Beleidsregel Subsidies Arbeidsinschakeling 2007-2

Geldend van 01-07-2007 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Subsidies Arbeidsinschakeling 2007-2

Gemeenteblad van Almelo

Geldende tekst

regelingnummer: 2307

Nr. 14

Collegebesluit van 17 juli 2007, houdende vaststelling van de Beleidsregel Subsidies Arbeidsinschakeling 2007-2

Beleidsregel Subsidies Arbeidsinschakeling 2007-2

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities en begrippen

Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    De aanvrager: de werkgever c.q. de rechtspersoon zoals bedoeld in boek 2 artikel 1 – 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW);

  • b.

    Arbeidsovereenkomst: de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten (Boek 7, art. 610 BW);

  • c.

    De werknemer, de tot de doelgroep van deze beleidsregel behorende persoon, die werkzaam is op een gesubsidieerde arbeidsplaats;

  • d.

    WWB: Wet Werk en Bijstand;

  • e.

    Ioaw: de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • f.

    Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • g.

    Subsidie: een bijdrage ter compensatie van (een deel van) de kosten bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst van de doelgroep. De bijdrage kan bestaan uit een geldbedrag of een no-riskpolis.

  • h.

    Uitzendovereenkomst: conform artikel 690 BW: de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde;

  • i.

    Fulltime dienstverband : een volledig dienstverband conform de voor de sector geldende CAO dan wel de individuele arbeidsovereenkomst. In het geval daarvan geen sprake is geldt 40 uur als fulltime dienstverband;

  • j.

    Voorzieningen: voorzieningen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de WWB en beschreven in de reïntegratieverordening (artikel 4);

  • k.

    Uitkeringsgerechtigde; persoon jonger dan 65 jaar die bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan ontvangt op grond van de WWB, dan wel een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw of Ioaz;

  • l.

    Niet uitkeringsgerechtigde: de persoon bedoeld in artikel 6, onder a, van de WWB;

  • m.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo;

  • n.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk in het kader van de WSW en werk dat gewetensbezwaren oproept;

  • o.

    Arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6 onder sub b. van de wet;

  • p.

    Duurzame uitstroom: gedurende een dusdanige periode reguliere arbeid verrichten waardoor wordt voldaan aan het gestelde in artikelen 17, 17a en 17b van de Werkloosheidswet.

  • q.

    Opstapbaan: arbeidsovereenkomst bij een werkgever èn een detacheringsovereenkomst met een inlenende organisatie voor tenminste zes maanden, met een maximale arbeidsduur van 36 uur per week en met een minimale arbeidsduur van 24 uur per week, of zoveel als nodig is om de WWB-uitkering te beëindigen.

  • r.

    Omvorming gesubsidieerde arbeid: Beleid voor het voormalige Besluit Instroom- en Doorstroombanen of de Wet Inschakeling Werkzoekenden, dat van toepassing is op personen die op 1 juli 2004 een voortgezet dienstverband hebben op basis van deze regeling en wet, behorend tot categorie 3.

Hoofdstuk 2 Subsidie regulier werk

Artikel 2 Doelgroep subsidie

Om tot de doelgroep van de subsidie arbeidsinschakeling te behoren, dient de persoon:

  • -

    woonachtig te zijn in de gemeente Almelo, en;

  • -

    jonger dan 65 jaar, en;

  • -

    uitkeringsgerechtigd te zijn op grond van de WWB, Ioaz of Ioaw, dan wel werkzaam te zijn in een Opstapbaan.

Artikel 3 Doel van de subsidie

Met de subsidie wordt door het college primair een re-integratievoorziening beoogd ten behoeve van de doelgroep.

Artikel 4 De subsidievormen

  • 1. De subsidie kan ingezet worden:

    • a.

      Als bijdrage in de loonkosten, de loonkostensubsidie;

    • b.

      In de vorm van een no-riskpolis, waarmee het risico van verzuim van de werknemer kan worden beperkt;

    • c.

      Als combinatie van de onder a. en b. genoemde subsidies, waarbij geen cumulatie van bedragen plaatsvindt;

    • d.

      Als bijdrage in het tarief bij het aangaan van een uitzendovereenkomst.

  • 2. De bijdrage genoemd in lid 1 onder d. kan niet gecombineerd worden de bijdragen genoemd in lid 1 onder a. en b.

Artikel 4a De loonkostensubsidie

  • 1. De aanvrager heeft recht op de volgende loonkostensubsidies:

  • a. Voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst van een half jaar met een kandidaat uit de doelgroep: € 3.000,--;

  • b. Voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst van een jaar met een kandidaat uit de doelgroep: € 7.500,--;

  • c. Voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een kandidaat uit de doelgroep: € 10.000,--.

  • 2. Indien de aanvrager bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid onder a. of b. schriftelijk te kennen geeft, dat de overeenkomst met de kandidaat, bij goed functioneren èn bij ongewijzigde omstandigheden, wordt verlengd, dan kan de subsidie worden verhoogd:

  • a. Bij verlenging van de arbeidsovereenkomst van een half jaar met een half jaar, met een bedrag van maximaal € 3.000,--;

  • b. Bij omzetting van de arbeidsovereenkomst van een half jaar in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een bedrag van maximaal € 6.000,--;

  • c. Bij omzetting van de arbeidsovereenkomst van een jaar in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een bedrag van maximaal € 1.500,--, waarbij de verlengde overeenkomst als bedoeld onder a., als arbeidsovereenkomst van een jaar wordt beschouwd.

  • 4. Bij een arbeidsovereenkomst van minder dan 20 uur per week is er geen recht op een loonkostensubsidie.

  • 5. De subsidie, genoemd in lid 1, wordt naar rato toegekend indien het dienstverband minder bedraagt dan 38 uur.

Artikel 4b De no-riskpolis

  • 1. Indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 4a, heeft de werkgever recht op een no-riskpolis, waarmee de werkgever zich kan verzekeren tegen het risico van ziekteverzuim van de werknemer.

  • 2. De no-riskpolis wordt aangegaan voor de duur van de arbeidsovereenkomst, met een maximum van 1 jaar;

  • 3. De no-riskpolis vertegenwoordigt een waarde van:

    • a.

      € 250,-- bij een overeenkomst met een duur van zes maanden of minder;

    • b.

      € 500,-- bij een overeenkomst tussen zes maanden en een jaar.

  • 4. De polis wordt aan de werkgever slechts éénmaal ten behoeve van de betreffende werknemer verstrekt.

Artikel 4c De bijdrage in het uitzendtarief

  • 1. Indien er sprake is van het aangaan van een uitzendovereenkomst van ten minste 20 uur per week met een kandidaat uit de doelgroep, heeft de aanvrager recht op een bijdrage in het uitzendtarief voor ten hoogste 350 uur.

  • 2. De subsidie voor een uitzendovereenkomst wordt als volgt vastgesteld:

  • a. De premie bedraagt 30% van het bruto wettelijk minimumloon;

  • b. Voor de bepaling van het bruto uurloon, geldt de 38-urige werkweek als maatstaf;

  • c. Als peildatum voor de hoogte van het bruto minimumloon geldt de datum van de subsidie-aanvraag, waarbij het minimumloon op 1 januari van het betreffende jaar als maatstaf geldt.

  • 3. Bij een uitzendovereenkomst van minder dan 20 uur per week is er geen recht op een loonkostensubsidie.

Artikel 5 Verplichtingen van de aanvrager

  • 1. De aanvrager doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de loonkostensubsidie.

  • 2. De aanvrager kan aanspraak maken op de subsidie als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de werknemer is gedurende de genoemde minimale contractduur werkzaam bij de werkgever (art.7:610 BW);

  • b. de werknemer ontvangt loon voor arbeid (art 7: 610 BW);

  • c. de werknemer en werkgever ondertekenen beide een op schrift gestelde arbeidsovereenkomst waarin alle voorwaarden rondom de arbeidsrelatie zijn vastgelegd.

  • 3. De subsidie dient vóór het aangaan van de arbeidsovereenkomst dan wel uitzendovereenkomst te worden aangevraagd. Aanvragen van een later tijdstip worden buiten behandeling gelaten.

  • 4. De aanvrager stelt de aanvraag op schrift, via het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 5. Voordat een aanvraag in behandeling genomen wordt, dient een door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst overgelegd te worden.

  • 6. Voordat tot betaling van de (volledige) subsidie kan worden overgegaan, dient de aanvrager te overleggen:

  • a. Bij een halfjaarcontract: een kopie van de loonstrook over de 2e contractmaand en de 6e contractmaand;

  • b. Bij een jaarcontract: een kopie van de loonstrook over de 2e en de 12e contractmaand;

  • c. Bij een contract voor onbepaalde tijd: een kopie van de 2e en 24e contractmaand;

  • d. Bij een uitzendovereenkomst: de urenstaat van de betreffende werknemer over de gehele periode van 350 uur, of zoveel eerder als de overeenkomst in beëindigd. Bij meerdere werknemers met dezelfde contractperiode kan volstaan worden met het indienen van een verzamelstaat;

  • 7. De verplichtingen, genoemd in dit artikel, vormen onderdeel van het besluit tot toekenning van de loonkostensubsidie.

Artikel 6 Betaling subsidie

De loonkostensubsidie wordt betaalbaar gesteld in gelijke delen te weten:

  • a)

    Bij een contract voor een half jaar: per ultimo van de 2e en 7e maand na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst;

  • b)

    Bij een contract voor één jaar: per ultimo van de 2e en 13e maand na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst;

  • c)

    Bij een contract voor onbepaalde tijd: per ultimo van de 2e, 13e en 25e maand na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst;

  • d)

    Bij een uitzendovereenkomst: na afloop van de maximale periode van subsidiering van 350 uur èn na overlegging van de urenstaat waaruit de gewerkte uren blijken.

Artikel 7 Beëindiging en terugvordering van de subsidie

  • 1.

    Indien de arbeidsovereenkomst voor het einde van de looptijd eindigt, bestaat er vanaf het moment van beëindiging geen recht meer op een loonkostensubsidie.

  • 2.

    Indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de werkgever bestaat er vanaf de beëindigingsdatum geen recht op subsidie, ook al wordt deze datum op een later tijdstip herzien.

  • 3.

    Ten onrechte uitbetaalde subsidie wordt teruggevorderd.

  • 4.

    Terugvordering blijft achterwege indien, naar het oordeel van het college, argumenten van overwegende aard, gelegen in de persoonlijke situatie van de aanvrager dan wel de werknemer, daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 3 Omvorming gesubsidieerde arbeid

(voormalige WIW- en ID-banen)

Artikel 8 Doelgroep omvorming gesubsidieerde arbeid

Om tot de doelgroep van het voormalige Besluit In- en Doorstroombanen of de Wet Inschakeling Werkzoekenden te behoren, dient de persoon:

  • a.

    woonachtig te zijn in de gemeente Almelo, en;

  • b.

    jonger dan 65 jaar, en;

  • c.

    op 31 december 2003 op grond van het besluit In- en Doorstroombanen of de Wet Inschakeling Werkzoekenden in dienst te zijn van een werkgever en woonachtig te zijn in Almelo, en;

  • d.

    op 1 juli 2004 een voortgezet dienstverband te hebben op basis van de onder a. genoemde regeling en wet, en;

  • e.

    Voor wat betreft de onder c. genoemde regeling en wet, te behoren tot categorie 3.

Artikel 9 De loonkostensubsidie 2007

  • 1. De loonkostensubsidie bedraagt maximaal € 22.480,-- per jaar bij een dienstverband van 32 uur per week.

  • 2. Als maatstaf geldt een voltijds dienstverband van 36 uur.

  • 3. De subsidie wordt naar rato toegekend, indien:

    • a.

      het dienstverband meer of minder uren bedraagt dan 32 uur;

    • b.

      het dienstverband voor 31 december 2007 eindigt.

  • 4. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 10 De loonkostensubsidie vanaf 1 januari 2008

  • 1. De maximale jaarlijkse loonkostensubsidie wordt vastgesteld aan de hand van de volgende rekenregels:

    • a.

      Bruto minimumloon per maand;

    • b.

      Vermenigvuldigd met de grondslag 0,8421052 (32/38), zijnde een 32-urige werkweek gerelateerd aan een voltijds 38-urige werkweek.

    • c.

      Vermenigvuldigd met 12,96, zijnde 12 maanden inclusief vakantietoeslag.

    • d.

      De uitkomst van a. t/m c. wordt afgerond op € 10,-- naar boven.

  • 2. De subsidie wordt naar rato toegekend bij een dienstverband, minder dan 32 uur.

  • 3. De subsidie wordt naar rato toegekend, indien het dienstverband voor 31 december van het betreffende jaar eindigt.

  • 4. De definitieve vaststelling van de subsidie vindt jaarlijks achteraf plaats.

Artikel 11 De inkomenstoets vanaf subsidiejaar 2008

  • 1. De werkgever van een persoon uit de doelgroep heeft recht op volledige subsidie als het gezamenlijke inkomen van het huishouden van de betreffende persoon niet hoger is dan 120% van het wettelijk minimumloon.

  • 2. Onder inkomen wordt verstaan de inkomsten verworven uit of in verband met arbeid.

  • 3. Indien het gezamenlijk inkomen hoger is dan 120% van het minimumloon, wordt de subsidie vastgesteld aan de hand van de volgende rekenregels:

    • a.

      De rekenregels uit artikel 10 lid 1 zijn van toepassing;

    • b.

      Bij een gezamenlijk inkomen hoger dan 120% van het minimumloon wordt de subsidie naar rato verlaagd. De vermindering vindt plaats per 5%.

    • c.

      Indien beide partners een gesubsidieerd dienstverband hebben, wordt voor zover mogelijk, de subsidie voor beide betrekkingen verminderd tot een gezamenlijk maximum van 100% van het subsidiebedrag. De vermindering vindt plaats per 5%.

  • 4. De subsidie vanaf het kalenderjaar 2008 en verder wordt bepaald door de hoogte van het bruto jaarinkomen van de personen met een gezamenlijke huishouding in het jaar 2006, waarbij 1 mei 2007 als peildatum voor de gezamenlijk huishouding geldt. De bepaling gezamenlijke huishouding wordt geverifieerd op basis van de gegevens in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA).

  • 5. Voor de bepaling van het begrip gezamenlijke huishouding wordt aangesloten bij de definitie uit artikel 3 van de WWB.

Artikel 12 Verplichtingen van de aanvrager

  • 1. De aanvrager doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de loonkostensubsidie.

  • 2. Voor de vaststelling van het voorlopige recht op subsidie, al dan niet bij wijze van voorschot, dient aanvrager gegevens te overleggen, waar uit blijkt:

    • a.

      duur dienstverband;

    • b.

      de deeltijdfactor van de werknemer(s);

    • c.

      voor zover noodzakelijk, het inkomen van de gezamenlijke huishouding.

  • 3. Voor het overleggen van de in lid 2 genoemde gegevens maakt de werkgever gebruik van de daarvoor bestemde formulieren.

Artikel 13 Betalingen subsidie

  • 1. De loonkostensubsidie wordt uitbetaald:

  • a. Per maand: op of omstreeks de 23e van de maand, bij wijze van voorschot, of;

  • b. Per kwartaal: op of omstreek de 23e van de laatste maand van het betreffende kwartaal, bij wijze van voorschot, of;

  • c. Per jaar: met inachtneming van het gestelde in artikel 9 en 10, achteraf op basis van de werkelijke loonkosten.

  • 2. De betalingen vinden plaats op aanvraag, via een daartoe bestemd formulier.

Artikel 14 Beëindiging en terugvordering van de subsidie

  • 1. Het recht op loonkostensubsidie eindigt, op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigt.

  • 2. Indien het recht op loonkostensubsidie eindigt, als gevolg van verhuizing van de werknemer uit de gemeente Almelo, wordt de subsidie gedurende maximaal drie maanden na de datum van de verhuizing voortgezet.

  • 3. Indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de werkgever, bestaat er vanaf dat moment geen recht op subsidie, ook al wordt deze datum op een later tijdstip herzien.

  • 4. Een recht op loonkostensubsidie ingevolge dit hoofdstuk herleeft nimmer.

  • 5. Het gestelde in het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien het een vermindering van het aantal uren betreft.

  • 6. Ten onrechte uitbetaalde subsidie wordt teruggevorderd.

  • 7. Terugvordering blijft achterwege indien, naar het oordeel van het college, argumenten van overwegende aard, gelegen in de persoonlijke situatie van de aanvrager dan wel de werknemer, daartoe aanleiding geven.

Artikel 15 Verantwoording

  • 1.

    Na afloop van het kalenderjaar, doet de werkgever opgave over de periode en het aantal uren dat een specifieke werknemer in dienst is geweest.

  • 2.

    De opgave bevat in ieder geval:

    • a.

      de loonstaat van de bij de werkgever in dienst zijnde personen uit de doelgroep, en;

    • b.

      de laatste salarisstrook van de betreffende werknemer(s).

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde opgave dient uiterlijk 1 februari, volgend op het kalenderjaar waarop de opgave betrekking heeft, bij de gemeente Almelo in bezit te zijn.

  • 4.

    Indien een dienstverband voor het einde van een kalenderjaar is beëindigd, dient de in het eerste lid genoemde opgave uiterlijk binnen zes weken na beëindiging van het dienstverband in bezit van de gemeente Almelo te zijn.

  • 5.

    De gemeente Almelo baseert de jaarlijkse vergoeding waarop de werkgever recht heeft, op de in het eerste lid genoemde opgave.

  • 6.

    De opgave kan, onder verantwoordelijkheid van de gemeente Almelo, onderwerp zijn van accountantscontrole.

  • 7.

    Verantwoording geschiedt via de daarvoor bestemde formulieren.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 16 Bezwaar en beroep

Op het besluit van het College zijn de bepalingen van afdeling 4, artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 17 Aanpassing subsidies

  • 1. De hoogte van de loonkostensubsidie, genoemd in artikel 4 lid 1 onder a, is vastgesteld voor de duur van deze beleidsregel.

  • 2. De hoogte van de waarde van de no-riskpolis, genoemd in artikel 4 lid 1 onder b, is vastgesteld voor de duur van deze beleidsregel.

  • 3. De hoogte van de loonkostensubsidie, genoemd in artikel 4 lid 1 onder d 2, is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon.

  • 4. De hoogte van de loonkostensubsidie, genoemd in artikel 10 lid 1, is gekoppeld het wettelijk minimumloon, waarbij het minimumloon op 1 januari van het jaar waarop de subsidiebetrekking heeft, als maatstaf geldt.

Artikel 18 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19 Aanduiding en in werking treden

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel Subsidies

    Arbeidsinschakeling”.

  • 2. Deze beleidsregel treedt, met terugwerkende kracht in werking op 1 juli 2007 en geldt voor onbepaalde tijd.

  • 3. De Beleidsregel van 3 april 2007, reg.nr 2302, wordt met ingang van 1 juli 2007 ingetrokken.

Toelichting:

Algemeen

Almelo heeft eind 2006 de uitvoering van re-integratie aanbesteed. Een onderdeel hiervan is de no-riskpolis, waarmee een werkgever zich kan verzekeren tegen het risico van verzuim bij een werknemer.

Op basis van de ervaringen vanaf januari 2007 met het aanbieden van de no-risk polis, is de behoefte gebleken de polis nadrukkelijke te positioneren in het palet van instrumenten om werkgevers te stimuleren uitkeringsgerechtigden een baan aan te bieden. In die zin kan de - in geld waardeerbare – no-riskpolis als subsidie worden beschouwd. Het ligt dan ook in de rede de polis te beschouwen in samenhang met de overige subsidievormen.

Hoofdstuk 2 Subsidie Regulier Werk

Artikel 2

Met het raadsbesluit van 31 oktober 2006 is vanaf geen 1 januari 2007 geen subsidie, of plaastingspremie, meer mogelijk voor de voormalige ID-ers en WIW-ers. Door deze categorie niet in de doelgroep op te nemen, vallen zij buiten de doelgroep.

Artikel 3

De loonkostensubsidie is primair een re-integratievoorziening en vindt haar grondslag in de re-integratieverordening. Dit is voor wat betreft de uitstroom uit de WWB en de Opstapbanen evident.

Voor de omvorming van de gesubsidieerde arbeid in 2004 en 2006 is dit doel wat minder vanzelfsprekend geworden. Uitstroom naar regulier werk blijft het primaire doel, maar de realiteit is dat doel voor veel deelnemers in voormalige WIW- of ID-baan niet gehaald wordt.

Artikel 4

Het oude artikel 4 is gesplitst in een artikel 4, 4a, 4b en 4c.

Artikel 4 geeft aan welke bijdragen hoofdstuk 2 biedt voor de toeleiding naar regulier werk.

Het zijn de loonkostensubsidie, de bijdrage in het uitzendtarief (in geld) en de no-riskpolis (in natura).

De no-riskpolis kan, naar keuze van de werkgever, in combinatie met de loonkostensubsidie worden ingezet. De waarde van de no-riskpolis wordt altijd in mindering gebracht op de subsidie.

Artikel 4a

In het eerste lid is per onderscheiden arbeidsovereenkomst de subsidie aangegeven.

Het tweede lid speelt in op de vraag uit de praktijk om de loonkostensubsidie flexibel te kunnen inzetten. Werkgevers willen vaak een soort proefperiode inbouwen. Indien de werkgever al bij aanvang van de overeenkomst aangeeft dat de werknemer bij goed functioneren kan blijven, wordt een aanvullende subsidie verstrekt. Om te voorkomen dat werkgevers nog slechts deze variant kiezen, is de maximale subsidie:

  • §

    Bij een eenmalige verlening naar onbepaalde tijd € 9000,--;

  • §

    Bij een tweevoudige verlenging naar (uiteindelijk) onbepaalde tijd: € 7500,--.

Artikel 4b

Met de no-riskpolis kan de werkgever zich kan verzekeren tegen het risico van verzuim van de werknemer. De maximale duur van de polis is 1 jaar. De waarde van de polis gaat altijd ten koste van de loonkostensubsidie. Als een werkgever in een branche opereert waar het risico van hoog is, dan zal hij de voorkeur hebben voor de polis in plaats van het hogere subsidiebedrag. De keuze is aan de werkgever.

Met het opnemen van de no-riskpolis in de beleidsregeel kan ook een beperkt cafetaria-model worden geïntroduceerd. De werkgever kan immers de kiezen tussen een volledige subsidie, een beperkte subsidie of het inruilen van een subsidiedeel voor een no-riskpolis.

De bijdrage in het uitzendtarief is hier buiten gelaten.

Schematisch weergegegeven zijn de mogelijkheden:

artikel ↓

duur →

½ jaar(*)

1 jaar

onbepaalde tijd

4a lid 1a,b,c

subsidie

€ 3.000

€ 7.500

€ 10.000

4 a lid 2a

subsidie bij voorgenomen verlenging met ½ jaar

€ 3.000

n.v.t.

n.v.t.

4a lid 2b,c

subsidie bij voorgenomen omzetting naar onbepaalde

€ 6.000

€ 1.500

n.v.t.

4b

no-risk polis (altijd in mindering op art. 4a)

-€ 250

-€ 500

-€ 500

maximaal

€ 9.000

€ 9.000

€ 10.000

(*) Bij verlenging van een ½ jaar-contract met een ½ jaar, gevolg door omzetting naar onbepaalde tijd, is de maximale subsidie € 7.500 (€ 3.000 + € 3.000 + € 1.500). Wel moet de uiteindelijke omzetting naar onbepaalde tijd reeds bij aanvang in de overeenkomst geclausuleerd zijn.

Artikel 4c

Lid 2:

De subsidie bedraagt 30% van het bruto minimumloon. Dit is exclusief de werkgeverslasten. Bij wettelijke aanpassing van het minimumloon worden de bedragen procentueel aangepast.

Ter illustratie: berekening van de subsidiebedragen per 1 januari 2007:

Bruto weekbedrag

bruto uurloon

subsidiebedrag

max. subsidie

percentage ML

per 01-01-2007

bij 38 uur

30%

bij 350 uur

23 jaar e.o.

100

300,20

7,90

2,37

829

22 jaar

85

255,17

6,71

2,01

705

21 jaar

72,5

217,65

5,73

1,72

601

20 jaar

61,5

184,60

4,86

1,46

510

19 jaar

52,5

157,60

4,15

1,24

435

18 jaar

45,5

136,60

3,59

1,08

377

Voor de hoogte van de subsidie zijn uiteindelijk drie elementen van belang: de leeftijd van de werknemer, de hoogte van het minimumloon op 1 januari van enig jaar en de aanvraagdatum.

Er wordt uitgegaan van een 38-urige werkweek. Hiermee wordt aangesloten bij de werkweek die als maatstaf geldt bij de omvorming van de gesubsidieerde arbeid.

Artikel 5 Verplichtingen van de aanvrager

Lid 1 en 2

De werkgever is de aanvrager van de subsidie. Het is van belang dat de werkgever, als ontvanger van de subsidie, de gemeente informeert over alles dat van invloed kan zijn op de subsidie. Daarnaast moet er sprake zijn van een normale arbeidsverhouding.

Artikel 7 Beëindiging subsidie

Er bestaat geen recht meer op subsidie, zodra het dienstverband is beëindigd.

Lid 2 t/m 4:

Lid 2 is toegevoegd om te voorkomen dat de gemeente met een herleving van het recht op subsidie geconfronteerd wordt. Dit kan bijvoorbeeld als een dienstverband eindigt met een arbeidsconflict en de rechter, vaak in een - veel - later stadium beslist dat het dienstverband op een later tijdstip beëindigd wordt. Een dergelijke verlenging van het dienstverband achteraf komt voor rekening en risico van de werkgever.

Ten onrechte betaalde subsidie wordt teruggevorderd. De regels van de subsidieverordening en het burgelijk wetboek zijn van toepassing. De gemeente kan in dringende gevallen van terugvordering afzien.

Hoofdstuk 3 Omvorming gesubsidieerde arbeid

Via Raadsbesluit 2006/9341 van 31 oktober 2006 is besloten over het toekomstige beleid van de voormalige ID- en WIW-banen. De uitgangspunten van het nieuwe beleid zijn:

  • ·

    De tijdelijke gesubsidieerde baan dient uiteindelijk te leiden tot een reguliere baan.

  • ·

    De omvorming van de gesubsidieerde arbeid heeft als streven:

    • o

      werkloosheid van de deelnemer te voorkomen;

    • o

      bij een tweeverdienende ID-deelnemer de subsidie aan het gezinsinkomen te relateren, en;

    • o

      de kosten van de gesubsidieerde arbeid beheersbaar te houden.

Zoals gezegd, vormt deze beleidswijziging de belangrijkste aanleiding tot aanpassing van de beleidsregel.

Artikel 9 Loonkostensubsidie 2007

Dit artikel heeft alleen werking in 2007. Nadien vervalt het. De subsidie is berekend op basis van 32 uur, gerelateerd aan 36 uur. Wordt er meer of minder gewerkt, zowel in omvang als duur, dan wordt de subsidie naar rato toegekend.

Artikel 10 Loonkostensubsidie vanaf 1 januari 2008

Dit artikel vormt samen met artikel 11 de kern van de omvorming. De subsidie wordt gemaximeerd op 32 uur en gerelateerd aan een 38-urige werkweek.

Artikel 11 De inkomenstoets

Er bestaat slechts recht op volledige subsidie als het gezamenlijk inkomen niet hoger is dan 120%. De subsidie wordt toegekend aan de werkgever, maar is afhankelijk van het (gezamenlijk) inkomen van de werknemer. Onder inkomen wordt verstaan de inkomsten uit of in verband met arbeid. Hiermee wordt aangesloten bij de terminologie uit de WWB (o.a. bij de langdurigheidstoeslag).

Bij een inkomen hoger dan 120% van het minimumloon wordt de subsidie naar rato verlaagd. Indien beide partners beiden een gesubsidieerd dienstverband hebben, wordt voor zover mogelijk, de subsidie voor beide betrekkingen verminderd tot een gezamenlijk maximum van 100% van het subsidiebedrag. De vermindering vindt plaats per 5%.

Hieronder enkele rekenvoorbeelden voor de loonkostensubsidie 2008.

Lid 4:

De inkomenstoets, bepalend voor de subsidie voor de jaren vanaf 2008, wordt eenmalig vastgesteld, namelijk in 2007 over het inkomen van 2006. De bepaling gezamenlijke huishouding wordt geverifieerd naar aanleiding van de gegevens in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Het inkomen en het gegeven van het kostwinnerschap wordt geverifieerd op basis van de jaaropgave(n) van de betrokken werknemers.

Artikel 12 Verplichtingen van de aanvrager

Lid 1 en 2

De werkgever is de aanvrager van de subsidie. Het is van belang dat de werkgever, als ontvanger van de subsidie, de gemeente informeert over alles dat van invloed kan zijn op de subsidie.

Daarnaast zijn voor de vaststelling van de voorlopige subsidie een aantal gegevens over de duur en omvang van het dienstverband van belang.

Artikel 14 Beëindiging subsidie

Er bestaat geen recht meer op subsidie, zodra het dienstverband is beëindigd.

Lid 2 is toegevoegd om zowel de werkgever als de werknemer de gelegenheid te geven in te kunnen spelen op de gewijzigde situatie. Normaal gesproken zal een verhuizing van een werknemer ruim van te voren bekend zijn. Als de verhuizing zich toch als “plotselinge” gebeurtenis voordoet, worden drie maanden een redelijke termijn geacht om hierop te kunnen reageren. Daarom wordt de subsidie gedurende maximaal drie maanden na de datum van de verhuizing voortgezet. Als in die tussentijd het dienstverband toch eerder wordt beëindigd, dan geldt lid 1.

Lid 3 is toegevoegd om te voorkomen dat de gemeente met een herleving van het recht op subsidie geconfronteerd wordt. Dit kan bijvoorbeeld als een dienstverband eindigt met een arbeidsconflict en de rechter, vaak in een - veel - later stadium beslist dat het dienstverband op een later tijdstip beëindigd wordt. Een dergelijke verlenging van het dienstverband achteraf komt voor rekening en risico van de werkgever.

Lid 4 en 5 hebben betrekking op het feit dat de omvorming van de gesubsidieerde arbeid in feite een afbouw is. Indien een subsidie eenmaal geheel of gedeeltelijk is beëindigd, kan deze niet meer herleven. Dit is duidelijk als iemand is uitgestroomd naar bijvoorbeeld een reguliere baan. Maar ook als een (tijdelijke) urenvermindering heeft geleid tot een subsidievermindering naar rato. Als de werknemer weer meer gaat werken in hetzelfde dienstverband, ontstaat geen nieuw recht op loonkostensubsidie.

Ten onrechte betaalde subsidie dient te worden terugbetaald. De regels van de subsidieverordening en het burgerlijk wetboek zijn van toepassing. De gemeente kan in dringende gevallen van terugvordering afzien.

Artikel 15 Verantwoording

In de verantwoording wordt uitgegaan van een subsidie op persoonsniveau. De subsidie wordt verleend aan de werkgever, toegespitst op een individuele werknemer. Met de verdere omvorming van de gesubsidieerde arbeid is de verantwoordingssystematiek, waarbij werkgevers de werkelijke loonkosten van de betrokken werknemers opgeven, vereenvoudigd.

De werkgever dient na afloop van het kalenderjaar, éénmalig, opgave te doen over de periode en het aantal uren die een specifieke werknemer in dienst is geweest. Deze verklaring is de basis voor de jaarlijkse vergoeding waarop de werkgever recht heeft. De verklaring valt onder de accountantscontrole.

Een werkgever kan, voorafgaand aan het subsidiejaar, een voorschot verkrijgen op de te verwachten subsidie, via een voorlopige opgave.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 16 Bezwaar en beroep

Het aanvragen en het verstrekken van de subsidie valt onder de werkingssfeer van de Algemene wet besuursrecht (Awb), afdeling 4.1.2. en 4.1.3.

Artikel 17 Aanpassing subsidies

Lid 1 en 2

De hoogte van de subsidie bij regulier werk met een arbeidsovereenkomst wordt niet geïndexeerd, terwijl de subsidie voor regulier werk met een uitzendovereenkomst meeloopt met de ontwikkeling van het minimumloon.

Lid 3:

De hoogte van de loonkostensubsidie voor de voormalige ID-ers en WIW-ers is ook gekoppeld aan het minimumloon. Hierbij is de hoogte van het minimumloon op 1 januari van het subsidiejaar bepalend.