Regeling vervallen per 29-12-2017

Nadere regels verordeningen Jeugdwet en Wmo 2015

Geldend van 22-03-2017 t/m 28-12-2017

Intitulé

Nadere regels verordeningen Jeugdwet en Wmo 2015

Het college van burgemeester en wethouders vanAlmere,

Overwegende dat de Verordening jeugdhulp gemeente Almere en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Almere nadere regelgeving voorschrijven,

BESLUIT:

Vast te stellen de navolgende Nadere regels verordeningen Jeugdwet en WMO 2015:

Algemeen uitgangspunt bij maatwerkvoorzieningen

Bij de uitvoering van deze Nadere regels staat bij maatwerkvoorzieningen maatwerk voorop. Dit betekent dat het college in geval van maatwerkvoorzieningen kan afwijken van de bepalingen van deze Nadere regels die maatwerk in de weg staan.

1. Begripsomschrijvingen.

  • 1.

    Onder ‘cliënt’ wordt tevens verstaan jeugdige en/of ouders.

    • 1a.

      Invulling begrip "gebruikelijke hulp" zoals omschreven in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en deze Nadere regels

      Aan het begrip "gebruikelijke hulp", zoals omschreven in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en deze Nadere regels, wordt invulling gegeven zoveel overeenkomstig het Protocol Gebruikelijke zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg van april 2015.

  • 2.

    Onder ‘maatwerkvoorziening’ wordt tevens verstaan individuele voorziening.

  • 3.

    Voor het overige zijn van toepassing de begripsomschrijvingen, als vermeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet, en de daarop gebaseerde verordeningen.

2. Melding hulpvraag

(verordening wmo art.2, jeugd art.4)

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, dan wel treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

3. Cliëntondersteuning

(verordening wmo art.2, jeugd art.4)

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

4. Vooronderzoek

(verordening wmo art.2, jeugd art.4)

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met deze een afspraak voor gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover deze redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om met een eigen plan te komen, inclusief ideeën voor de behandeling,en stelt deze in de gelegenheid het plan te overhandigen. Tevens wordt de cliënt geïnformeerd over de mogelijkheid om bij het opstellen van het plan ondersteuning te krijgen.

5. Gesprek

(verordening wmo art.2, jeugd art.4)

Beleidsuitgangspunt (in deze Nadere regels zijn - daar waar van toepassing - "beleidsuitgangspunten" genoemd. Dit betreft uitgangspunten die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in het beleidsplan 'Almere aan zet' d.d. 23 oktober 2014 en mede de basis vormen voor het opstellen van deze Nadere regels).:

De oplossing voor een hulpvraag is altijd maatwerk. Het is de combinatie van eigen netwerken, mantelzorg, algemene voorzieningen en individuele voorzieningen dat het gewenste resultaat moet opleveren. Echter daar waar specifiek gesproken wordt over maatwerkvoorziening, c.q. individuele voorziening wordt bedoeld: die voorzieningen waarvoor een toegangsbepaling (voorheen ‘indicatie’) vereist is.

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens (wettelijk) vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een voorliggende voorziening op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, en de wijze waarop de verschillende voorzieningen op elkaar worden afgestemd;

    • h.

      hoe redelijkerwijs rekening zal worden gehouden met godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond indien sprake is van opgroeiende kinderen;

    • i.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;

  • 2.

    Het college informeert de cliënt over een eventuele eigen bijdrage of ouderbijdrage.

  • 3.

    Als de cliënt een persoonlijk plan, c.q. gezinsplan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

  • 4.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 5.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

6. Verslag

(verordening wmo art.2, jeugd art.4)

  • 1.

    De cliënt ontvangt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Indien er een ondersteuningsplan wordt opgesteld geldt dat als verslag van het onderzoek.

  • 2.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt over dit verslag zullen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd.

7. Aanvraag

(verordening wmo art.2, jeugd art.4)

Beleidsuitgangspunt:

De Wmo 2015 legt bevoegdheden bij het college van burgemeester en wethouders. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige adviseurs. In Almere is de formele toegang tot ondersteuning zoveel mogelijk wijkgericht georganiseerd in wijkteams. Dit is een samenwerkingsverband van professionals op het gebied van welzijn en zorg , inclusief medewerkers van de gemeente .

Bij het vaststellen van de noodzaak van een maatwerkvoorziening heeft de gemandateerde ambtenaar, c.q. professional een grote discretionaire bevoegdheid .

  • 1.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

  • 3.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

8. Criteria voor een maatwerkvoorziening, afwegingskader

(verordening wmo art.2, jeugd art.4)

Het college neemt het verslag van het onderzoek als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Beleidsuitgangspunt:

Bij de verstrekking van voorzieningen worden de volgende resultaten nagestreefd:

  • Ø

    zelfredzaam zijn;

  • Ø

    een schoon en leefbaar huis;

  • Ø

    wonen in een geschikt huis;

  • Ø

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • Ø

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • Ø

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • Ø

    het kunnen verrichten van de dagelijks noodzakelijke activiteiten;

  • Ø

    mantelzorg kunnen volhouden;

  • Ø

    veilig en geborgen zijn in de eigen leefomgeving;

  • Ø

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • Ø

    een ingevulde dag hebben;

  • Ø

    de mogelijkheid om voldoende contacten te hebben.

1. Criteria maatwerkvoorziening

Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

  • a.

    ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

  • b.

    ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

  • c.

    ter compensatie van de problemen die zich kunnen voordoen bij jeugdigen,

    • ·

      indien andere mogelijkheden om het opvoed- of opgroeiprobleem op te lossen of draagbaar te maken voor de jeugdige en zijn omgeving, zijn uitgeput. Deze problemen kunnen zich voordoen ten gevolge van (vermoedelijke) onveiligheid, of een (vermoedelijke) psychische stoornis, of een licht verstandelijke beperking;

    • .

      indien het eigen netwerk en de cliënt instemt met de maatwerkvoorziening. In uitzonderlijke gevallen kan de maatwerkvoorziening beargumenteerd zonder die instemming worden ingezet;

    • .

      indien er sprake is van intercollegiale toetsing (triage);

    • .

      indien er sprake is van een (wettelijk vereist) hulpplan waarvan de doelen en duur bij alle betrokkenen bekend zijn. Onderdeel van dit hulpplan is een plan van aanpak voor na het hulptraject (nazorg-plan). Data voor start en einde zorg zijn duidelijk voor de cliënt.

Een maatwerkvoorziening wordt ook ingezet als er sprake is van een acute onveilige situatie, of wanneer de jeugdige naar inzicht van het College ernstig in zijn/haar ontwikkeling wordt bedreigd.

Een maatwerkvoorziening kan tevens worden ingezet als onderdeel van een jeugdbeschermingsmaatregel door een daartoe gecertificeerde instelling als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Jeugdwet.

Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:

  • ·

    de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

  • ·

    de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, tenzij

  • ·

    de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • ·

    de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

2.Aanvullende criteria Opvang en Beschermd wonen

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

9. Persoonsgebonden budget (PGB)

Algemeen

Het college verstrekt een persoonsgebonden budget (PGB) alleen ten aanzien van maatwerkvoorzieningen die onder de Jeugdwet of de Wmo 2015 vallen en waarvoor een toegangsbepaling geldt. Dat betekent dat bij algemene voorzieningen geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

1 Voorwaarden om een PGB toegekend te kunnen krijgen

Het college kan een PGB verstrekken indien in ieder geval wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Een goede onderbouwing van de aanvrager waarom Zorg in Natura geen oplossing kan bieden;

  • 2.

    De aanvrager moet voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen;

  • 3.

    De beoogde ondersteuning die middels een PGB zal worden ingezet moet van goede kwaliteit zijn om het beoogde resultaat te behalen.

De tweede voorwaarde betreft de "bekwaamheid" van de aanvrager. Van de aanvrager (of diens (wettelijke) vertegenwoordiger) wordt verwacht dat deze zelfstandig, een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van zijn aanvraag. Een client of diens vertegenwoordiger moet duidelijk kunnen maken welke problemen deze heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning deze gebaat is. Van de aanvrager of diens vertegenwoordiger wordt verwacht dat hij zelf begrijpt welke rechten en plichten verbonden zijn aan het op een verantwoorde wijze uitvoeren van een PGB. Bijvoorbeeld het kiezen van de juiste zorgverlener, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een correcte administratie. Om na te gaan of de client of diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze met het PGB om kan gaan, wordt de bekwaamheid van de budgethouder beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:

  • -

    Is de budgethouder (of diens (wettelijke) vertegenwoordiger) in staat de eigen situatie (bij ouder: de situatie van het kind) te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen;

  • -

    Is de budgethouder (of dienst (wettelijke) vertegenwoordiger) goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een PGB;

  • -

    Is de budgethouder (of dienst (wettelijke) vertegenwoordiger) in staat de verantwoordelijkheid van de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals het zoeken van een zorgaanbieder, het voeren van sollicitaitegesprekken, zorgcontracten (laten) opstellen, accorderen van facturen en het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg.

Een client kan beslissen bovengenoemde taken door een derde te laten uitvoeren. De eventuele kosten hiervoor worden niet uit het PGB vergoed. Het is niet toegestaan bovengenoemde taken te laten uitvoeren door een derde die tevens de zorg of de voorzieningen levert.

Het college kan een PGB ook weigeren als er reeds tijdens het onderzoek naar aanleiding van de aanvraag een ernstig vermoeden is dat de aanvrager problemen zal (gaan) krijgen met het beheren van een PGB om andere redenen.

Te denken valt aan de volgende situaties:

  • -

    er is sprake van schuldsanering;

  • -

    eerdere fraudering;

  • -

    gok- en drugsverslaving;

  • -

    sterke vergeetachtigheid;

  • -

    andere situaties waarin is vastgesteld dat de aanvrager niet in staat is om de regie over het eigen leven te voeren.

2 PGB-uitvoeringsplan

De aanvrager van een PGB is verplicht een PGB-uitvoeringsplan op te stellen. Aan de hand van dit plan beoordeelt het college of de keuze voor de leveringsvorm PGB voldoende onderbouwd is en of de in te kopen zorg van voldoende kwaliteit is.

  • 1.

    Een PGB-uitvoeringsplan bevat tenminste de volgende onderdelen:

    • a.

      op welke manier de ondersteuning middels een PGB bijdraagt aan participatie en zelfredzaamheid (doel); binnen de context van de hele ondersteuningsvraag (dus ook in relatie tot andere vormen van ondersteuning die de client gebruikt);

    • b.

      Indien meerdere personen uit een huishouden ondersteuning nodig hebben, dan wordt er 1 ondersteuningsplan voor het gehele huishouden gemaakt (een familiegroepsplan) en bekeken hoe bepaalde ondersteuningsvormen gecombineerd en toegedeeld kunnen worden;

    • c.

      waar en hoe de budgethouder zijn ondersteuning zal inkopen (selecteren zorgaanbieder, aangaan contract, aansturen zorgaanbieder, bijhouden administratie);

    • d.

      hoe de kwalitieit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • e.

      de verwachte omvang en duur van de ondersteuning;

    • f.

      een begroting.

  • 2.

    Tevens moet uit het uitvoeringsplan het volgende blijken:

    • a.

      de zorgaanbieder beschikt over juiste kwalificaties om de zorg te kunnen aanleveren, d.w.z. relevante opleiding, kennis en ervaring en indien van toepassing registratie in een relevant beroepsregister;

    • b.

      het type zorg sluit aan bij de ondersteuningsbehoefte;

    • c.

      de zorgaanbieder beschikt over relevante keurmerken of certificeringen.

  • 3.

    In geval van verstrekking van een PGB bespreekt een vertegenwoordiger namens het college periodiek zoals vastgelegd in het PGB-toekenningsbesluit de resultaten van de ingekochte zorg. Dit kan tot herziening of intrekking van het PGB-verstrekkingsbeleid leiden.

  • 4.

    Elke wijziging van een zorgovereenkomst moet worden doorgegeven aan het college.

3 Duur van de beschikking voor leveringsvorm PGB

  • 1.

    Een PGB-verstrekkingsbesluit wordt bij volwassenen (18+) voor de duur van maximaal 5 jaar afgegeven en bij een jongere (18-) voor maximaal 2 jaar (uitgezonderd voor hulpmiddelen en woningaanpassingen).

  • 2.

    Het college kan een PGB-verstrekkingsbesluit met een kortere looptijd afgeven:

    • a.

      als de beoogde resultaten eerder kunnen worden gehaald

    • b.

      bij twijfel rondom de bekwaamheid van de pgb-houder om zelf zorg in te kopen, maar waarbij die twijfel onvoldoende is om het PGB gelijk af te wijzen

    • c.

      indien er sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld of een verwachte wisselende ondersteuningsbehoefte.

    • d.

      in andere gevallen die aanleiding tot het afgeven van een PGB-verstrekkingenbesluit voor een kortere periode.

4 Uitsluiting van leveringsvorm PGB informele zorg dagbesteding

Het college verstrekt geen PGB om dagbesteding in te kopen via het informele netwerk. Aanbieders van dagbesteding moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria als de Zorg in Natura gecontracteerde aanbieders.

5 Uitsluiting van de leveringsvorm PGB voor informele zorg behandeling (Jeugdwet)

Het college verstrekt geen PGB om behandeling in te kopen via het informele netwerk. Aanbieders van behandeling moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria als de Zorg in Natura gecontracteerde aanbieders.

6 De leveringsvorm PGB voor hulpmiddelen en woningaanpassingen

Deze PGB's zijn door de SVB gemandateerd aan de gemeente en verlopen dus niet via de SVB.

  • a.

    De leveringsvorm PGB voor hulpmiddelen en woningaanpassingen wordt afgegeven voor een periode van 6 jaar (dit geldt ook voor roerende woonvoorzieningen). Uitzondering hierop is de zogenaamde "Woningaanpassing bouwkundig". Indien de gebruiksduur van de voorziening korter is dan de levensduur, wordt geen PGB toegekend.

  • b.

    Toekenning van de leveringsvorm PGB vindt niet plaats wanneer client bij het indienen van zijn aanvraag om een PGB weet of redelijkerwijs kan weten dat deze op een zodanige termijn gaat verhuizen naar een andere woning of een intramurale setting, dat de afschrijftermijn van de voorziening ten tijde daarvan nog niet zal zijn verstreken.

Een PGB voor een woningaanpassing wordt toegekend aan de huurder van de woning en in geval van een koopwoning aan de eigenaar van de woning.

7 Uitsluiting van de leveringsvorm PGB voor Beschermd wonen (Wmo) in de thuissituatie

Beschermd wonen is wonen in een accomodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de client of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Wanneer een client een toegang krijgt voor het beschermd wonen wordt daarmee feitelijk aangegeven dat iemand niet thuis kan wonen maar moet wonen in een accomodatie van een instelling met de daarbij behorende toezicht en begeleiding. Dit zou wel mogelijk kunnen zijn in een kleinschalige woonvorm, mits aan dezelfde kwaliteitseisen wordt voldaan als bij de gesubsidieerde instellingen voor beschermd wonen.

Een kleinschalige woonvorm bestaat uit minimaal 3 en maximaal 26 bewoners waarbij:

  • -

    wordt verbleven op één GBA-adres, aaneengesloten GBA-adressen of GBA-adressen in elkaars directe nabijheid (binnen een straal van 100 meter), waarbij er altijd gemeenschappelijke ruimten aanwezig moeten zijn waar de bewoners hun huishouding (gedeeltelijk) gezamenlijk voeren;

  • -

    situaties van verblijf bij ouders of wettelijke vertegenwoordigers zijn uitgesloten van deze definitie.

8 Informele zorg

  • 1.

    De inzet van niet-professionele (informele) hulp is toegestaan mits is gewaarborgd dat deze veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt.

  • 2.

    De inzet van het sociale netwerk voor het verlenen van niet-professionele (informele) hulp op grond van een PGB is toegestaan in die gevallen waarin deze hulp de gebruikelijke hulp overstijgt.

  • 3.

    Indien naar het oordeel van het College de te leveren zorg de draagkracht van de zorgverlener overstijgt waardoor de mantelzorger of de ouder overbelast kan raken, kan het PGB als leveringsvorm geweigerd worden.

  • 4.

    Een PGB kan enkel worden verstrekt indien de continuiteit van de informele zorg ook bij vakantie en ziekte van de zorgverlener is geborgd. Dit moet blijken uit het uitvoeringsplan.

  • 5.

    Indien van toepassing voldoet de zorgverlener aan de wettelijke/landelijke kwatliteitseisen die gelden voor de betreffende zorg. Dit betekent dat informele zorg alleen is toegestaan als maatwerk voor persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf, hulp bij het huishouden en individuele begeleiding.

  • 6.

    Voor personen tot 18 jaar geldt dat een ouder zelf de zorgverlener mag zijn. Een uitzondering hierop is respijtzorg, deze kan niet geleverd worden door de ouders/verzorgers, omdat zij juist degenen zijn die respijt nodig hebben.

9 PGB tarieven en hoogte PGB

De hoogte van het PGB wordt afgestemd op de 'goedkoopst adequate voorziening'. Wanneer een voorziening duurder is, kan een aanvrager desgewenst zelf bijbetalen.

Bij de bepaling van de hoogte van een PGB voor dienstverlening wordt onderscheid gemaakt in ondersteuning door professionals en (informele) ondersteuning door mantelzorgers en/of personen uit het sociale netwerk. De PGB-tarieven voor professionals zijn maximaal de tarieven van de goedkoopste Zorg in Natura (ZiN) aanbieder. Het is toegestaan duurdere zorg of meer uren in te kopen. De client moet in dat geval het verschil zelf bijbetalen.

Het PGB tarief beschermd wonen in een kleinschalige woonvorm is 80% van het tarief van de gesubsidieerde instellingen. Dit tarief is inclusief woontoeslag en dagbesteding.

Het PGB tarief voor kortdurend verblijf binnen het sociale netwerk of bij vrijwilligers is gelijk aan de door het Rijk vastgestelde vergoeding voor pleegvergoeding.

Het maximale PGB tarief voor Hulp bij het huishouden is voor HH1: 15,20 euro en voor HH2: 19,60 euro per uur.

De hoogte van een PGB voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt, eventueel rekening houdend met een door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

Een client aan wie een PGB wordt verstrekt, kan begeleiding en persoonlijkere verzorging betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. Het uurtarief voor personen uit het sociaal netwerk (de zogenaamde informele zorg) is maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende PGB-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverlener.

De hoogte van het PGB wordt bepaald op basis van de PGB-tarieven voor de toegekende zorg, de omvang en de duur van de zorg. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het PGB worden betaald. Voor personen die vóór 1 januari 2015 een PGB voor HH (Hulp bij het Huishouden) ontvingen dat nadien - ongeacht wijzigingen in hoogte - onderbroken is voortgezet, geldt niet het verbod dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het PGB mogen worden betaald.

10 Verzilvering van het PGB

Na ontvangst van de beschikking heeft belanghebbende drie maanden de tijd om het PGB te gaan besteden waarvoor het is bedoeld. Gebeurt dit niet, dan wordt de voorziening ingetrokken. Voor die tijd wordt contact gezocht met belanghebbende om te vragen of het lukt om een voorziening aan te schaffen. Mocht het nodig zijn, dan krijgt belanghebbende alsnog de mogelijkheid om naar een voorziening in natura over te stappen.

11 Besteding buiten Almere

Het is toegestaan om een PGB voor maximaal 6 weken per jaar in het buitenland te besteden. Als er gedurende deze periode een andere zorgverlener wordt ingezet, dan moet daarvoor een afzonderlijke zorgovereenkomst worden afgesloten met een lokale zorgaanbieder. Deze zorgovereenkomst moet door het College worden geaccordeerd.

Als in het buitenland zorgverleners worden ingehuurd die niet onder de Nederlandse belastingwetgeving vallen dan geldt voor het maximale tarief voor het PGB voor de periode dat de client in het buitenland verblijft het voor dat land geldende 'aanvaardbaarheidspercentage' van het Zorgkantoor.

12 Reiskosten

Eventuele reiskosten van de zorgverlener mogen niet uit het PGB worden vergoed. Reiskosten moeten worden verrekend in de tussen client en zorgverlener overeengekomen uurtarieven.

10. Eigen bijdrage

In de regels rond eigen bijdrage wordt onderscheid gemaakt in maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen. Tevens is er een verschil tussen eigen bijdragen voor maatschappelijke ondersteuning, ouderbijdragen jeugdhulp en eigen bijdrage verblijf in opvang en beschermd wonen.

Beleidsuitgangspunt:

Bij de maatwerkvoorzieningen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (woningaanpassingen, vervoer, begeleiding en opvang) wordt altijd een eigen bijdrage toegepast, behalve bij rolstoelen, en tenzij dit wettelijk gezien niet is toegestaan.

1.Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningenmaatschappelijke ondersteuning.

Bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening is de maximaal toegestane eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte hiervan wordt vastgesteld op grond van het inkomen volgens de landelijke normen die hiervoor gelden. De eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratiekantoor (CAK). Er wordt een eigen bijdrage gevraagd voor alle voorzieningen, behalve:

  • -

    rolstoelen

  • -

    voorzieningen voor kinderen onder 18 jaar, met uitzondering van woningaanpassingen. Hiervoor wordt wel een eigen bijdrage gevraagd.

2. Eigen bijdrage verblijf in opvang en beschermd wonen

Bij het verblijf in beschermd wonen is de maximale eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte hiervan wordt vastgesteld op grond van het inkomen volgens de landelijke normen die hiervoor gelden. De eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratiekantoor (CAK).

Bij verblijf in de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en in begeleid wonen (niet zelfstandig) is een maximale eigen bijdrage verschuldigd indien een persoon van 18 jaar of ouder langer dan één etmaal gebruik maakt van deze 24-uurs verblijfsvoorzieningen. Vaststelling en inning van deze eigen bijdrage is opgedragen aan de opvanginstellingen. De hoogte van de eigen bijdrage zal nooit de werkelijke kostprijs of feitelijke woonlasten te boven mogen gaan.

Bij verblijf in de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en in begeleid wonen (niet zelfstandig) dient een persoon minimaal zak en kleedgeld over te houden plus de nominale premie ziektekosten minus de zorgtoeslag en waar nodig geld voor voeding (Nibud norm).

11. Waardering mantelzorgers

Beleidsuitgangspunt:

Mantelzorgers moeten weten dat ze worden gewaardeerd. Er is erkenning via collectieve activiteiten (bijvoorbeeld het ontmoetingscentrum voor de mantelzorgers van mensen met dementie) en in 2015 kwam daar ook een individuele waardering, voorheen het zogenaamde mantelzorgcompliment, bij. Het college bepaalt bij nadere regels hoe het deze individuele mantelzorgwaardering gaat geven .

Onderstaande regeling is van toepassing voor de jaren 2016, 2017 en 2018.

 

Een mantelzorger die zorgt voor een inwoner van Almere komt in aanmerking voor mantelzorgwaardering. Onder mantelzorger wordt verstaan een persoon die zorg verricht welke voldoet aan de volgende omschrijving: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat daarbij om het geven van meer dan gebruikelijke zorg, meer dan acht uur per week, gedurende tenminste drie maanden aaneengesloten. Deze drie maanden liggen voor 2016 tussen 1 oktober 2015 en 1 oktober 2016, voor 2017 tussen 1 oktober 2016 en 1 oktober 2017 en voor 2018 tussen 1 oktober 2017 en 1 oktober 2018.

Aanvragen voor de mantelzorgwaardering dienen uiterlijk voor 1 oktober van het desbetreffende jaar waarop de aanvraag betrekking heeft door de gemeente te zijn ontvangen. Aanvragen kunnen enkel worden gedaan door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Enkel volledig ingevulde en tijdig ontvangen formulieren worden in behandeling genomen.

Uiterlijk 1 november van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt op de aanvraag een besluit genomen.

De mantelzorgwaardering wordt uitgereikt rond de dag van de mantelzorg te weten 10 november van het desbetreffende jaar.

De mantelzorgwaardering is als volgt:

Voor jongeren tot 12 jaar: het deelnemen aan een feestelijke activiteit passend bij deze leeftijdsgroep

Voor jongeren van 12 jaar tot 18 jaar: het deelnemen aan een feestelijke activiteit passend bij deze leeftijdsgroep

Voor personen van 18 jaar en ouder: een VVV-bon

De waarde van de VVV-bon wordt als volgt bepaald:

Beschikbaar is een bedrag van € 345.000,=

Daarop wordt in mindering gebracht het aantal personen jonger dan 18 jaar dat voor de mantelzorgwaardering in aanmkering komt vermenigvuldigd met een bedrag van € 20,=.

Het overblijvende bedrag wordt gedeeld door het aantal personen ouder dan 18 jaar dat voor de mantelzorgwaardering in aanmerking komt. Dit bedrag wordt naar beneden afgerond tot het bedrag waarvoor een VVV-bon beschikbaar is zulks met dien verstande dat dit bedrag niet hoger zal zijn dan € 200,= (tweehonderd euro).

12. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Beleidsuitgangspunt:

De gemeente brengt de maatwerkvoorziening onder in een collectieve zorgverzekering waarin o ok de eigen bijdrage voor de Wmo is meeverzekerd. Mensen kunnen afhankelijk van hun inkomen en gekozen aanvullend pakket een compensatie van de gemeente ontvangen.

Een ingezetene kan op verzoek deelnemen aan een door de gemeente afgesloten collectieve zorgverzekering in geval deze een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan maximaal 130% van de bijstandsnorm.

13. Citeertitel

Deze Nadere regels worden aangehaald als Nadere regels verordeningen Jeugdwet en Wmo 2015.

14. Inwerkingtreding

Deze Nadere regels treden op 1 januari 2015 in werking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Almere van 9 december 2014

de secretaris, de burgemeester,

A.J. Grootoonk A. Jorritsma-Lebbink