Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen aan den Rijn, toelichting hoofdstuk 3 (versie 3)

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

VERORDENING INDIVIDUELE VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING, TOELICHTING HOOFDSTUK 3

HOOFDSTUK 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 18 Vormen van hulp bij het huishouden

In artikel 4 lid 1 van de Wet wordt het college opgedragen om voorzieningen aan te bieden ter ondersteuning van het voeren van een huishouden. In deze verordening wordt dit onderdeel uitgewerkt in hoofdstuk 3, waarin het gaat om de voorziening “hulp bij het huishouden”.

Hulp bij het huishouden kan in drie vormen als voorziening worden aangeboden. Onder artikel 18 sub 1a wordt genoemd de algemene voorziening; een snelle en eenvoudige dienstverleningsoplossing zonder veel administratieve rompslomp voor gemeente en aanvrager. Gedacht moet worden aan vormen van direct beschikbare hulp bij het huishouden vanuit bijvoorbeeld een wijksteunpunt, met name voor eenvoudige werkzaamheden, al dan niet op basis van een kortdurende hulpbehoefte. Het is aan een gemeente om te bezien of zij deze vorm van hulp bij het huishouden in het verstrekkingenpakket wil opnemen.

Onder lid 2 a wordt genoemd de hulp bij het huishouden in natura. Ook hier gaat het om een vorm van persoonlijke dienstverlening, net als bij de in onder lid 1a genoemde vorm. Het verschil zit echter in de toekenningsprocedure, die meer op de persoon is afgestemd en in de regel meer geschikt zal zijn voor de wat grotere en langduriger behoefte aan hulp.

Onder lid 2b wordt het persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden genoemd. Met dit persoonsgebonden budget moet de aanvrager zelf hulp inhuren.

Artikel 19 Primaat algemene hulp bij het huishouden

In artikel 18 wordt geregeld onder welke basisvoorwaarden men gebruik kan maken van een algemene voorziening voor hulp bij het huishouden, indien deze in de gemeente voorhanden is. In aanmerking komen in eerste instantie personen met aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek. Verder komen in aanmerking mantelzorgers in het kader van dezogenaamde ‘respijtzorg’, dat wil zeggen dat de noodzaak aanwezig is om mantelzorgers te ontlasten. Nota bene: het is daarbij niet de bedoeling van de Wetgever dat het huishouden van de mantelzorger wordt overgenomen, maar overname van het huishouden van degene die de mantelzorg ontvangt, is wel degelijk mogelijk.

Algemeen aangeboden hulp bij het huishouden is in de vorm van een primaat in deze verordening neergelegd. Dat houdt in dat in eerste instantie wordt bezien of deze vorm van hulp bij het huishouden het probleem op adequate wijze kan oplossen.

Artikel 20 Recht op individuele hulp bij het huishouden

Als de in artikel 18 genoemde algemene voorziening onvoldoende adequaat is of niet aanwezig is, komt de individuele voorziening voor hulp bij het huishouden aan de orde. Artikel 19 moet dus in samenhang met artikel 18 worden gelezen. De individuele voorziening kan bestaan uit een voorziening in natura of uit een persoongebonden budget.

Artikel 21 Gebruikelijke zorg

Bij het vaststellen van de aanspraak op hulp bij het huishouden wordt allereerst bezien of en in hoeverre eventueel huisgenoten van de persoon met beperkingen de problemen kunnen oplossen. Voorzover de ondervonden problemen door middel van dergelijke gebruikelijke zorg kunnen worden opgelost, is er geen aanspraak op hulp bij het huishouden.

Artikel 22 Omvang van de hulp bij het huishouden

In de AWBZ werd tot de invoering van de Wet geïndiceerd in klassen. Met ingang van 1 januari 2010 ontvangen nieuwe cliënten hulp bij het huishouden een indicatie per halve uren. Hierdoor weet een cliënt exact welk wekelijks aanbod hij van de aanbieder ontvangt.

Artikel 23 Omvang van het persoonsgebonden budget

Deze bepaling spreekt voor zich en sluit nauw aan op artikel 21 en 22. De jaarlijkse vastlegging houdt verband met prijsindexering, zoals genoemd in artikel 57.