Regeling briefadres wet basisregistratie personen gemeente Almelo 2017

Geldend van 15-07-2017 t/m heden

Intitulé

Regeling briefadres wet basisregistratie personen gemeente Almelo 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Almelo;

gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP), de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP), artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);

overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan en om kwetsbare groepen zonder woonadres, te registreren op een briefadres;

besluit:

vast te stellen de Regeling briefadres wet basisregistratie personen gemeente Almelo 2017

Hoofdstuk 1

Artikel 1. Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    briefadres: adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen (artikel 1.1, onder p, Wet BRP) en waar, indien daartoe grond bestaat, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken (artikel 2.45, lid 3 Wet BRP);

  • b.

    woonadres; het adres als bedoeld in artikel 1.1 onder o, Wet BRP.

  • c.

    briefadresgever: de ingezetene in de Basisregistratie Personen of rechtspersoon bij wie het briefadres wordt gehouden (artikel 1.1, onder r Wet BRP);

  • d.

    briefadreshouder: de ingezetene in de Basisregistratie Personen die een briefadres houdt

  • e.

    gezinshuishouden:

    • 1.

      twee personen die volgens de Basisregistratie Personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

    • 2.

      twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);

    • 3.

      een alleenstaande ouder met kind(eren).

Artikel 2. Redenen briefadres

Redenen voor het registreren van een briefadres zijn:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

    • a.

      dak- of thuisloosheid;

    • b.

      korte overbrugging tussen twee woonadressen;

    • c.

      de uitoefening van een ambulant beroep;

    • d.

      kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd (acht maanden);

    • e.

      korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en beroepsmatig varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;

    • f.

      het behoren tot een kwetsbare groep, zoals verwarde personen;

    • g.

      langdurige vermissing.

  • 2.

    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen);

  • 3.

    verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 lid 3 en 4 van de Wet BRP.

  • 4.

    verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen (op grond van artikel 2.41 van de Wet BRP) niet wenselijk is.

Artikel 3. Voorwaarden briefadres

  • 1.

    De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

  • 2.

    De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken te overleggen.

  • 3.

    Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een geldig identiteitsbewijs;

    • b.

      de schriftelijke en ondertekende verklaring van de aangever met reden(en) voor de aangifte en de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;

    • c.

      een geldig identiteitsbewijs, of een kopie ervan, én een schriftelijke en ondertekende verklaring van instemming, van de briefadresgever;

    • d.

      de ingevulde en ondertekende aanvraag inschrijving briefadres, als het briefadres wordt verzocht op grond van artikel 2, onder 1.

  • 4.

    Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 4, is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is.

  • 5.

    Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1, onder f en g, dient de noodzaak te blijken uit een onderliggend dossier.

  • 6.

    De briefadresgever die als ingezetene in de BRP ingeschreven staat, kan maximaal aan twee gezinshuishoudens, aan twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande toestemming geven een briefadres te houden.

Artikel 4. Volledige aangifte briefadres

  • 1.

    De aangifte is volledig indien alle benodigde gegevens zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 en 3, zijn overgelegd.

  • 2.

    Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen veertien dagen te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aangifte niet binnen de, in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aangever, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

  • 4.

    Indien de aangifte niet binnen veertien dagen, na te zijn ingediend, wordt aangevuld of niet binnen deze termijn om uitstel wordt gevraagd, wordt de aangifte buiten behandeling gesteld.

Artikel 5. Weigeringsgronden briefadres

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft, anders dan bedoeld in artikel 2, lid 2, 3 en 4;

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft;

  • c.

    de aangever, die beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft, verwacht langer dan twee jaar niet in Nederland te zullen verblijven;

  • d.

    er een onderzoek is ingesteld naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • e.

    het briefadres een adres betreft waarop reeds aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens een briefadres is verleend;

  • f.

    het briefadres geen bestaand BAG-adres betreft;

  • g.

    het briefadres een postbus is;

  • h.

    de aangifte van het briefadres wordt gedaan op grond van artikel 2, lid 4 en de verklaring van de burgemeester zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, ontbreekt.

Artikel 6. Termijn briefadres

  • 1.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal 3 (drie) maanden. Deze termijn kan met maximaal drie maanden worden verlengd.

  • 2.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d en e mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode die de aangever buiten Nederland zal verblijven.

  • 3.

    Als de aangever vóór het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid geen aangifte adreswijziging voor een woonadres heeft gedaan, dient de aangever zelf een verzoek in te dienen om het briefadres te verlengen.

  • 4.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 2 en lid 3 mag een briefadres worden verleend voor de volledige verblijfsduur in de desbetreffende instelling.

  • 5.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 4 mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

  • 6.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b kan de termijn voor een briefadres eenmalig met maximaal 3 (drie) maanden verlengd worden. Hiervoor moet opnieuw een verzoek door de aanvrager worden gedaan, waarbij de hoofdbewoner opnieuw toestemming moet geven.

  • 7.

    De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 tot en met 6.

Artikel 7. Beëindiging briefadres

  • 1.

    Indien de briefadresgever meldt dat betrokkene niet meer bereikbaar is, dient hij dit schriftelijk te verklaren. De gemeente moet hierop een onderzoek instellen naar de nieuwe woon- of verblijfplaats van betrokkene.

  • 2.

    De aangever dient het briefadres te beëindigen indien de redenen genoemd in artikel 2 op hem niet meer van toepassing zijn.

  • 3.

    Onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 7, is diegene waarop het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, verplicht om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

  • 4.

    Blijft een verzoek om verlenging van het briefadres achterwege of wordt na afloop van de termijn(en) geen aangifte van adresverandering gedaan, dan start de gemeente Almelo de procedure adresonderzoek, met als mogelijk resultaat opschorting van de bijhouding van de persoonslijst wegens emigratie naar een onbekend land.

Artikel 8. Verplichtingen briefadresgever en –nemer

  • 1.

    Onverminderd het gestelde in artikel 2 tot en met 7 is zowel de briefadresgever als de briefadresnemer verplicht om op verzoek van het college de inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de registratie van het briefadres. Ten minste eenmaal per jaar worden alle briefadresgevers en briefadresnemers aangeschreven met het verzoek om aan te geven of nog voldaan wordt aan het gestelde in artikel 2 en 3.

  • 2.

    Op verzoek van het college verschijnt de briefadresnemer en/of briefadresgever in persoon om de inlichtingen te verstrekken waarom de gemeente verzoekt.

Hoofdstuk 2: Slotbepalingen

Artikel 9. Bestuurlijke boete

  • 1.

    Aan degene die niet voldoet aan de verplichting als bedoeld in artikel 8 kan een bestuurlijke boete worden opgelegd van ten hoogste 325 euro.

  • 2.

    Dit artikel treedt automatisch in werking bij de in werking treding van de regeling “bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Almelo 2017”.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan door het college worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 11. Overgangsrecht

  • 1.

    De briefadreshouders en de briefadresgevers die voor de inwerkingtreding van deze regeling geregistreerd zijn worden schriftelijk over deze regeling geïnformeerd.

  • 2.

    De briefadreshouders en de briefadreshouders die voor de inwerkingtreding van deze regeling geregistreerd zijn hebben na de verzenddatum van de in lid 1 bedoelde brief 3 maanden de tijd om te voldoen aan het gestelde in deze regeling.

  • 3.

    Na het verstrijken van de periode zoals bedoeld in lid 2 wordt onderzocht of de briefadressen die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn geregistreerd voldoen aan het gestelde in deze regeling.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op de briefadreshouder die een briefadres heeft vanwege diens verblijfsadres zoals genoemd in artikel 2 lid 2, 3, of 4.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres Wet basisadministratie personen gemeente Almelo 2017

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo op 11 juli 2017.

de secretaris, de burgemeester,

F.W. van Ardenne, A.J. Gerritsen

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting artikel 1, sub e, onder 3

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:

1. een ongehuwd ouder, zonder geregistreerd partnerschap,

2. een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd,

3. een gehuwd ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of

4. een ouder met een geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub a

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub b

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten/geregistreerde partners die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres.

Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub c

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub d

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 van de Wet BRP kan iemand die voor een periode van meer dan acht maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ’verhuist’ de PL naar de RNI vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres worden gekozen.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub e

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en er is bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP).

Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub f

Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk.

Waar nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op een adres van een gemeentelijke instelling.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub g

Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:

1. tegen redelijke verwachting in afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke en/of veilig geachte omgeving,

2. waarvan de verblijfplaats van de persoon onbekend is, en

3. het in diens belang is dat de verblijfplaats wordt vastgesteld.

Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.

Toelichting artikel 2, lid 2

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

Toelichting artikel 2, lid 3

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling kan, in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP, in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.

Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

Toelichting artikel 3, lid 1

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

Toelichting artikel 3, lid 2 en 3

Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de Wet BRP.

In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.

Toelichting artikel 3, lid 4

Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken terecht komt via de interne kanalen van de gemeente.

Toelichting artikel 3, lid 6

Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.

Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die briefadresgever is voor een aantal gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 10.

Toelichting artikel 4

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.

Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verzonden waarin vermeld wordt dat de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de gevraagde documenten.

Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om de aangifte buiten behandeling te stellen (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

Toelichting artikel 5

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.

In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (art 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid 1 onder f), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.

Het is toegestaan om een briefadresmogelijkheid bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kunnen kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP.

Om tot een gedegen besluit te komen kan de door de gemeente aangewezen toezichthouder BRP worden ingeschakeld voor onderzoek.

Toelichting artikel 5 sub a

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1, Wet BRP. Hieronder valt ook het adres:a. indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, kan wel gekozen worden voor een briefadres.

Het permanent bewonen van een recreatiewoning wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen. Er wordt niet voldaan aan artikel 5 onder a van deze regel.

Toelichting artikel 5 sub b en c

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3 deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepsmatig op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.

Toelichting artikel 5 sub e

Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4 en artikel 10.

Toelichting artikel 5 sub f

Zolang er geen BAG-id toegekend is aan het adres is er onzekerheid over de authenticiteit van het adres. Het op voorhand toestaan van de registratie van een briefadres op dit adres levert risico’s op met betrekking tot de bereikbaarheid van de briefadreshouder.

Toelichting artikel 5 sub g

Een briefadres mag geen postbus zijn. Kenmerk van een briefadres is dat er een waarborg is, dat voor de briefadreshouder bestemde geschriften of inlichtingen daarover aan deze worden doorgegeven of medegedeeld. Als post naar een postbus wordt gestuurd, wordt aan die voorwaarde niet voldaan.

Het is wel mogelijk om een briefadres bij een rechtspersoon te houden. Hierbij geldt dan wel, dat een natuurlijk persoon die namens de rechtspersoon optreedt, als briefadresgever de toestemming moet geven.

Toelichting artikel 6 lid 1 t/m 6

Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van drie maanden te verlenen met de mogelijkheid tot éénmalige verlenging met nogmaals drie maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger zijn ingeschreven op het woonadres waar hij feitelijk verblijft.

Deze periode van 2x drie maanden is bewust gekozen om op deze manier contactmomenten te hebben met de burger, waarbij de burger gestimuleerd wordt om een woonadres te regelen (artikel 2, lid 1 sub b).

Op bovenstaande termijnen bestaan een aantal uitzonderingen:

1. Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze termijn (gedurende een jaar ten hoogste twee derde van de tijd).

2. Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst.

3. Ook voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld elk jaar getoetst worden.

4. Bij een briefadres wegens verblijf zoals bedoeld onder artikel 2, lid 2 en 3 is de verblijfsduur in de instelling bepalend voor de termijn van het briefadres.

5. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven voor een briefadres, dan wordt ook de termijn door de burgemeester bepaald.

Toelichting artikel 6, lid 7

Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.

Om te voorkomen dat een briefadresgever van een verlenging niet op de hoogte is en een verlenging mogelijk niet wil, moet de aanvraag voor verlenging weer schriftelijk gedaan worden mèt toestemming van de briefadresgever.

Toelichting artikel 7, lid 1

Een briefadresgever kan op een gegeven moment aan de gemeente schriftelijk (noodzakelijk van belang voor eventuele latere rechterlijke procedures) melden dat betrokkene door hem niet meer bereikbaar is en niet meer kan voldoen aan de verplichting van het doorsturen van de post. In zo’n situatie wordt niet langer meer voldaan aan de voorwaarden van deze regeling en dient bij de briefadreshouder de feitelijke situatie verblijfssituatie (in casu het briefadres) nader onderzocht te worden. Van de overheid wordt verwacht (dit blijkt ook uit allerlei rechterlijke uitspraken) dat zij zich actief opstelt (ondanks dat de burger zijn plicht niet nakomt) en gedegen onderzoek doet om tot een besluit te komen. Voor dit onderzoek, dat wordt uitgevoerd conform het landelijke protocol “adresonderzoek BRP”, kan de door de gemeente aangewezen toezichthouder BRP worden ingeschakeld.

Indien uit het onderzoek blijkt dat betrokkene niet bereikbaar is, zal dit leiden tot een besluit ambtshalve uitschrijving uit de BRP met als reden “vertrokken onbekend waarheen”. Het voornemen en het besluit worden op naam van de betrokkene verstuurd naar het in de BRP geregistreerde (brief)adres. Tevens wordt een kennisgeving van het voornemen gepubliceerd op de gemeentelijke communicatiemiddelen.

Toelichting artikel 7, lid 2, 3 en 4

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres wil beschikken, dan moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het huidige briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

Indien een nieuwe aangifte achterwege blijft, dan zal dit leiden tot het opstarten van bovengenoemd “adresonderzoek BRP” .

Toelichting artikel 8

Het briefadres in de BRP is alleen voor bepaalde redenen en onder bepaalde voorwaarden toegestaan als alternatief voor een woonadres. Omdat de persoonlijke omstandigheden in de loop der tijd kunnen wijzigen is het noodzakelijk voor de overheid om te weten of de persoon in de huidige situatie nog steeds voldoet aan de redenen en voorwaarden voor het hebben van het briefadres zoals genoemd in artikel 2 en 3. Door de briefadreshouders en briefadresgevers aan te schrijven worden zij er actief aan herinnerd dat zij verplicht zijn om inlichtingen te verstrekken over de huidige situatie van de briefadreshouder.

Toelichting artikel 9

Op grond van artikel 4.17 Wet BRP kan een bestuurlijke boete worden opgelegd er geen of een onjuiste aangifte van (brief)adres wordt gedaan of als de burger verzuimd om het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor een juiste bijhouding van de basisregistratie zoals bepaald in artikel 2.45 Wet BRP. Voor de op te leggen bestuurlijke boete geldt als maximaal bedrag van € 325.

Indien er sprake is van een briefadres, dan zijn er 2 partijen die de verplichting hebben om de noodzakelijke inlichtingen te verstrekken: de briefadreshouder en de briefadresgever. Het geconstateerde verzuim bepaald of de bestuurlijke boete opgelegd kan worden aan de briefadreshouder, aan de briefadresgever of aan beiden.

Dit artikel treedt in werking vanaf het moment dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo besloten heeft om het instrument bestuurlijke boete op de wet BRP te gaan toepassen.

Toelichting artikel 10

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling.

Bijvoorbeeld in het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 6 lid 6 van de regeling. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een (extra) verlenging van de termijn wordt overeengekomen.

Een ander voorbeeld van een gerechtvaardigde afwijking is een particulier die briefadresgever is voor meerdere gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee kunnen of willen belasten.

Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform de circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.

Toelichting artikel 11

De beleidsregel gaat bij nieuwe aanvragen direct en onverkort gelden. Dit betekent dat voor nieuwe situaties geen overgangsperiode wordt opgenomen.

Degenen die bij inwerkingtreding van deze regeling reeds op dergelijke briefadressen staan ingeschreven krijgen een brief waarbij het nieuwe beleid uiteen wordt gezet. Deze personen wordt het toegestaan om tot uiterlijk 3 (drie) maanden na verzenddatum van de informatiebrief op dat adres een briefadres aan te houden.

Indien en voor zover betrokkene 3 maanden na verzenddatum van de informatiebrief nog het betreffende briefadres of een ander briefadres wil aanhouden, dan moet betrokkene zelf het initiatief nemen en een schriftelijk verzoek voor inschrijving op een briefadres moeten doen. Op dit verzoek is dan deze regeling onverkort van toepassing.

Wanneer betrokkene om motiverende redenen niet in aanmerking komt voor een briefadres dan wordt er door of namens het college van B&W een besluit genomen. Dit betekent dat aan de aanvrager eerst een voornemen en daarna een besluit wordt toegezonden dat hij niet wordt ingeschreven op het gevraagde briefadres / dat de termijn voor het briefadres niet wordt verlengd.