Regeling vervallen per 23-07-2011

Algemene subsidieverordening gemeente Almere 2008

Geldend van 28-12-2008 t/m 22-07-2011

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Almere 2008

De raad van de gemeente Almere;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen:

de Algemene Subsidieverordening Almere 2008

Algemene Subsidieverordening Almere 2008

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    structurele subsidie: subsidie voor jaarlijks terugkerende activiteiten;

  • d.

    projectsubsidie: een subsidie die eenmalig ten behoeve van een bepaalde activiteit wordt verstrekt;

Artikel 2 Toepassingbereik

Deze verordening is van toepassing op subsidies, voor zover niet een andere door de gemeenteraad vastgestelde subsidieverordening van toepassing is.

Artikel 3 Strekking van de verordening

Het college kan subsidies verstrekken voor activiteiten die passen in het gemeentelijke beleid op het terrein van:

  • a.

    internationale betrekkingen;

  • b.

    kunst en cultuur;

  • c.

    media;

  • d.

    natuur en milieu;

  • e.

    onderwijs;

  • f.

    personeel;

  • g.

    sociale zaken;

  • h.

    sport, recreatie en toerisme;

  • i.

    stedelijk beheer;

  • j.

    stimulering van het economisch klimaat;

  • k.

    veiligheid;

  • l.

    verbetering van de arbeidsmarkt;

  • m.

    verkeer en vervoer;

  • n.

    welzijn;

  • o.

    zorg.

Artikel 4 Nadere regels

  • 1.

    Het college is bevoegd om met betrekking tot de in artikel 3 vermelde beleidsterreinen nadere regels vast te stellen met betrekking tot:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt en de personen of rechtspersonen die daarvoor in aanmerking komen;

    • b.

      het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c.

      de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

    • d.

      de voorschriften waaronder de subsidie wordt verleend;

    • e.

      de verplichtingen van de subsidie-ontvanger;

    • f.

      de vaststelling van de subsidie;

    • g.

      de intrekking en wijziging van de subsidieverlening of –vaststelling;

    • h.

      de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

    • i.

      andere criteria voor de verstrekking van subsidie;

    • j.

      de vergoeding bij vermogensvorming en de vorming van reserves en voorzieningen;

    • k.

      de terugvordering van verleende of vastgestelde subsidie;

    • l.

      het opnemen van een bepaling als bedoeld in artikel 6 van de Wet

      bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 5 Wanneer kan subsidie worden verstrekt

Subsidie kan slechts worden verstrekt:

  • a.

    voor activiteiten die passen in het gemeentelijke beleid op het terrein van de in artikel 3 bedoelde onderwerpen; of

  • b.

    indien de door de gemeenteraad vastgestelde begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld vermeldt; of

  • c.

    in incidentele gevallen, als bedoeld in artikel 4:23, lid 3 sub d van de wet, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

Artikel 6 Bevoegd orgaan

  • 1. Besluiten betreffende de verlening, vaststelling, betaling, wijziging en intrekkingvan subsidie alsmede het opleggen van verplichtingen aan de subsidie-ontvanger en het terugvorderen van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten worden genomen door het college.

  • 2. Het college is bevoegd aan de besluiten als bedoeld in lid 1 voorschriften te verbinden.

Artikel 7 Subsidieverslag

Tenzij bij besluit van het college anders is bepaald is artikel 4:24 van de wet niet van toepassing.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan een subsidieplafond instellen.

  • 2. Bij de instelling van een subsidieplafond wordt aangegeven hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG

Artikel 9 Termijn indiening subsidie-aanvragen

  • 1. Een aanvraag om subsidieverlening wordt voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend, tenzij bij nadere regels hieromtrent anders is bepaald.

  • 2. Subsidie-aanvragen in incidentele gevallen en projectsubsidies worden uiterlijk twaalf weken voor het begin van de activiteiten ingediend, tenzij bij nadere regels hieromtrent anders is bepaald.

Artikel 10 Meerjarige subsidie

  • 1. Het college kan voor een tijdvak van langer dan een jaar, maar niet langer dan vier jaar subsidie verlenen.

  • 2. Subsidies voor een tijdvak van langer dan een jaar, worden verleend door middel van een beschikking tot subsidieverlening, waarbij voor het tweede en volgende jaren een begrotingsvoorbehoud wordt gemaakt als bedoeld in artikel 4:34 van de wet.

  • 3. Bij meerjarige subsidies kan de beschikking tot subsidieverlening betrekking hebben op telkens één jaar of op de volledige periode van maximaal vier jaar.

  • 4. Een aanvraag voor een meerjarige subsidie wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 9, uiterlijk drie maanden voor het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in artikel 21 wordt bij de beschikking tot subsidieverlening bepaald, op welke wijze en binnen welke termijnen er rekening en (tussentijds) verantwoording moet worden afgelegd

  • 6 Ingeval een subsidie voor een tijdvak van langer dan een jaar wordt verleend kan ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst op grond van artikel 4:36 van de wet worden gesloten.

Artikel 11 Te laat ingediende aanvragen

Aanvragen die worden ingediend na het verstrijken van de tijdstippen en termijnen genoemd in artikel 9 en 10, worden niet in behandeling genomen.

Artikel 12 Gegevens bij de aanvraag om subsidieverlening

  • 1. Voor zover daartoe bij nadere regels niet anders is bepaald, worden bij een aanvraag om subsidieverlening de volgende stukken overgelegd, tenzij het college schriftelijk heeft aangegeven dat één of meer van deze stukken voor een goede beoordeling van de aanvraag niet nodig zijn:

    • a.

      bij rechtspersonen: een afschrift van de statuten en de reglementen die de inrichting en de werkzaamheden regelen;

    • b.

      bij rechtspersonen: een actuele opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een programma van activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft, waarin in ieder geval tot uitdrukking komt de periode, aard, omvang en intensiteit van de voorgenomen activiteiten en de doelgroepen waarop de activiteiten worden gericht;

    • d.

      een begroting met inkomsten en uitgaven plus toelichting;

    • e.

      een overzicht van de (overige) inkomsten, zoals – voor zover van toepassing - mogelijk te heffen contributies, bijdragen of te hanteren tarieven;

    • f.

      de laatst vastgestelde jaarrekening en het daarop betrekking hebbend accountantsrapport c.q. het verslag van de kascommissie.

  • 2. Indien het voor een goede beoordeling van een aanvraag nodig is, kan het college

    naast de stukken als bedoeld in lid 1, aanvullende stukken dan wel aanvullende gegevens of informatie opvragen.

  • 3. Het college kan besluiten een onvolledige aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 13 Beslistermijn aanvraag om subsidieverlening

  • 1. Op een aanvraag om subsidieverlening, die vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, bij het college moet zijn ingediend, beslist het college binnen 26 weken na de dag waarop de gemeenteraad de begroting heeft vastgesteld.

  • 2. Op aanvragen om subsidieverlening in incidentele gevallen en ten behoeve van projectsubsidies wordt binnen 8 weken beslist.

  • 3. Bij nadere regels kunnen afwijkende beslistermijnen worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 3 WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 14 Weigeringsgronden

  • 1. De aanvraag om subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25, lid 2 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen worden geweigerd indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      niet wordt voldaan aan de in nadere regels vastgestelde criteria om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • c.

      verstrekking van subsidie niet past binnen door het gemeentebestuur vastgesteld beleid;

    • d.

      de activiteiten niet voldoende bijdragen aan de gemeentelijke doelstellingen;

    • e.

      gegronde redenen bestaan aan te nemen dat de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • f.

      gegronde redenen bestaan aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • g.

      de aanvrager ook zonder gemeentelijke subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

    • i.

      subsidiëring tot ongeoorloofde staatssteun leidt.

  • 2. Geen subsidie wordt verleend, indien doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele geaardheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid tot opheffing van ongelijkheid.

HOOFDSTUK 4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 15 Verplichtingen subsidie-ontvanger

  • 1. Het college kan de subsidie-ontvanger bij een beschikking tot subsidieverlening verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet, alsmede andere verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, opleggen.

  • 2. Het college kan aan een beschikking tot subsidieverlening

    verplichtingen verbinden die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie maar alleen indien en voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 16 Tussentijdse rapportage

Het college kan verlangen dat de subsidie-ontvanger een tussentijdse rapportage dient uit te brengen van de voortgang van de activiteiten en een prognose voor de resterende periode.

Artikel 17Informatieplicht

  • 1. De subsidie-ontvanger doet tijdig opgave van een wezenlijke wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om subsidie of bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie zijn overgelegd.

  • 2. Onder een wezenlijke wijziging als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      Wijziging van de aard en omvang van de activiteiten;

    • b.

      Het niet kunnen verrichten van de activiteiten;

    • c.

      Wijziging van de doelgroep;

    • d.

      Wijziging van de financiële onderbouwing van de begrote inkomsten en uitgaven.

Artikel 18Medewerkingsplicht

De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een door of namens het college gevorderde controle van de administratie of ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverlening van belang worden geacht.

Artikel 19Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, lid 2 van de wet, is de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan de gemeente.

  • 2. De vergoeding is minimaal nihil, en is maximaal niet hoger dan het totale subsidiebedrag dat het college per kalenderjaar aan de subsidie-ontvanger hebben verstrekt.

HOOFDSTUK 5 BETALING

Artikel 20 Voorschotten en betaling

  • 1. Het college kan de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling, onder verrekening van de eventueel betaalde voorschotten, betaald binnen zes weken na verzending van het besluit tot subsidievaststelling, tenzij bij nadere regels anders is bepaald.

HOOFDSTUK 6 SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 21 Subsidievaststelling

  • 1.

    Een aanvraag om subsidievaststelling lager dan € 125.000,00, niet zijnde een structurele per boekjaar verstrekte subsidie, wordt ingediend uiterlijk een maand nadat de activiteiten zijn verricht, tenzij bij nadere regels of bij de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald. Indien er sprake is van een per boekjaar verstrekte structurele subsidie, waarop afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing is, dient de subsidie-ontvanger op grond van artikel 4:74 van de wet binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van een subsidie in.

  • 2.

    In de nadere regels kan voor bepaalde subsidiecategorieën onder meer worden bepaald dat direct volstaan kan worden met het geven van een beschikking tot subsidievaststelling zonder dat eerst een beschikking tot subsidieverlening behoeft te zijn gegeven. In deze situatie wordt geen aanvraag om subsidievaststelling ingediend.

  • 3.

    Bij het indienen van de aanvraag als bedoeld in lid 1 worden in ieder geval overgelegd:

    • a.

      een financieel verslag met betrekking tot de resultaten in het jaar waarin de activiteiten hebben plaatsgevonden, is verleend. Het financiële verslag omvat de balans en de exploitatierekening met een toelichting daarop.

    • b.

      een inhoudelijk verslag van de in dat jaar c.q. tijdvak plaatsgevonden hebbende activiteiten. Het verslag bevat een rapportage over de aard en omvang van de activiteiten, alsmede de doelmatigheid en effectiviteit van de subsidie.

    • c.

      voor zover het college zulks eist, een schriftelijke verklaring van een accountant omtrent de getrouwheid van balans en exploitatierekening.Bij aanvragen boven de € 125.000,00 is een goedkeurende accountantverklaring verplicht.

  • 4.

    Indien de aanvraag na afloop van in lid 1 bedoelde termijn niet is ingediend, kan het college de subsidie-ontvanger een nadere termijn stellen binnen welke de aanvraag alsnog moet worden ingediend.

  • 5.

    Ingeval de aanvraag na afloop van de nadere termijn als bedoeld in lid 4 niet is ingediend kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 22 Beslistermijn subsidievaststelling

  • 1. Op een aanvraag om subsidievaststelling beslist het college binnen 14 weken na ontvangst van de aanvraag, tenzij bij nadere regels anders is bepaald.

  • 2. Het college kan de subsidie ook per deelperiode vaststellen, mits dit bij de subsidieverlening is bepaald.

HOOFDSTUK 7 PER BOEKJAAR VERSTREKTE SUBSIDIES AAN RECHTSPERSONEN

Artikel 23 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op per boekjaar verstrekte structurele subsidies aan rechtspersonen, tenzij dit bij afzonderlijk besluit van het college is uitgesloten.

Artikel 24 Toestemming handelingen

De subsidie-ontvanger behoeft de toestemming van het college voor de handelingen genoemd in artikel 4:71, lid 1, onderdelen b, g, i en j van de wet.

Artikel 25 Egalisatiereserve

Ten aanzien van het vormen van een egalisatiereserve door de subsidie-ontvanger wordt het bepaalde in artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing verklaard, met dien verstande dat bij nadere regels als bedoeld in artikel 4 of bij desubsidieverlening kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger een egalisatiereserve vormt, in welke mate, en onder welke verplichtingen c.q. voorschriften.

Artikel 26 Vrijstelling accountantscontrole

  • 1. De subsidie-ontvanger die een subsidie ontvangt van € 125.000,- of hoger, geeft ingevolge artikel 4:78 van de wet opdracht tot onderzoek van het financiële verslag, aan een accountant.

  • 2. De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens

    de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat

    verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • 3. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke

    verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag. De aanvraag tot

    vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de hierboven bedoelde

    schriftelijke goedkeurende accountantsverklaring.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen instemmen met afwijking van het gestelde in het eerste lid tot en met het derde lid.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 27 Overgangsrecht

Op aanvragen om subsidieverlening waarop vóór de inwerkingtreding van deze verordening nog geen besluit is genomen, is deze verordening van toepassing.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op de eerste dag na bekendmaking in werking.

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Almere 2008.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op 11 december 2008

De griffier,     De voorzitter,

J.D. Pruim     A. Jorritsma - Lebbink.

Toelichting op de Algemene Subsidieverordening 2008

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen opgenomen die van toepassing zijn in deze

verordening. Dit om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Reikwijdte

Artikel 4:23 wet geeft aan dat subsidiëring in beginsel slechts mogelijk is op grond van een wettelijk voorschrift. Door de aanwezigheid van een wettelijke grondslag wordt de

rechtszekerheid van de subsidie-aanvrager en de subsidie-ontvanger gewaarborgd. Dit

betekent voor de gemeentelijke praktijk dat subsidies op een verordening gebaseerd dienen te zijn. In dit artikel wordt aangegeven dat de verordening geldt voor alle gemeentelijke subsidies, tenzij andere verordeningen van toepassing zijn.

Artikel 3 Strekking van de verordening

In dit artikel worden de subsidiabele activiteiten op hoofdlijnen omschreven.

Artikel 4 Nadere regels

In dit artikel is bepaald dat het college bevoegd is om ter uitvoering van deze verordening nadere regels te stellen ten behoeve van de subsidieverstrekking in het kader van de in artikel 3 genoemde beleidsterreinen.

Artikel 5 Wanneer kan subsidie worden verstrekt

Hierin is aangegeven wanneer subsidie kan worden verstrekt. De subsidie moet binnen het gemeentelijk beleid passen.

Voorts kan in de begroting de ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld worden vermeld. Naam en bedrag hoeven niet in de begroting zelf worden opgenomen. Vermelding in de toelichting op de begroting volstaat.

Ook kunnen er incidentele subsidies worden verstrekt. Met incidenteel wordt niet bedoeld dat slechts eenmaal subsidie wordt verstrekt, maar dat de subsidiering naar zijn aard incidenteel is. Die situatie doet zich bijvoorbeeld voor, indien er geen beleid is dat voorziet in de subsidiering van de betreffende activiteit. Zie artikel 1, sub e.

Artikel 6 Bevoegd orgaan

Het college is bevoegd inzake de besluitvorming in het subsidieproces.

Artikel 7 Subsidieverslag

Artikel 4:24 van de wet geeft aan dat het college minimaal éénmaal per vijf jaar een verslag publiceert m.b.t. de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies die op grond van een wettelijk voorschrift zijn verstrekt. Het maken van een subsidieverslag heeft alleen zin indien dit in concrete gevallen in een duidelijke behoefte voorziet.

Voorkomen moet worden dat het gemeentelijk apparaat wordt belast met onnodige activiteiten.

Artikel 8 Subsidieplafond

Met het vaststellen van een subsidieplafond worden de aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald maximum bedrag. Hierdoor wordt een open-einde-regeling voorkomen.

Overschrijding van het budget is op zichzelf geen harde weigeringsgrond. Het enkele feit dat een begrotingspost is uitgeput, is een onvoldoende reden voor een bestuursorgaan om een subsidie te weigeren. Met het vaststellen van een subsidieplafond wordt dit probleem opgelost. Op basis van artikel 4:25 tweede lid van de wet dient de subsidie te worden geweigerd, voorzover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Wil een subsidieplafond het daaraan in de wet toegekende gevolg hebben, dan dient dat tevoren – dat wil zeggen vóór het tijdvak waarvoor de subsidie is bestemd – bekend te worden gemaakt.

Subsidieplafonds voor het jaar 2009 dienen derhalve uiterlijk in december 2008 bekend te worden gemaakt. Bij die bekendmaking behoort tevens, zoals de wet bepaalt, de wijze van verdeling van de subsidies te worden aangegeven. Meestal zullen aanvragen in volgorde van binnenkomst worden behandeld (dus zolang het plafond niet is bereikt). Echter, ook een andere wijze van verdeling is mogelijk; bijvoorbeeld inhoudelijke of kwalitatieve criteria op grond waarvan slechts enkele aanvragen zullen worden gehonoreerd.

Bekendmaking van de subsidieplafonds kan plaats vinden door alle bedragen die voor een reeks van door derden te ondernemen en ten behoeve van die derden te subsidiëren activiteiten zijn bestemd, bekend te maken.

Indien bekendmaking achterwege blijft, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van voldoende financiële middelen.

Artikel 9 Termijn indiening subsidie-aanvragen

Teneinde de instellingen enige ruimte te bieden voor het indienen van hun aanvraag is bepaald dat subsidie-aanvragen voor 1 oktober moeten worden ingediend.

Voor incidentele subsidies en projectsubsidies kan deze harde termijn te star uitpakken. Derhalve is ervoor gekozen om voor de aanvraag van een incidentele subsidie en een projectsubsidie een termijn van twaalf weken vóór aanvang van de activiteiten te stellen.

Artikel 10 Meerjarige subsidie

Lid 1: In artikel 4:342 van de wet is de bevoegdheid opgenomen om meerjarige subsidies te verlenen. Meerjarige subsidies kunnen bijvoorbeeld worden verleend aan instellingen die hun nut hebben bewezen en die het vertrouwen van de gemeente genieten. Het ligt in de rede om ingeval van meerjarige subsidies niet langer dan vier jaar subsidie te verlenen.

Lid 2: Subsidieverlening voor langer dan een jaar worden verleend, geschiedt op basis van latere begrotingen die op het moment van verlening nog niet zijn vastgesteld. Het is dan zaak om dan gebruikt te maken van een begrotingsvoorbehoud (artikel 4:34 van de wet). De subsidie wordt dan verleend onder voorbehoud dat de begroting van het betreffende jaar of jaren wordt goedgekeurd en dat er voldoende gelden ter beschikking wordt gesteld op de aldus nog goed te keuren begroting.

Lid 3: Er zijn een aantal mogelijkheden om een meerjarige subsidie te verlenen. Gekozen kan worden om de meerjarige subsidie steeds voor een jaar te verlenen en vast te stellen, maar wel een contractuele intentie uit te spreken om voor meerdere jaren te subsidiëren.

Voorts kan een subsidiebeschikking, meerdere jaren doch maximaal vier jaren bestrijken. De subsidie wordt dan gelijk voor maximaal vier jaren verleend.

Lid 5: Bij de beschikking tot subsidieverlening kan er om een tussentijdse verantwoording worden gevraagd. De wijze waarop en de termijnen waarbinnen verantwoord dient te worden, wordt bij de beschikking tot subsidieverlening bepaald.

Lid 6: Bij meerjarige subsidies kan een meerjarenprestatiecontract in de zin van een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten. In dit contract kunnen nadere prestatie-afspraken worden uitgewerkt. Voorts kan in een uitvoeringsovereenkomst meetbare kwantiteiten worden voorzien.

Artikel 11 Te laat ingediende aanvragen

Indien een aanvraag wordt ingediend buiten de daarvoor gestelde termijn kan uit toepassing

van artikel 4:5 van de wet volgen dat deze buiten behandeling wordt gelaten, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen.

Artikel 12 Gegevens bij de aanvraag om subsidieverlening

In dit lid 1 zijn stukken en gegevens vermeld waarover het college bij de aanvraag dienen te beschikken. Hierin wordt aangegeven welke stukken minimaal noodzakelijk zijn. Ingevolge lid 2 kinnen aanvullende gegevens worden opgevraagd. Immers, op grond van artikel 4:5 van de wet kan te allen tijde de overlegging van aanvullende stukken worden verzocht. De hier gevraagde documenten en gegevens zijn dan nodig om tot een verantwoorde beslissing te komen. De te ondernemen activiteiten en een begroting zijn onmisbaar.

Indien de aanvraag niet volledig is kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de wet buiten behandeling wordt gelaten, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen.

Artikel 13 Beslistermijn aanvraag om subsidieverlening

De vraag of een subsidieaanvraag kan worden gehonoreerd, is afhankelijk van de vraag of de desbetreffende begrotingspost door de gemeenteraad wordt gehonoreerd. Pas na vaststelling van de begroting kan de beschikking tot subsidieverlening worden gegeven. De termijn is gesteld op 26 weken na vaststelling.

Artikel 14 Weigeringsgronden

Naast de in de wet genoemde weigeringsgronden kunnen in een subsidieverordening aanvullende weigeringsgronden worden gesteld.

De onderhavige gronden zijn er ondermeer op gericht de subsidiegelden te besteden aan activiteiten:

  • -

    waarvan de gemeente of de inwoners profiteren;

  • -

    die passen binnen het gemeentelijk beleid;

  • -

    voldoen aan de nadere regels;

  • -

    bijdragen aan de gemeentelijke doelstellingen;

  • -

    waarmee de gestelde doelen naar verwachting worden bereikt en;

  • -

    die worden uitgevoerd door een organisatie die niet in strijd met de wet handelt en niet over voldoende middelen beschikt om de activiteiten ook zonder subsidie te verrichten.

Activiteiten die bijvoorbeeld uitsluitend of met name gericht zijn op anderen dan de inwoners van de gemeente worden hiermee buiten de deur gehouden.

Artikel 15 Verplichtingen subsidieontvanger

Volgens de wet moet in een verordening, de basis gelegd worden voor het in voorkomendegevallen kunnen opleggen van bijzondere verplichtingen aan de ontvanger van een subsidie.

Betreffende verplichten zijn onder andere nauw verbonden met kwaliteit van de organisatieen/of de inhoud van activiteiten

Doelgerichte verplichtingen

De verplichtingen genoemd in het eerste lid kunnen rechtstreeks betrekking hebben op degesubsidieerde activiteit, maar ook een meer afgeleid en ondersteunend karakter hebben.

Voorbeeld van activiteiten die rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit:

een verplichting aan een instelling om bepaalde activiteiten ten behoeve van derden (bijv.cursussen) uitsluitend te laten verzorgen door personen die aan bepaalde opleidingseisenvoldoen. Voorbeeld van een meer afgeleid en ondersteunend karakter: verplichting inzake dewijze waarop de administratie moet worden gevoerd of aan het bestuursorgaan moet worden

gerapporteerd over de activiteiten. Ook kan lid 1 een basis zijn voor een verplichting aan desubsidieontvanger om zelf in een eigen bijdrage of aanvullende inkomsten te voorzien.

Niet-doelgerichte verplichtingen

Deze verplichtingen vallen niet onder artikel 4:37 of 4:38 van de wet. De wetgever heeft hetopleggen van ‘oneigenlijke’ verplichtingen niet geheel willen uitsluiten, maar wel met zekereprocedurele en inhoudelijke waarborgen omringd. Voorbeelden van niet-doelgerichte

verplichtingen zijn aan een gesubsidieerde instelling opgelegde verplichtingen om in hetkader van een werkervaringsproject een stageplaats ter beschikking te stellen of om in eengebouw voorzieningen voor gehandicapten aan te brengen.

De niet-doelgerichte verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerdeactiviteit. Hieruit volgt dat bijvoorbeeld van een gesubsidieerde welzijnsinstelling nog wel kan worden geëist dat de eigen activiteiten waar mogelijk op milieuvriendelijke wijze worden verricht, maar niet dat wordt meegewerkt aan het verspreiden van folders over het milieubeleid van het subsidiërend bestuursorgaan.

Artikel 16 Tussentijdse rapportage

In een aantal gevallen vraagt de gemeente een tussentijdse rapportage van de ontvanger van de subsidie. Dit kan met name het geval zijn bij subsidies die door de provincie aan de gemeente worden verleend (de gemeente fungeert dan als doorgeefluik) of bij meerjarige subsidies.

Artikel 17 Informatieplicht

In dit artikel is de informatieplicht van de subsidieontvanger geregeld. Deze is verplicht informatie te verschaffen over wezenlijke wijzigingen die gevolgen kunnen hebben voor de subsidiëring door de gemeente.

Op grond van artikel 4:70 van de wet is de subsidieontvanger verplicht onverwijld melding temaken van aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten. In lid 2 is daarom een soortgelijke verplichting opgenomen.

Artikel 18 Medewerkingsplicht

In dit artikel is de medewerkingsplicht van de subsidie-ontvanger geregeld.

Hiermee is verzekerd, dat tegen niet-medewerking kan worden opgetreden door de subsidie lager vast te stellen (art. 4:48 van de wet).

Hierbij kan gedacht worden aan de bevoegdheden van toezichthouders als bedoeld in hoofdstuk 5 (artikel 5:11 e.v.) van de wet. Bij de uitoefening van de bevoegdheden genoemd in dit artikel moet rekening worden gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Artikel 19 Vergoeding vermogensvorming

In artikel 4:41, lid 2 van de wet zijn limitatief een aantal situaties genoemd op grond waarvan de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd is indien subsidie bij de subsidieontvanger tot vermogensvorming heeft geleid Hiervan is onder andere sprake bij het einde van de subsidierelatie of als de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden. Vast moet staan dat de vermogenstoename niet zou hebben plaatsgevonden als de subsidie niet zou zijn verleend. Het maximum van devergoeding is gelijk aan de vermogenstoename zelf.

Artikel 20 Voorschotten en betaling

Artikel 4:54 van de wet bepaald dat voorschotten kunnen worden verleend, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. De gangbare praktijk is om het grootste deel van de verleende subsidie als voorschot te verstrekken. In praktijk wordt 95% van de subsidie als voorschot verleend. Voor uitbetaling van de subsidies geldt de wettelijke termijn van vier weken (artikel 4:52 van de wet).

Uitbetaling gebeurt onder verrekening van het verleende voorschot, aldus artikel 4:52 van dewet.

Artikel 21 Subsidievaststelling

Lid 1: Indien een verleningsbeschikking is gegeven dient na afloop van de subsidieperiode een aanvraag tot subsidievaststelling te worden gedaan. De verleningsbeschikking bevat een termijn waarbinnen de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend.

Lid 2: Onder omstandigheden kan een beschikking tot subsidieverlening achterwege worden gelaten en vindt louter vaststelling plaats. Veelal gaat het hier om eenmalige activiteiten.

Lid 3: Bij de aanvraag tot subsidievaststelling dient de ontvanger aan te tonen dat de activiteiten conform de verlening zijn verricht en dat darbij de opgelegde verplichtingen zijn nageleefd. Tevens wordt financiële rekening en verantwoording afgelegd. Bij subsidies boven de € 125.000 dient bovendien een goedkeurende accountantsverklaring te worden overgelegd.

Lid 4: Indien de aanvraag niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn is ingediend wordt de ontvanger eenmaal gerappelleerd.

Lid 5: Blijft de aanvraag om vaststelling, inclusief het activiteiten- en financieel verslag uit dan kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld. De subsidie kan dan worden vastgesteld zonder dat de gemeente over de betreffende verslagen beschikt.

Artikel 22 Beslistermijn subsidievaststelling

De termijn waarbinnen op de aanvraag tot vaststelling dient te worden beslist, is op veertienweken gesteld. Het noodzakelijke onderzoek alsmede de inhoudelijke beoordeling noopt tot enige ruimte in de termijn waarbinnen besloten moet worden.

Artikel 23 Per boekjaar verstrekte subsidies

Deze bepaling is noodzakelijk, aangezien artikel 4:58 van de wet bepaalt dat afdeling 4.2.8 van toepassing is voor zover dat bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Van toepassing verklaring van bovengenoemde afdeling biedt sturing en controlemogelijkheden voor de gemeente in geval van structurele subsidies.

Aangezien wij van mening zijn dat het wenselijk is dat deze afdeling voor alle structurele subsidies geldt, verdient een wettelijke bepaling de voorkeur boven het bij afzonderlijk besluit (de subsidieverlening) van toepassing verklaren van deze afdeling.

Artikel 24 Toestemming handelingen

In artikel 4:71 van de wet wordt een reeks van handelingen genoemd waarvoor een subsidieontvanger voorafgaande toestemming van het subsidieverlenende bestuursorgaan behoeft. Toestemming wordt geëist voor de volgende handelingen: het wijzigen van de statuten, het vormen van fondsen en reserveringen, het ontbinden van de rechtspersoon, het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

In artikel 4:71 is bepaald dat binnen vier weken toestemming moet worden gevraagd, dat hierop binnen vier weken dient te worden beslist, dat eenmaal verlenging van deze termijn mogelijk is en dat indien niet tijdig wordt beslist, de toestemming geacht wordt te zijn verleend. Voor een aanzienlijke verzwaring van de (administratieve) lasten behoeft niet te worden gevreesd. Immers, wanneer er geen reden bestaat toestemming te onthouden aan een bepaalde handeling en een reactie binnen de in artikel 4:71 gestelde termijn moeilijk haalbaar is, kan door niet handelen hetzelfde worden bereikt als door het expliciet verlenen van toestemming.

Artikel 25 Egalisatiereserve

Op grond van artikel 4:72 van de wet kan de subsidieontvanger worden verplicht eenegalisatiereserve te vormen. De egalisatiereserve is het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten. Blijkbaar vindt de wetgever de vorming van deze reserve zo belangrijk dat hiervoor niet de figuur van de toestemming is gekozen, maar aan de subsidieverlener de bevoegdheid is gegeven dit bindend voor te schrijven. De egalisatiereserve is primair bedoeld om schommelingen in de inkomsten en uitgaven op te vangen.

Bij nadere regels kan worden bepaald in welke mate en onder welke voorschriften de subsidie-ontvanger egalisatiereserve vormt.

Artikel 26 Vrijstelling Accountantscontrole

Artikel 4:78 van de wet stelt de accountantscontrole verplicht. Als de kosten van deaccountantscontrole niet meer in een redelijke verhouding staan tot het subsidiebedrag, moet de controle in beginsel achterwege worden gelaten. Om die reden is gekozen om de aacountantscontrole in de zin van een goedkeurende aacountantsverklaring, behoudens bijzondere omstandigheden, alleen verplicht te stellen bij subsidiebedragen hoger dan

€ 125.000,--.

Artikel 27 Overgangsrecht

Hoeft geen toelichting.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Hoeft geen toelichting.

Artikel 29 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan gemotiveerd van de verordening worden afgeweken.

Artikel 30 Citeertitel

Hoeft geen toelichting.