek van burgemeester en wethouders terstond levert.

Artikel 31

Burgemeester en wethouders verlenen de geldelijke steun slechts onder de voorwaarde dat de door hen belaste personen op door hen te bepalen tijdstippen:

  • a.

    toegang wordt verleend tot de bouwplaats, de woning, de standplaats, de woonwagen of het gebouw dat tot woning wordt/is verbouwd;

  • b.

    inzage wordt verleend in de op de bouw of het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

  • c.

    alle inlichtingen worden verstrekt die naar hun oordeel noodzakelijk zijn voor de beoordeling of aan de voorwaarden verbonden aan het verlenen van geldelijke steun wordt voldaan.

Paragraaf 3. De gereedmelding

Artikel 32

  • 1.

    Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de geldelijke steun verklaart de begunstigde met gebruikmaking van een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld en volledig ingevuld en ondertekend formulier dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

Artikel 33

  • 1.

    De gereedmelding bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij de bouw respectievelijk het treffen van de voorzieningen is of wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de geldelijke steun is verleend.

  • 2.

    Indien de begunstigde een ander is dan de initiatiefnemer, gaat de gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, vergezeld van een opgave van de afwijkingen van bestek en tekeningen, indien deze hebben plaatsgevonden.

  • 3.

    De initiatiefnemer dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Paragraaf 4. De vaststelling van geldelijke steun

Artikel 34

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 32, eerste lid.

  • 2.

    Indien de gereedmelding naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan het bepaalde in artikel 32, eerste lid, of artikel 33, eerste lid, doen zij daarvan binnen een maand na ontvangst schriftelijk mededeling aan de begunstigde onder vermelding van de nog te leveren gegevens en houden zij behandeling van de gereedmelding aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.

  • 3.

    Indien binnen een maand na het verzenden van de mededeling bedoeld in het tweede lid de nog te leveren gegevens niet zijn verstrekt, verklaren burgemeester en wethouders het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun niet-ontvankelijk.

Artikel 35

  • 1.

    Binnen twee maanden na ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 32, eerste lid, nemen burgemeester en wethouders een besluit op het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit als bedoeld in het eerste lid eenmaal met twee maanden verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

Artikel 36

  • 1.

    Indien burgemeester en wethouders instemmen met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun, stellen zij de geldelijke steun vast overeenkomstig het bij of krachtens het besluit bepaalde.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders doen de begunstigde hiervan mededeling, onder vermelding van de wijze van uitbetaling van de geldelijke steun.

Paragraaf 5. De intrekking van geldelijke steun

Artikel 37

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot verlening van geldelijke steun geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      een bijdrage op grond van deze verordening is verleend op grond van gegevens waarvan gebleken is dat deze zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Indien geldelijke steun is verleend en gebleken is dat de gegevens op grond waarvan de geldelijke steun werd verleend onjuist waren en waarvan de begunstigde wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist waren, kunnen burgemeester en wethouders hun besluit tot verlening van geldelijke steun intrekken en kunnen zij een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terugvorderen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot het verlenen van een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden intrekken, indien de verlening van de geldelijke steun voor dezelfde woning, standplaats of woonwagen op grond van het bepaalde in lid 1, onder a. of b., wordt ingetrokken.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot het verlenen van een toeslag ten behoeve van huurverlaging intrekken, indien de verlening van geldelijke steun voor dezelfde woningen of standplaatsen, op grond van het bepaalde in lid 1, onder a. of b., wordt ingetrokken.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders trekken hun besluit tot het verlenen van geldelijke steun in ieder geval in, indien de initiatiefnemer meldt dat de bouw of het treffen van ingrijpende voorzieningen geen doorgang zal vinden.

Paragraaf 6. Nadere bepalingen

Artikel 38

Burgemeester en wethouders delen een besluit als bedoeld in dit hoofdstuk onverwijld schriftelijk mee aan hetzij de initiatiefnemer hetzij de begunstigde, onder vermelding van de gronden waarop het besluit berust.

Artikel 39

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in hoofdstuk 3 hiervan nadrukkelijk is afgeweken.

Artikel 40

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer of de begunstigde ontheffing verlenen van een in dit hoofdstuk genoemde termijn. Een dergelijk verzoek wordt vóór het verstrijken van de betreffende termijn bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2.

    Indien burgemeester en wethouders een verzoek als bedoeld in het eerste lid honoreren, geven zij, na voorafgaand overleg met de onder 1. genoemde initiatiefnemer of begunstigde, een nieuwe termijn aan.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

HOOFDSTUK 3 BEPALINGEN PER SUBSIDIECATEGORIE

Paragraaf 1. Sociale-huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens

Artikel 41

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.1, a.2, a.3, geldelijke steun verlenen aan een toegelaten instelling voor het bouwen van respectievelijk een sociale-huurwoning, huurstandplaats of huurwoonwagen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen gelijktijdig met het verlenen van geldelijk steun voor een huurstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 42

Een aanvraag om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 21 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde aanvangshuurprijs;

  • b.

    een verklaring dat bij aanvang van de eerste huur naar verwachting een kostendekkende exploitatie mogelijk is met behulp van uitsluitend de huuropbrengst en de te verlenen bijdragen.

Artikel 43

Burgemeester en wethouders verlenen slechts geldelijke steun, indien de voorgestelde aanvangshuurprijs niet hoger is dan de bij of krachtens het Besluit bepaalde maximum huurprijs.

Artikel 44

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun voor een sociale huurwoning of huurstandplaats onder de voorwaarde dat de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de woning of de standplaats wordt gebouwd, niet meer bedraagt dan de bij of krachtens het besluit bepaalde maximum grondprijs.

  • 2.

    Indien de toepassing van het bepaalde in het eerste lid betrekking heeft op het bouwen van een aantal administratief in een complex samengevoegde sociale-huurwoningen of huurstandplaatsen geldt het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in het eerste lid, als de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond van de in dat complex opgenomen woningen of standplaatsen.

Artikel 44a

Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun voor een huurstandplaats indien

  • a.

    de standplaats wordt gebouwd overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, danwel overeenkomstig een vrijstelling daarvan als bedoeld in artikel 19 van die wet en

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeengelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met toestemming van gedeputeerde staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 44b

Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun voor een huurwoonwagen, indien de standplaats waarop die woonwagen wordt geplaatst is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, danwel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.

Artikel 44c

Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn in of aan de te plaatsen woonwagen en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 45

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat in aanvulling op de verklaring bedoeld in artikel 33 vergezeld van een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan.

Artikel 46

De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

Artikel 47

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beëindigen de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale-huurwoning, huurstandplaats of huurwoonwagen en stellen de geldelijke steun opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van een sociale-huurwoning, huurstandplaats of huurwoonwagen waarvoor geldelijke steun wordt verleend, overgaat op een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling.

  • 2.

    Indien de eigendom van de woning, standplaats of woonwagen overgaat op de gemeente of een toegelaten instelling, wordt deze vanaf het moment van de eigendomsoverdracht de begunstigde.

Paragraaf 2. Sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens

Artikel 48

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.4, a.5 en a.6, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een natuurlijke persoon die respectievelijk de woning, standplaats of woonwagen als eigenaar zal bewonen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor een koopstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 49

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder kosten van het verkrijgen in eigendom verstaan:

  • a.

    de som van de bedragen afzonderlijk vermeld als koopsom van de bouwrijpe grond en de koopsom of de koop/aanneemsom van de woning, de standplaats of de woonwagen in de overeenkomst van koop en verkoop of koop en aanneming, of

  • b.

    in gevallen waarin een woning of standplaats wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd danwel de grond en de woning of standplaats afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, wordt als koopsom van de bouwrijpe grond aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag;

  • c.

    indien een woning, standplaats of woonwagen geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd wordt als kosten van het verkrijgen in eigendom aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag;

  • d.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom kunnen in voorkomende gevallen verminderd worden met geldelijke steun verleend als bijdrage ten behoeve van voorzieningen voor gehandicapten op grond van artikel 52 van het Besluit.

Artikel 50

Een aanvraag om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 21 vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Artikel 51

Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun voor een koopstandplaats indien:

  • a.

    de standplaats wordt gebouwd overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, danwel overeenkomstig een vrijstelling daarvan als bedoeld in artikel 19 van die wet en

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeengelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met toestemming van Gedeputeerde Staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 51a

Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun voor een koopwoonwagen, indien de standplaats waarop die woonwagen wordt geplaatst, is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, danwel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.

Artikel 51b

Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn in of aan de te plaatsen woonwagen en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 51c

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat de begunstigde degene is die:

    • a.

      de woning, standplaats of woonwagen als eerste eigenaar bewoont of

    • b.

      de woning, standplaats of woonwagen bewoont met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na het tijdstip van het verlijden van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek, of

    • c.

      indien zodanige akte voor het verkrijgen in eigendom niet noodzakelijk was, met ingang van een tijdstip dat minder dan een jaar ligt na de dag waarop burgemeester en wethouders de geldelijke steun voor de eerste eigenaar hebben vastgesteld, de woning, standplaats of woonwagen als eigenaar bewoont, of

    • d.

      de woning, standplaats of woonwagen heeft bewoond als bedoeld onder a., b. en c., indien na zijn/haar vertrek de partner of gewezen partner de woning, standplaats of woonwagen is blijven bewonen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op het eerste lid slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het bij of krachtens het besluit bepaalde maximumbedrag voor een sociale-koopwoning, een koopstandplaats of koopwoonwagen;

    • b.

      de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de woning of standplaats wordt gebouwd niet meer bedraagt dan de bij of krachtens het besluit bepaalde maximum grondprijs;

    • c.

      voor een woning of een woonwagen een garantiecertificaat wordt afgegeven door een door de minister erkende ter zake kundige instantie;

    • d.

      de risicoverrekening wordt afgekocht.

  • 3.

    In geval van overlijden van een eigenaar, als bedoeld in het eerste lid, wordt/worden de erfgen(a)am(en) die de woning, standplaats of woonwagen blijft/blijven bewonen beschouwd als begunstigde(n).

  • 4.

    Het derde lid is, voor zover het de erfgen(a)am(en) van de eerste eigenaar van een koopwoonwagen betreft, slechts van toepassing op de erfgen(a)am(en) ten aanzien van welke zich een van de gevallen voordoet bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, onder 2ï‚°, van de Woonwagenwet juncto artikel II van de wet van 30 oktober 1974 (Stb. 703) tot wijziging van eerstgenoemde wet.

Artikel 52

Het bepaalde in artikel 51c, tweede lid, onder c., is niet van toepassing, indien de aanvraag betrekking heeft op een woning of woonwagen die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die de woning of woonwagen als eigenaar zal bewonen.

Artikel 53

  • 1.

    Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid gaat naast de in artikel 33 bedoelde verklaring vergezeld van een door de inspecteur der directe belastingen te verstrekken formulier, waarop is aangegeven het definitief vastgestelde of nog vast te stellen inkomen, danwel het brutoloon van de personen bedoeld in bijlage VI van het besluit. Op dit formulier is tevens aangegeven of bedoelde personen wel of niet vermogensbelasting verschuldigd zijn.

  • 2.

    Indien op het tijdstip van gereedmelding nog geen opgave van het definitief vastgestelde inkomen verstrekt kan worden, wordt de vaststelling van de geldelijke steun aangehouden tot het moment dat de opgave van het definitief vastgestelde inkomen wordt overgelegd.

Artikel 54

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast het in artikel 53 gestelde vergezeld van:

  • a.

    een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • b.

    een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een uittreksel uit het persoonsregister;

  • c.

    een afschrift van de vergunning van de gemeente tot het bewonen van de woning of standplaats danwel een verklaring dat een dergelijke vergunning zal worden verstrekt, indien een dergelijke vergunning vereist is.

Artikel 55

Burgemeester en wethouders stemmen slechts in met het verzoek bedoeld in artikel 32, tweede lid, mits:

  • a.

    de woning, de standplaats of de woonwagen ten behoeve waarvan geldelijke steun is verleend wordt bewoond door de eigenaar;

  • b.

    de eigenaar of zijn erfgen(a)am(en) over het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdstip waarop de geldelijke steun is verleend geen vermogensbelasting in de zin van de Wet op de vermogensbelasting 1964 (Stbl. 520) verschuldigd is, danwel geen gemeenschappelijke huishouding voert met een persoon die krachtens die wet vermogensbelasting verschuldigd is.

Artikel 56

De som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het besluit op grond waarvan de geldelijke steun wordt berekend, wordt bepaald aan de hand van de in artikel 53 genoemde gegevens, over het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.

Artikel 57

  • 1.

    Indien het bedrag van de geldelijke steun gelijk is aan of lager is dan een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, wordt de geldelijke steun uitbetaald als bijdrage-ineens. In de overige gevallen wordt de geldelijke steun uitbetaald als jaarlijkse bijdragen.

  • 2.

    Indien de geldelijke steun wordt uitbetaald als jaarlijkse bijdragen:

    • a.

      dient de begunstigde binnen twee maanden na het verstrijken van het eerste jaar van bewoning en telkens een jaar nadien een bewoningsverklaring in op een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier;

    • b.

      wordt deze uitbetaald telkens binnen twee maanden na ontvangst van het volledig ingevulde en ondertekende formulier, zoals genoemd onder a.;

    • c.

      verhogen burgemeester en wethouders voor een koopstandplaats het eerste jaarbedrag met het in bijlage VI van het Besluit bepaalde bedrag indien op grond van artikel 48 lid 2 aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen is verleend.

  • 3.

    Indien de geldelijke steun wordt uitbetaald als bijdrage-ineens:

    • a.

      dient de begunstigde binnen twee maanden na het verstrijken van het eerste jaar van bewoning een bewoningsverklaring in op een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier;

    • b.

      wordt deze uitbetaald binnen twee maanden na ontvangst van het volledig ingevulde en ondertekende formulier, zoals genoemd onder a..

Artikel 58

Indien de geldelijke steun wordt uitbetaald als bijdrage-ineens geldt als voorwaarde dat de woning, de standplaats of de woonwagen gedurende tenminste één jaar is bewoond door de eigenaar of in geval van overlijden van de eigenaar zijn in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgen(a)am(en) of in geval van vertrek van de eigenaar uit de woning, van de standplaats of uit de woonwagen zijn in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige partner of gewezen partner.

Artikel 59

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beëindigen de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale-koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen en stellen de geldelijke steun opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien zij constateren dat:

    • a.

      de eigenaar bedoeld in artikel 51c, eerste lid, danwel de op het tijdstip van zijn overlijden in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgen(a)am(en), danwel de op het moment van diens vertrek uit de woning, van de standplaats of uit de woonwagen zijn in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige partner of gewezen partner de woning niet langer bewoont, of

    • b.

      eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders komen tot een besluit als bedoeld in het eerste lid aan de hand van het in artikel 57 bedoelde door de eigenaar jaarlijks in te zenden formulier.

Artikel 60

Burgemeester en wethouders stellen de geldelijke steun opnieuw vast overeenkomstig het in het besluit bepaalde, indien zij constateren dat de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het besluit zodanig is gestegen ten opzichte van de som van de inkomens op grond waarvan de geldelijke steun werd vastgesteld, respectievelijk op grond waarvan een herziene vaststelling als bedoeld in dit artikel heeft plaatsgevonden, dat daarbij volgens het besluit een ander bedrag aan geldelijke steun moet worden vastgesteld.

Artikel 61

  • 1.

    Ten behoeve van een vaststelling als bedoeld in artikel 60 dient de eigenaar, binnen twee maanden nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald, onderscheidenlijk telkens vijf jaar nadien een door de inspecteur der directe belastingen verstrekte opgave van inkomens over te leggen van die personen waarvan het inkomen ingevolge het besluit deel uitmaakt van de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit over de in het Besluit bepaalde periode.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid genoemde gegevens niet of onvoldoende binnen de in het eerste lid genoemde termijn vanwege de eigenaar worden overgelegd doen burgemeester en wethouders daarvan schriftelijk mededeling aan de eigenaar onder vermelding van de nog te leveren gegevens en de termijn waarbinnen zij geleverd dienen te zijn.

  • 3.

    Indien de in het tweede lid gegeven termijn door de eigenaar wordt overschreden, wordt de uitbetaling van de geldelijke steun met onmiddellijke ingang gestaakt en de hoogte van de geldelijke steun opnieuw vastgesteld op het op dat moment aan geldelijke steun uitbetaalde bedrag.

Artikel 62

Burgemeester en wethouders besluiten omtrent een vaststelling als bedoeld in artikel 60 binnen zes maanden nadat de in artikel 61, eerste lid, bedoelde gegevens zijn verstrekt.

Artikel 63

Op een daartoe strekkend verzoek van de begunstigde, stellen burgemeester en wethouders de geldelijke steun eenmalig opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien uit dit verzoek blijkt dat in het kalenderjaar waarin de eigenaar de woning, de standplaats of de woonwagen heeft betrokken of in een van de zes daaropvolgende kalenderjaren een van de personen van wie het inkomen medebepalend is geweest voor de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit en met wie de eigenaar in bedoeld kalenderjaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, geen inkomen heeft genoten, doch in het jaar voorafgaande aan dat jaar wel een inkomen heeft genoten.

Artikel 64

In afwijking van het bepaalde in artikel 61, eerste lid, dient de eigenaar de in dat artikel genoemde gegevens te leveren vijf jaar na de herziene vaststelling bedoeld in artikel 63 en telkens vijf jaren nadien.

Paragraaf 3. Ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen en huurstandplaatsen

Artikel 65

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.7, geldelijke steun verlenen voor:

    • a.

      het treffen van ingrijpende voorzieningen aan sociale-huurwoningen;

    • b.

      het treffen van ingrijpende voorzieningen aan andere huurwoningen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder a.8, geldelijke steun verlenen voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurstandplaats.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 66

  • 1.

    Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onder a., gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 21 vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de voorgestelde huurprijs na het treffen van de voorzieningen;

    • b.

      een verklaring dat na het treffen van de voorzieningen bij aanvang van de eerste huur naar verwachting een kostendekkende exploitatie mogelijk is met behulp van uitsluitend de huuropbrengst en de te verlenen bijdragen.

  • 2.

    Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onder b, gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 21 vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de voorgestelde huurprijs na het treffen van de voorzieningen;

    • b.

      een bewijs van eigendom blijkend uit een authentiek afschrift van de koopakte en een gewaarmerkt, recent uittreksel uit de kadastrale legger;

    • c.

      voor zover van toepassing een afschrift van de akte van splitsing;

    • d.

      voor zover van toepassing een verklaring van de Vereniging van Eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk danwel niet gemeenschappelijk zijn.

Artikel 67

Burgemeester en wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen indien:

  • a.

    de voorgestelde huurprijs van de woning of de standplaats na het treffen van de voorzieningen niet hoger is dan de bij of krachtens het besluit bepaalde maximum huurprijs;

  • b.

    gelijktijdig met het bij de gemeente indienen van een verzoek om geldelijke steun voor het treffen van voorzieningen aan huurwoningen of huurstandplaatsen, doch uiterlijk bij behandeling van het jaarplan c.q. de meerjarenplanning woningverbetering in de commissie van beheer en advies van het Samenwerkingsorgaan Volkshuisvesting, huurdersvertegenwoordigers daarvan in kennis zijn gesteld door de aanvrager.

  • c.

    huurders c.q. de huurdersvertegenwoordigers door de aanvrager van geldelijke steun worden betrokken bij de besluitvorming over aan het complex te treffen voorzieningen en wel op de volgende wijze:

    • 1.

      zij worden door de verhuurder betrokken bij overleg en besluitvorming over alle van belang zijnde aspecten met betrekking tot planning, voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden;

    • 2.

      zij worden in kennis gesteld van alle relevante gegevens met betrekking tot de planontwikkeling, berekening huuraanpassing en gevolgen daarvan voor de exploitatie van het complex;

    • 3.

      zij hebben het recht zich te doen bijstaan door adviseurs c.q. deskundigen;

    • 4.

      zij hebben het recht zitting te hebben in een met het oog op planontwikkeling, -voorbereiding, en uitvoering, eventueel in te stellen plan- c.q. bouwteam.

  • d.

    voor het pand waarin de woning gelegen is, waaraan de voorzieningen worden getroffen, of voor de standplaats waaraan de voorzieningen worden getroffen, geen raadsbesluit tot onteigening danwel tot ontbinding van de erfpachtsrechten is genomen.

Artikel 68

Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat:

  • a.

    de kosten van het treffen van de voorzieningen aan een woning of een standplaats verminderd met de krachtens paragraaf 6 van dit hoofdstuk verleende toeslagen meer bedragen dan de bij of krachtens het besluit bepaalde minimum kosten;

  • b.

    de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van voorzieningen aan een woning gelijk of hoger is dan het bij of krachtens het besluit bepaalde met inbegrip van de daarbij gegeven uitzonderingsbepalingen.

Artikel 68a

Burgemeester en wethouders verlenen, in aanvulling op artikel 68, slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een standplaats, indien de standplaats niet:

  • 1.

    is gelegen op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet dat bij ministeriële regeling is aangewezen om te worden opgeheven of verkleind;

  • 2.

    is gelegen in een woonwagenplan als bedoeld in artikel 4a van de Woonwagenwet;

  • 3.

    is gelegen in een streekplan als bedoeld in artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

  • 4.

    bij een ander besluit van Provinciale Staten is aangewezen om te worden verkleind of opgeheven.

Artikel 68b

Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen indien

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn op de standplaats of in of aan de daarop te plaatsen woonwagen en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 69

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast de in artikel 33 bedoelde verklaring vergezeld van een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan.

Artikel 70

  • 1.

    De geldelijke steun wordt uitbetaald aan degene die het treffen van de voorzieningen bekostigt.

  • 2.

    De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het tweede lid besluiten de bijdrage uit te betalen als bijdrage-ineens.

Artikel 71

Burgemeester en wethouders beëindigen de uitbetaling van de geldelijke steun en stellen deze opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van de woning of de standplaats waaraan met geldelijke steun ingrijpende voorzieningen zijn getroffen overgaat en de nieuwe eigenaar de woning of standplaats niet verhuurt.

Paragraaf 4. Huurwoningen van beleggers

Artikel 72

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid onder b.1, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een belegger of een toegelaten instelling die de woning zal verhuren.

  • 2.

    Artikel 49, onder a., b. en d. is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat ingeval de woning tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmee samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.

Artikel 73

Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op de voorwaarden van artikel 30 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat:

  • a.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het bij of krachtens het besluit genoemde maximumbedrag voor een huurwoning van een belegger;

  • b.

    de woning gedurende ten minste tien jaar voor verhuur beschikbaar blijft;

  • c.

    de woning op het moment van gereedmelding eigendom is van een belegger of toegelaten instelling.

Artikel 74

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat naast de verklaring bedoeld in artikel 33 vergezeld van:

  • a.

    een verklaring dat de woning waarvoor geldelijke steun is aangevraagd eigendom is van de begunstigde;

  • b.

    een verklaring dat de woning tenminste tien jaar voor verhuur beschikbaar blijft.

Artikel 75

De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na gereedkomingsdatum telkens een jaar nadien.

Paragraaf 5. Premiewoningen

Artikel 76

Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder b. 2, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die de woning zal verhuren.

Artikel 77

Indien een woning bewoond zal worden door de eigenaar, gaat een aanvraag om geldelijke steun, in aanvulling op de gegevens van artikel 21, vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Artikel 78

Artikel 49 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat, indien de woning een huurwoning is die tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmede samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.

Artikel 79

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 30 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dat het bij of krachtens het besluit bepaalde maximum bedrag voor een premiewoning.

  • 2.

    Indien de woning door de eigenaar zal worden bewoond, verlenen burgemeester en wethouders in aanvulling op het eerste lid, slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat:

    • a.

      een garantiecertificaat wordt afgegeven door een door de minister erkende ter zake kundige instantie;

    • b.

      de risicoverrekening wordt afgekocht;

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid, onder a, is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op een woning die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die de woning als eigenaar zal bewonen.

Artikel 80

  • 1.

    Een gereedmelding, als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat, indien de woning bewoond zal worden door de eigenaar, naast de verklaring bedoeld in artikel 33, vergezeld van:

    • a.

      een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b.

      een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een uittreksel uit het persoonsregister;

    • c.

      een afschrift van de vergunning van de gemeente tot het bewonen van de woning danwel een verklaring dat een dergelijke vergunning zal worden verstrekt, indien een dergelijke vergunning vereist is.

  • 2.

    Een gereedmelding als bedoeld in artikel 32, eerste lid, gaat, indien de woning verhuurd zal worden, naast de verklaring bedoeld in artikel 33, vergezeld van:

    • a.

      een verklaring dat de woning waarvoor geldelijke steun is aangevraagd eigendom is van de begunstigde;

    • b.

      een verklaring dat de woning tenminste tien jaar voor verhuur beschikbaar blijft.

Artikel 81

Uitbetaling vindt plaats binnen twee maanden na de beslissing bedoeld in artikel 35.

Paragraaf 6. Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden

Artikel 82

Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 11, tweede lid, onder c, een toeslag verlenen aan de initiatiefnemer ten behoeve van de bouw van een woning of standplaats en het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een woning of standplaats.

Artikel 83

Een aanvraag om een toeslag vindt plaats op hetzelfde formulier als waarmee geldelijke steun wordt aangevraagd ingevolge de paragrafen 1 tot en met 5.

Artikel 84

Burgemeester en wethouders verlenen een toeslag en stellen deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen van geldelijke steun als bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 5.

Artikel 85

Burgemeester en wethouders houden bij het verlenen en vaststellen van een toeslag en de bepaling van de hoogte daarvan rekening met de projectgrootte, de locatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan.

Artikel 86

Een toeslag wordt uitbetaald als bijdrage-ineens binnen twee maanden na de datum van het besluit bedoeld in artikel 35.

Artikel 87

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot het verstrekken van een voorschot op de verleende toeslag.

Paragraaf 7. Toeslagen ten behoeve van huurverlaging

Artikel 88

Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget als genoemd in artikel 11, tweede lid, onder d, een toeslag verlenen ten behoeve van het verlagen van de huurprijs aan een toegelaten instelling die een sociale huurwoning of een huurstandplaats beheert die wordt gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats of waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

Artikel 89

  • 1.

    Een aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging vindt plaats op hetzelfde formulier waarmee geldelijke steun wordt aangevraagd ingevolge paragraaf 1 of paragraaf 3.

  • 2.

    Een aanvraag om verlening van een toeslag gaat in aanvulling op artikel 21 vergezeld van een verklaring van de verhuurder dat hij een sociale-huurwoning of een huurstandplaats beheert die wordt gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats of waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

Artikel 90

Burgemeester en wethouders verlenen een toeslag en stellen deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen van geldelijke steun als bedoeld in de paragrafen 1 of 3.

Artikel 91

Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de toeslag ten behoeve van huurverlaging vast met inachtneming van de door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden bedoeld in artikel 8.

Artikel 92

De toeslag ten behoeve van huurverlaging wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

Paragraaf 8. Vrijvallende middelen

Artikel 93

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het budget genoemd in artikel 11, vierde lid, uitgaven doen ten behoeve van de volkshuisvesting.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van dit artikel nadere regels stellen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders geven geen toepassing aan het bepaalde in het eerste en tweede lid dan na het horen van de commissie volkshuisvesting en volksgezondheid, alsmede het Samenwerkingsorgaan Volkshuisvesting.

HOOFDSTUK 4

Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 94

Op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop een bijdrage is verleend, blijven de bepalingen van de verordening op grond waarvan de bijdrage is verleend van toepassing.

Artikel 95

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 96

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Woninggebonden Subsidies 1993.

Artikel 97

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1993, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Woninggebonden subsudies 1992.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 1 april 1993, nr. 7. 
Tekstuitgave: april 1993. Vastgesteld