Beleidsregels gemeentelijke belastingen Almelo

Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels gemeentelijke belastingen Almelo

Gemeenteblad van Almelo

Geldende tekst

regelingnummer: 2295

Nr. 31

B&W-besluit van 20 december 2006 , houdende vaststelling van de Beleidsregels gemeentelijke belastingen Almelo..

De heffings- en invorderingsambtenaar van de gemeente Almelo;

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 1 en artikel 7 van de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen;

  • -

    artikel 2 en artikel 8 van de Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting;

  • -

    artikel 2 en artikel 8 van de Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht;

  • -

    artikel 2 en artikel 7 van de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing;

  • -

    artikel 231, 242 en 244 van de Gemeentewet en artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • -

    hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken;

  • -

    artikel 1:3 lid 4 en artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel a, Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat Besluit behorende bijlage.

Besluit: vast te stellen de navolgende regeling:

Beleidsregels op het gebied van de gemeentelijke belastingen c.a.

Inhoudsopgave

De beleidsregels in dit besluit zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken:

1.

Het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

2.

Het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

3.

Automatische incasso

4.

Ambtshalve vermindering

5.

Toepassing wegingsfactoren kosten bezwaarfase

6.

Slotbepalingen

Hoofdstuk 1: Het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Artikel 1: Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende zaak, perceel of hond). In de gevallen waarin dit voorkomt moet de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Almelo een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

Artikel 2: Voorkeursvolgorde bij verschillende categorieën genothebbenden van woningen

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

1.

de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

a.

de vruchtgebruiker, c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

b.

de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

c.

de erfpachter dan wel de beklemde meier;

2.

de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

3.

degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

Artikel 3: Voorkeursvolgorde binnen één categorie genothebbenden van woningen

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

1.

de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

2.

degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

3.

degene die in de gemeente woont of is gevestigd;

4.

degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

5.

bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

6.

een natuurlijk persoon boven een niet natuurlijk persoon;

7.

degene die bij het teamonderdeel Belastingen als genothebbende of gebruiker bekend is.

Artikel 4: Voorkeursvolgorde bij de onroerende-zaakbelastingen van gebruikers van niet-woningen

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van gebruikers van niet-woningen, wordt indien sprake is van een vennootschap onder firma (vof), maatschap of commanditaire vennootschap de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

1.

de vennoot/maat die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

2.

de oudste vennoot/maat in leeftijd;

3.

de vennoot/maat die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 5: Voorkeursvolgorde bij de hondenbelasting, het rioolrecht en de afvalstoffenheffing

Artikel 5: Voorkeursvolgorde bij de hondenbelasting, het rioolrecht en de afvalstoffenheffing

Met betrekking tot de hondenbelasting, het rioolrecht van gebruikers en de afvalstoffenheffing wordt de aanslag gesteld ten name van:

1.

degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

2.

degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) wordt aangewezen als hoofdbewoner;

3.

degene die de huur van het gehele belastingobject c.q. het object waar de hond wordt gehouden, betaalt aan een elders wonende verhuurder;

4.

de oudste in leeftijd;

5.

degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 6: Samenvoegen van aanslagen op één aanslagbiljet

Indien en voor zover aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

1.

ingevolge de artikelen 2 en 3 kan worden aangewezen;

2.

ingevolge artikel 4 kan worden aangewezen;

3.

ingevolge artikel 5 kan worden aangewezen.

Artikel 7: Uitzonderingen op de voorkeursvolgorde

De artikelen 2 tot en met 6 vinden geen toepassing indien:

1.

de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorafgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

2.

bij het teamonderdeel Belastingen bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover vooraf kan worden bezien dat dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

Artikel 8: Situatie bij aanvang belastingtijdvak beslissend

Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 9: Doel van de voorkeursvolgorde rechtvaardigt afwijking daarvan

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

Artikel 10: Wijzigingen voorkeursvolgorde

Wijzigingen kunnen – indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd – pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Artikel 11: Willekeur

Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur. (Beroep bij de rechter is mogelijk.)

Artikel 12: Heffing op andere wijze

Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 2 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13: Overig

In gevallen waarin niet middels het voorstaande is voorzien beslist de heffingambtenaar.

Hoofdstuk 2: het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Artikel 1: Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen mag de gemeente op grond van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de bekendmaking van de WOZ-beschikking aan één van de belanghebbenden verzenden. De gemeente Almelo hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Artikel 2: Het aanwijzen van een WOZ belanghebbende in een keuzesituatie

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, is het bepaalde in Hoofdstuk 1 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3: Automatische incasso

Artikel 1: Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

-

materiële belastingschuld: de belastingschuld, zoals deze ontstaat op grond van de gemeentelijke belastingverordeningen, waarop nog geen betalingsplicht rust;

-

formele belastingschuld: het bedrag aan gemeentelijke belastingen dat op het aanslagbiljet staat vermeld en daadwerkelijk moet worden betaald;

-

belastingjaar: periode van 1 januari tot en met 31 december waarover de gemeentelijke belastingen worden geheven;

-

de incassant: de gemeente Almelo;

-

belastingschuldige: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de belasting verschuldigd is.

Artikel 2: Doel van de automatische incasso

De automatische incasso heeft tot doel de formele belastingschuld van de belastingschuldige gedurende het belastingjaar te spreiden en in tien maandelijkse termijnen automatisch te incasseren.

Artikel 3: Gemeentelijke belastingen

In de automatische incasso zijn de volgende gemeentelijke belastingen opgenomen:

-

onroerende-zaakbelastingen;

-

hondenbelasting;

-

rioolrechten;

-

afvalstoffenheffing.

Artikel 4: Deelname aan de automatische incasso

1.

Deelname aan de automatische incasso is mogelijk door of ten behoeve van de belastingschuldigen, indien het totaalbedrag van de in de incassoregeling opgenomen belastingen hoger is dan € 100,- per jaar, maar niet meer bedraagt dan € 3.000,- per jaar.

2.

De incassant kan de deelname aan de automatische incasso weigeren indien er omstandigheden worden geconstateerd die het regelmatig verloop van de termijnbetalingen belemmeren of zouden kunnen belemmeren.

Artikel 5: Aanmelding

1.

Aanmelding vindt plaats door vóór 1 maart van het belastingjaar de groene machtigingskaart in te leveren bij of toe te zenden aan het teamonderdeel Belastingen van de gemeente Almelo of door het indienen van een machtiging op de internetpagina van de gemeente Almelo.

2.

De machtiging tot automatische incasso wordt zonder tegenbericht ieder jaar stilzwijgend verlengd.

Artikel 6: Berekening termijnbedrag

1.

Indien de machtiging is verleend voordat de belastingaanslag is verzonden of stilzwijgend is verlengd, dan wordt het termijnbedrag vastgesteld over een periode van tien incassotermijnen.

2.

De incassant heeft het recht, indien de hoogte van de formele belastingschuld daartoe aanleiding geeft, om gedurende het belastingjaar de hoogte van het termijnbedrag te wijzigen. De belastingschuldige wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

3.

Indien er tijdens de incassoperiode een vermindering op de belastingaanslag wordt verleend, wordt het bedrag van de vermindering in mindering gebracht op de nog resterende termijnbedragen.

Artikel 7: Tijdstip van afschrijving

De incassant zal de termijnbedragen automatisch afschrijven rond de 25e dag van elke maand. Het eerste termijnbedrag wordt afgeschreven in de maand van de eerste vervaldag.

Artikel 8: Termijnbedrag

Het totale belastingbedrag wordt verdeeld in tien vrijwel gelijke termijnbedragen.

Artikel 9: Aanslagoplegging

Het aanslagbiljet is voorzien van een dagtekening, de eerste en de laatste vervaldag.

Op de aangehechte acceptgiro staat vermeld dat de afschrijving van de tien termijnbedragen plaatsvindt als vermeld in artikel 7.

Artikel 10: Ontbindende voorwaarden

De automatische incasso wordt beëindigd:

1.

indien de automatische incasso van twee al dan niet opvolgende betalingstermijnen niet kan worden uitgevoerd;

2.

indien de belastingschuldige in surséance van betaling of in staat van faillissement verkeert;

3.

indien ten aanzien van de belastingschuldige de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

4.

indien de belastingschuldige naar het buitenland vertrekt of dreigt te vertrekken;

5.

indien er anderszins omstandigheden worden geconstateerd die een regelmatig verloop van de incasso zouden kunnen belemmeren;

6.

indien de belastingschuldige de machtiging opzegt, door het inzenden van de rode kaart of via de internetpagina van de gemeente Almelo.

Artikel 11: Overlijden

1.

Bij overlijden van de belastingschuldige dient de automatische incasso zo spoedig mogelijk door de wettelijke vertegenwoordiger te worden beëindigd.

2.

De erven kunnen de automatische incasso voortzetten door het afgeven van een nieuwe machtiging, welke aan het einde van het lopende belastingjaar door de erven moet worden stopgezet.

Artikel 12: Echtscheiding

1.

Echtscheiding of ontbinding van de samenlevingsovereenkomst van de belastingschuldige beëindigt de automatische incasso niet.

2.

Indien als gevolg van de echtscheiding of ontbinding van de samenlevingsovereenkomst niet meer kan worden geïncasseerd op het bestaande rekeningnummer, dan dient de belastingschuldige zo spoedig mogelijk schriftelijk het rekeningnummer mede te delen waarop de automatische incasso kan plaatsvinden. Wijzigingen kunnen tevens via de internetpagina van de gemeente Almelo worden doorgegeven.

Artikel 13: Verhuizing

Verhuizing van de belastingschuldige beëindigt de automatische incasso niet.

Artikel 14: Wijziging bank- of gironummer automatische incasso

Wijzigingen betreffende het bank- of gironummer dienen terstond schriftelijk te worden gemeld aan de invorderingsambtenaar van de gemeente Almelo. Wijzigingen kunnen tevens via de internetpagina van de gemeente Almelo worden doorgegeven.

Artikel 15: Terugstorting

1.

Indien de belastingschuldige het niet eens is met een afgeschreven termijnbedrag, dan kan hij/zij de bank- of giro-instelling opdracht geven het termijnbedrag op zijn/haar rekening terug te storten.

2.

De opdracht tot terugstorting wordt gegeven door een gele terugboekingskaart aan de eigen bank- of giro-instelling te zenden.

Artikel 16: Beëindiging van de incasso-overeenkomst

De automatische incasso kan door de belastingschuldige te allen tijde worden beëindigd door het inzenden van een rode “intrekking machtiging” kaart of via de internetpagina van de gemeente Almelo. In dat geval is de resterende belastingschuld direct invorderbaar dan wel geldt de laatste vervaldag welke vermeld staat op het aanslagbiljet als de dag waarop de betaling op de rekening van de incassant moet zijn ontvangen.

Hoofdstuk 4: Ambtshalve vermindering

Artikel 1: Reikwijdte en definities

1.

Dit hoofdstuk is van toepassing bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

2.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is.

3.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a.

de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen als bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;

b.

de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk mede-aansprakelijke heeft betaald;

c.

de driejaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt;

d.

het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of de kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag;

e.

de belastingaanslag: de aanslag als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1.

de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag:

het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;

2.

het aanslagbiljet:

de kennisgeving van het in onderdeel 1 bedoelde bedrag.

f.

de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Artikel 2: Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Ingeval het bedrag, dat vermeld staat op het aanslagbiljet, had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 10,- lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag, dat vermeld staat op het aanslagbiljet, verleent de heffingsambtenaar vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

a.

een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

b.

uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 3: Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

a.

ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

b.

aannemelijk is dat belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 4: Jurisprudentie

1.

Een uitspraak van de Hoge Raad of van een Gerechtshof, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad of het Hof is gewezen, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

2.

Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad of van een Gerechtshof, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 5: Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

Hoofdstuk 5: Toepassing van wegingsfactoren bij toekenning van een vergoeding van

in de bezwaarfase gemaakte kosten

Artikel 1: Algemeen

Artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht bevat de wettelijke regeling voor vergoeding van proceskosten in de bezwaarprocedure. De wet voorziet uitsluitend in een vergoeding van de kosten die belanghebbende in verband met bezwaar heeft moeten maken voor zover het primaire besluit, waartegen het bezwaar zich richt, wordt herroepen vanwege aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid en voor zover belanghebbende daarom heeft verzocht voordat het bestuursorgaan uitspraak op het bezwaarschrift heeft gedaan.

In het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) worden de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen limitatief opgesomd. Ingevolge artikel 1 sub a juncto artikel 2 lid 1 sub a Bpb vindt vergoeding plaats van de kosten van rechtsbijstand die belanghebbende in verband met het bezwaar heeft moeten maken, indien de rechtsbijstand beroepsmatig door een derde is verleend.

Bij het vaststellen van de hoogte van deze vergoeding heeft het bestuursorgaan een zekere beleidsruimte. Deze beleidsruimte heeft betrekking op de zogenaamde wegingsfactoren voor de berekening van de vergoeding van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De wegingsfactoren brengen de zwaarte van de zaak tot uitdrukking en kunnen variëren van een zeer lichte zaak tot een zeer zware zaak (onderdeel C1. bijlage Bpb). De uitkomst dient in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verbandhoudende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener.

Artikel 2: Belastingbedrag

In deze beleidsregel wordt verstaan onder een belastingbedrag:

a.

het bedrag van een belastingaanslag tezamen met de bij de belastingaanslag opgelegde bestuurlijke boete, of:

b.

indien geen belastingaanslag is vastgesteld, maar wel een bestuurlijke boete is opgelegd: het bedrag van de boete, of:

c.

het bedrag van de belasting die op aangifte is voldaan.

Artikel 3: Belastingaanslag

Onder een belastingaanslag wordt mede verstaan een bedrag als bedoeld in artikel 233a, lid 2, aanhef en onderdeel a, Gemeentewet.

Artikel 4: Wegingsfactoren

Voor de toepassing van de wegingsfactoren, die zijn genoemd in onderdeel C1. van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt een zaak:

1.

indien het geschil zich beperkt tot de hoogte van een aanslag gemeentebelastingen aangemerkt als:

a.

zeer licht indien een belastingbedrag van minder dan € 450,- in geschil is of;

b.

licht indien een belastingbedrag van € 450,- of meer, maar minder dan € 900,- in geschil is of;

c.

gemiddeld indien een belastingbedrag van € 900,- of meer, maar minder dan € 6.750,- in

geschil is of;

d.

zwaar indien een belastingbedrag van € 6.750,- of meer, maar minder dan € 22.500,- in

geschil is of;

e.

zeer zwaar indien een belastingbedrag van € 22.500,- of meer in geschil is.

2.

indien het geschil zich beperkt tot de WOZ-waarde van een object aangemerkt als:

a.

zeer licht indien een WOZ-waarde van minder dan € 45.000,- in geschil is of;

b.

licht indien een WOZ-waarde van € 45.000,- of meer, maar minder dan € 90.000, - in geschil is of;

c.

gemiddeld indien een WOZ-waarde van € 90.000,- of meer, maar minder dan € 675.000,- in geschil is of;

d.

zwaar indien een WOZ-waarde van € 675.000,- of meer, maar minder dan € 2.250.000,- in geschil is of;

e.

zeer zwaar indien een WOZ-waarde van € 2.250.000,- of meer in geschil is.

3.

indien het geschil zich beperkt tot:

a.

een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een WOZ-waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van minder dan € 450,- dan wel met een waarde van minder dan € 45.000,- als zeer licht;

b.

een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een WOZ-waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van € 450,- of meer, maar minder dan € 900,- dan wel met een waarde van € 45.000,- of meer, maar minder dan € 90.000,- als licht;

c.

een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een WOZ-waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van € 900,- of meer, maar minder dan € 6.750,- dan wel met een waarde van € 90.000,- of meer, maar minder dan € 675.000,- als gemiddeld;

d.

een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een WOZ-waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van € 6.750,- of meer, maar minder dan

€ 22.500,- dan wel met een waarde van € 675.000,- of meer, maar minder dan

€ 2.250.000,- als zwaar;

e.

een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een WOZ-waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van € 22.500,- of meer, dan wel met een waarde € 2.250.000,- of meer als zeer zwaar.

4.

Indien het geschil van een zaak zich richt tegen zowel de hoogte van de aanslag gemeentebelastingen als tegen de WOZ-waarde van een object, wordt voor de toepassing van de wegingsfactoren aangesloten bij lid 2 van dit artikel.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

1.

De beleidsregels op het gebied van de gemeentelijke belastingen c.a., vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Almelo op 21 december 2004, worden ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.

De beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2007.

3.

De beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels gemeentelijke belastingen Almelo”.

De ambtenaar belast met de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen,

20 december 2006,

Heffingsambtenaar als voornoemd, Invorderingsambtenaar als voornoemd,