Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

De gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

BESLUIT: vast te stellen

de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder:

    1°. de natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig maatschappelijke ondersteuning doet verlenen;

  • 2°. de beroepskracht die maatschappelijke ondersteuning verleent, anders dan in opdracht van een aanbieder of een

    opdrachtnemer van een aanbieder;

  • b.

    aandoening; een afwijking van de gezonde toestand van lichaam of geest. In deze verordening gebruikt als overkoepelend begrip voor de verzameling van symptomen, syndromen, klinische tekens, ziekten, psychische stoornissen, handicaps, letsels en vormen van RSI.

  • c.

    algemeen gebruikelijk: voorzieningen die niet specifiek voor mensen met een handicap of beperking ontworpen zijn en die gewoon te koop zijn;

  • d.

    arrangement; het vastgelegde en getekende geheel van afspraken, activiteiten en voorzieningen die voortvloeien uit de vraag van een cliënt;

  • e.

    beperking: objectief vastgesteld lichamelijk, psychiatrisch, verstandelijk of psycho- sociaal probleem dat leidt tot een belemmering in zelfredzaamheid en maat- schappelijke participatie op de terreinen, genoemd in artikel 4, lid 1 van de wet;

  • f.

    beroepskracht:de natuurlijke persoon die in persoon beroepsmatig maatschappelijke ondersteuning verleent;

  • g.

    buitenwettelijk begunstigend beleid: beleid met betrekking tot het verstrekken van voorzieningen die buiten artikel 4 van de wet vallen;

  • h.

    calamiteit: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning en die tot de dood van een cliënt of een ernstig schadelijk gevolg voor een cliënt heeft geleid;

  • i.

    CAK: Centraal Administratie Kantoor;

  • j.

    CAO VVT: Collectieve arbeidsovereenkomst voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg;

  • k.

    cliënt: de natuurlijke persoon die maatschappelijke ondersteuning vraagt of aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend;

  • l.

    collectief vraagafhankelijk vervoer: vervoer van deur tot deur op afroep met een deeltaxi, waarbij de rit kan worden gecombineerd met een rit van andere reizigers;

  • m.

    compensatie/compenseren: het treffen van noodzakelijke voorzieningen, binnen het kader van artikel 4 van de wet, om belemmeringen van een persoon of groepen personen zo veel mogelijk op te heffen, waardoor zij in aanvaardbare mate zelfredzaam kunnen zijn en kunnen deelnemen aan de maatschappij en dat een besluit met betrekking tot het verstrekken van een individuele voorziening afgestemd is op de omstandigheden van de persoon;

  • n.

    duurzame ontwikkeling: ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen;

  • o.

    eigen aandeel; de eigen bijdrage op een financiële tegemoetkoming (zie m);

  • p.

    eigen bijdrage: een bij de wet vastgesteld bedrag op voorzieningen die in natura of als PGB worden verstrekt;

  • q.

    financiële tegemoetkoming: voor een specifiek doel verstrekt bedrag, zonder dat dit kostendekkend hoeft te zijn, al dan niet forfaitair vastgesteld;

  • r.

    gebruikelijke zorg: zorg waarvan verwacht mag worden dat die binnen een leefeenheid aan elkaar kan worden verleend;

  • s.

    gemeente: gemeente Alphen aan den Rijn;

  • t.

    geweld: geweld jegens een cliënt alsmede ontucht met een cliënt, door iemand die voor de aanbieder werkzaam is, door iemand die werkzaam is voor een opdrachtnemer van de aanbieder, dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van de aanbieder verblijft.

  • u.

    meest efficiënt compenserend: niet duurder dan noodzakelijk en toch doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de specifieke situatie van de cliënt, waaronder eveneens wordt verstaan het hergebruik van roerende zaken;

  • v.

    leefeenheid: geheel aan personen waarmee de cliënt op hetzelfde adres woonachtig is, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangerrelatie;

  • w.

    mantelzorgondersteuning: o.a. adequate, passende ondersteuning op maat als de mantelzorger zijn of haar hulp tijdelijk niet kan waarnemen, overbelast is of dreigt te raken;

  • x.

    meerkosten: kosten die uitgaan boven de als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van de individuele voorziening;

  • y.

    nadere regels: de nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

  • z.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de cliënt één of meer aan hem te verlenen doelmatige voorziening(en) kan aanschaffen;

  • aa.

    voorliggende voorziening: elke voorziening, buiten deze verordening, waar de cliënt aanspraak op kan maken, een beroep op kan doen of gebruik van kan maken, waarmee belemmeringen in het participeren en zelfredzaamheid kunnen worden gecompenseerd;

  • bb.

    voorziening: een individuele, op de persoon toegesneden, voorziening ten behoeve van het compenseren van belemmeringen die toegankelijk is op grond van deze verordening;

  • cc.

    voorziening in natura: een voorziening die niet in geld wordt verstrekt;

  • dd.

    wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • ee.

    zelfredzaamheid: het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken ;

  • ff.

    zelfzorg: de verplichting om goed voor de eigen gezondheid te zorgen.

  • 2.

    Voor zover niet nader is aangeduid, gelden de begrippen zoals genoemd in de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Opdracht aan college

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    Het college heeft de verantwoordelijkheid in het kader van de wet om:

    • a.

      een stelsel van voorzieningen te creëren of het ontstaan daarvan te bevorderen waarbij mensen met beperkingen zo adequaat mogelijk worden gecompenseerd in hun beperkingen.

      Deze voorzieningen zijn mede gericht op het faciliteren en stimuleren van de cliënt om de beperkinngen op te heffen, te verminderen of te stabiliseren. Daarbij staan het behoud van de eigen gezondheid, regie, zelfredzaamheid en zelfoplossend vermogen voorop maar worden ook de doelmatigheid en kostenbeheersing van die voorzieningen in aanmerking genomen;

    • b.

      mantelzorgondersteuning te bieden, waaronder het verstrekken van informatie, het geven van advies en begeleiding, educatie, hulp bij het zoeken naar en het inzetten van voorliggende voorzieningen waaronder respijtzorg;

    • c.

      ketenpartners te ondersteunen in en te stimuleren tot een proces van doorlopende verbetering met betrekking tot ingezette of nieuwe voorzieningen;

    • d.

      kwaliteitseisen te stellen aan de maatschappelijke ondersteuning en de daarin werkzame beroepskrachten;

    • e.

      kwaliteitseisen te stellen aan de aanbieders op het gebied van klachtrecht (van de cliënt), en medezeggenschap en het toezicht

      en handhaving daarop te regelen,

    • f.

      eisen vast te stellen inzake het melden van calamiteiten en geweld bij de verlening van maatschappelijke ondersteuning en daartoe een instantie aan te wijzen;

    • g.

      te streven naar een duurzame ontwikkeling op het gebied van maatschappelijke ondersteuning;

  • 2.

    De maatregelen die kunnen worden getroffen om de in lid 1 vastgestelde verantwoordelijkheid te verwezenlijken, omvatten onder meer de volgende activiteiten:

    • a.

      overleg met ketenpartners en overige van belang zijnde partijen om creativiteit en innovatievermogen te vergroten, samenwerking te bevorderen en tot passende oplossingen te komen;

    • b.

      het subsidiëren, inkopen of stimuleren van voorliggende en/of collectieve voorzieningen, waaronder ook wordt verstaan het stimuleren en effectief ondersteunen van burgers om initiatieven op te zetten;

    • c.

      het organiseren en het kenbaar maken van een klachtensysteem en meldpunten voor geweld, misbruik en overige calamiteiten;

    • d.

      dienstverlening bij voorkeur inkopen bij die organisaties die actief streven om de beste organisatie in hun branche te worden en daarbij zichtbare resultaten kunnen tonen;

    • e.

      opleggen van milieu~ en sociale criteria alsmede de eisen genoemd onder lid 1, onder d en e bij inkoopprocessen of subsidiëring;

    • f.

      aanbieders en leveranciers van hulpmiddelen in overeenkomsten verplichtingen of eisen op te leggen, genoemd onder lid 1, d en f, op voor hen geldende gebieden overeenkomstig hetgeen in de desbetreffende branche algemeen van toepassing is of wettelijk is voorgeschreven;

    • g.

      het ontwikkelen en toepassen van prestatie-indicatoren bij de inkoop of subsidiëring van maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      het toepassen van financiële prikkels bij de inkoop of subsidiëring van maatschappelijke ondersteuning;

    • i.

      het voeren van informatie- en promotiecampagnes om de belangrijkste boodschappen te verspreiden;

    • j.

      het uitvoeren van marktonderzoeken om problemen en behoeften in kaart te brengen;

    • k.

      inventariseren van voorbeelden van goede praktijken en verspreiding van informatie over de gevonden oplossingen en de werkzaamheid daarvan;

    • l.

      betrokkenen stimuleren om de eigen gezondheid, zelfredzaamheid en kwaliteit van leven te bevorderen.

  • 3.

    Het college rapporteert over bovengenoemde onderwerpen aan de gemeenteraad, samen met de op te stellen prestatiegegevens zoals genoemd in artikel 9 van de wet.

  • 4.

    Het college bevordert bij de uitvoering van deze verordening de samenwerking met in de keten werkende organisaties en bevordert daarbij het benoemen van een coördinator die verantwoordelijk is voor de organisatie van de samenwerking.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 3 Reikwijdte van de verordening

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet.

  • 2. Bij de keuze van voorzieningen kan gebruik gemaakt worden van specifiek voor mensen met beperkingen verkrijgbare voorzieningen.

  • 3. Een te verstrekken cvv vervoersvoorziening betreft een aflegbare afstand van maximaal 2000 kilometer per jaar. Deze afstand kan, afhankelijk van de persoonlijke behoefte, op een lager aantal kilometers worden vastgesteld.

  • 4. Bij gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer bedraagt de te verstrekken vervoersvoorziening maximaal vijf reiszones vanaf het adres waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de zone waarin het hoofdverblijf gelegen is als centrumzone van dat reisgebied meetelt.

  • 5. De cliënt, die gebruik maakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer, kan zich op basis van een sociale grondslag tot maximaal 20 ritten per kalenderjaar laten begeleiden door een meereizende. Indien er een vastgestelde noodzaak is (medische grondslag), is er geen maximum.

  • 6. Het college stelt in nadere regels de hoogte van vervoersvergoedingen genoemd in lid vast.

Artikel 4 Buitenwettelijk begunstigend beleid

  • 1. Het college kan buitenwettelijke individuele voorzieningen verlenen op het gebied van:

    • a.

      wonen;

    • b.

      sportbeoefening;

    • c.

      (Psychosociale) begeleiding;

  • 2. Met uitzondering van zijn de bepalingen van deze verordening overeenkomstig van toepassing op de buitenwettelijke voorzieningen, tenzij in de nadere regels anders is bepaald.

  • 3. Het college bepaalt in nadere regels welke buitenwettelijke individuele voorzieningen kunnen worden verleend en onder welke voorwaarden.

  • 4. Het college kan maximale of forfaitaire bedragen, dan wel maximale en minimale gebruiksperioden vaststellen bij het bepalen van buitenwettelijke voorzieningen.

Artikel 5 Aanspraak op individuele voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt kan voor individuele voorzieningen in aanmerking komen indien:

    • a.

      de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente;

    • b.

      er geen voorliggende voorzieningen aanwezig zijn die een adequate oplossing bieden, waaronder tevens gebruikelijke zorg wordt verstaan;

    • c.

      er sprake is van een langdurige en op een verantwoorde wijze benutten van een voorziening.

  • 2.

    Alleen voorzieningen worden toegekend die als meest efficiënt compenserend kunnen worden aangemerkt.

  • 3.

    De voorwaarde tot langdurige noodzaak, genoemd onder c, geldt niet voor huishoudelijke hulp.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kent in ieder geval geen voorziening toe op grond van deze verordening als:

    • a.

      de gevraagde voorziening algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      het een voorziening betreft in gemeenschappelijke ruimten;

    • c.

      de noodzaak van de voorziening niet meer is vast te stellen indien de kosten van de voorziening zijn gemaakt of verplichtingen daarvoor zijn aangegaan vóór de

      aanvraagdatum;

    • d.

      er aan de zijde van de cliënt geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • e.

      de noodzaak van de voorziening het gevolg is van het niet adequaat inspelen op de beperkingen en de als gevolg hiervan te verwachten of al aanwezige belemmeringen bij de cliënt;

    • f.

      deze, als gevolg van de beperking van de cliënt, voor zichzelf of voor derden onveilig is, gezondheidsrisico’s met zich meebrengt of de voorziening leidt tot belemmering van de herstelmogelijkheden van de ervaren beperkingen;

    • g.

      de kosten, waarop de aanvraag betrekking heeft, vermeden (hadden) kunnen worden;

    • h.

      het een voorziening betreft die eerder is verstrekt en waarvan de afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij die eerder toegekende voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen.

    • 2.

      Het college stelt in nadere regels een lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen vast. Het college kan deze aanvullen of wijzigen afhankelijk van wat in het maatschappelijk verkeer en in jurisprudentie als algemeen gebruikelijk wordt

      beschouwd.

Artikel 7 Het bepalen van de compensatie

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat het onderzoek, naar aanleiding van een verzoek om maatschappelijke ondersteuning, leidt tot een gezamenlijke overeenstemming over de compensatie. Dit maakt onderdeel uit van en wordt vastgelegd in een door gemeente en cliënt te ondertekenen arrangement.

  • 2. Onderdeel van de overeenstemming is de afstemming over de mogelijke collectieve of voorliggende voorzieningen.

  • 3. Bij het onderzoek stimuleert het college de cliënt tot zelfzorg en het zelfoplossend vermogen in te zetten.

Artikel 8 Voorwaarden die leiden tot beperking of beëindiging voorziening

  • 1. In afwijking van , lid , onder en , kan het college een tijdelijke voorziening verstrekken waaraan verplichtingen zijn verbonden tot het verbeteren van de lichamelijke en geestelijke gezondheid en individuele psychosociale omstandigheden die kunnen strekken tot stabilisering, vermindering of beëindiging van de voorziening of voorzieningen.

  • 2. Een verplichting kan ook, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

  • 3. Het college kan bij de toepassing van de leden en 2 ondersteunende diensten verlenen aan de cliënt.

Artikel 9 Juridische grondslag vaststellen beperkingen

  • 1. Bij het beoordelen van de beperkingen wordt het begrippenkader van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF), gehanteerd als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.

  • 2. In gevallen waarin het begrippenkader van de ICF niet of niet in voldoende mate voorziet, wordt aansluiting gezocht bij andere begrippenkaders.

Hoofdstuk 4 Financiële voorwaarden

Artikel 10 Eigen bijdragen

  • 1. De cliënt van 18 jaren of ouder aan wie een voorziening is verleend, is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. De eigen bijdrage wordt vastgesteld zoals bepaald in hoofdstuk IV van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 3. De totale eigen bijdrage over alle perioden samen bedraagt niet meer dan de kosten van de voorziening die de gemeente is verschuldigd.

  • 4. Geen eigen bijdrage is verschuldigd voor de toegang tegen gereduceerd tarief tot het collectieve vraagafhankelijk vervoer.

Artikel 11 Eigen aandeel

Bij financiële tegemoetkomingen is geen eigen aandeel verschuldigd.

Hoofdstuk 5 Wijze van verstrekking en voorwaarden

Artikel 12 Verstrekking in natura

  • 1. Een voorziening kan in natura worden verstrekt indien de voorziening voor groepen van mensen kan worden ingekocht, verkregen of gehuurd. Dat betreft in ieder geval de volgende voorzieningen:

    • a.

      voorzieningen gericht op het voeren van een huishouden;

    • b.

      voorzieningen gericht op het verplaatsen in en om de woning.

  • 2. Een voorziening wordt uitsluitend in natura verleend indien de voorziening redelijkerwijs niet door een individu kan worden aangeschaft, georganiseerd, gehuurd of ingekocht of om redenen van doelmatigheid. Dit betreft in ieder geval de toegang tot collectief vraagafhankelijk vervoer tegen gereduceerd tarief door middel van een vervoerspas.

  • 3. Het college kan, binnen de kaders, genoemd in lid 2, in nadere regels bepalen welke voorzieningen uitsluitend in natura of uitsluitend als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • 4. Het college bepaalt of een voorziening in eigendom, in bruikleen of als persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

Artikel 13 Verstrekking als persoonsgebonden budget (Pgb)

  • 1. Voorzieningen kunnen op verzoek van de cliënt in de vorm van een Pgb worden verstrekt, tenzij bepaald is dat een voorziening uitsluitend in natura (art. 12, lid 2) of uitsluitend als financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.

  • 2. Voorzieningen, niet zijnde dienstverlening, die met een Pgb worden aangeschaft, worden geacht in bruikleen te zijn verstrekt, tenzij deze bij beschikking in eigendom zijn verstrekt.

Artikel 14 Algemene voorwaarden verstrekking Pgb, niet zijnde dienstverlening

  • 1. De omvang van het Pgb is de tegenwaarde van de in de desbetreffende situatie meest efficiënt compenserende voorziening in natura, inclusief de kosten van instandhouding.

  • 2. De cliënt met een Pgb niet zijnde dienstverlening is verplicht om kwalitatief goede en voor de cliënt geschikte product(en) in te kopen. Het college kan bij beschikking nadere eisen stellen waaraan de aan te schaffen of in te zetten goederen dienen te voldoen.

  • 3. Een Pgb wordt bij wijze van voorschot verstrekt.

  • 4. De definitieve toekenning van een in voorschot verstrekt Pgb geschiedt nadat de kosten door cliënt zijn verantwoord.

  • 5. De cliënt legt over het verleende bruto Pgb voor voorzieningen niet zijnde dienstverlening, verantwoording af door binnen zes maanden na de verzenddatum van de beschikking de nota of een betalingsbewijs in te leveren bij de gemeente.

Artikel 15 Nadere voorwaarden Pgb dienstverlening (huishoudelijke hulp)

  • 1. De cliënt met een Pgb voor dienstverlening dient alle wettelijke regels met betrekking tot werkgeverschap in acht te nemen.

  • 2. De cliënt sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon die bijvoorbeeld de huishoudelijke hulp verleent of met de instantie bij wie de cliënt de dienstverlening inkoopt, waarin ten minste de afspraken zijn opgenomen met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden, de hoogte van het salaris of vergoeding en het aantal arbeidsuren.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor dienstverlening kent een vrij besteedbaar bedrag van € 150,00 per jaar.

  • 4. De cliënt met een Pgb voor dienstverlening kan tegen kostprijs gebruik maken van de administratieve diensten en collectieve verzekeringen aangeboden door een door het college aangewezen instantie.

  • 5. Het college controleert of het Pgb dienstverlening op een doelmatige wijze besteed wordt. Deze controle wordt opgenomen binnen het onderdeel ‘nazorg’ dat onderdeel is van de beschikking (zie artikel 20).

  • 6. Het college zal jaarlijks, steekproefsgewijs, een volledige controle uitvoeren bij minimaal 10 cliënten per jaar.

Artikel 16 Hoogte Pgb dienstverlening (huishoudelijke hulp)

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp wordt vastgesteld op het salaris van functieschaal FWG 15, periodiek 4, verhoogd met eindejaarsuitkering, vakantietoeslag en basis- vakantieverlof zoals in de CAO VVT is vastgesteld, vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde minuten/uren per jaar.

  • 2. Indien de noodzaak aanwezig is dat op meer dan 4 dagen per week huishoudelijke hulp wordt verleend door dezelfde persoon, dan wordt het salaris zoals vastgesteld onder lid 1 verhoogd met 20%.

Artikel 17 Weigering van een Pgb

  • 1. Verstrekking als Pgb vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen het ernstige vermoeden bestaat dat de cliënt problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      gebleken is dat de cliënt een eerder Pgb niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet;

    • c.

      door de progressiviteit van de ziekte of handicap de aangevraagde voorziening snel weer door een andere voorziening vervangen moet worden. In die situatie wordt de voorziening in natura aangeboden;

    • d.

      verstrekking van een persoonsgebonden budget gezien de (verwachte) korte duur van de verstrekking zou leiden tot een inefficiënte besteding van gemeentelijke middelen.

Artikel 18 Voorwaarden financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Uitsluitend in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden voorzieningen verleend die voldoen aan één of meer van de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het betreft een voorziening waarin geen keuzemogelijkheid is;

    • b.

      Het betreft een eenmalige voorziening waarop geen afschrijvingstermijn van toepassing is;

    • c.

      Het betreft een voorziening waarop een door het college vastgestelde eenmalige nominale tegemoetkoming van toepassing is;

    • d.

      het betreft een voorziening die zeer beperkt wordt verleend.

  • 2.

    Het betreft in ieder geval de kosten van de volgende voorzieningen:

    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      tijdelijke huisvesting;

    • c.

      huurderving.

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming wordt betaald na ontvangst van de nota of andere ` bewijsstukken.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt en de hoogte van de financiële tegemoetkomingen.

Hoofdstuk 6 Uitvoering

Artikel 19 Verstrekken van gegevens en onderzoek

  • 1.

    Een aanvraag voor maatschappelijke ondersteuning wordt schriftelijk of digitaal ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    De cliënt is verplicht die gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening.

  • 3.

    Huisbezoek wordt ingezet om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de woon- en leefsituatie van cliënt in relatie tot de benodigde voorzieningen.

  • 4.

    Samen met de cliënt worden alle beschikbare voorliggende voorzieningen en voorzieningen in het kader van de wet beoordeeld op bruikbaarheid en toepasbaarheid. Daarbij wordt onderzocht, voor zover relevant:

  • a.

    de beperkingen van de cliënt en de belemmeringen die hij daardoor ondervindt op één of meerdere van de in het artikel 4 van de wet genoemde onderdelen;

  • b.

    de persoonskenmerken en behoeften van de cliënt;

  • c.

    de mogelijkheid van de cliënt om door het anders organiseren van zijn leven en huishouden zijn belemmeringen te compenseren;

  • d.

    de woon- en gezinssituatie van de cliënt;

  • e.

    de beschikbaarheid van gebruikelijke zorg en mantelzorg, de mogelijkheid van het inschakelen van zijn sociaal netwerk of de mogelijkheid van het gezamenlijk gebruik van voorzieningen in het complex waar de cliënt woonachtig is;

  • f.

    de financiële draagkracht van de cliënt om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

  • 5.

    Het college kan, om vast te stellen welke voorzieningen noodzakelijk zijn om de beperkingen te compenseren, de cliënt oproepen om in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip:

  • a.

    om hem om inlichtingen te vragen of

  • b.

    om hem door een of meer daartoe door het college aangewezen deskundigen te doen bevragen of te laten onderzoeken.

  • 6.

    De cliënt aan wie een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 20 Beschikking

  • 1.

    Op een aanvraag voor maatschappelijke ondersteuning ontvangt de cliënt een beschikking waarin in ieder geval is vermeld:

    • a.

      de aard en de omvang van de voorziening;

    • b.

      de voorwaarden waaraan de cliënt dient te voldoen;

    • c.

      de wijze van verstrekking.

    • d.

      Indien van toepassing; het verlenen van nazorg.

  • 2.

    Indien een voorziening voor bepaalde tijd wordt verstrekt, wordt in de beschikking tevens de geldigheidsduur vermeld.

  • 3.

    Zowel bij de toekenning als bij de afwijzing van een voorziening, worden de gronden van toekenning of afwijzing gemotiveerd weergegeven.

  • 4.

    Een activiteiten- en voorzieningenplan kan deel uitmaken van de beschikking. In dit plan worden de resultaten uit het overleg met de cliënt vastgelegd met betrekking tot de gezondheid- en leefsituatie en de aanbevelingen tot bevordering en behoud van gezondheid en welzijn. (Samen het ‘arrangement’).

Hoofdstuk 7 Intrekking, wijziging en terugvordering

Artikel 21 Intrekking

  • 1. Het college kan een beschikking geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de nadere regels;

    • b.

      gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      een financiële tegemoetkoming of een Pgb niet binnen zes maanden na betaling van het voorschot is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verstrekking heeft plaatsgevonden.

Artikel 22 Terugvordering

  • 1. Indien het college de beschikking, waarbij een voorziening op grond van deze verordening is verleend, intrekt, kan zij de voorziening van een cliënt terugvorderen.

  • 2. De terugvordering van roerende voorzieningen in natura of die met een Pgb in natura zijn omgezet, vindt plaats door de voorziening onverwijld aan het college ter beschikking te stellen.

  • 3. Indien de voorziening onrechtmatig is verkregen en deze niet meer feitelijk kan worden overgedragen aan het college, kan de omvang van de terugvordering worden bepaald op de hoogte van de oorspronkelijke investerings- of aanschafwaarde.

  • 4. Het college kan, naast het opeisen van de voorziening, ook een bedrag in rekening brengen voor de afschrijvingskosten gebaseerd op de economische levensduur van de verstrekte voorziening. De omvang daarvan is gebaseerd op de duur van het onrechtmatig gebruik van de voorziening.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 23 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de uitvoering van deze verordening.

Artikel 24 Indexering

  • 1. Het college verhoogt of verlaagt jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en nadere regels geldende bedragen van bij leveranciers in te kopen voorzieningen conform de contractafspraken met leveranciers.

  • 2. De hoogte van het Pgb voor huishoudelijke hulp, zoals bepaald in Artikel 16, wordt per kalenderjaar vastgesteld op basis van de dan geldende CAO VVT, genoemd in Artikel 16.

  • 3. Het college verhoogt of verlaagt jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en nadere regels verstrekte Pgb voor hulpmiddelen overeenkomstig de daarvoor gehanteerde tarieven genoemd in lid 1.

  • 4. Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en nadere regels geldende bedragen van de overige voorzieningen aanpassen met de consumentenprijsindex (CPI) van het CBS.

Artikel 25 Evaluatie

Het in het kader van deze verordening gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Hoofdstuk 9 Overgangsrecht, citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 26 Overgangsrecht

  • 1. Een cliënt aan wie, op het moment dat de verordening in werking treedt, een voorziening is verleend waarvoor geen eigen bijdrage gold, wordt eerst een eigen bijdrage in rekening gebracht bij het toekennen van een vervangende voorziening.

  • 2. De cliënt aan wie, op het moment dat de verordening in werking treedt, een voorziening is verleend waarvoor een eigen bijdrage gold voor een bepaalde termijn, wordt de eigen bijdrage voor onbepaalde duur in rekening gebracht bij het toekennen van een vervangende voorziening.

  • 3. De cliënt aan wie een Pgb is verleend waarop de eigen bijdrage door de gemeente in mindering is gebracht, wordt met ingang van de eerste periodetermijn van het CAK van jaar volgend op het jaar waarin de verordening van kracht wordt, een bruto Pgb verstrekt en wordt vanaf die datum de eigen bijdrage door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 4. Een cliënt aan wie, op het moment dat de verordening in werking treedt, een Pgb is verleend voor huishoudelijke hulp zal per 1 januari 2014 het bedrag toegekend krijgen dat geldt op grond van van de verordening. Cliënt dient hiervan minimaal 6 maanden van te voren op de hoogte te worden gebracht.

  • 5. Artikel 3, lid 5, treedt voor de (voormalige) gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude in op 1 januari 2014.

Artikel 27 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1oktober 2013 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen aan den Rijn 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn
d.d. 30 mei 2013.
de griffier, de voorzitter,