Regeling vervallen per 01-06-2015

Verordening interne klachtenbehandeling en klokkenluiderregeling gemeente Alphen aan den Rijn 2002

Geldend van 01-08-2011 t/m 31-05-2015

Intitulé

VERORDENING INTERNE KLACHTBEHANDELING EN KLOKKENLUIDERREGELING GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN 2002

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • 2

    klacht: een klacht over een gedraging als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet be-stuursrecht met uitzondering van een klacht over ongewenst gedrag op grond van de Regeling klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid;

  • 3

    het meldpunt: een commissie of persoon die als zodanig door de gemeenteraad is aange-wezen;

  • 4

    de ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a en artikel 1:2, onderdeel a, d, e en f van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Alphen aan den Rijn 1995 (AVR);

  • 5

    de gemeentelijke organisatie: de gemeentelijke organisatie waarbinnen de ambtenaar werk-zaam is;

  • 6

    een vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van een misstand met betrekking tot de gemeentelijke organisatie omtrent:

    • a

      een strafbaar feit;

    • b

      een schending van regelgeving of beleidsregels;

    • c

      het misleiden van justitie;

    • d

      een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

    • e

      het bewust achterhouden van informatie over deze feiten.

HOOFDSTUK 1 KLACHTBEHANDELING

Behandeling van mondelinge klachten

Artikel 2

  • 1

    Een mondeling ingediende klacht, als bedoeld in artikel 9:2 van de wet, wordt door of van-wege het bestuursorgaan op schrift gesteld.

  • 2

    Met betrekking tot de behandeling van een klacht, als bedoeld in het eerste lid, is afde-ling 9.2 van de wet van toepassing.

Aanvullende bepalingen betreffende de behandeling van klaagschriften

Artikel 3

In de ontvangstbevestiging van het klaagschrift als bedoeld in artikel 9:6 van de wet, wordt ver-meld welke persoon of functionaris de klacht in behandeling heeft.

Artikel 4

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen, waaraan moet zijn voldaan, voordat toepassing kan worden gegeven aan artikel 9:8 van de wet.

  • 2 In de schriftelijke kennisgeving van het niet in behandeling nemen van een klacht, als bedoeld in artikel 9:8, derde lid, van de wet, wordt de motivering vermeld.

Artikel 5

  • 1 Een afschrift van de kennisgeving, als bedoeld in artikel 9:12, eerste lid, van de wet wordt tevens gezonden aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.

  • 2 In de kennisgeving als bedoeld in artikel 9:12, eerste en tweede lid van de wet wordt in ieder geval melding gemaakt van de mogelijkheid dat door klager een klacht kan worden ingediend bij de ombudsman Alphen aan den Rijn en omstreken, indien sprake is van een gedraging als bedoeld in de Verordening op de ombudsman Alphen aan den Rijn en omstreken. Of er sprake is van een gedraging als bedoeld in genoemde verordening staat uitsluitend ter beoordeling van die ombudsman.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat voor de uitvoering van de interne klacht-behandeling overeenkomstig de bepalingen van deze regeling en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 9 van de wet een interne instructie wordt opgesteld.

HOOFDSTUK 2 KLOKKENLUIDERREGELING

Interne procedure

Artikel 7

  • 1 De ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden, doet dit bij zijn direct leiding-gevende of, indien hij melding aan zijn direct leidinggevende niet wenselijk acht, bij diens leidinggevende of bij een van de door de gemeenteraad aangewezen vertrouwenspersonen.

  • 2 De leidinggevende of de vertrouwenspersoon draagt er zorg voor dat burgemeester en wethouders onverwijld op de hoogte worden gesteld van een gemeld vermoeden van een misstand en van de datum waarop de melding ontvangen is. Indien de ambtenaar het ver-moeden bij de vertrouwenspersoon heeft gemeld, brengt de vertrouwenspersoon tevens de leidinggevende van betrokkene op de hoogte. De ambtenaar kan de vertrouwenspersoon verzoeken zijn identiteit bij burgemeester en wethouders of de leidinggevende niet bekend te maken. De ambtenaar kan dit verzoek te allen tijde herroepen.

  • 3 Naar aanleiding van de melding van een vermoeden van een misstand stellen burgemeester en wethouders onverwijld een onderzoek in.

  • 4 Burgemeester en wethouders zenden aan de ambtenaar die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde ver-moeden van een misstand en het moment waarop de ambtenaar het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld. Indien de ambtenaar verzocht heeft zijn identiteit niet bekend te maken aan burgemeester en wethouders, zenden zij een ontvangstbevestiging aan de vertrouwenspersoon.

Artikel 8

  • 1 Burgemeester en wethouders stellen de ambtenaar dan wel, indien de ambtenaar heeft ver-zocht zijn identiteit niet bekend te maken aan burgemeester en wethouders, de vertrouwens-persoon, binnen zes weken schriftelijk op de hoogte van hun standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

  • 2 Indien het standpunt niet binnen zes weken kan worden gegeven, kunnen burgemeester en wethouders de afhandeling voor ten hoogste vier weken verdagen. Burgemeester en wethou-ders stellen de ambtenaar dan wel de vertrouwenspersoon hiervan schriftelijk in kennis.

    Externe procedure

Artikel 9

1De gemeenteraad wijst een of meer personen aan die het meldpunt vormt of vormen.

Zij worden benoemd voor de werkingsduur van de regeling.

  • 2

    Het meldpunt heeft tot taak een door de ambtenaar gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en burgemeester en wethouders daaromtrent te adviseren.

  • 3

    Indien het meldpunt uit meerdere personen bestaat, is dit altijd een oneven aantal, inclusief de voorzitter. Tevens kunnen in dat geval een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en andere plaatsvervangende leden worden benoemd. Zij beslissen bij gewone meerderheid van stemmen.

Artikel 10

  • 1

    De ambtenaar kan het vermoeden van een misstand melden bij het meldpunt, indien:

    • a

      hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 8.

    • b

      hij geen standpunt ontvangen heeft binnen de termijnen bedoeld in artikel 8.

  • 2

    De ambtenaar kan het meldpunt verzoeken zijn identiteit niet bekend te maken.

Hij kan dit verzoek te allen tijde herroepen.

Artikel 11

  • 1 Het meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de ambtenaar die het vermoeden heeft gemeld en stelt burgemeester en wethouders op de hoogte van de melding.

  • 2 Indien het meldpunt dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in.

  • 3 Ten behoeve van het onderzoek omtrent een melding van een vermoeden van een misstand is het meldpunt bevoegd bij burgemeester en wethouders alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Burgemeester en wethouders verschaffen het meldpunt de gevraagde inlichtingen.

  • 4 Indien het meldpunt uit meerdere personen bestaat kan dit het onderzoek opdragen aan één van de leden of een deskundige.

  • 5 Wanneer de inhoud van bepaalde door burgemeester wethouders verstrekte informatie van-wege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 12

  • 1 Het meldpunt adviseert burgemeester en wethouders gemotiveerd de melding niet ontvan-kelijk te verklaren indien:

    • a

      de misstand niet van voldoende gewicht is;

    • b

      de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 7 niet heeft gevolgd, of

    • c

      de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 7 wel heeft gevolgd, maar de termijnen be-doeld in artikel 8 nog niet zijn verstreken.

    • d

      de melding niet binnen redelijke termijn is geschied.

  • 2 Het meldpunt stelt burgemeester en wethouders en de ambtenaar op de hoogte van de niet ontvankelijkheid van de melding.

Artikel 13

1Indien het gemelde vermoeden van een misstand ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen zes weken zijn bevindingen omtrent de melding van een vermoeden van een misstand neer in een advies aan burgemeester en wethouders. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de ambtenaar met inachtneming van het vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.

Indien het advies niet binnen zes weken kan worden gegeven, wordt dit door het meldpunt aan burgemeester en wethouders meegedeeld, kan deze termijn met te hoogste vier weken worden verlengd. Het meldpunt stelt burgemeester en wethouders en de ambtenaar daarvan schriftelijk in kennis.

2Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrou-welijke karakter van aan het meldpunt verstrekte informatie en de terzake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaar-wegende belangen zich daartegen verzetten.

Artikel 14

  • 1 Burgemeester en wethouders stellen binnen twee weken na ontvangst van het advies bedoeld in artikel 13, de ambtenaar alsmede het meldpunt schriftelijk op de hoogte van hun nader standpunt.

  • 2 Aan de ambtenaar die aan het meldpunt heeft verzocht zijn identiteit niet bekend te maken geschiedt de berichtgeving van het nader standpunt via het meldpunt.

  • 3 Een van het advies afwijkend nader standpunt wordt gemotiveerd.

    Jaarverslag

Artikel 15

  • 1

    Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2

    In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen gemeld:

    • a

      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    • b

      het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek geleid heeft;

    • c

      het aantal onderzoeken die het meldpunt heeft verricht, en

    • d

      het aantal adviezen en de aard van de adviezen die het meldpunt heeft uitgebracht.

  • 3

    Dit jaarverslag wordt aan de gemeenteraad en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Melding van een vermoeden van een misstand door een ieder

Artikel 16

  • 1 Een ieder kan zich met een vermoeden van een misstand wenden tot burgemeester en wethouders of een door de gemeenteraad aangewezen vertrouwenspersoon.

  • 2 Bij de behandeling van een melding als bedoeld in lid 1 worden de bepalingen van deze verordening zoveel als mogelijk in acht genomen.

    Slotbepalingen

Artikel 17

Deze verordening kan worden aangehaald als " Verordening interne klachtbehandeling en klokkenluiderregeling gemeente Alphen aan den Rijn 2002”.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking zes weken na bekendmaking.