Regeling vervallen per 01-01-2013

Beleidsregel aanvulling loonwaarde 2011

Geldend van 01-07-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

Beleidsregel aanvulling loonwaarde 2011

Gemeenteblad van Almelo

Geldende tekst

regelingnummer: 2412

Nr. 12

Collegebesluit van 28 juni 2011, houdende vaststelling van de beleidsregel aanvulling loonwaarde 2011.

Beleidsregel aanvulling loonwaarde 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities en begrippen

Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: de werkgever c.q. de rechtspersoon die een arbeidsovereenkomst aangaat met de werknemer zoals bedoeld in boek 2 artikel 1 – 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW);

  • b.

    algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk dat gewetensbezwaren oproept;

  • c.

    arbeidsovereenkomst: de schriftelijke overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten (Boek 7, art. 610 BW);

  • d.

    begeleid werken: een sw-geïndiceerde in een reguliere diensbetrekking onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in artikel 7 van de Wsw;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo;

  • f.

    doorloop gesubsidieerde arbeid: beleid voor het voormalige Besluit Instroom- en Doorstroombanen en de Wet Inschakeling Werkzoekenden, dat van toepassing is op personen die op 1 juli 2004 een voortgezet dienstverband hebben op basis van deze regeling en wet, behorend tot categorie 3.

  • g.

    Ioaw: de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • h.

    Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen

    zelfstandigen;

  • i.

    loonkostensubsidie: een financiële vergoeding ter compensatie van een deel van de loonkosten voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst met een werknemer uit de doelgroep welke is gebaseerd op het verschil tussen de gemeten loonwaarde van de werknemer in een bepaalde functie en het minimumloon;

  • j.

    loonwaarde: middels beproefde systematiek en met behulp van gecertificeerd loonwaardemeetinstrument gemeten verdiencapaciteit van een werknemer in een bepaalde functie, afgezet tegen het minimumloon.

  • k.

    minimumloon: het wettelijk minimumloon (WML), door de overheid vastgesteld;

  • l.

    sw-geïndiceerde: de persoon die op grond van een indicatiebeschikking of herindicatie-beschikking tot de doelgroep van de Wsw behoort, als bedoeld in artikel 11 van de Wsw;

  • m.

    uitkeringsgerechtigde; persoon jonger dan 65 jaar die bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan ontvangt op grond van de WWB een inkomensvoorziening op grond van de WIJ, dan wel een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw of Ioaz;

  • n.

    voorzieningen: voorzieningen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de WWB;

  • o.

    werknemer: de tot de doelgroep van deze beleidsregel behorende persoon, die werkzaam is

op een gesubsidieerde arbeidsplaats;

  • p.

    WIJ: de Wet investeren in jongeren;

  • q.

    Wsw: de Wet sociale werkvoorziening;

  • r.

    WWB: de Wet Werk en Bijstand;

Hoofdstuk 2 Subsidie regulier werk

Artikel 2 Doelgroep loonkostensubsidie

Om tot de doelgroep van de loonkostensubsidie arbeidsinschakeling te behoren moet de persoon woonachtig zijn in de gemeente Almelo en jonger zijn dan 65 jaar. Deze persoon dient:

  • a.

    een inkomensvoorziening te ontvangen op grond van de WIJ of;

  • b.

    uitkeringsgerechtigd te zijn op grond van de WWB, Ioaz of Ioaw, of,

  • c.

    geplaatst te zijn in kader van de Wsw, of;

  • d.

    sw-geïndiceerd zijn.

Artikel 3 Doel van de loonkostensubsidie

Met de loonkostensubsidie wordt door het college primair een re-integratievoorziening beoogd ten

behoeve van de doelgroep.

Artikel 4 Vaststellen loonwaarde en grondslag subsidie

  • 1.

    De loonkostensubsidie is een vergoeding voor de aanvrager en is gebaseerd op de vastgestelde loonwaarde van de werknemer in de betreffende diensbetrekking, als percentage van het minimumloon.

  • 2.

    Maatstaf voor berekening van de subsidie is het minimumloon op 1 januari van het jaar waarin de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, verhoogd met een toeslag voor vakantie-uitkering van 8% en met daar bovenop een toeslag voor werkgeverslasten van 20%. Het gevonden subsidiebedrag wordt naar boven afgerond op een eenheid van € 10,00.

  • 3.

    De subsidiemaatregel gaat in na een, voor de aanvrager kosteloze, periode van proefplaatsing van maximaal 3 maanden.

  • 4.

    Indien sprake is van een deeltijdfunctie, wordt de loonkostensubsidie naar rato toegekend. Een fulltime baan telt 40 uur per week, tenzij anders door de van toepassing zijnde CAO is bepaald.

  • 5.

    Tijdens de periode van proefplaatsing als bedoeld in het derde lid, wordt de loonwaarde van de werknemer objectief vastgesteld met behulp van een gecertificeerd systeem voor loonwaardebepaling en op basis van de prestaties in de nieuw aangeboden functie. Zowel aanvrager, werknemer als de bemiddelende organisatie kunnen hierin een bijdrage leveren.

  • 6.

    Op basis van de vaststelling van de loonwaarde als bedoeld in het voorgaande lid, wordt de werknemer die daarvoor in aanmerking komt, gerangschikt binnen de volgende categorie-indeling:

categorie A.: loonwaarde tussen 80% en < 100%; subsidiegrondslag 10% van het

minimumloon;

categorie B.: loonwaarde tussen 60% en < 80%; subsidiegrondslag 30% van het

minimumloon;

categorie C.: loonwaarde tussen 40% en < 60%; subsidiegrondslag 50% van het

minimumloon.

  • 7.

    Voor de werknemer ingedeeld in categorie C als bedoeld in het vorige lid, ontvangt aanvrager een loonkostensubsidie berekend over een periode van 6 maanden. Bij een doorlopend dienstverband schuift de werknemer vervolgens door naar categorie B en ontvangt de aanvrager een loonkostensubsidie gerelateerd aan deze categorie eveneens berekend over een periode van 6 maanden. Bij voortzetting van het dienstverband komt de aanvrager vervolgens in aanmerking voor een loonkostensubsidie gerelateerd aan categorie A, wederom berekend over een periode van 6 maanden.

  • 8.

    Voor de werknemer ingedeeld in categorie B als bedoeld in lid 6, ontvangt de aanvrager een loonkostensubsidie berekend over een periode van 6 maanden. Bij een doorlopend dienstverband schuift de werknemer vervolgens door naar categorie A en ontvangt de aanvrager een loonkostensubsidie gerelateerd aan deze categorie wederom berekend over een periode van 6 maanden.

  • 9.

    Voor de werknemer ingedeeld in categorie A, als bedoeld in lid 6, ontvangt de aanvrager een loonkostensubsidie berekend over een periode van 12 maanden.

  • 10.

    De aanvrager kan tijdens de looptijd van de arbeidsovereenkomst een verzoek indienen tot herbeoordeling van de loonwaarde.

  • 11.

    Indien de uitkomsten van de herbeoordeling als bedoeld in het vorige lid daartoe aanleiding geven kan worden afgeweken van de subsidietermijnen genoemd in de voorgaande leden 7,8 en 9;

  • 12.

    Bij plaatsingen in kader van begeleid werken ingevolge de Wsw worden, in afwijking van het bepaalde in de leden 6,7,8 en 9 van dit artikel, subsidieafspraken gemaakt met behulp van onderstaande subsidie-inschalingsmatrix.

categorie

vastgestelde loonwaarde

uitgedrukt in %

subsidiegrondslag

in % van het minimumloon

A1

90% - <100%

5%

A2

80% - <90%

15%

B1

70% - <80%

25%

B2

60% - <70%

35%

C1

50% - <60%

45%

C2

40% - <50%

55%

D1

30% - <40%

65%

D2

20% - <30%

75%

13.Bij een meerjarige periode van loonkostensubsidie op grond van het vorige lid, vindt minimaal een keer per jaar herijking plaats van de loonwaarde.

Artikel 5 Verplichtingen van de aanvrager

1.De aanvrager doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van

alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de loonkostensubsidie.

  • 2.

    De aanvrager kan aanspraak maken op de loonkostensubsidie als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de arbeidsovereenkomst heeft een looptijd van minimaal 12 maanden;

    • b.

      de werknemer is gedurende de genoemde minimale contractduur werkzaam bij de aanvrager (art.7:610 BW);

    • c.

      de werknemer ontvangt loon voor arbeid (art 7: 610 BW);

    • d.

      de werknemer en de aanvrager ondertekenen beide een op schrift gestelde arbeidsovereenkomst waarin alle voorwaarden rondom de arbeidsrelatie zijn vastgelegd.

  • 3.

    De loonkostensubsidie wordt aangevraagd vóórhet aangaan van de arbeidsovereenkomst. Aanvragen van een latere datum worden buiten behandeling gelaten.

  • 4.

    De aanvrager stelt de aanvraag op schrift, via het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 5.

    Voordat een aanvraag in behandeling wordt genomen, dient een door de aanvrager en de werknemer ondertekende arbeidsovereenkomst te worden overlegd.

  • 6.

    Voordat tot betaling van loonkostensubsidie wordt overgegaan, als bedoeld in de leden 7, 8 en 9 van het vorige artikel, dient de aanvrager het volgende te overleggen: een kopie van de loonstrook over de 2e de 12e en, indien van toepassing, de 18e maand van de arbeidsovereenkomst;

  • 7.

    Aan een loonkostensubsidie op grond van de lid 11 van het vorige artikel is de voorwaarde

    gekoppeld tot het insturen van een kopie van de loonstaat, opgemaakt aan het einde van het betreffende kalenderjaar.

Artikel 6 Betaling subsidie

De loonkostensubsidie wordt betaalbaar gesteld volgens de in artikel 4 toegekende bedragen, per ultimo van de 2e, 13e en eventueel 19e maand na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. Loonkostensubsidies, toegekend na toepassing van artikel 4, lid 11, worden achteraf, eens per kwartaal toegekend.

Artikel 7 Beëindiging en terugvordering van de subsidie

  • 1. Indien de arbeidsovereenkomst voor het einde van de looptijd eindigt, bestaat er vanaf het moment van beëindiging geen recht meer op een loonkostensubsidie. In dit geval wordt de subsidie naar rato vastgesteld.

  • 2. Indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de aanvrager bestaat er vanaf de beëindigingdatum geen recht op loonkostensubsidie, ook al wordt deze datum op een later tijdstip herzien.

  • 3. Ten onrechte uitbetaalde loonkostensubsidie wordt teruggevorderd.

  • 4. Terugvordering blijft achterwege indien, naar het oordeel van het college, argumenten van overwegende aard, gelegen in de persoonlijke situatie van de aanvrager of werknemer, daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 3 Doorloop gesubsidieerde arbeid

(voormalige WIW- en ID-banen)

Artikel 8 Doelgroep doorloop gesubsidieerde arbeid

Om tot de doelgroep van het voormalige Besluit In- en Doorstroombanen of de Wet Inschakeling

Werkzoekenden te behoren, dient de persoon:

  • a.

    woonachtig te zijn in de gemeente Almelo, en;

  • b.

    jonger dan 65 jaar, en;

  • c.

    op 31 december 2003 op grond van het besluit In- en Doorstroombanen of de Wet Inschakeling Werkzoekenden uitgevoerd door of namens de gemeente Almelo, en;

  • d.

    op 1 juli 2004 een voortgezet dienstverband te hebben op basis van de onder c. genoemde regeling en wet, en;

  • e.

    voor wat betreft de onder c. genoemde regeling en wet, te behoren tot categorie 3.

Artikel 9 De loonkostensubsidie

  • 1. De maximale jaarlijkse loonkostensubsidie wordt vastgesteld aan de hand van de volgende

    bepalingen:

    • a.

      het minimumloon per maand, waarbij bepalend het minimumloon op 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

    • b.

      vermenigvuldigd met de grondslag 0,8421052 (32/38), zijnde een 32-urige werkweek gerelateerd aan een voltijds 38-urige werkweek;

    • c.

      vermenigvuldigd met 12,96, zijnde 12 maanden inclusief vakantietoeslag;

    • d.

      de uitkomst van a. t/m c. wordt afgerond op € 10,00 naar boven.

  • 2. De subsidie wordt naar rato toegekend bij een dienstverband, minder dan 32 uur.

  • 3. De subsidie wordt naar rato toegekend, indien het dienstverband voor 31 december van het jaar eindigt.

  • 4. De definitieve vaststelling van de subsidie vindt jaarlijks achteraf plaats.

Artikel 10 Verplichtingen van de aanvrager

1.De aanvrager doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van

alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de loonkostensubsidie.

  • 2.

    Voor de vaststelling van het voorlopige recht op subsidie, al dan niet bij wijze van voorschot, dient de aanvrager gegevens te overleggen, waar uit blijkt:

    • a.

      de looptijd van het dienstverband;

    • b.

      de deeltijdfactor van het dienstverband;

  • 3.

    Voor het overleggen van de in lid 2 genoemde gegevens maakt de aanvrager gebruik van de daarvoor bestemde formulieren.

Artikel 11 Betalingen subsidie

  • 1. De loonkostensubsidie wordt uitbetaald:

    • a.

      per maand: op of omstreeks de 23e van de maand, bij wijze van voorschot, of;

    • b.

      per kwartaal: op of omstreek de 23e van de laatste maand van het betreffende kwartaal, bij wijze van voorschot, of;

    • c.

      per jaar: met inachtneming van het gestelde in artikel 9 en 10, achteraf op basis van realisatie.

  • 2. De betalingen vinden plaats op aanvraag, via een daartoe bestemd formulier.

Artikel 12 Beëindiging en terugvordering van de subsidie

  • 1. Het recht op loonkostensubsidie eindigt op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigt.

  • 2. Het recht op loonkostensubsidie eindigt op het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt omgezet in een reguliere functie.

  • 3. Indien het recht op loonkostensubsidie eindigt als gevolg van verhuizing van de werknemer naar buiten de gemeente Almelo, wordt de subsidie gedurende maximaal drie maanden na die verhuisdatum voortgezet.

  • 4. Indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de aanvrager, bestaat er vanaf dat moment geen recht op loonkostensubsidie, ook al wordt deze datum op een later tijdstip herzien.

  • 5. Een recht op loonkostensubsidie ingevolge dit hoofdstuk herleeft nimmer.

  • 6. Het gestelde in het vierde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing, indien het een vermindering van het aantal uren betreft.

  • 7. Ten onrechte uitbetaalde loonkostensubsidie wordt teruggevorderd.

  • 8. Terugvordering blijft achterwege indien, naar het oordeel van het college, argumenten van overwegende aard, gelegen in de persoonlijke situatie van de aanvrager dan wel de werknemer, daartoe aanleiding geven.

Artikel 13 Verantwoording

  • 1. Na afloop van het kalenderjaar doet de aanvrager opgave over de periode en het aantal uren dat een specifieke werknemer in dienst is geweest.

  • 2. De opgave bevat in ieder geval uit:

    • a.

      de loonstaat van de bij de aanvrager in dienst zijnde personen uit de doelgroep, en;

    • b.

      de laatste salarisstrook van de betreffende werknemer(s).

  • 3. De in het eerste lid genoemde opgave dient uiterlijk 1 februari, volgend op het kalenderjaar waarop de opgave betrekking heeft, bij de gemeente Almelo in bezit te zijn.

  • 4. Indien een dienstverband voor het einde van een kalenderjaar is beëindigd, dient de in het eerste lid genoemde opgave uiterlijk binnen zes weken na beëindiging van het dienstverband in bezit van de gemeente Almelo te zijn.

  • 5. De gemeente Almelo baseert de jaarlijkse loonkostensubsidie waarop de werkgever recht heeft, op de in het eerste lid genoemde opgave.

  • 6. De opgave kan, onder verantwoordelijkheid van de gemeente Almelo, onderwerp zijn van accountantscontrole.

  • 7. Verantwoording geschiedt via de daarvoor bestemde formulieren.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Bezwaar en beroep

Op het besluit van het college zijn de bepalingen van afdeling 4, artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 15 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. Lopende afspraken inzake loonkostensubsidies op het moment van ingang van deze beleidsregel worden niet getroffen door bepalingen uit deze beleidsregel;

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Aanduiding en in werking treden

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel aanvulling loonwaarde 2011”.

  • 2. Deze beleidsregel treedt op 1 juli 2011 en geldt voor onbepaalde tijd.

  • 3. De “Beleidsregel Loonkostensubsidie Arbeidsinschakeling 2009” wordt met ingang van 1 juli 2011 ingetrokken.

Bijlage 1: Reacties werkgevers op loonwaarderegeling

Bij de ontwikkeling van de loonwaarderegeling is aan werkgevers informatie geboden over de regeling. De accountmanagers van Convince hebben met een 10-tal werkgevers interviews gehouden om hun visie op de nieuwe regeling te geven. Daarnaast is in de pilot loonwaarde, die de afdeling SEZ heeft uitgevoerd, ervaring opgedaan met de uitgangspunten van de regeling in de praktijk. Ook daarin hebben diverse werkgevers commentaar geleverd op de regeling.

In de interviews is met name ingegaan op de inhoud van de regeling en zijn geen uitspraken gevraagd of de werkgever van de regeling gebruik wil of kan maken.

De kritische kanttekeningen van deze werkgevers zijn betrokken bij de ontwikkeling en verdere uitwerking van de regeling en de aanbevelingen worden meegenomen bij de verdere uitwerking van de regeling in de praktijk. In het verslag zijn een aantal redactionele noten (cursief) opgenomen om keuzes en commentaren te verduidelijken.

Loonwaarde als uitgangspunt

Waardering is er voor de uitgangspunten van de regeling. Het gaat dan met name om twee aspecten, te weten het feit dat werkgevers worden gecompenseerd voor het verlies aan productiviteit van de potentiële werknemers en het uitgangspunt om potentiële werknemers te waarden met een objectief systeem van loonwaardebepaling.

Een aantal werkgevers vindt het jammer dat de loonwaarde niet vaststaat aan het begin van de proefperiode, maar men heeft er begrip voor dat een objectieve meting pas kan plaatshebben nadat de werknemer een periode in de betreffende functie heeft gewerkt.

De splitsing tussen mensen met een structureel lagere loonwaarde en een tijdelijk lagere loonwaarde wordt als logisch en helder gezien. Dat hier andere bedragen en percentages voor gelden is voor de werkgevers acceptabel.

Een aantal werkgevers houdt nog wel bedenkingen bij de administratieve last van de regeling. Vooral het loonwaardeonderzoek en de periodieke herbeoordeling worden daarbij genoemd. Ook verwachten sommigen een discussie over de uitkomsten van de loonwaardemeting en bijbehorende categorie-indeling.

Een belangrijk kritiekpunt bij de systematiek van een aflopende subsidie (vanuit de gedachte van een oplopende loonwaarde van mensen) is of de mensen in de praktijk wel zo’n snelle ontwikkeling kunnen doormaken.

(Red: Naar onze inschatting is de kritiek m.b.t. het loonwaardeonderzoek vooral gestoeld op de onbekendheid met de loonwaardemeting. Binnen de pilot is deze kritiek door werkgevers, die daadwerkelijk met het systeem hebben gewerkt, niet gegeven. Een aflopende subsidie is bewust gekozen om de tijdelijkheid van de financiële compensatie te benadrukken)

Proefperiode

De proefperiode van 3 maanden waarna een loonwaardemeting kan worden gedaan, wordt door vrijwel alle werkgevers als positief gezien. Daarnaast vindt men de periode voldoende lang om te kunnen bepalen of de persoon geschikt is voor de functie.

(Red.: Een proefperiode van 3 maanden is noodzakelijk om een loonwaardemeting te kunnen doen. Binnen de pilot zijn hier goede ervaringen mee opgedaan. Zowel voor de werkgever als de werknemer is een proefperiode van belang om tot een goede match te komen van persoon en functie)

Begeleiding

Door een groot aantal werkgevers wordt aangegeven, dat een goede begeleiding op de werkvloer een belangrijke succesfactor is. Daarnaast vindt men één aanspreekpunt bij de gemeente een belangrijke randvoorwaarde.

(Red: Deze randvoorwaarde wordt al ingevuld door dat de werkgeversbenadering in Almelo door het gemeentelijk bureau Convince wordt vormgegeven. Voor de begeleiding op de werkvloer is primair de werkgever verantwoordelijk).

Hoogte van de compensatie

De hoogte van de compensatie, die door de gemeente wordt geboden voor de potentiële werknemer is niet ter discussie gesteld door de werkgevers. Men ziet het ook niet zozeer als een soberder regeling ten opzichte van de bestaande loonkostensubsidies, maar een andere systematiek. Begrip is er voor het gegeven, dat de gemeente een nieuwe regeling moet invoeren om tegemoet te komen aan nieuwe wetgeving. Door het uitgangspunt van loonwaarde vindt men de regeling eerlijker voor alle betrokkenen.

Overige opmerkingen

Er wordt gepleit voor een regionale regeling om geen verschillen te krijgen tussen allerlei gemeenten. Als positief wordt ervaren dat er één regeling komt die voor meerdere doelgroepen geldt.

Conclusie:

In zijn algemeenheid staan werkgevers positief ten opzichte van de regeling en de gebruikte systematiek van loonwaarde. Belangrijke randvoorwaarden zijn goede begeleiding en één aanspreekpunt binnen de gemeente. De bedragen van de regeling worden als reëel en acceptabel ervaren.

Geïnterviewde werkgevers: Huiskes Kokkeler, Thuiszorg Service Nederland (TSN), Praxis, Wibra, Fusite, Tubeworkx, Asito, Werk en Vakmanschap, Sportpark, HEMA.

Toelichting algemeen:

De beleidsregel aanvulling loonwaarde is meer dan zomaar een re-integratie-instrument. Met deze maatregel willen we maatwerk bieden om mensen structureel aan werk te helpen. Dit maatwerk ontstaat door bij de personeelsbemiddeling rekening te houden met de verdiencapaciteit van de werknemer en de werkgever te compenseren voor de ontbrekende loonwaarde. Hiermee krijgt de werkgever waar voor zijn geld. Beoogd effect is om mensen die niet in staat zijn het wettelijk loon te verdienen met behulp van een tijdelijke of structurele loonkostensubsidie de kans te bieden een normale baan. Bijkomend doel is met deze voorziening de schadelast voor de gemeente als uitkeringverstrekkende instantie (WWB) te beperken. Daarnaast wordt door de regeling voor werkgevers een omvangrijke, nieuwe arbeidsreserve aangeboord.

Naast de regels voor loonkostensubsidie als instrument bij personeelsbemiddeling zijn in deze beleidsregel bepalingen opgenomen over ‘doorloop gesubsidieerde arbeid’ Het gaat hier om een bestaande constructie van de voormalige WIW en ID-banen. De uitgangspunten van het beleid doorloop gesubsidieerde arbeid zijn:

o werkloosheid van de deelnemer te voorkomen;

o bij een tweeverdienende ID-deelnemer de subsidie aan het gezinsinkomen te relateren, en;

o de kosten van de gesubsidieerde arbeid beheersbaar te houden.

Toelichting artikelsgewijs:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities en begrippen

Dit artikel spreekt voor zich.

Hoofdstuk 2 Subsidie regulier werk

Artikel 2 Doelgroep loonkostensubsidie

De loonkostensubsidie is primair een re-integratievoorziening en vindt haar grondslag in de verordening Wet werk en bijstand (WWB), de verordening Wet investeren in jongeren (WIJ) en het beleidsplan Wsw. Dit is voor wat betreft de uitstroom uit de WWB, de Wij en de Wsw evident. Voor de omvorming van de gesubsidieerde arbeid in 2004 en 2006 is dit doel wat minder vanzelfsprekend geworden. Uitstroom naar regulier werk blijft het primaire doel, maar de realiteit is dat doel voor veel deelnemers in voormalige WIW- of ID-baan niet gehaald wordt.

Artikel 3 Doel van de loonkostensubsidie

Om voor een loonkostensubsidie in aanmerking te komen, geldt naast een aantal objectieve criteria, ook het feit dat de kandidaat door het college geselecteerd wordt. In de praktijk zal dit door medewerkers van de afdeling Sociale en Economische Zaken gebeuren.

Artikel 4 Vaststellen loonwaarde en grondslag subsidie

Tijdens de proefplaatsing van maximaal 3 maanden wordt de loonwaarde bepaald van de aspirant werknemer in de nieuwe functie. Dit geschiedt middels een beproefde methode met behulp van een gecertificeerd systeem (momenteel Dariuz). Bij deze werkwijze kunnen zowel werkgever/aanvrager, de beoogde werknemer als de bemiddelende instantie inbreng hebben in de vaststelling van de verdiencapaciteit.

Ter verduidelijking van dit artikel is een aantal overzichten weergegeven. In de schema’s is uitgegaan van een minimumloon van € 1.424,40 (peiljaar 2011), verhoogd met vakantietoeslag 8% en over het totaal een compensatie voor werkgeverslasten van 20%. Dit laatste percentage dekt niet in alle gevallen de volledige werkgeverslasten.

Totstandkoming loonkostensubsidie:

categorie (art. 4, lid 6)

vastgestelde

loonwaarde

uitgedrukt in %

hoogte subsidie

in % van bruto wml.

subsidiegrond-slag per maand

(niet afgerond)

totaal subsidie-bedrag over 6 mnd

(afgerond op € 10,00)

duur subsidie-

verlening

A

80% - < 100%

10%

€ 184,60

€ 1.110,00

6 mnd

B

60% - < 80%

30%

€ 553,81

€ 3.330,00

6 mnd

C

40% - < 60%

50%

€ 923,01

€ 5.540,00

6 mnd

Samenstelling loonkostensubsidie:

ingestroomd in categorie

dienstverband

eerste 6 mnd

dienstverband

maand 7 t/m 12

dienstverband

maand 13 t/m 18

totale loonkostensubsidie

A (art 4, lid 9)

€ 1.110

€ 1.110

€ 2.220

B (art 4, lid 8)

€ 3.330

€ 1.110

€ 4.440

C (art 4, lid 7)

€ 5.540

€ 3.330

€ 1.110

€ 9.980

Wanneer de aanvrager/werkgever van mening is dat de verdiencapaciteit niet (meer) evenwijdig loopt aan het patroon van de loonkostensubsidie kan, na herbeoordeling op grond van lid 10, de termijn van verstrekking loonkostensubsidie worden verlengd. Een herbeoordeling wordt voor de aanvrager kosteloos uitgevoerd door of namens het college. Is aanvrager het niet eens met de uitkomsten van de herbeoordeling, dan kan op deze verzoeken om een second opinion. Wordt de aanvrager niet in het gelijk gesteld, dan komen de kosten verbonden aan de second opinion voor rekening van de aanvrager. In het andere gaval zijn de kosten van uitvoering voor de gemeente.

Lid 12 biedt voor begeleid werken (Wsw) de mogelijkheid om voor langere periode subsidieafspraken te maken waarbij de onderstaande, meer verfijnde subsidiematrix wordt toegepast.

Subsidiematrix begeleid werken:

categorie

vastgestelde loonwaarde (%)

hoogte subsidie

in% van bruto wml.

subsidiebedrag

per jaar

A1

90% - <100%

5%

€ 1.110

A2

80% - <90%

15%

€ 3.330

B1

70% - <80%

25%

€ 5.540

B2

60% - <70%

35%

€ 7.760

C1

50% - <60%

45%

€ 9.970

C2

40% - <50%

55%

€ 12.190

D1

30% - <40%

65%

€ 14.400

D2

20% - <30%

75%

€ 16.620

Artikel 5 Verplichtingen van de aanvrager

De werkgever is de aanvrager van de loonkostensubsidie. Het is van belang dat de werkgever, als ontvanger van de loonkostensubsidie, de gemeente informeert over alles dat van invloed kan zijn op deze subsidie. Daarnaast moet er sprake zijn van een normale arbeidsverhouding. De werkgever/aanvrager dient de aanvraag in vóór aanvang van het dienstverband. Hiervoor gebruikt hij een beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 6 Betaling loonkostensubsidie

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 7 Beëindiging en terugvordering van de loonkostensubsidie

Er bestaat geen recht meer op loonkostensubsidie, zodra het dienstverband is beëindigd. Lid 2 is opgenomen om te voorkomen dat de gemeente met een herleving van het recht op loonkostensubsidie geconfronteerd wordt. Dit kan bijvoorbeeld als een dienstverband eindigt met een arbeidsconflict en de rechter, vaak in een - veel - later stadium beslist dat het dienstverband op een later tijdstip beëindigd wordt. Een dergelijke verlenging van het dienstverband achteraf komt voor rekening en risico van de werkgever.

Ten onrechte betaalde loonkostensubsidie wordt teruggevorderd. De regels van de subsidieverordening en het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing. De gemeente kan in dringende gevallen van terugvordering afzien.

Hoofdstuk 3 Doorloop gesubsidieerde arbeid

(voormalige WIW – en ID-banen)

Artikel 8 Doelgroep doorloop gesubsidieerde arbeid

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9 De loonkostensubsidie

Dit artikel vormt de kern van de het beleid over de doorloop. De loonkostensubsidie wordt gemaximeerd op

32 uur en gerelateerd aan een 38-urige werkweek. Basis vormt het minimumloon, exclusief werkgeverslasten.

Verder dient rekening te worden gehouden met de uitkomsten van de inkomenstoets. Bij deze maatregel is bepaald: dat er slechts recht op volledige subsidie bestaat als het gezamenlijk inkomen niet hoger is dan 120%. De subsidie wordt toegekend aan de werkgever, maar is afhankelijk van het (gezamenlijk) inkomen van de werknemer. Onder inkomen wordt verstaan de inkomsten uit of in verband met arbeid. Hiermee

wordt aangesloten bij de terminologie uit de WWB. Bij een inkomen hoger dan 120% van het minimumloon wordt de subsidie naar rato verlaagd. Indien beide partners beiden een gesubsidieerd dienstverband hebben, wordt voor zover mogelijk, de subsidie voor beide betrekkingen verminderd tot een gezamenlijk maximum van 100% van het subsidiebedrag. De vermindering vindt plaats per 5%. De inkomenstoets, bepalend voor de loonkostensubsidie voor de jaren vanaf 2008, is eenmalig vastgesteld, namelijk in 2007 over het inkomen van 2006.

Artikel 10 Verplichtingen van de aanvrager

De werkgever is de aanvrager van de loonkostensubsidie. Het is van belang dat de werkgever, als ontvanger van de loonkostensubsidie, de gemeente informeert over alles dat van invloed kan zijn op deze subsidie.

Daarnaast zijn voor de vaststelling van de voorlopige loonkostensubsidie een aantal gegevens over de duur en omvang van het dienstverband van belang.

Artikel 11 Betalingen loonkostensubsidie

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Beëindiging en terugvordering van loonkostensubsidie

Er bestaat geen recht meer op loonkostensubsidie, zodra het dienstverband is beëindigd.

Lid 3 is opgenomen om zowel de aanvrager als de werknemer de gelegenheid te geven in te spelen op de gewijzigde situatie. Normaal gesproken zal een verhuizing van een werknemer ruim van te voren bekend zijn. Als de verhuizing zich toch als “plotselinge” gebeurtenis voordoet, worden drie maanden een redelijke termijn geacht om hierop te kunnen reageren. Daarom wordt de loonkostensubsidie gedurende maximaal drie maanden na verhuisdatum voortgezet. Als in die tussentijd het dienstverband toch eerder wordt beëindigd, geldt lid 1.

Lid 4 is opgenomen om te voorkomen dat de gemeente met een herleving van het recht op loonkostensubsidie geconfronteerd wordt. Dit kan bijvoorbeeld als een dienstverband eindigt met een arbeidsconflict en de rechter, vaak in een - veel - later stadium beslist dat het dienstverband op een later tijdstip beëindigd wordt. Een dergelijke verlenging van het dienstverband achteraf komt voor rekening en risico van de werkgever.

Lid 5 en 6 hebben betrekking op het feit dat de doorloop van de gesubsidieerde arbeid in feite een afbouw is. Indien een subsidie eenmaal geheel of gedeeltelijk is beëindigd, kan deze niet meer herleven. Dit is duidelijk als iemand is uitgestroomd naar bijvoorbeeld een reguliere baan. Maar ook als een (tijdelijke) urenvermindering heeft geleid tot een subsidievermindering naar rato. Als de werknemer weer meer gaat werken in hetzelfde dienstverband, ontstaat geen nieuw recht op loonkostensubsidie. Ten onrechte betaalde loonkostensubsidie dient te worden terugbetaald. De regels van de subsidieverordening en het burgerlijk wetboek zijn van toepassing. De gemeente kan in dringende gevallen van terugvordering afzien.

Artikel 13 Verantwoording

In de verantwoording wordt uitgegaan van een loonkostensubsidie op persoonsniveau. De loonkostensubsidie wordt verleend aan de werkgever, toegespitst op een individuele werknemer. Met de verdere omvorming van de gesubsidieerde arbeid is de verantwoordingssystematiek, waarbij werkgevers de werkelijke loonkosten van de betrokken werknemers opgeven, vereenvoudigd. De werkgever dient na afloop van het kalenderjaar, eenmalig, opgave te doen over de periode die en het aantal uren dat een specifieke werknemer in dienst is geweest. Deze verklaring is de basis voor de jaarlijkse vergoeding waarop de werkgever recht heeft. De verklaring valt onder de accountantscontrole.

Een werkgever kan, voorafgaand aan het subsidiejaar, een voorschot verkrijgen op de te verwachten loonkostensubsidie, via een voorlopige opgave.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Bezwaar en beroep

Het aanvragen en het verstrekken van loonkostensubsidie valt onder de werkingssfeer van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), afdeling 4.1.2. en 4.1.3.

Artikel 15 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Artikel spreekt voor zich.

Artikel 16 Aanduiding en inwerkingtreding

Artikel spreekt voor zich.