Regeling vervallen per 20-03-2013

Subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 2001

Geldend van 01-01-2002 t/m 19-03-2013

Intitulé

Subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 2001

Begripsomschrijvingen

Gemeenteblad van Almelo

Geldende tekst

regelingnummer: 2110

Nr. 30

Raadsbesluit van13 december 2001, houdende vaststelling van de subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 2001

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Algemene Subsidieverordening Gemeente Almelo 1999;

HOOFSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verenigingen (voor amateuristische kunstbeoefening): verenigingen, waarvan de leden uit liefhebberij bezig zijn met kunst en deze niet commercieel beoefenen;

  • b.

    evenement: de onder c en d bedoelde activiteiten;

  • c.

    openba(a)r(e) concert of voorstelling: een concert of voorstelling, tegen betaling van entreegelden, voor ieder toegankelijk;

  • d.

    vervangende zang- of muziekuitvoering: een concert of uitvoering, te organiseren in een ziekenhuis, bejaarden- kinder- of verpleegtehuis, alleen toegankelijk voor de bewoners van deze inrichtingen en/of genodigden daarvan;

  • e.

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo:

  • f.

    gemeentebestuur: de gemeenteraad of, indien de bevoegdheid bij het college berust, het college.

Reikwijdte verordening

Artikel 2

  • 1. Subsidie op grond van deze verordening wordt verleend, indien voldaan wordt aan de verplichtingen en bepalingen, neergelegd in de Algemene Subsidieverordening Gemeente Almelo 1999 en de nadere verplichtingen en bepalingen van deze verordening.

  • 2. Bij strijd tussen de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Almelo 1999 en deze verordening gelden de bepalingen van deze verordening.

Artikel 3

De in artikel 2, lid 1, bedoelde subsidie wordt verleend aan de hierna genoemde verenigingen:

  • a.

    zang- en oratoriumverenigingen;

  • b.

    accordeonverenigingen en orkesten, niet genoemd onder c;

  • c.

    harmonie- en fanfareorkesten, brassbands en de daaraan verbonden of zelfstandige drumbands, alsmede de aan orkesten of drumbands verbonden majorettekorpsen;

  • d.

    toneel- en cabaretverenigingen;

  • e.

    volksdansverenigingen;

  • f.

    operette- en musicalverenigen.

HOOFDSTUK 2 BEPALINGEN M.B.T. DE SUBSIDIEUITGANGSPUNTEN

Artikel 4

Voor het verkrijgen van subsidie ingevolge deze verordening dient de vereniging:

  • a.

    voor haar bestaan onafhankelijk te zijn van een instelling, bedrijf of instantie;

  • b.

    ten minste 2 jaar te bestaan op 1 januari van het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • c.

    rechtspersoonlijkheid te bezitten;

  • d.

    te zijn aangesloten bij een voor de vereniging geëigende landelijke organisatie of vergelijkbare overkoepeling.

Artikel 5

  • 1. Het bedrag, dat door de leden dient te worden betaald aan contributie, is mede afhankelijk van een nader door het college vast te stellen minimum.

  • 2. De vereniging dient zo mogelijk voorts voor andere eigen inkomsten zorg te dragen.

Artikel 6

  • 1.

    Zang- en oratoriumverenigingen dienen:

    • a.

      op 1 januari van het jaar, waarop de door het college te verlenen subsidie betrekking heeft, ten minste 15 werkende leden te tellen. Ten minste ¾ van het aantal werkende leden dient in de Gemeente Almelo te wonen;

    • b.

      jaarlijks één openbaar concert of tenminste twee door het college als zodanig aan te merken vervangende zanguitvoeringen te verzorgen, als regel in de gemeente Almelo;

    • c.

      – zo mogelijk - aangesloten te zijn bij de Almelose Zangersbond.

  • 2.

    Orkesten en accordeonverenigingen, alsmede de harmonie, de fanfare of de brassband, welke overeenkomstig lid 4 van dit artikel als orkest zijn aangemerkt, dienen:

    • a.

      op 1 januari van het jaar, waarop de door het college te verlenen subsidie betrekking heeft, tenminste een aantal werkende leden te tellen als volgt:

  • 1.

    accordeonverenigingen en orkesten: 15

  • 2.

    harmonie- en fanfareorkesten en brassbands: 24

    Ten minste ¾ van het aantal werkende leden dient in de gemeente Almelo te wonen;

    • b.

      jaarlijks één openbaar concert of tenminste twee vervangende muziekuitvoeringen te verzorgen, als regel in de gemeente Almelo;

    • c.

      – zo mogelijk- aangesloten te zijn bij de Almelose Muziekbond.

  • 3.

    Harmonie- en fanfareorkesten, brassbands en zelfstandige drumbands dienen:

    • a.

      op 1 januari van het jaar, waarop de door het college te verlenen subsidie betrekking heeft, tenminste een aantal werkende leden te tellen als volgt:

  • 1.

    harmonie- en fanfareorkesten: 30

  • 2.

    brassbands: 24

  • 3.

    drumbands: 16.

    Ten minste ¾ van het aantal werkende leden dient in de gemeente Almelo te wonen;

    • b.

      bereid te zijn tenminste tweemaal per jaar gratis medewerking te verlenen aan een door de gemeente te organiseren of aan te geven manifestatie, waaronder in ieder geval begrepen Koninginnedag, avondvierdaagse en intocht Sint Nicolaas. Voor eventuele medewerking aan andere evenementen wordt vooraf overleg gevoerd tussen gemeentebestuur en Almelose Muziekbond;

    • c.

      – zo mogelijk – aangesloten te zijn bij de Almelose Muziekbond.

  • 4.

    Het harmonie-, het fanfareorkest of de brassband, dat/die tot doel heeft uitsluitend het geven

van zaalconcerten, kan door het college op een met redenen omkleed verzoek worden

aangemerkt als een orkest als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

  • 5.

    Toneelverenigingen dienen: a. op 1 januari van het jaar, waarop de door het college te verlenen subsidie betrekking heeft, ten minste 7 werkende leden te tellen. Ten minste ¾ van het aantal werkende leden dient in de gemeente Almelo te wonen;

    • b.

      jaarlijks een openbare toneelvoorstelling te verzorgen, als regel in de gemeente Almelo.

  • 6.

    Volksdansverenigingen dienen:

    • a.

      op 1 januari van het jaar, waarop de door het college te verlenen subsidie betrekking heeft, tenminste 15 werkende leden te tellen. Ten minste ¾ van het aantal werkende leden dient in de gemeente Almelo te wonen;

    • b.

      bereid te zijn ten minste tweemaal per jaar gratis medewerking te verlenen aan een door de gemeente te organiseren of aan te geven manifestatie.

  • 7.

    Musical- en operetteverenigingen dienen:

    • a.

      op 1 januari van het jaar, waarop de door het college te verlenen subsidie betrekking heeft, tenminste 15 werkende leden te tellen. Tenminste ¾ van het aantal werkende leden dient in de gemeente Almelo te wonen;

    • b.

      jaarlijks een openbare voorstelling te verzorgen, als regel in de gemeenten Almelo.

Artikel 7

  • 1.

    Van de verplichtingen, gesteld in artikel 4, leden a en d, en artikel 6, kan het college op een daartoe met redenen omkleed verzoek ontheffing verlenen. Deze ontheffing geldt steeds voor één jaar.

  • 2.

    Aan verenigingen, die niet voldoen aan de voorwaarde, gesteld in artikel 6, dat ten minste ¾ van het aantal leden in Almelo dient te wonen, kan op een nader door het college vast te stellen wijze subsidie worden verleend.

HOOFDSTUK 3 BEPALINGEN M.B.T. DE SUBSIDIEVERLENING EN - VASTSTELLING

1 Exploitatiesubsidie

Artikel 8

  • 1. De vereniging, die in aanmerking wenst te komen voor een exploitatiesubsidie, dient bij het college jaarlijks voor 1 maart een aanvraag met een exploitatieoverzicht hiervoor in over het voorafgaande tijdvak van 1 januari tot en met 31 december.

  • 2. In het exploitatieoverzicht mogen de inkomsten en uitgaven met betrekking tot evenementen als bedoeld in artikel 1 niet worden opgenomen.

Artikel 9

1.De exploitatiesubsidie per jaar bestaat uit een bedrag samengesteld uit:

. a een basissubsidie en een bedrag per werkend lid per 31 december van het betrokken jaar dat in of bij de gemeentebegroting wordt vastgesteld;

b een subsidie van 10% over de door de werkende leden betaalde contributie in het betrokken jaar;

  • c.

    een subsidie van 25% in de kosten van huur van een repetitielokaal in het betrokken jaar;

  • d.

    een subsidie van 30% in de salariskosten en sociale lasten (volgens opgave aan de

    belastingsdienst) van dirigent, instructeur, regisseur of andere artistieke leiders in het

    betrokken jaar;

  • e.

    een subsidie ten behoeve van de fondsvorming voor aanschaf en/of onderhoud van

    instrumenten voor zover deze eigendom van de vereniging zijn, op basis van het in de

    SONMO-regeling genoemde bedrag.

    • 2.

      De in dit artikel, lid 1e bedoelde bedragen zullen niet direct aan de verenigingen worden uitgekeerd. De fondsvorming geschiedt door de gemeente. Verenigingen kunnen bij aanschaf van instrumenten hierop aanspraak maken tot maximaal dat deel, dat ten behoeve van de vereniging is gereserveerd. Met goedkeurig van het college kan, indien het fonds dit toelaat, een deel worden benut ten behoeve van de aankoop van uniforme kleding.

Artikel 10

Vaststelling van de subsidie vindt door het college plaats binnen 6 weken na ontvangst van de aan de eisen voldoende aanvraag als bedoeld in de artikelen 8 en 24.

Evenementensubsidie

Artikel 11

Tenminste 4 weken voordat een openbaar concert, een openbare voorstelling of een vervangende zang- of muziekuitvoering wordt gegeven, dient de vereniging een begroting in. Indien verenigingen gezamenlijk een openbaar concert of een openbare voorstelling geven, dienen deze verenigingen gezamenlijk een voorstel in. Bovendien zendt de vereniging tenminste één week voor het concert of de voorstelling een programma toe aan het college.

Artikel 12

  • 1. Per jaar kunnen voor subsidie in aanmerking komen:

    • a.

      twee openbare concerten of twee vervangende zanguitvoeringen voor de zang- en oratoriumverenigingen;

    • b.

      één openbaar concert of twee vervangende muziekuitvoeringen voor orkesten en accordeonverenigingen;

    • c.

      één openbaar concert voor harmonie en fanfareorkesten, brassbands en drumbands;

    • d.

      twee openbare voorstellingen voor toneel en cabaretverenigingen en volksdansverenigingen;

    • e.

      twee openbare voorstellingen voor musical- en operetteverenigingen.

  • 2. het college kan op aanvraag van een vereniging beslissen, dat één openbaar concert of openbare uitvoering per jaar meer, voor subsidie in aanmerking kan komen.

Artikel 13

Indien verenigingen gezamenlijk een openbaar concert of een openbare voorstelling geven, dan wordt dit concert of deze voorstelling voor iedere vereniging afzonderlijk als één gegeven openbaar concert of één gegeven openbare voorstelling aangemerkt.

Artikel 14

In het door het college goedgekeurde begrote tekort van een evenement als bedoeld in artikel 12 wordt een subsidie verleend van maximaal:

  • 1.

    50% in de kosten van zaalhuur (inclusief BTW) voor het openbaar concert of openbare voorstelling. De kosten van extra faciliteiten (piano, licht enz.) worden niet tot de zaalhuurkosten gerekend;

  • 2.

    50% in de overige lasten, die direct verband houden met het openbaar concert of openbare voorstelling.

Voor de overige lasten wordt in beschouwing genomen een maximumbedrag, dat in of bij de gemeentebegroting wordt vastgesteld;

verschillend voor:

  • a.

    voor toneel-, cabaret- en volksdansverenigingen;

  • b.

    voor orkesten, accordeonverenigingen, harmonie- en fanfareorkesten, brassbands

en zelfstandige drumbands;

  • c.

    voor zangverenigingen zonder professionele, vocale of instrumentale medewerking;

  • d.

    voor zang-, musical- en operetteverenigingen met professionele vocale of

instrumentale medewerking, indien deze medewerking noodzakelijk is voor het

uitvoeren van het werk;

  • e.

    voor oratoriumverenigingen en voor verenigingen, die een oratorium uitvoeren

    waarbij een professioneel begeleidingsorkest noodzakelijk is;

  • f.

    voor musical- en operetteverenigingen, die voor hun voorstelling noodzakelijkerwijs

    gebruik moeten maken van een professioneel begeleidingsorkest.

Artikel 15

Op basis van de goedgekeurde begroting, als bedoeld in artikel 11, verleent het college de subsidie en wel op een dusdanig tijdstip, dat de vereniging binnen 4 weken na aanvraag, van deze beslissing kennis draagt.

Artikel 16

Binnen 8 weken na de datum van het evenement zendt de vereniging rekening en verantwoording daarvan in. Binnen 4 weken na ontvangst hiervan wordt de subsidie vastgesteld met inachtneming van het gestelde in artikel 14.

Premiesubsidie

Artikel 17

  • 1.

    Voor zang-, muziek- en toneeluitvoeringen in ziekenhuizen, bejaarden-, kinder- of verpleegtehuizen, die niet worden gegeven als verplicht(e) concert of uitvoering, bedoeld in

    artikel 6, kan een subsidie worden verleend (maximaal twee keer per vereniging per jaar).

  • 2.

    Voor het verkrijgen van een subsidie als bedoeld in het eerste lid dient de vereniging voor de uitvoering een aanvraag in bij het college, onder opgave van het programma.

  • 3.

    Het college stelt de hoogte van de subsidie als bedoeld in lid 1 vast.

Opleidingssubsidie

Artikel 18

In de kosten van opleiding van leerlingen aan een door het college als zodanig erkend opleidingsinstituut, wordt een subsidie verleend van 2/3 van de kosten per leerling per jaar.

De acceptabele kosten per leerling worden door het college bepaald.

HOOFDSTUK 4 BEPALINGEN M.B.T. DE SUBSIDIEBETALING

Artikel 19

De overeenkomstig artikel 9 vastgestelde subsidie wordt binnen 4 weken na vaststelling aan de verenigingen uitbetaald.

Artikel 20

Op verzoek van de vereniging kan een voorschot van 75% worden verleend op de verleende subsidie als bedoeld in artikel 15. Het op grond van artikel 16 vastgestelde subsidie wordt uitbetaald binnen 4 weken na vaststelling onder aftrek van een eventueel verstrekt voorschot.

Artikel 21

De subsidie, als bedoeld in artikel 17, wordt uitbetaald binnen 4 weken na datum van uitvoering.

Artikel 22

Uitbetaling van de subsidie, als bedoeld in artikel 18, vindt plaats, binnen 4 weken na ontvangst van de rekening van het opleidingsinstituut.

HOOFDSTUK 5 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 23

Het college kan overkoepelende organisaties aanwijzen, via welke de verenigingen hun stukken dienen in te zenden en via welke alle betalingen aan de verenigingen zullen geschieden.

Artikel 24

Het college kan, de verenigingen gehoord, formulieren vaststellen voor het opmaken van de exploitatieoverzichten, de begrotingen en de rekeningen en verantwoordingen, als bedoeld in deze verordening.

Artikel 25

Het college bepaalt, de verenigingen gehoord, welke inkomsten en uitgaven ten laste van het exploitatieoverzicht dan wel ten laste van de evenementenbegroting moeten worden gebracht.

Artikel 26

In alle gevallen waarin deze verordening niet of niet geheel voorziet, beslist het gemeentebestuur.

HOOFDSTUK 6 OVERGANGS-

EN SLOTBEPALINGEN

Inwerkingtreding

Artikel 27

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie en is voor het eerst geldend voor subsidieaanvragen die na de datum van publicatie zijn ingediend.

  • 2.

    Met ingang van die datum vervalt de “ Subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening”, vastgesteld bij raadbesluit van 12 september 1991, nr…..

Citeertitel

Artikel 28

Deze verordening kan worden aangehaald als “ Subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 2001”

Gedaan ter openbare vergadering van 13 december 2001

TOELICHTING

Op de Subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 2001.

ALGEMEEN

Deze verordening, als opvolgster van die van 1991, is het gevolg van.

Ingaande 1 januari 1998 is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangevuld met de zogenaamde derde tranche. In deze derde tranche is ondermeer een titel "4.2. Subsidies" opgenomen, op grond waarvan aan de verstrekking van subsidies eisen worden gesteld, die zowel voor de rijksoverheid als de decentrale (lagere) overheden van toepassing zijn.

Een zeer belangrijk element daarin opgenomen is, dat subsidies in principe een wettelijke grondslag moeten hebben. In feite betekent dit -dat behoudens in uitzonderingsgevallen- subsidieverstrekking gebaseerd dient te zijn op een subsidieregeling, die als regel wordt aangeduid als verordening. Door een dergelijke verordening wordt de desbetreffende overheid ondermeer gedwongen aan te geven welke voorschriften met het oog op het bereiken van de doeleinden van de subsidieverstrekking dienen te worden opgelegd.

Ten aanzien van de algemene regels voor het verstrekken van subsidie heeft invoering van de derde tranche geleid tot vaststelling door de Gemeenteraad van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Almelo 1999 (raadsbesluit 15 juli 1999, nr. 88). In deze verordening is opgenomen, dat de raad (deel) verordeningen kan vaststellen, die ten minste bepalen:

  • a.

    voor welke activiteiten subsidie mogelijk is;

  • b.

    welke verplichtingen aan de subsidieverstrekking te verbinden zijn.

Hoewel de subsidiering van de amateuristische kunstbeoefening reeds vele jaren geregeld is in een verordening dient aanpassing hiervan plaats te vinden aan de derde tranche Awb en de hiervan afgeleide –hiervoor reeds genoemde- algemene subsidieverordening. In de vernieuwde verordening is eveneens rekening gehouden met het gestelde in de "Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving", die een kwaliteitsverbetering van de regelgeving door in het bijzonder standaardisering hiervan, nastreven.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in het nu voorgelegde model geen inhoudelijke veranderingen in de subsidiecomponenten en de –voorwaarden zijn aangebracht. De wijzigingen betreffen aanpassingen aan de op de derde tranche Awb geënte algemene subsidieverordening en genoemde decentrale regelgeving en zijn in een aantal gevallen ook van tekstuele aard. Dit laatste mede ter verduidelijking van bestaande teksten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Aan de begripsomschrijvingen is toegevoegd een omschrijving van "exploitatieoverzicht".

Artikel 2

In dit artikel is tot uitdrukking gebracht dat de verplichtingen en de bepalingen in de algemene subsidieverordening van toepassing zijn, tenzij in de verordening amateuristische kunstbeoefening een afwijkende regeling is getroffen. Deze laatste gaat dan voor.

Artikel 3

Dit artikel geeft aan welke verenigingen voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Artikel 4

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie worden aan de verenigingen eisen gesteld, die een waarborg inhouden dat subsidie op een verantwoorde wijze kan worden verstrekt en besteed.

Artikel 5

In dit artikel wordt tot uitdrukking gebracht dat door de verenigingen ook eigen inkomsten dienen te worden ingebracht.

Artikel 6

Aan de verenigingen worden eisen gesteld ten aanzien van het aantal werkende leden en de woonplaats, het aantal concerten of uitvoeringen, waaronder die bij bepaalde manifestaties, en

-zo mogelijk- aansluiting bij een overkoepelende organisatie.

Artikel 7

Dit artikel voorziet in bepaalde ontheffings- of wijzigingsmogelijkheden ten aanzien van het gestelde in artikel 6.

Artikel 8

De aanvraagperiode voor de exploitatiesubsidie en de uitsluiting van inkomsten en uitgaven voor evenementen is hierin bepaald.

Artikel 9

In dit artikel is opgenomen hoe de exploitatiesubsidie wordt opgebouwd.

Een belangrijk onderdeel is de fondsvormingsubsidie voor instrumenten en de daarvoor vastgelegde regeling.

In tegenstelling tot de huidige verordening zijn in dit artikel geen nominale bedragen meer opgenomen voor de basissubsidie. Deze worden door de gemeenteraad in of bij de gemeentebegroting vastgesteld. Voor het jaar 2001 geldt een basisbedrag van f 300,- + f 1,- per werkend lid op 31 december 2001.

Artikel 10

Vaststelling van de subsidie dient binnen de gestelde periode plaats te vinden.

Artikel 11

Aan de verlening van evenementensubsidie zijn voorwaarden gesteld ten aanzien van vooraf in te dienen informatie.

Artikel 12

Hierin wordt aangegeven voor hoeveel concerten of voorstellingen (evenementen)subsidie kan worden verstrekt.

Ook wordt de ruimte geboden om één extra gesubsidieerd evenement te kunnen uitvoeren.

Artikel 13

Bij door de verenigingen gezamenlijk uit te voeren evenementen is geregeld hoe dit moet worden aangemerkt qua evenement per vereniging.

Artikel 14

In dit artikel zijn de wijze en inhoud van de subsidieverlening geregeld. Het gaat daarbij om de directe kosten die aan het evenement verbonden zijn. Ten aanzien van de zaalhuur betreft dit alleen de huur die moet worden betaald voor het concert of de uitvoering zelf.

In tegenstelling tot de vorige verordening zijn in dit artikel geen nominale bedragen meer opgenomen voor de overige lasten. Deze worden door de gemeenteraad in of bij de gemeentebegroting vastgesteld.

Voor het jaar 2001 geldt voor de overige lasten een maximumbedrag van:

f.700,00 voor toneel-, cabaret- en volksdansverenigingen;

f. 1.000,00 voor orkesten, accordeonverenigingen, harmonie- en fanfareorkesten, brassbands

en zelfstandige drumbands;

f. 1.000,00 voor zangverenigingen zonder professionele, vocale of instrumentale

medewerking;

f. 3.000,00 voor zang-, musical- en operetteverenigingen met professionele vocale of

instrumentale medewerking, indien deze medewerking noodzakelijk is voor het

uitvoeren van het werk;

f. 6.000,00 voor oratoriumverenigingen en voor verenigingen, die een oratorium uitvoeren

waarbij een professioneel begeleidingsorkest noodzakelijk is;

f. 6.000,00 voor musical- en operetteverenigingen, die voor hun voorstelling noodzakelijkerwijs

gebruik moeten maken van een professioneel begeleidingsorkest.

Artikelen 15 en 16

In deze artikelen worden termijnen gesteld ten aanzien van de subsidieverlening en –vaststelling.

Artikel 17

Voor uitvoeringen in de aangegeven accommodaties kan een door het college vastgestelde subsidie worden verstrekt. Dit bedrag is voor het jaar 2001 vastgesteld op een bedrag van f 150,- per uitvoering.

Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen dient vooraf deze subsidie te worden aangevraagd.

Artikel 18

In de opleidingskosten van leerlingen wordt een aanzienlijk subsidie verstrekt. Het opleidingsinstituut en de kosten per leerling worden door het college bepaald.

Artikelen 19 tot en met 22.

Hierin worden de subsidiebetalingsperiodes bepaald en de mogelijkheid van voorschotverlening bij de evenementensubsidie.

Artikel 23

In bijzondere, relevante gevallen kan dit van toepassing worden verklaard.

Artikel 24

Dit artikel is opgenomen om de juiste informatie voor de vaststelling van subsidies te verkrijgen. Ook voor de verenigingen kan dit als een ondersteunende factor bij de invulling hiervan worden aangemerkt.

Artikel 25

Gelet op de onduidelijkheden die kunnen ontstaan bij de toewijzing van de inkomsten en uitgaven is bepaling daarvoor door het college wenselijk.

Artikel 26

Hoewel getracht is in deze verordening alle zaken afdoende te regelen, is niet uit te sluiten dat er zich toch onvoorziene situaties voordoen. Dit artikel voorziet hierin.

Artikel 27

De verordening is van toepassing op aanvragen na de datum van publicatie. Voor daarvoor gedane aanvragen blijft de bestaande verordening gelden. Feitelijke consequenties heeft dit laatste niet, omdat de subsidiemogelijkheden en –bedragen niet worden gewijzigd.

Artikel 28

Door een jaartal aan de verordening toe te voegen kan verwarring ten aanzien van de toe te passing regeling worden voorkomen.