Regeling vervallen per 01-01-2020

VERORDENING NAAMGEVING EN NUMMERING 2015 ALPHEN AAN DEN RIJN

Geldend van 01-04-2015 t/m 31-12-2019

Intitulé

VERORDENING NAAMGEVING EN NUMMERING 2015 ALPHEN AAN DEN RIJN

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

B E S L U I T vast te stellen de volgende:

VERORDENING NAAMGEVING EN NUMMERING 2015 ALPHEN AAN DEN RIJN

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Adres: door het college aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende benaming zoals bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (BAG) bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats;

  • b.

    Adresseerbaar object: een verblijfsobject, ligplaats of standplaats;

  • c.

    Afgebakend terrein : een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening, waarop zich geen verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar is.

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn;

  • e.

    Convenant: het tussen de Minister van Infrastructuur en Milieu, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Koninklijke PostNL B.V. gesloten Convenant inzake postcodes (zie publicatie Staatscourant 2014 Nr. 3779, 20 februari 2014) ;

  • f.

    Ligplaats: door het college als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die is bestemd voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig zoals bedoeld in artikel 1, onder k, van de Wet BAG;

  • g.

    Naambord: bord met een of meer door het college toegekende namen aan een woonplaats, stadsdeel, buurtcombinatie, buurt of openbare ruimte;

  • h.

    Nevenadres: een aanvullend adres voor een verblijfsobject in het geval dat sprake is van meerdere ingangen;

  • i.

    Nummeraanduiding: door het college als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats zoals bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet BAG;

  • j.

    Openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen zoals bedoeld in artikel 1, onder n, van de Wet BAG;

  • k.

    Pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is zoals bedoeld in artikel 1, onder o, van de Wet BAG;

  • l.

    Rechthebbende : een ieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht of een persoonlijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is om in die zaak te handelen zoals in de verordening is voorgeschreven, alsmede de beheerder;

  • m.

    Standplaats: door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte daarvan dat is bestemd voor het permanent plaatsen van een niet direct en duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte ruimte zoals bedoeld in artikel 1, onder p, van de Wet BAG;

  • n.

    Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen inzake naamgeving en nummering (adressen);

  • o.

    Verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is zoals bedoeld in artikel 1, onder q, van de Wet BAG;

  • p.

    Wijk- en buurtindeling: een indeling van de gemeente in wijken en buurten conform de eisen die het CBS aan deze indeling verbindt;

  • q.

    Woonplaats: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van het grondgebied van de gemeente zoals bedoeld in artikel 1, onder r, van de Wet BAG;

  • r.

    De Wet: Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet BAG) inwerking getreden op 1 juli 2009.

HOOFDSTUK 2. NAAMGEVING EN BEGRENZING VAN WOONPLAATSEN, TOEKENNEN VAN NAMEN AAN DE OPENBARE RUIMTE, HET NUMMEREN VAN VERBLIJFSOBJECTEN, LIGPLAATSEN, STANDPLAATSEN EN AFGEBAKENDE TERREINEN

Artikel 2. Vaststellen, indelen en toekennen

  • 1. Het college stelt de grens en de naam van de woonplaats(en) vast en kan desgewenst de woonplaats(en), al dan niet op basis van bouwblokken, in wijken en buurten verdelen en aanduiden met namen, zo nodig met letters en nummers.

  • 2. Het college kent per woonplaats namen toe aan delen van de openbare ruimte en zonodig aan gemeentelijke gebouwen en bouwwerken.

  • 3. Het college stelt de standplaatsen en ligplaatsen, en de afbakening van panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen vast.

  • 4. Onder vaststellen, verdelen, aanduiden en toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid tot en met het derde lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

  • 5. Voordat het college een naam toekent aan een openbare ruimte als bedoeld in het eerste lid en tweede lid, vraagt het advies aan de ambtelijk werkgroep welke zich bezig houdt met het toekennen van namen aan openbare ruimten.

Artikel 3. Afbakening en nummering van objecten

  • 1. Het college kent binnen het grondgebied van de gemeente nummers toe aan verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen.

  • 2. Indien aan een object meer dan één nummer wordt toegekend, worden de nummers onderscheiden in een hoofdnummer en nevennummer(s).

  • 3. De toekenning, zoals bedoeld in artikel 2, derde lid en artikel 3, eerste lid, kan ook op voor personen toegankelijke objecten, zijnde niet verblijfsobjecten of op afgebakende terreinen worden toegepast, indien dat naar oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 4. Onder vaststellen, toekennen en bepalen, zoals bedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

  • 5. De kosten voor het aanbrengen van de nummers, zoals bedoeld in het eerste lid, zijn voor rekening van de rechthebbende, met dien verstande dat aan de rechthebbende op diens verzoek na het aantonen van gemaakte kosten die direct samenhangen met het hernummeren dan wel wijzigen van een straatnaam door de gemeente, door het college tot een bepaald maximum een tegemoetkoming kan worden gegeven.

Artikel 4. Naamborden aanbrengen

  • 1. De door het college toegekende namen, zoals vervat in artikel 2, worden door of in opdracht van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.

  • 2. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 3. Indien het college het noodzakelijk acht om een naambord, waarop de vervallen naam is doorgehaald, tijdelijk naast het naambord met de nieuwe naam te handhaven zal de rechthebbende dit toelaten als daaraan door het college een termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.

  • 4. De rechthebbende zorgt er voor dat de naamborden vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

  • 5. Het is eenieder die daartoe niet is bevoegd is, verboden namen aan de openbare ruimte en woonplaatsen, wijken en buurten toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

Artikel 5. Nummerborden aanbrengen

  • 1. Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object er voor dat de nummers, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, worden aangebracht op een wijze zoals krachtens artikel 6 is bepaald.

  • 2. De rechthebbende draagt er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde nummers binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college zijn aangebracht.

  • 3. Indien een verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen of afgebakend terrein nog niet is voltooid, wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing aangebracht.

  • 4. Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijnen verlengen.

  • 5. Indien het college heeft besloten om een nummerbord, waarop het vervallen nummer is doorgehaald, naast het nummerbord met het nieuwe nummer te handhaven zal de rechthebbende dit toelaten of daar uitvoering aan geven als daaraan door het college een termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.

  • 6. De nummerborden worden op een zodanige wijze aangebracht dat deze vanaf de openbare weg duidelijk zichtbaar zijn.

  • 7. Het is een ieder die daartoe niet is bevoegd, verboden aan een pand of verblijfsobject, stand- of ligplaats of afgebakend terrein nummers toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

HOOFDSTUK 3. NADERE VOORSCHRIFTEN

Artikel 6. Uitvoeringsvoorschriften

  • 1. Het college kan uitvoeringsvoorschriften vaststellen betreffende het proces en de wijze van:

    • a.

      naamgeving en van begrenzing van woonplaatsen, wijken, buurten en bouwblokken;

    • b.

      naamgeving en begrenzing van de openbare ruimte;

    • c.

      nummering van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen en afgebakende terreinen;

    • d.

      opmaak van formulieren, besluiten en verklaringen.

  • 2. De uitvoeringsvoorschriften zijn niet strijdig met het convenant inzake postcodes.

Artikel 7. Strafbepalingen

Overtreding van artikel 4, tweede tot en met vijfde lid, artikel 5, eerste tot en met derde, vijfde tot en met zevende lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 1 april 2015 in werking.

Artikel 9. Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen alle eerdere gemeentelijke regels en voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de daaraan liggende objecten.

Artikel 10. Overgangsbepalingen

  • 1. Namen en nummeraanduidingen die zijn toegekend en naam- en nummerborden die zijn aangebracht op grond van de volgende regelingen:

  • - Verordening naamgeving en nummering 2005 (gemeente Alphen aan den Rijn);

  • - Verordening naamgeving en nummering gemeente Boskoop 2004;

  • - Verordening naamgeving en nummering (adressen) gemeente Rijnwoude,

    behouden na het in werking treden van deze verordening hun rechtskracht.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college besluiten dat een naam- of nummerbord aangebracht op grond van de in het eerste lid genoemde bepaling, binnen een door het college te bepalen termijn moet worden vervangen door een naam- of nummerbord dat voldoet aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

Artikel 11. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening naamgeving en nummering 2015 Alphen aan den Rijn’

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van Alphen aan den Rijn op 26 maart 2015,
de wnd. griffier, de voorzitter,
A.H. Schouten mr. drs. J.W.E. Spies

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING NAAMGEVING EN NUMMERING 2015 ALPHEN AAN DEN RIJN

Algemeen

Wettelijke grondslag

Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen (hierna: Wet BAG) in werking getreden. Deze wet omvat onder meer regels betreffende de methodische registratie van adresgegevens. Met de invoering van de Wet BAG is de gemeente de plicht opgelegd om ten behoeve van de basisregistratie adressen bepaalde, expliciet in de Wet BAG genoemde zaken, van een naam, nummer of begrenzing te voorzien. Voor zover het deze zaken betreft is er sprake van medebewind als bedoeld in artikel 108 tweede lid van de Gemeentewet. Hoeveel vrijheid de gemeente nog heeft om zelf een regeling rond naamgeving en nummering te treffen wordt aangegeven in artikel 121 Gemeentewet. Dit artikel stelt dat de gemeentelijke regeling niet in strijd mag zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen. Deze bevoegdheidsafbakening betekent dat de gemeente een aanvullingsbevoegheid heeft op de hogere regelgeving. De gemeente heeft ter voorbereiding daarvan wel rekening te houden met twee grenzen. Een benedengrens (niet treden in de bijzondere belangen van de ingezetenen) en een bovengrens (regels mogen niet in strijd zijn met hogere regelgeving).

Al met al staat het de gemeente dus vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet BAG nader te regelen. Het gaat hier om het zogeheten ‘vrije medebewind’. In de wet BAG staan geen regels omschreven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde methodische registratie vooraf gaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan woonplaatsen en aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van nummeren aan objecten en plaatsen.

Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met betrekking tot de beslissingen is er sprake van regeling van bestuur in medebewind,. Artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de Gemeentewet biedt hiervoor de grondslag. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen voor deze verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.

Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet genoemde beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen. Daarmee wordt aangesloten op de voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en hoofdstuk IX van de Gemeentewet. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet - de raad die, naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke medebewindsdeel in een regeling kan uitwerken. In de verordening zelf kan delegatie van beslissingen aan het college worden geregeld op grond van de algemene delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid, van de Gemeente. Dit is in deze verordening ook het geval.

Belang van naamgeving en nummering (adressen)

Adressen vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst in brede zin vindbaar te zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie. Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen. Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen en maken van selecties uit deze registraties. Het benoemen van delen van de openbare ruimte (voorheen straatnamen) en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten (voorheen huisnummers) is een taak die de gemeente met extra zorg moet omgeven.

Algemene wet bestuursrecht

Het toekennen van een naam of nummer (adressen) op grond van de verordening is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een besluit een bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.

Met name ten aanzien van naamgeving kan de vraag rijzen of er wel sprake is van een besluit. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien het besluit zich richt op bepaalde, concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling die een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening zal derhalve sprake zijn van een besluit tot naamgeving of nummering. Ook wijziging of intrekking van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de reikwijdte van de Awb. Indien een aanvraag voor een naam of een nummering moet worden afgewezen of een besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbenden zou treffen, moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel 4:8 van de Awb van toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.

Regelen van de gevolgen

Bij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moet het college rekening houden met het belang van vooral bewoners en bedrijven. Wijziging van een naam of een nummer treft immers de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot regeling van de gevolgen van de wijzigingsbesluiten. Een aantal punten is hierbij van belang:

  • 1.

    Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde naam of het veranderde nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is hoe minder de gemeenten gehouden is tot compenserende maatregelen. De in artikel 9 genoemde periode kan voor gewone gevallen als een redelijke voorbereiding worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken, zoals sterk naar buiten tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op zichzelf worden bezien. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen met de betrokken bewoners en bedrijven. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent deze verplichting op grond van artikel 4:8.

  • 2.

    Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden tot het vergoeden van de gemaakte kosten is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte of de vorm van de vergoeding kan worden afgeleid.

  • 3.

    Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode geldt, is het beschikbaar stellen van een aantal adreswijziging kaarten in de meeste gevallen een redelijke vorm van schadeloosstelling.

  • 4.

    Bedrijven die (bij een voorbereidingsperiode van een jaar) onredelijk in hun belangen worden getroffen kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een deel van de kosten die ze maken. Daarbij zijn de volgende aspecten te overwegen:

  • a.

    De bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten;

  • b.

    Het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge is toe te rekenen, waarbij de keuze voor vermelding van het adres op verpakkingsmateriaal, winkelruiten, markiezen, bedrijfsauto’s of productieonderdelen geacht worden tot het ondernemersrisico te behoren;

  • c.

    De lengte van de voorbereidingsperiode;

  • d.

    De specifieke aspecten van het bedrijf;

  • e.

    De voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en andersoortige productieonderdelen die niet tot het ondernemingsrisico zijn te rekenen;

  • f.

    De actualiteit van de onder punt e genoemde zaken;

  • g.

    Het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder punt e genoemde zaken;

  • h.

    De mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de onder punt e genoemde zaken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.

De definities zijn ter wille van de leesbaarheid alfabetisch gerangschikt.

Artikel 2

Artikel 6 van de Wet BAG kent de genoemde bevoegdheden toe aan de gemeenteraad die gedelegeerd zijn aan het college. Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van de woonplaats(en). Het totale grondgebied van de gemeente moet in één of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit betekent, dat de gemeentegrens altijd samenvalt met de woonplaatsgrenzen. Verder biedt het eerste lid de mogelijkheid om woonplaatsen te verdelen in wijken en buurten.

Een besluit tot indeling van het totale gemeentegebied in een of meer woonplaatsen, van een woonplaats in stadsdelen, buurtcombinaties en buurten, of tot toekenning van namen en codes daaraan, tot vaststelling van een openbare ruimte of tot toekenning van een naam daaraan, hoeft niet te worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb.

Het tweede lid regelt het vaststellen van de openbare ruimte en de toekenning van namen daaraan. De openbare ruimte omvat meer dan alleen straten, dijken en wegen. De openbare ruimte in de BAG fungeert als bron voor andere registraties. Zoals bijvoorbeeld de basisregistraties topografie. Alle openbare ruimte-namen die in andere basisregistraties voorkomen moeten dus ook in de lijst met openbare ruimten van de BAG voorkomen. ‘Openbare ruimte' is onder te verdelen in weg, water, spoorbaan, terrein, kunstwerk (bijvoorbeeld brug of viaduct), landschappelijk gebied (bijvoorbeeld plantsoen, begraafplaats, bedrijventerrein of polder) en administratief gebied (bijvoorbeeld stadsdeel; zie Catalogus basisregistraties adressen en gebouwen, Ministerie van VROM, 2009, p. 74). De aanduiding 'openbaar' heeft geen relatie met het al dan niet openbaar karakter dat bijvoorbeeld wegen hebben in het kader van andere wetten. Het gaat hierbij om elk deel van de binnen een woonplaats gelegen buitenruimte dat een door het dagelijks bestuur of college toegekende benaming draagt.

De wateren van internationale betekenis worden niet vastgesteld. Het zou immers tot onoverzichtelijke situaties leiden als bijvoorbeeld een rivier per woonplaats een andere naam krijgt toebedeeld.

Artikel 3.

Het eerste en tweede lid regelt het toekennen van de nummeraanduiding aan objecten. Hier is niet voor de term 'huisnummer' gekozen, omdat bij een ligplaats, standplaats of bijvoorbeeld bedrijfspand niet kan worden gesproken van het nummeren van een huis. De nummeraanduiding bestaat uit één of meerdere Arabische cijfers (alleen dit deel heet officieel het ‘huisnummer') met al of niet de toevoeging van een hoofdletter en indien nodig ten slotte een volgnummer.

Als een belanghebbende vraagt om het toekennen van een nummeraanduiding, geeft de Awb aan dat binnen een redelijke termijn een beschikking moet worden genomen. Dat wil zeggen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag (Awb, artikel 4:13). Als dat niet lukt moet het college dit binnen deze acht weken aan de aanvrager meedelen, waarbij het college een redelijke termijn noemt waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (Awb, artikel 4:14, derde lid).

Als het college de beschikking niet tijdig geeft verbeurt het college aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, voor ten hoogste 42 dagen (Awb, artikel 4:17).

Artikel 4.

De toegekende namen op naamborden worden overeenkomstig de wens van het college aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. De in het eerste lid vervatte zinsnede ‘in voldoende aantallen ter plaatse’ verdient nadere toelichting. Onder dit begrip wordt verstaan, dat een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door in voldoende aantallen aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de naam van de dwarsstraat moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van de kruising borden dienen te worden aangebracht.

Het derde lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een bord met de oude (doorgehaalde) naam enige tijd te handhaven naast een bord met de nieuwe naam. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij die niet van de herbenoeming op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen vinden.

Het vierde lid voorkomt dat de leesbaarheid/zichtbaarheid van een aangebracht naambord door bijvoorbeeld door hoog opschietend groen, zonneschermen of reclameborden wordt belemmerd. Vandaar dat is bepaald dat de rechthebbende ervoor moet zorgen dat de bedoelde borden vanaf de

openbare weg leesbaar blijven.

Het vijfde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd, namen toe te kennen aan delen van de openbare ruimte door naamborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Het komt voor dat burgers - om de meest uiteenlopende redenen - een straatnaambord in de tuin plaatsen of aan de onroerende zaak bevestigen. Dat geeft veelal verwarring met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte. Het derde lid geeft de gemeente de bevoegdheid om hiertegen op te treden. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat het iedereen vrij staat om een naam toe te kennen aan zijn onroerende zaak, zolang dat geen verwarring geeft met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte.

Deze bepalingen (tweede tot en met vijfde lid) waarborgen het algemeen belang van de vindbaarheid van openbare ruimten, woonplaatsen, stadsdelen, buurtcombinaties en buurten. Bij overtreding van deze bepalingen kan het college een last onder bestuursdwang (of in plaats daarvan een last onder dwangsom; Awb, artikel 5:32) opleggen op grond van artikel 125 van de Gemeentewet.

Artikel 5.

Met betrekking tot dit artikel wordt gewezen op het feit dat het aanbrengen van nummerborden per gemeente verschillend is geregeld. Sommige gemeenten brengen de nummers zelf aan. Het aanbrengen van de nummers wordt echter ook uitbesteed of overgelaten aan de aannemer. Bijvoorbeeld als onderdeel van het uitvoeren van een bouwwerk. Ten slotte wordt het ook vaak aan de rechthebbende opgedragen om de nummers, conform de gemeentelijke voorschriften, aan te brengen.

In de verordening is gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende het nummer dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste zal vaak het geval zijn bij

nieuwbouwprojecten waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. Het verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de tekst van het nummerbesluit te regelen.

In het tweede en derde lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid, moet het nummer vier weken na de voltooiing zijn aangebracht.

Het vierde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde

termijnen te verlengen.

Het vijfde lid biedt de gemeente de mogelijkheid om een bord met het oude (doorgehaalde)

nummer enige tijd te handhaven naast een bord met het nieuwe nummer. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij, die niet van de hernummering op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen vinden. Het handhaven van het oude (doorgehaalde) nummer wordt soms bij

omvangrijke of ingewikkelde vernummering toegepast.

Het zesde lid regelt het op een zichtbare wijze aanbrengen van nummerborden. Dit staat in NEN 1773, uitgave 1983 beschreven. Het aanbrengen van zelf gekozen nummers door eigenaren, gebruikers of beheerders aan bouwwerken en op terreinen is niet toegestaan. Daarnaast is gebleken bij de invoering van de Wet BAG dat nummerborden vaak zijn verdwenen. Ook worden nummeraanduidingen soms zo abstract vormgegeven dat zij niet meer voldoen aan de geldende normen van vindbaarheid.

Artikel 6.

Het eerste lid biedt de mogelijkheid om uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ten aanzien van naamgeving en nummering. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn gericht op vast gemeentelijk beleid. Dat kan van belang zijn bij beroeps- en bezwaarprocedures. De uitvoeringsvoorschriften kunnen bepalingen bevatten met betrekking tot de bestuurlijke, taalkundige en inhoudelijke aspecten van de naamgeving, bepalingen over de wijk- en buurtindeling, de toekenning van nummers, de wijze van nummeren, de uitvoering en plaatsing van borden en voorschriften van administratief-organisatorische aard. Ook kunnen modellen worden voorgeschreven voor verklaringen, besluiten en formulieren.

Artikel 2 bepaalt dat de uitvoeringsvoorschriften niet in strijd mogen zijn met het postcodeconvenant.

Artikel 7.

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer ze ook kunnen worden afgedwongen zodra de regels worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden.

Artikel 8.

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 9.

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen alle eerdere gemeentelijke regels en voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de daaraan liggende objecten.

Artikel 10.

Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen dateert al uit de vorige eeuw. In de loop der jaren zijn veel opvolgende voorschriften van kracht geweest. Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen.

Artikel 11.

Deze bepaling behoeft geen verdere toelichting.