Regeling vervallen per 10-11-2022

Beleid standplaatsen en venten ambulante handel Alphen aan den Rijn

Geldend van 01-10-2015 t/m 09-11-2022

Intitulé

Beleid standplaatsen en venten ambulante handel Alphen aan den Rijn

Het college van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 5:14, 5:15, 5:17 en 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn 2014;

B E S L U I T vast te stellen het volgende:

Beleid standplaatsen en venten ambulante handel Alphen aan den Rijn

Samenvatting

Er is nog sprake van een 'oud' standplaatsenbeleid voor ambulante handel uit de voormalige gemeenten Boskoop, Rijnwoude en Alphen aan den Rijn. In verband met de fusie van de drie gemeenten moet dit beleid opnieuw worden bepaald en vastgesteld. De gemeente wil met het beleid richting geven hoe de komende jaren met de standplaatsen wordt omgegaan.

Er is een groeiende behoefte aan het verlevendigen van de omgeving; om een aantrekkelijk winkelgebied te creëren, of te voorzien in behoeften van consumenten, recreanten en werknemers. Door te sturen in branchering en locatie van standplaatsen en door het stimuleren van venten, kan meer in die behoefte worden voorzien.

Standplaatsen zijn vaste plekken in de gemeente waar ambulante handelaren waren kunnen verkopen vanuit een mobiele kraam of kar. Venten gebeurt met een kar of rijdende winkel, waarbij niet langer op een plek wordt stilgestaan dan er klanten zijn.

Het definitief aanwijzen van locaties en het bepalen van richtprijzen van standplaatsen vindt plaats in de nadere regels die door het college van B&W worden vastgesteld. Naar deze regels wordt ook in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) verwezen.

We gaan in dit beleid uit van de volgende maatregelen:

Een branche op een standplaats is aanvullend (complementair) aan het bestaande winkelaanbod in de buurt of het dorp. De winkelstructuur en de openbare orde willen wij niet aantasten, daarom zal een maximumstelsel en branchering worden toegepast voor de standplaatsen. Daarnaast willen wij ook geen snoep- en snackkramen toestaan in de buurt van scholen of bakkramen bij woningen. In alle kernen staat het winkelvoorzieningenaanbod onder druk. Dit geldt met name in de dorpen. Het is onze wens om in de dorpen (alle kernen behalve Alphen aan den Rijn) de maximale standplaatsduur van een branche te beperken tot één dag per week, tenzij er wezenlijke behoefte is aan een aanvullende branche.

De wachtlijst die nu nog geldt, wordt afgeschaft. In plaats daarvan moeten ambulante handelaren vanaf 2016 inschrijven op een standplaats op openbaar terrein. Er worden meerjarige huurovereenkomsten afgesloten tegen tarieven die de markt zelf bepaalt op basis van inschrijvingen. Er wordt daarbij uitgegaan van een richtprijs.

Tot slot worden ook de huidige locaties van standplaatsen herzien. Sommige standplaatsen zullen vervallen, bijvoorbeeld omdat er geen gebruik van wordt gemaakt. Op andere plekken worden, bijvoorbeeld vanwege stedenbouwkundige ontwikkelingen, nieuwe standplaatsen aangewezen.

Inhoudsopgave

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 1 Inleiding

Straathandel kan op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Het brengt dynamiek en levendigheid in het straatbeeld door kleinschaligheid, diversiteit en afwisseling. Straathandelaren zijn daar een belangrijk onderdeel van. Ze dragen bij aan een gezellige, levendige en aantrekkelijke omgeving voor bewoners en bezoekers. Ze bieden aanvullende activiteiten, goederen en diensten die mensen nodig hebben of waarvan zij kunnen genieten. De gemeente stimuleert straathandelsactiviteiten die de vergroting van de diversiteit en kwaliteit van de ervaringen en activiteiten op straat ondersteunen. Het is daarbij van belang dat de uitstraling van de straathandel ook past binnen de kwaliteit en het karakter van de openbare ruimte. De straathandel vindt plaats tijdens week- en jaarmarkten en evenementen, maar vindt ook plaats op wisselende of vaste plekken in de gemeente. Over deze laatste twee gaat dit beleid.

Standplaatsen zijn vaste plekken in de gemeente waar ambulante handelaren een dagdeel, dag en/of een aantal dagen per week waren zoals vis, kaas, snacks, bloemen, kleding en dergelijke vanaf kunnen verkopen. Van een standplaats kunnen meerdere kramen gedurende een periode gebruik maken. Venten gebeurt niet op een vaste plaats, maar de handelaar beweegt zich met een doorgaans kleine kar of een rijdende winkel door de straten op zoek naar klanten. Beide vormen van straathandel zijn een niet meer weg te denken activiteit die het straatbeeld verlevendigt en voorziet in een aanvulling op de bestaande winkels in dorp, wijk of centrum.

Een gemeente is echter niet verplicht om standplaatsen aan te wijzen. Als er teveel kramen zijn, kunnen deze problemen opleveren voor de openbare orde en kan de vitaliteit van een (wijk)winkelcentrum in de directe omgeving worden aangetast. Ook zijn sommige branches, bijvoorbeeld frietkramen, niet gewenst bij scholen. Daarnaast is er kans dat de activiteiten overlast of onveilig verkeersgedrag veroorzaken of het straatbeeld ontsieren. Om in dit spanningsveld een goede balans te vinden, wordt in dit beleid bepaald hoe de gemeente de komende jaren met het venten en de standplaatsen in de stad en dorpen wil omgaan.

Paragraaf 1.1 Aanleiding

Het huidige standplaatsenbeleid van Alphen aan den Rijn is aan vervanging toe. Het beleid is sterk verouderd en er circuleren na de fusie meerdere beleidsregels die verwarrend zijn voor zowel de interne organisatie als de burger of ondernemer. Op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) behouden de beleidsregels van de voormalige gemeenten na de datum van de herindeling nog twee jaar hun rechtskracht. Dit betekent dat er in januari 2016 een nieuw beleidsdocument voor standplaatsen van kracht moet zijn.

Paragraaf 1.2 Verankering in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

De APV van Alphen aan den Rijn is van toepassing op venten en standplaatsen in het algemeen. Hierin wordt aangegeven wat de definitie is van venten (art. 5:14) en standplaatsen (artikel 5:17), dat er een vergunning nodig is (art. 5:18) en wanneer deze kan worden geweigerd. Het college kan daarbij op grond van artikel 5:18, lid 3 nadere regels stellen. In de nadere regels worden bepalingen opgenomen over de, vergunningverlening, locaties en branchering, alsook andere relevante aspecten, uiteraard met dit beleid als richtinggevend kader.

Paragraaf 1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt kort teruggekeken naar het oude beleid in de vorige gemeenten, waarna het hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen voor het nieuwe beleid. Vervolgens worden in het beleidskader in hoofdstuk 3 de begripsafbakening en belangrijkste uitgangspunten genoemd. Ook aanvullende criteria voor de standplaatsen wordt hierin besproken. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de uitvoering van het beleid. Hoofdstuk 5 gaat over de private afspraken tussen gemeente en ondernemer. In hoofdstuk 6 wordt kort ingegaan op de handhaving.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 1, ook venten kan een creatieve bezigheid zijn

Hoofdstuk 2 (Oud)beleid Alphen, Boskoop en Rijnwoude

Het huidige beleid bestaat uit drie verschillende nota’s van de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Rijnwoude en Boskoop. Hieronder wordt ingegaan op de specifieke bijzonderheden.

Paragraaf 2.1 Beleid Alphen aan den Rijn

Het vastgestelde beleid van Alphen aan den Rijn stamt uit 1996. In dit ‘Maximumstelsel standplaatsen en venten’ zijn destijds 33 standplaatsen aangewezen. In 2005 is er op verzoek van de raad een herziening van het maximumstelsel geweest (2005/5609). Inmiddels zijn 23 standplaatsen door het college aangewezen. De standplaatsen zijn onderverdeeld in seizoen standplaatsen (oliebollen en kerstbomen) en permanente (vaste) standplaatsen. Op enkele plekken zijn vaste bouwwerken geplaatst van waaruit consumpties of artikelen worden verkocht. Dergelijke bouwwerken staan veelal zonder vergunning en staan op plaatsen die vanuit stedenbouwkundige en welstandsoverwegingen niet wenselijk zijn. Het beleid kent voor de standplaatsen geen branchering, maar wel een branchering voor venten. Het venten is om redenen van deregulering echter niet meer vergunningplichtig gesteld in de APV van 2014. Het innemen van standplaatsen wel. Standplaatsvergunningen zijn een jaar geldig. Na het aflopen van het jaar komt de vergunninghouder als eerste in aanmerking voor de vergunning. In het beleid worden geen nadere bepalingen gesteld waaraan een vergunning moet voldoen. Verder is er een wachtlijst ingesteld, waarbij na het verlaten van de plek door een standplaatshouder de eerstvolgende op de lijst deze plek wordt aangeboden. De wachtlijst kent inmiddels zo’n 60 personen. Ook wordt er geen stageld of precario geheven. De enige prijs die de gemeente vraagt zijn de legeskosten (€ 80,30 per jaar, prijspeil 2015).

Paragraaf 2.2 Beleid Boskoop

Boskoop heeft het meest actuele en uitgebreide standplaatsenbeleid. Het beleid is door het toenmalige college vastgesteld in 2008. Het beleid, en dan met name de beleidsregels, zijn vrij gedetailleerd. Er worden restricties gesteld ten aanzien van grootte, locatie en tijdstip van de handel. Daarnaast regelt het beleid ook vergunningvereisten zoals het intrekken ervan, verzekering, gebruik van geluidsapparatuur, het schoonhouden van de straten etc. Er is een wachtlijst met 2 personen. De vergunning kan een beperkte of onbeperkte duur hebben, dit is verder niet in het beleid geregeld. Op dit moment zijn er twee standplaatsen die worden gebruikt op de Puttenlaan bij de Aldi. Ook hier wordt geen stageld of huur geheven.

Paragraaf 2.3 Beleid Rijnwoude

Het beleid van Rijnwoude is opgesteld in 1995 en voor het laatst aangepast in 2000. In het beleid staat dat per dag maximaal één vent- en één standplaatsvergunning wordt verleend. De vergunningen werden voor onbepaalde tijd afgegeven. Er wordt geen vergunning verleend voor een branche die ook op de weekmarkt in dat dorp staat. Om het redelijke voorzieningen niveau niet aan te tasten is in 2000 voor de kern Koudekerk het aantal vergunningen gemaximeerd tot 3 vent- en 3 standplaatsvergunningen, met een maximum van één vergunning per branche. Op dit moment staan in Koudekerk afwisselend vier verschillende kramen per week op één standplaats. Er worden geen vergunningen verstrekt voor tabak, snoepgoed en algemene kruidenierswaren. De laatste jaren wordt van de standplaatsen in Hazerswoude-Dorp, Rijndijk en Benthuizen geen gebruik meer gemaakt. In Hazerswoude-Rijndijk en –Dorp is in december een kerstbomenverkoop.

Paragraaf 2.4 Overleg beleid en ontwikkelingen

  • -

    Omdat wij als gemeente willen stimuleren kinderen gezond op gewicht te houden, willen wij voorkomen dat kinderen snel in aanraking komen met ongezond voedsel. Om hieraan bij te dragen is het niet wenselijk om bijvoorbeeld snackkramen bij scholen te vergunnen. Hierdoor sluiten wij sommige branches in de directe omgeving van scholen uit.

  • -

    De brandweer en omgevingsdiensten stellen nadere eisen, bijvoorbeeld voor de brandveiligheid en toegankelijkheid bij bakkramen.

  • -

    Verder staat de retailsector onder druk. Structurele veranderingen in het consumentengedrag, de veranderende behoefte aan winkelruimte en de groeiende leegstand leiden ertoe dat er wordt gezocht naar maatregelen om winkelgebieden, bedrijventerreinen en recreatieterreinen weer vitaal en aantrekkelijk te maken.

Paragraaf 2.5 Conclusies en aanbevelingen

  • -

    Vanuit de retailsector gezien lijkt er geen behoefte te zijn aan veel meer standplaatsen, tenzij het aanbod aanvullend (complementair) is aan de reeds in de buurt gevestigde winkelbranches.

  • -

    Daarnaast is er een groeiende behoefte aan het verlevendigen van de omgeving; om een aantrekkelijk winkelgebied te creëren, of te voorzien in behoeften van consumenten, recreanten en werknemers. Door te sturen in branchering, aantal en locatie van standplaatsen en door het stimuleren van venten, kan een balans worden gevonden tussen openbare orde en het op peil houden van de voorzieningen enerzijds en levendigheid en aantrekkelijkheid anderzijds.

  • -

    Verder is er de afgelopen jaren een zekere ongelijkheid ontstaan tussen winkeliers en standplaatshouders. Waar bij winkeliers de exploitatie van het pand en verwante kosten voor een substantieel deel in de resultaten meewegen, is dat voor standplaatshouders niet of minder het geval. Dat de gemeente geen stageld, huur of precario ontvangt is bijzonder. Dit wordt in omliggende gemeenten wel gedaan, bijvoorbeeld door precarioheffing of via een heffing op basis van een marktgeldverordening. Als standplaatshouders profijt hebben van verkoop van producten in en via de openbare ruimte, zou ook een deel van dit profijt ten goede moeten komen voor die openbare ruimte. Daarom zou een meer marktconforme exploitatie van deze standplaatsen door de gemeente voor de hand liggen.

  • -

    Het verloop in de wachtlijst voor een vergunning voor een standplaats is in het algemeen laag. In de stad Alphen staan mensen soms jaren op een wachtlijst die inmiddels is aangegroeid tot circa 60 wachtenden. Deze personen krijgen door het lage verloop geen kans om in de gemeente op een standplaats te staan. Het afschaffen van de wachtlijst en publicatie van een vrijgekomen standplaats geeft iedereen een eerlijke kans om te kunnen inschrijven op een standplaats binnen de gemeente.

  • -

    Kramen die niet ambulant zijn en als bouwwerk zijn opgericht, vallen niet onder de huidige en nieuwe strekking van standplaats. De definitie gaat immers uit van verrijd- of verwijderbare (ambulante) handel (zie ook paragraaf 3.1). Dit houdt in dat deze bouwwerken moeten worden verwijderd.

  • -

    Voor de vergunninghouders van de standplaatsen in Boskoop en Rijnwoude geldt een overgangsregeling, aangezien zij beschikken over een vergunning voor onbepaalde tijd. Conform wettelijke voorschriften dient de overgangsregeling in de APV opgenomen te worden. Dit zal bij de eerstvolgende wijziging (begin 2016) van de APV plaatsvinden. Nadien zal het beleid ook op hen van toepassing zijn. De in het beleid en de nadere regels genoemde openbare inschrijving zal voor deze groep vergunninghouders later aanvangen, namelijk na afloop van de in de APV op te nemen overgangsregeling (verwacht wordt 1 januari 2017).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het in dit hoofdstuk beschreven beleidskader geeft de uitgangspunten voor het te voeren beleid en het opstellen van de nadere regels.

Paragraaf 3.1 Begripsafbakening

Dit beleid gaat over standplaatsen en venten. Onderstaand worden deze begrippen toegelicht.

Standplaats

Op grond van artikel 5:17 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn 2014 verstaan wij onder het begrip standplaats: het vanaf een vaste plaats, op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Benadrukt wordt, dat alle standplaatsen voor het publiek toegankelijk moeten zijn.

Standplaatsen worden aangewezen door het college.

Onder standplaats wordt niet verstaan: een vaste plaats op een jaarmarkt of markt en een vaste plaats op een evenement. Onder vast wordt ook geen kiosk of ander bouwwerk verstaan. Vast wordt in dit geval gebruikt om aan te geven dat het een standplaats op een vaste locatie is voor een bepaalde periode.

Standplaatsen zijn verdeeld in twee groepen, te weten:

Seizoen standplaatsen

Seizoen standplaatsen zijn standplaatsen met een aangewezen locatie waar ondernemers voor een korte periode in het jaar een standplaats kunnen innemen met hun mobiele kraam of kar. De periode dat de standplaatshouder de standplaats mag innemen, wordt vermeld in de vergunning. Seizoen standplaatsen zijn onder andere oliebollenkramen en verkoop van kerstgroen.

Op seizoen standplaatsen mogen ondernemers, in de periode waarvoor de vergunning verleend is, de kraam of kar ‘s avonds laten staan.

Permanente standplaatsen

Dit zijn standplaatsen met een aangewezen locatie waar ondernemers voor een lange tijd (minimaal een jaar) een of meer dagen in de week een standplaats met hun kraam kunnen innemen. In elk geval gaat het hierbij om een mobiele kraam.

De kramen worden elke avond weggehaald en in de ochtend kunnen de standplaatshouders de standplaats weer innemen.

De incidentele standplaatsen vallen niet binnen het standplaatsenbeleid. De maatschappelijke standplaatsen en promotiestandplaatsen worden behandeld door de gemeente met ‘een aanvraag in gebruik nemen openbaar gebied’. Standplaatsen die op privé terrein staan maar wel publiekelijk toegankelijk zijn, worden ook aangewezen als standplaats. Hier wordt echter geen huurovereenkomst afgesloten met de gemeente. Het college dient wel op grond van artikel 5:19 van de APV een vergunning te verlenen en ook zal zij daarbij een afweging moeten maken binnen de strekking van dit beleid.

Venten

Op grond van het bepaalde in de APV (art. 5:14) bedoelen we met venten het terloops producten aanbieden en dus niet stilstaan op een vaste plek. Of, zoals in de toelichting van de APV is genoemd: de venter biedt zijn waren voortdurend aan vanaf een andere plaats. Het tijdelijk stilstaan in afwachting van klanten is geen venten.

Ambulante verkoopinrichtingen

Deze kunnen worden onderverdeeld in twee typen:

afbeelding binnen de regeling

Kleine mobiele verkoopinrichting (kar) Grote mobiele verkoopinrichting (kraam)

Kenmerken kar

Kenmerken kraam

< 3m2

Gemiddeld tot groot formaat

Open en alzijdige uitstraling

Gesloten en eenzijdige uitstraling

Verkoper staat naast kar

Verkoper staat in de kraam

Activiteit en verkoop gebeurt op straat

Activiteit en verkoop gebeurt vanuit kar (loketfunctie)

Kortom: standplaatsen kunnen worden ingenomen door karren en kramen. Venten gebeurt doorgaans met karren, maar soms ook in de vorm van rijdende (ijs)wagens, bijvoorbeeld SRV (zie ook paragraaf 3.6).

Paragraaf 3.2 Uitgangspunten

Het college wil met dit beleid in de eerste plaats bereiken dat de ambulante handel op standplaatsen een aanvulling vormt op het bestaande voorzieningenniveau. In de tweede plaats moeten levendigheid en sfeer worden gebracht waar het wenselijk en mogelijk is. Daarom wil het college, naast het aanwijzen van standplaatsen nadrukkelijk ook het ondernemerschap stimuleren door middel van dit beleid ondernemers te wijzen op plekken waar men met behulp van karretjes kan venten. Overigens benadrukt het college dat onder venten tevens de SRV-karren (‘rijdende winkels’) worden gerekend.

Gezien de bevindingen in de voorgaande hoofdstukken en de bovenstaande wens van het college zijn er een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden te formuleren waarmee bij dit nieuwe beleid rekening wordt gehouden:

  • 1.

    De gevestigde detailhandel heeft onze eerste aandacht. De branches op de standplaatsen in de omgeving van de winkels dienen aanvullend (complementair) daaraan te zijn.

  • 2.

    Standplaatsen kunnen een aanvulling zijn in omgevingen waar weinig voorzieningen zijn, zoals bijvoorbeeld bedrijventerreinen en wijken met weinig winkelvoorzieningen.

  • 3.

    Om meer levendigheid en dynamiek binnen de stads- en dorpskernen te introduceren en in recreatiegebieden en een adequaat verzorgingsniveau in stand te houden, is het beleid erop gericht om het venten aan te moedigen en het aantal permanente standplaatsen beperkt te houden.

  • 4.

    Er geldt een maximumstelsel voor de stad en de dorpen. Het beleid en aanvullende regelgeving moet voor wat betreft de standplaatsen kaders scheppen ten aanzien van de locaties, de standplaatsdagen, tijden, het aantal standplaatsvergunningen en de branches. Dit om de openbare orde, overlast en veiligheid voor omwonenden en andere belanghebbenden binnen aanvaardbare grenzen te houden en ter plaatse een redelijk verzorgingsniveau in stand te houden.

  • 5.

    Het beleid moet scheefgroei tussen winkeliers en standplaatshouders herstellen door marktconforme tarifering.

  • 6.

    Bestaande (beleids)regels worden geharmoniseerd.

  • 7.

    Er wordt rekening gehouden met bestaande beleidsrichtingen, -visies en –kaders.

  • 8.

    Het uiterlijk van karren en kramen op standplaatsen moet passen binnen het karakter en de kwaliteit van de omgeving (redelijke eisen van welstand).

Om aan deze uitgangspunten tegemoet te komen, moet er een aantal veranderingen in het beleid plaatsvinden in vergelijking met de beleidsstukken van vóór de fusie. Door het kiezen van ruimtelijke, strategische plekken in de gemeente kunnen standplaatslocaties zorgen voor een duurzamere economie. Permanente standplaatsen, maar zeker ook ventkarren kunnen een bijdrage leveren aan de vitale wijken en kernen door het vergroten van de bereikbaarheid van voorzieningen. Ook op bedrijventerreinen kan een standplaats in de behoefte voorzien van werknemers.

Paragraaf 3.3. Maatregelen

Om de bovenstaande uitgangspunten in het beleid op te nemen, worden de volgende maatregelen voorgesteld:

  • 1. Er vindt een andere vorm van tarifering plaats

Hierbij denken wij aan het afsluiten van huurovereenkomsten, naast het hebben van een vergunning. De hoogte van de huur is afhankelijk van wat de markt hiervoor over heeft met een vastgesteld minimumbedrag. locatie, soort standplaats (seizoen/mobiel) en periode. Kosten voor elektriciteit en water (nutsvoorzieningen) zijn echter uitgezonderd van de vastgestelde huurprijzen, aangezien niet elke aangewezen standplaats beschikt over een nutsvoorziening, dan wel omdat de nutsvoorziening via particulieren (winkels) of anderszins wordt gefaciliteerd. Bij het instellen van deze exploitatievorm past geen systeem met een wachtlijst. Deze wordt afgeschaft en er wordt overgegaan tot een vorm van inschrijving (zie punt 4).

  • 2. De locaties van standplaatsen worden herzien

Er zijn locaties waar standplaatsen geen toegevoegde waarde hebben voor het bestaande winkelaanbod of waar geen belangstelling voor lijkt te zijn. Aan de andere kant vinden wij dat het in elk dorp wel mogelijk moet zijn om een standplaats in te nemen. Ook zijn er locaties waar een standplaats bijdraagt aan het verlevendigen van de buurt. De bestaande locaties zijn daarom onder de loep genomen. Sommige standplaatsen vervallen, op andere plekken worden standplaatsen aangewezen. Voor de dorpen gaan wij uit van tenminste één permanente en één seizoen standplaats, míts dit mogelijk is.

Overigens kan het college flexibel omgaan met eventuele nog aan te wijzen standplaatsen, dit gelet op eventuele nieuwe ontwikkelingen.

  • 3. Er vindt branchering plaats van de standplaatsen

Eerder is al opgemerkt dat de standplaatsen een aanvulling moeten zijn op de bestaande winkelvoorziening. Daarnaast willen wij ook geen snoep- en snackkramen toestaan in de buurt van scholen of bakkramen bij woningen. In alle kernen staat het verzorgingsniveau onder druk. Dit geldt met name in de dorpen. Het is daarom onze wens om in de dorpen (alle kernen behalve Alphen aan den Rijn) de maximale standplaatsduur van een branche te beperken tot één dag per week. Zo wordt een gevarieerd aanbod gestimuleerd en wordt voorkomen dat het bestaande verzorgingsniveau direct of indirect wordt aangetast.

  • 4. De wachtlijst voor standplaatsen wordt afgeschaft

Gezien het geringe verloop zien wij af van het verdere gebruik van de wachtlijst. Wij willen vrijgekomen plaatsen op gemeentelijk eigendom publiceren en per inschrijving aanbieden aan de hoogste bieder (profijtbeginsel).1 Op die manier verwachten wij dat, naast de extra publiciteit voor standplaatsen, ondernemerschap wordt gestimuleerd en een deel van het profijt terugkeert naar het in stand houden en verbeteren van het openbare gebied. Bij het vrijkomen van standplaatsen worden daarmee ook gelijke (inschrijvings)kansen gecreëerd voor andere gegadigden.

  • 5. Er vindt differentiatie plaats van kosten naar verschillende locaties

De ervaring leert dat een standplaats in een dorp commercieel minder aantrekkelijk wordt gevonden dan een locatie in het centrum van Alphen aan den Rijn. Om daarom te kunnen differentieren en een beeld te krijgen van de huurwaarde, wordt met behulp van een rekenmethodiek voor grondprijzen een minimale huurprijs voor de standplaatslocaties vastgesteld.

1 Hiermee wordt echter niet bedoeld ‘hoogste bieder’ in de zin van Marktplaats-activiteiten. Bedoeld wordt dat de standplaats wordt gegund aan de hoogste bieder op het moment van de sluiting van de openbare inschrijving.

Paragraaf 3.4 Branchering

Om redenen die genoemd zijn in de vorige paragraaf kiezen wij voor een onderverdeling in branches. Door de branches te koppelen aan een standplaats of locatie, wordt voor ondernemers en omwonenden duidelijk welke waren verkocht zullen gaan worden.

De indeling in branches is als volgt:

Branche 1: Snacks en aanverwante artikelen (frites, loempia’s, kip, shoarma, etc.)

Branche 2: Visproducten

Branche 3: Groenten en fruit

Branche 4: Bloemen en planten

Branche 5: Overige food (o.a. kaas, brood, suikerwaren, etc.)

Branche 6: Non food (diensten en detailhandelsgoederen o.a. tassen, kleding, schoenen, fietsartikelen, etc.)

Seizoen producten: Oliebollen en kerstgroen

Deze branches zullen bij het aanwijzen van de locaties een rol spelen.

Paragraaf 3.5 Aanvullende criteria voor algemene standplaatsen

Omdat de standplaatsen door het college worden aangewezen worden in dit beleid geen aanvullende criteria gesteld over de standplaats zelf. Dit wordt in de Nadere regels vermeld. Het college kan besluiten om extra standplaatsen aan te wijzen in het kader van dit beleid, rekening houdend met eventuele nieuwe ontwikkelingen. Wel is het relevant op te nemen welke regels wij onder andere stellen bij het verlenen van een vergunning en huurovereenkomst. Om redenen van duidelijkheid en efficiency worden vergunningsvoorwaarden zoveel mogelijk generiek opgesteld en staan in de af te sluiten huurovereenkomsten meer specifieke eisen.

De belangrijkste voorwaarden om op te nemen:

  • 1. Eisen aan aanvragers

Standplaatsvergunningen worden alleen verleend aan personen die in het bezit zijn van een geldig inschrijvingsbewijs bij de Kamer van koophandel.

  • 2. Maximum standplaatsen per aanvrager

Aan een aanvrager kan slechts vergunning worden verleend voor het persoonlijk innemen van maximaal twee standplaatsen voor twee verschillende branches in de gemeente Alphen aan den Rijn.

  • 3. Overdracht standplaats

De standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen waarbij de vergunninghouder zich op de standplaats mag laten bijstaan. Als een standplaats gedurende een bepaalde periode niet of slechts incidenteel wordt ingenomen, kan de gemeente besluiten de vergunning in te trekken.

  • 4. Openingstijden standplaats

De vergunninghouder dient zich qua openingstijden te houden aan het gestelde in de Winkeltijdenverordening van Alphen aan den Rijn, dan wel de tijden die gelden voor de meest nabij gelegen winkels. De standplaats mag niet eerder in gebruik worden genomen dan een uur voordat met de verkoop mag worden begonnen en moet zijn ontruimd binnen een uur nadat de verkoop moet zijn beëindigd.

Om het redelijke verzorgingsniveau niet aan te tasten wordt in de dorpskernen Benthuizen, Hazerswoude-Dorp, Hazerswoude-Rijndijk en Koudekerk geen vergunning afgegeven voor verkoop tijdens de dag van de weekmarkt (indien aanwezig) in het betreffende dorp. Een standplaats dient aanvullend te zijn op het bestaande winkelaanbod.

Paragraaf 3.6 Venten

Om ondernemerschap te stimuleren en levendigheid in het straatbeeld te creëren, willen wij inzetten op meer gebruik van kleine (vent)karretjes zoals ijs, koek en zopie et cetera. Voor dit soort ondernemerschap is geen vergunning nodig en worden geen (leges)kosten in rekening gebracht. Indien echter blijkt dat door het venten problemen ontstaan in de sfeer van overlast, zal overwogen worden het venten opnieuw vergunningplichtig te maken. Op de in de bijlage aangegeven kaarten zijn locaties weergegeven waarvan wij denken dat er goede mogelijkheden zijn voor deze vrije vorm van handel. Wij denken dat, met name in de recreatiegebieden zoals het Bentwoud en de omgeving van de Zegerplas, het venten met kleine karren voor een verhoging van de belevingswaarde kan zorgen. Wij nemen dit op in voorlichtingscampagnes en andere communicatie over gerelateerde onderwerpen.

afbeelding binnen de regeling

Het venten kan ook een alternatief zijn voor huidige standplaatshouders. De kosten kunnen daarbij aanleiding zijn om, in plaats van een vaste plek te huren, rond te rijden en daarbij op verschillende locaties de producten te verkopen.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 4 Uitvoering

In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke stappen worden ondernomen om het beleid ten uitvoer te brengen.

Paragraaf 4.1 Opstellen nadere regels

Er worden Nadere regels opgesteld zoals bedoeld in art. 5:18, lid 3 APV 2014. In deze regels wordt een actuele lijst met standplaatsen opgenomen en wordt opgenomen dat voor het innemen van een standplaats, naast een standplaatsvergunning ook een huurovereenkomst nodig is. In de nadere regels wordt ook een link gelegd met de minimum huurprijzen.

Paragraaf 4.2. Vergunningen en huurovereenkomsten

De vergunningsvoorwaarden worden opnieuw onder de loep genomen en aangepast. Verder worden huurovereenkomsten opgesteld, complementair gemaakt aan de vergunning(voorwaarden) en zoveel mogelijk gestandaardiseerd.

Paragraaf 4.3 Illegale bouwwerken

In een aantal gevallen wordt op sommige locaties of standplaatsen gedurende velen jaren vanuit een vast gebouwtje handel gedreven. Deze vorm van invullen van de standplaatsen past niet meer in dit beleid. Bovendien staan deze bouwwerken vaak illegaal. De eigenaren van deze bouwwerken zullen worden aangeschreven om deze bouwwerken weg te halen.

Paragraaf 4.4 Opheffen wachtlijst en vrijkomen standplaats

Zoals bij paragraaf 3.3 gemeld wordt de wachtlijst opgeheven. Voordat de vergunningen aflopen, vanaf 2016, wordt het vrijkomen van de betreffende standplaats gepubliceerd zodat ondernemers hierop kunnen inschrijven. Eerst wordt echter de huidige standplaatshouder in staat gesteld om te bieden op de standplaats. Daarbij dient de door het college opgegeven minimumprijzen in acht te worden genomen. Indien de huidige standplaatshouder heeft aangegeven geen interesse meer te hebben in de betreffende standplaats, zal de standplaats vrijkomen en kunnen geïnteresseerden na publicatie hun bod uitbrengen, daarbij ook de minimumprijzen in acht nemend. Het bedrag van de inschrijving is minimaal het bedrag van het richtbedrag zoals dat in de bijlage van de Nadere regels is genoemd. De inschrijver met het hoogste bod krijgt de standplaats. Daarmee wordt bedoeld dat de standplaats wordt gegund aan de hoogste bieder om het moment van de sluiting van de openbare inschrijvingen. In ieder geval wordt niet bedoeld de hoogste bieder in de zin van Marktplaats. Alle huidige vergunninghouders worden van dit gewijzigde voornemen in 2015 op de hoogte gesteld. Na de huurperiode komt de standplaats vrij en wordt de standplaats opnieuw gepubliceerd.

Paragraaf 4.5 Gebruik van elektriciteit

Op de meeste locaties is geen elektriciteitspunt. De vergunninghouder dient zelf voor elektriciteit en/of water te zorgen. De standplaatshouder kan de kosten voor aanleg hiervan niet op de gemeente verhalen. Op punten waar wel elektriciteit aanwezig is, zal de gemeente de kosten voor het energiegebruik in rekening brengen of de aanvrager verzoeken zelf een energiemeter te plaatsen. In ieder geval zijn de kosten voor dergelijke nutsvoorzieningen niet bij de huurprijs/ leges inbegrepen.

Hoofdstuk 5 Private afspraken Gemeente-Ondernemer

Naast het hebben van een geldige vergunning vraagt de gemeente voor het gebruik van de grond een huurbedrag. Hiertoe sluit de gemeente een huurovereenkomst af met de aanvrager. De financiële vergoeding aan de gemeente blijft, zoals tot op heden gebruikelijk is, plaatsvinden middels een private afspraak, vastgelegd in een huurcontract.

In de vergunningsvoorwaarden zal staan dat geen standplaats mag worden ingenomen zonder huurovereenkomst en in de huurovereenkomst zal een bepaling staan dat een vergunning nodig is. Het tarief van de huurovereenkomst is afhankelijk van de locatie. De huurprijs wordt vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.

Wij vragen van de huurder dat de standplaats voor de juiste functie, namelijk ambulante handel, wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is dan zullen wij overgaan tot het beëindigen van de huurovereenkomst en het intrekken van de vergunning.

Hoofdstuk 6 Handhaving

De handhaving van het gebruik van de standplaatsen kan plaatsvinden op basis van de verleende vergunning, op basis van de APV en op basis van de WABO (illegale bouwwerken). De gemeente Alphen aan den Rijn is bevoegd hier op te handhaven. Dit kan leiden tot het intrekken van de huurovereenkomst en/of de vergunning. zijn ook publiekrechtelijk sancties mogelijk (aanzeggen van bestuursdwang of opleggen van een last onder dwangsom), met als uiterste sanctie het verwijderen van de mobiele verkoopinrichting door de Gemeente Alphen aan den Rijn. De afdeling Veiligheid, Toezicht & Handhaving is belast met toezicht, controle en handhaving. In het Veiligheid- en handhavingsbeleid gaat het bij standplaatsen voornamelijk om markttoezicht.

Geraadpleegde bronnen

Gemeente Rotterdam. (2009, juli 6). www.rotterdam.nl. Opgeroepen op maart 9, 2015, van http://www.rotterdam.nl/DSV/Document/Binnenstad/ Verkoopinr.%20in%20de%20openbare%20ruimte%20concept%20060709.pdf

Bijlage overzichtskaarten

  • Alphen aan den Rijn

afbeelding binnen de regeling

Hazerswoude-Dorp en Benthuizen

afbeelding binnen de regeling

Boskoop

afbeelding binnen de regeling

Hazerswoude-Rijndijk en Koudekerk

afbeelding binnen de regeling

Aarlanderveen en Zwammerdam

afbeelding binnen de regeling

Voorbeeld detailinformatie standplaats, als bijlage opgenomen in de Nadere regels

Koudekerk aan den Rijn, 1. Prins Bernhardstraat

afbeelding binnen de regeling

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 22 september 2015,

de secretaris, de burgemeester,

drs. P.W. Jeroense, mr. drs. J.W.E. Spies


Noot
1

Hiermee wordt echter bedoeld hoogste bieder in de zin van Marktplaats-activiteiten. Bedoeld wordt dat de standplaats wordt gegund aan de hoogste bieder op het moment van de sluiting van de openbare inschrijving.