Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR391262
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR391262/1
Regeling vervallen per 01-01-2017
Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2016
Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016
Intitulé
Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2016De raad van de Gemeente Alphen aan den Rijn;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 156, eerste en tweede lid, onderdeel h en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;
B E S L U I T vast te stellen de volgende:
Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2016
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a
standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten ( artikel 1, onderdeel j, van de Wet op de huurtoeslag);
- b
woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst (artikel 1, onderdeel l, van de Wet de huurtoeslag);
- c
huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats met toebehoren, waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld;
- d
maand: kalendermaand.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam 'staangeld' wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden. Het recht wordt tevens geheven voor de mogelijkheid tot het gebruik van voorzieningen die met een standplaats verband houden.
Artikel 3 Belastingplicht
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft, wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Artikel 4 Vrijstelling
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.
Artikel 5 Belastingtarieven
Het recht als bedoeld in artikel 2 bedraagt per maand: € 110 ,-
Artikel 6 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 7 Wijze van heffing
Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
-
1 Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
-
2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
-
1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twaalf maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt 14 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
-
2 In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in gevallen, waarbij de belastingplichtige aan de gemeente een automatische incasso heeft verstrekt, automatisch in termijnen worden voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de maand, die op de aanslag is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
-
3 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de tarieven staangeld.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van staangeld.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De 'Verordening staangeld 200’, van 31 mei 2007, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.”
- 2
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.
- 3
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 4
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening staangeld 2016'.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl