Regeling vervallen per 01-01-2015

Leidingverordening 2009 gemeente Alphen aan den Rijn

Geldend van 01-01-2000 t/m 31-12-2014

Intitulé

LEIDINGVERORDENING 2009 GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN

vastgesteld door de gemeenteraad op 26 november 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn;

  • b

    gemeente : de gemeente Alphen aan den Rijn;

  • c

    vergunning : besluit namens het college over het leggen, hebben, (onder)houden en gebruiken van leidingen in openbare ruimte;

  • d

    vergunninghouder : degene, op wiens naam de vergunning staat;

  • e

    leidingen : kabels, buizen of leidingen geschikt voor het transport van elektrische energie, elektrische of optische signalen, vloeistoffen of gassen met daarbij behorende voorzieningen zoals signalering, mantelbuizen, afsluiters, brandkranen, kasten e.d.

  • f

    verlegregeling : Verlegregeling Alphen aan den Rijn en de daarvoor in de plaats tredende regeling;

  • g

    werkzaamheden : werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding, gebruik, herstel en verwijdering van leidingen;

  • h

    kort cyclische : werkzaamheden met een beperkte omvang (maximaal 10m2)

    werkzaamheden zoals werkzaamheden aan aansluitingen en reparaties, onderhoud of storing herstel aan leidingen;

  • i

    openbare ruimte : voor het publiek toegankelijke wegen en watergangen, inclusief fietspaden, voetpaden, trottoirs, bermen, plantsoenen en parken.

Artikel 2 Toepassingsgebied

  • 1 Deze verordening is van toepassing op alle werkzaamheden in de openbare ruimte in verband met de aanleg, het gebruik, de instandhouding, het herstel en de verwijdering van leidingen in de openbare ruimte.

  • 2 Deze verordening is niet van toepassing op kabels en leidingen waarop de Telecommunicatiewet van toepassing is.

  • 3 Voor zover deze verordening van toepassing is, is het bepaalde in artikel 2.1.5.1 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente niet van toepassing.

Artikel 3 Vergunning

1 a Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college leidingen in, op of boven de openbare ruimte te leggen, hebben, (onder)houden, te gebruiken, te herstellen of

te verwijderen. 1 b Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college bestaande leidingen te wijzigen, te verplaatsen of een andere bestemming of functie te geven dan in de vergunning is omschreven.

2Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor kort cyclische werkzaamheden. Daarvoor geldt een meldingsprocedure. Dergelijke werkzaamheden worden ten minste drie werkdagen voor de uitvoering hiervan bij het college gemeld door middel van een door het college vastgesteld formulier.

2 Bij storingen waarvoor uitstel van het verhelpen van de storingen niet mogelijk is, dient de melding in ieder geval voorafgaande aan de werkzaamheden schriftelijk te worden verricht. Indien de storing buiten de normale werktijden plaatsvindt, dient de melding bij

2 burgemeester en wethouders achteraf, doch uiterlijk binnen achtenveertig uur, schriftelijk te worden gedaan.

2Artikel 4 Aanvraag vergunning

  • 1

    Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid wordt schriftelijk ingediend bij het college van burgemeester en wethouders;

  • 2

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 Algemene wet bestuursrecht, worden bij de aanvraag de volgende gegevens overgelegd:

    • a

      een omschrijving en doel van de uit te voeren werkzaamheden;

    • b

      omschrijving aard, soort en aantal aan te leggen kabels of leidingen;

    • c

      naam en adres van de vergunninghouder;

    • d

      naam, adres, telefoonnummer van de aanvrager en naam en telefoonnummer van de contactpersoon die belast is met de voorbereiding van de werkzaamheden;

    • e

      een opgave van het gewenste tracé, ingetekend op een GBKN ondergrond van een overzichtelijke schaalgrootte. De tekeningen dienen op de wijze zoals bij nadere regelgeving aangegeven te worden ingediend;

    • f

      een opgave van afmetingen en situering van de te plaatsen/vervangen bovengrondse en ondergrondse objecten;

    • g

      een voorstel voor de te treffen verkeersmaatregelen.

  • 3

    Het college kan zo nodig aanvullende gegevens verlangen die bij de aanvraag dienen te worden verstrekt.

2Artikel 5 Vergunning weigeren of verlenen onder voorschriften of beperkingen

  • 1

    Het college kan de vergunning weigeren of onder voorschriften of met beperkingen verlenen ter bescherming van de belangen die deze verordening beoogt te dienen.

  • 2

    De voorschriften en beperkingen hebben betrekking op:

    • a

      de openbare orde;

    • b

      het voorkomen of beperken van schade, gevaarzetting of overlast;

    • c

      het veilig en doelmatig gebruik, beheer en onderhoud van de openbare ruimte;

    • d

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • e

      eventuele archeologische belangen;

    • f

      de bescherming van groenvoorzieningen;

    • g

      de bescherming van de volksgezondheid;

    • h

      de bescherming en ongestoorde exploitatie van naburige leidingen;

    • i

      de verkeersveiligheid en goede doorstroming van het verkeer;

    • j

      de afstemming met andere werken;

    • k

      de bescherming van de bodem.

      3Het college weigert de vergunning indien het bepaalde bij of krachtens deze verordening niet wordt nageleefd.

Artikel 6 Intrekkings- en weigeringsgronden

  • 1 Het college kan de vergunning wijzigen of intrekken indien:

    • a

      de vergunninghouder het college heeft gemeld dat hij geen gebruik meer wil maken van de vergunning of heeft gemeld dat de leidingen buiten gebruik zijn gesteld;

    • b

      binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning daarvan geen gebruik is gemaakt en de vergunninghouder geen aanvraag tot verlenging heeft ingediend;

    • c

      de exploitatie en het onderhoud van de leidingen gedurende een aaneengesloten periode van tenminste zes maanden is gestaakt dan wel de leidingen anderszins gedurende deze periode niet in gebruik zijn en niet onderhouden zijn;

    • d

      de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag zou hebben geleid;

    • e

      de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

    • f

      de vergunninghouder het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

    • g

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning moet worden aangenomen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schade zou opleveren aan de belangen, die deze verordening beoogt te dienen en aan die bezwaren door het stellen van (nadere) voorschriften of beperkingen niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;

    • h

      indien dit noodzakelijk is vanwege de uitvoering van werken door of in opdracht van de gemeente;

    • i

      de vergunninghouder dit verzoekt.

  • 2 Voordat het college besluit tot het wijzigen of intrekken van de vergunning, stelt het college de vergunninghouder in de gelegenheid te worden gehoord.

  • 3 Bij wijziging of intrekking van de verleende vergunning, verplaatst of verwijdert de vergunninghouder de leidingen binnen een daartoe door het college gestelde termijn. Voor zover de verlegregeling niet van toepassing is, gebeurt dit op kosten van de vergunninghouder.

    Artikel 7 Nadeelcompensatie

    Indien blijkt dat een vergunninghouder als gevolg van een besluit van het college inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 6, onderdeel h, schade lijdt of zal lijden die uitgaat boven het normaal maatschappelijk risico (zoals bedoeld in artikel 3 van de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999) en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, kan het college op aanvraag aan hem een schadevergoeding toekennen conform de verlegregeling.

    Artikel 8 Nadere regels

    • 1

      Het college is bevoegd tot het stellen van nadere regels ten behoeve van de uitvoering van de bepalingen in deze verordening.

    • 2

      De in het eerste lid bedoelde nadere regels hebben onder andere betrekking op:

    • a

      Nadeelcompensatie voor het verleggen van kabels en leidingen (verlegregeling);

    • b

      meldingsprocedures;

    • c

      de vergunningaanvraag;

    • d

      algemene bepalingen voor het leggen, hebben en verwijderen van leidingen;

    • e

      technische bepalingen voor verrichten van grondwerk, opnemen en herstel verharding, omgang met bouwstoffen en werkzaamheden in groenvoorzieningen;

    • f

      de te treffen verkeers- en veiligheidsmaatregelen.

    Artikel 9 Melding wijzigingen

    • 1

      De vergunninghouder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de leidingen verandert of van het feit dat de leidingen niet langer ten dienste staan van de vergunninghouder, onverminderd het bepaalde in artikel 10 ten aanzien van buiten gebruik gestelde leidingen.

    • 2

      In geval van rechtsopvolging van de vergunninghouder, dienen de vergunninghouder en diens rechtsopvolger binnen drie maanden na de dag van de rechtsopvolging bij het college een aanvraag in tot wijziging van de tenaamstelling voor de overdracht van de vergunning als bedoeld in artikel 3.

    Artikel 10 Buiten gebruik gestelde leidingen

    • 1

      De vergunninghouder meldt de buitengebruikstelling van leidingen binnen vier weken na de buitengebruikstelling aan het college;

    • 2

      Buiten gebruik gestelde leidingen worden door en op kosten van de vergunninghouder binnen zes maanden na de buitengebruikstelling verwijderd tenzij het college anders bepaalt.

      Artikel 11 Toezichthouders

      Bij besluit van het college worden personen aangewezen voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

      Artikel 12 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

      • 1

        Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010;

      • 2

        Voor leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig zijn, geldt de schriftelijke toestemming van het college of de reeds verleende vergunning op grond waarvan zij zijn gelegd als een vergunning krachtens deze verordening. De voorschriften en bedingen zoals in deze verordening zijn gesteld, zijn hierop van toepassing.

      • 3

        Indien het college van oordeel is dat de schriftelijke toestemming of de al verleende vergunning als bedoeld in het tweede lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening kan het college de belanghebbende een termijn stellen waarbinnen nadere informatie moet worden verschaft aan het college of een vergunningaanvraag moet indienen als bedoeld in artikel 3, eerste lid. Bij gebreke daarvan komt de schriftelijke toestemming of de al verleende vergunning bij een door het college te bepalen tijdstip te vervallen.

      Artikel 13 Slotbepaling

      Deze verordening kan worden aangehaald als "Leidingverordening 2009 gemeente Alphen aan den Rijn".

      TOELICHTING

      AlgemeenHet transport via ondergrondse leidingen heeft de afgelopen decennia een grote vlucht genomen. De relatief lage transportkosten en aanzienlijke voordelen ten opzichte van de overige vervoersmodaliteiten hebben ertoe geleid dat veel bedrijven hebben geïnvesteerd in het ondergrondse transport. Op het grondgebied van de gemeente Alphen aan den Rijn is dan ook een zeer uitgebreid netwerk aan ondergrondse netten (kabels en leidingen) ontstaan.

      Bij het beheer van de openbare (ondergrondse) ruimte moet dan ook steeds meer rekening worden gehouden met al aanwezige kabels en leidingen en met de belangen van de netbeheerders.

      Het doel van deze publiekrechtelijke verordening is te komen tot een doelmatig beheer van de openbare ruimte. Daarnaast wil de gemeente middels een verlegregeling komen tot een goede beheersing van het proces en verantwoording van kosten van het verleggen van kabels en leidingen. Tenslotte streeft de gemeente met de verlegregeling naar een redelijke verdeling van kosten van verleggingen.

        Juridische basis Het leggen en houden van leidingen wordt nu publiekrechtelijk vergund op basis van artikel 2.1.5.1 van de APV. Voor het leggen en houden van telecomkabels is de Telecommunicatieverordening Alphen aan den Rijn beschikbaar. Voor overige leidingen is nu geen zelfstandige verordening van kracht. Bij het leggen, houden, exploiteren en verwijderen van leidingen spelen ook andere belangen, zoals ongestoord liggen en functioneren, ondergrondse ordening en bescherming van het milieu. De nu voorliggende Leidingenverordening is gebaseerd op de artikelen 149, 154 en 156 van de Gemeentewet.

      Kernartikel van de Leidingverordening is artikel 3: het is verboden in de openbare ruimte een leiding aan te leggen, te houden, te onderhouden, te exploiteren en te verwijderen zonder een vergunning van het college. Kernpunten van de Verordening en de daaraan gekoppelde vergunningen zijn:

      • -

        de veiligheid van de leidingen;

      • -

        het minimaliseren van risico’s voor milieu en gezondheid van mens en dier;

      • -

        te stellen eisen aan ordening en allocatie van leidingen;

      • -

        te stellen eisen aan exploitatie en onderhoud;

      • -

        te stellen eisen aan wijzigingen van leidingentracés en verwijdering van leidingen.

      De Leidingverordening geeft het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen ter uitvoering van haar beheerstaak. Deze nadere regels zullen onder andere worden neergelegd in de Verlegregeling Gemeente Alphen aan den Rijn en het Uitvoeringsprotocol.

      De Verlegregeling geeft de algemene bepalingen weer voor het leggen, hebben en verwijderen van leidingen en behelst ondermeer een nadeelcompensatieregeling, terwijl het Uitvoeringsprotocol voornamelijk informatievoorziening, administratieve bepalingen en uitwerkingen behelst.

      Deze opzet is gekozen om het college in staat te stellen flexibel te reageren op nieuwe ontwikkelingen op technisch gebied.   In sommige gevallen zullen behalve een vergunning op basis van deze verordening ook vergunningen op grond van andere wettelijke regelingen nodig zijn. Zo laat de Leidingverordening de afgifte van eventuele milieu- en bouwvergunningen onverlet. Ook kunnen vergunningen van andere dan de gemeentelijke organisatie nodig zijn, zoals vergunningen op basis van vergunningen van waterschappen, etc. Ook die blijven onverlet.   Toepassingsbereik De Leidingverordening is van toepassing op alle leidingen die zich bevinden in de openbare ruimte en in of op voor leidingen bestemde kunstwerken binnen de gemeente Alphen aan den Rijn. Het begrip ‘openbare ruimte’ moet breed worden opgevat en bevat in beginsel alle ruimten die al dan niet met enige beperking algemeen toegankelijk zijn.  

      Bestuurlijke en admini st ratieve la st en Zoals uiteengezet hebben leidingexploitanten nu ingevolge de APV een vergunning nodig om een voorwerp op, in, over of boven de weg te plaatsen. De voorgestelde Leidingverordening beoogt voor het vergunnen van kabels en leidingen een solide grondslag te creëren. De invoering van de Leidingenverordening brengt dan ook geen verzwaring van de bestuurlijke en/of administratieve lasten mee, voor de gemeente noch voor de leidingexploitanten.  Handhaving Wat over de bestuurlijke en administratieve lasten is gezegd, geldt ook voor de handhaving. Ook nu wordt het leggen, hebben en exploiteren van leidingen gehandhaafd. Het toezicht op de naleving bij de uitvoering van de op de APV vergunde leidingen en, in de toekomst, op de Leidingverordening is in handen van de hiertoe benoemde toezichthouders.  De mogelijkheden voor toezicht op het beheer en in goede staat houden van de leidingen is op grond van deze leidingverordening verbeterd, primair aan de hand van revisiegegevens en onderzoeksrapporten die vergunninghouders conform de vergunningvoorwaarden dienen op te (laten) stellen.   Uitvoering en mandatering De uitvoering van de Leidingverordening wordt opgedragen aan de coördinator ondergrondse infrastructuur.

      Beslistermijnen

      In de Leidingverordening zijn expliciet geen beslistermijnen opgenomen, omdat dit in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) is geregeld.

      Strafbepaling

      Aangezien in de Gemeentewet afdoende bepalingen zijn opgenomen om handhavend te kunnen optreden is er hier voor gekozen om geen aparte strafbepaling op te nemen.  

      Artikelsgewijze toelichting bij leidingenverordening gemeente alphen aan den rijn

        Artikel 1Begripsbepalingen In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen neergelegd. Van belang is op te merken dat in beginsel alle leidingen in de openbare ruimte waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de verordening vallen. Ook rioolbuizen, verkeersregelinstallaties en openbare verlichtingskabels vallen onder het toepassingsbereik van de Leidingverordening.

      De term 'openbare ruimte' dient in dit verband op eenzelfde wijze geïnterpreteerd te worden als het vergelijkbare begrip 'openbare weg' in de Algemene Plaatselijke Verordening.

      Twee categorieën leidingen zijn van de werkingssfeer uitgezonderd. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2. Het bereik van de verordening is niet beperkt tot leidingen die in de grond liggen, maar ook leidingen en bijbehorende voorzieningen die door of over zogeheten kunstwerken zijn gelegd vallen onder de reikwijdte van de verordening. Onder bijbehorende voorzieningen worden onder andere verstaan bovengrondse kasten en trafo-ruimten. Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een barrière (zoals een rivier) over te kunnen steken. Hierbij zij gedacht aan leidingentunnels, zinkers, gestuurde boringen, en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals mantelbuizen in bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd.

      Ten aanzien van het begrip “kort cyclische werkzaamheden” zoals genoemd onder i is de “Leidraad voor Gemeenten en Nutsbedrijven inzake (her-)straatwerkzaamheden” van september 1990 (dan wel een opvolger daarvan) van toepassing.

         Artikel 2 Toepassingsgebied In dit artikel wordt het toepassingsbereik van de verordening weergegeven. In de toelichting bij artikel 1 is al ingegaan op het begrip ‘openbare ruimte’. Verder maakt het eerste lid van dit artikel duidelijk dat alle stadia van werkzaamheden, die verband houden met een leiding, onder de werkingssfeer vallen: van aanleg, wijzigingherstel en onderhoud tot verwijdering van leidingen in de openbare ruimte.   In het tweede lid zijn kabels, die vallen binnen de reikwijdte van de Telecommunicatiewet en Telecommunicatieverordening, uitgezonderd van de werkingssfeer van deze verordening. Voor de aanleg, exploitatie en wijziging van die leidingen is dan ook geen vergunning op basis van deze verordening benodigd, maar gelden de gedoogplicht en het instemmingbesluit op basis van voornoemde wet en verordening.

      Artikel 3 Vergunning Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel. Het is verboden om een leiding aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij de leidingexploitant in het bezit is van een vergunning. Normaliter zullen in een vergunning ten behoeve van aanleg en exploitatie alleen voorwaarden worden opgenomen die betrekking hebben op die handelingen.

      In het tweede lid van dit artikel is expliciet opgenomen dat voor kort cyclische werkzaamheden een meldingsprocedure geldt. Drie werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient dit schriftelijk bij het College te worden gemeld. Het doel van deze bepaling is een beperking van administratieve lasten voor netbeheerders en gemeente.

      De bepaling betreffende storingen is er op gericht in ieders belang snel en doelmatig te kunnen optreden, zonder dat dit leidt tot remmende procedures. Daarentegen wordt van netbeheerders verwacht dat zij in die gevallen een meer dan gewoonlijke zorgvuldigheid in acht nemen voor de omgeving.

      Artikel 4

      Aanvraag vergunning

      Het eerste lid bepaalt dat een aanvraag voor een vergunning als hiervoor bedoeld in artikel 3, eerste lid, schriftelijk dient te worden ingediend bij het College. Hierbij wordt geheel aangesloten bij de terminologie, definities en termijnen van de Algemene wet bestuursrecht.

      Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de vergunning wordt verleend indien wordt voldaan aan de voorschriften in deze verordening en door het College vast te stellen nadere regelgeving.

      Degene die een leiding wenst aan te leggen (of te wijzigen of te verwijderen etc.) dient daartoe een aanvraag in bij Gemeente Alphen aan den Rijn, Loket Wonen, Postbus 13, 2400 AA Alphen aan den Rijn. Een overzicht van de voor de aanvraag benodigde documenten evenals nadere informatie kan bij dit Loket worden aangevraagd. Er zal nadere regelgeving worden gemaakt en ter beschikking gesteld.

      Artikel 5

      Vergunning weigeren of verlenen onder voorschriften of beperkingen

      Dit artikel geeft een (limitatief) overzicht van de weigeringsgronden. Tevens biedt dit artikel de basis om aan de vergunning voorwaarden en beperkingen te verbinden. Vanzelfsprekend neemt het College daarbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Algemene wet bestuursrecht in acht.

      Het begrip schade bij letter b moet in brede zin gelezen worden: zo valt bijvoorbeeld ook schade aan de volksgezondheid hieronder. 

      Artikel 6 Intrekkings- en wijzigingsgronden

      Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om bij gewijzigde omstandigheden nadere regels te stellen ten aanzien van de uitvoering van de bepalingen van deze verordening. Deze gewijzigde omstandigheden kunnen alleen betrekking hebben op de onder artikel 5 tweede lid genoemde belangen.

      Het tweede lid is hier een uitwerking van.

      De onder letter h van het tweede lid genoemde intrekkings- en wijzigingsgrond biedt de basis voor nadeelcompensatie als verleggingen binnen de openbare ruimte noodzakelijk zijn vanwege werken van de gemeente. Het begrip “werken” dient te worden gezien in de context van een publieke taak van de gemeente.

      Het derde lid bepaalt dat het college, voordat zij besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning, de vergunninghouder in de gelegenheid moet stellen te worden gehoord. Uiteraard gaat de voorkeur er naar uit om in onderling overleg tot een oplossing te komen. Ingeval dat niet mogelijk blijkt te zijn, zal het college de vergunninghouder eerst de kans geven om te reageren op haar voornemen om tot wijziging of intrekking over te gaan alvorens dit te doen.

        Artikel 7 Nadeelcompensatie

      Dit artikel geeft een schadevergoedingsregeling met een verwijzing naar de Verlegregeling weer in de situatie dat een vergunninghouder als gevolg van een besluit van het college waarbij een vergunning wordt ingetrokken of gewijzigd op grond van artikel 6 lid 1 letter h schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot zijn normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd.

      In een dergelijk geval kan het college aan hem een schadevergoeding toekennen zoals opgenomen in de door het college vastgestelde verlegregeling.

      Artikel 8

      Melding wijzigingen Dit artikel bepaalt dat de vergunninghouder het college onverwijld in kennis stelt van met name administratieve wijzigingen. Daarbij moet ondermeer worden gedacht aan wijzigingen in de eigendomssituatie, van beheer of exploitatie en dergelijke.

      Artikel 9 ` Buiten gebruik gestelde leidingen

      In geval de leiding buiten gebruik wordt gesteld meldt de vergunninghouder dit binnen vier weken na de buitengebruikstelling schriftelijk aan het college. Met het afstand doen van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan. De vergunninghouder is vervolgens verplicht de leiding binnen zes maanden na de buitengebruikstelling te verwijderen. De laatste zin van het tweede lid maakt het mogelijk dat een verlaten leiding pas wordt verwijderd bij een latere gelegenheid, bijvoorbeeld als de straat wordt opengebroken, om zo te voorkomen dat een straat voor iedere afzonderlijke activiteit meerdere keren per jaar open ligt.

      In het derde lid is opgenomen dat, ingeval een leiding buiten gebruik wordt gesteld vanwege een werk door of in opdracht van het college, de hiervoor besproken verlegregeling van toepassing is.

      Artikel 10

      Nadere regels

      In dit artikel wordt (niet limitatief) aangegeven welke nadere regels de gemeente ambtelijk kan vaststellen om snel te kunnen inspelen op gewijzigde technische en maatschappelijke omstandigheden.

      Artikel 11

      Inwerkingtreding en overgangsbepaling

      Het tweede lid van dit artikel beoogt aan kabels en leidingen, die in het verleden zijn vergund of toegestaan, de grondslag te geven van deze verordening. Daarmee verandert de leeftijd van de vergunning niet.

      Bewust kiest de gemeente er voor geen ander overgangsrecht te formuleren dan in het tweede en derde lid is gesteld. Het is wenselijk alle bepalingen van deze verordening direct en volledig van toepassing te laten zijn, zodat de doelstellingen van de gemeente, als aangehaald in de inleiding op deze toelichting, meteen van kracht te laten zijn. Ook wordt ingeschat dat de inwerkingtreding van deze verordening niet leidt tot onaanvaardbare verstoring van de processen bij de netbeheerders.

      Het derde lid biedt de mogelijkheid correcties (uitsluitend) uit te voeren op vergunningen die door de nieuwe verordening niet (geheel) voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

      Artikel 12 Slotbepaling

      Geen toelichting.