Regeling vervallen per 01-01-2016

Subsidieverordening monumenten 2005

Geldend van 23-02-2006 t/m 31-12-2015

Intitulé

Subsidieverordening monumenten 2005

SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTENZORG 2005

(vastgesteld door de gemeenteraad op 9 februari 2006, ingaande 23 februari 2006)

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

1 monumenten en beeldbepalende zaken:

beschermde gemeentelijke monumenten en beschermde beeldbepalende zaken waarvan

het besluit tot aanwijzing zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 of artikel 21, lid 1 van de Monumentenverordening 2005 onherroepelijk is geworden.

2 eigenaar:

eigenaar is diegene, die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staat vermeld.

3 restauratiewerkzaamheden:

de werkzaamheden aan een beschermd gemeentelijk monument of een beschermde beeldbepalende zaak, die noodzakelijk zijn voor het herstel of de conservering van de monumentale of beeldbepalende waarden en die het normale onderhoud te boven gaan;

4 onderhoudswerkzaamheden:

de werkzaamheden aan een beschermd gemeentelijk monument of een beschermde beeldbepalende zaak, die verband houden met periodiek noodzakelijk onderhoud van de monumentale of beeldbepalende waarden;

5 a monumentale waarde van een beschermd gemeentelijk monument

De monumentale waarde van een object wordt bepaald door de beschrijving van het monument op basis van artikel 6, lid 2 of lid 3 van de Monumentenverordening 2005.

b beeldbepalende waarde van een beschermde beeldbepalende zaak

De beeldbepalende waarde van een object wordt bepaald door de beschrijving van die waarde op basis van artikel 22 van de Monumentenverordening 2005.

6restauratiekosten:

kosten die verband houden met restauratiewerkzaamheden;

7onderhoudskosten:

kosten die verband houden met onderhoudswerkzaamheden;

8 subsidieabele kosten:

kosten van restauratie werkzaamheden die voor verlening van subsidie in aanmerking komen;

9 monumentencommissie:

de door de raad ingestelde commissie waarvan de werkzaamheden zijn opgenomen in de ‘Verordening op de monumentencommissie’.

Artikel 2

De gemeenteraad neemt jaarlijks een besluit waarin het subsidieplafond wordt aangegeven voor een bepaald jaar voor de uitvoering van de "Subsidieverordening monumentenzorg 2005".

Artikel 3

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg en in gevallen waarin deze verordening niet voorziet, afwijken van het bepaalde in deze verordening. De monumentencommissie wordt daarover gehoord.

Artikel 4

1 Aanvragen om subsidie worden, voor zover compleet, behandelt in volgorde van binnenkomst.

2 Bij de beslissing op aanvragen om geldelijke steun houden burgemeester en wethouders in elk geval rekening met:

a de monumentale waarde van het object;

b de bouwtechnische- en uiterlijke staat van het monument en het gebruik daarvan, mede in relatie tot zijn omgeving.

3 De subsidie wordt vastgesteld nadat de werkzaamheden conform de subsidieverlening zijn uitgevoerd, gereed gemeld en akkoord zijn bevonden.

4 Indien de voortgang van de werkzaamheden dat rechtvaardigt kan een voorschot op de subsidieverlening worden uitbetaald. Het voorschot kan ten hoogste 60% van de subsidieverlening bedragen.

5 a Aanvragen om subsidie, waarover op basis van artikel 2 niet positief kan worden beschikt, worden door burgemeester en wethouders voor dat betreffende jaar afgewezen;

b Aanvragen als bedoeld in artikel 4, lid 5, sub a, behoeven niet opnieuw te worden ingediend. Deze worden in het eerst volgende jaar, waarop door de gemeenteraad een subsidieplafond is vastgesteld, op de oorspronkelijk ingediende volgorde als eerste in behandeling genomen.

6 Bij een calamiteit, waarbij de monumentale waarde van een monument in het geding is, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van lid 1 van dit artikel.

7 Met de uitvoering van de werkzaamheden mag niet worden begonnen voordat op de aanvraag om subsidie door burgemeester en wethouders is beslist. Op verzoek van de eigenaar kan, vooruitlopend op de beslissing over de subsidieverlening, met de werkzaamheden worden gestart nadat de subsidiabele kosten zijn vastgesteld.

Artikel 5

1 De aanvraag om een subsidie wordt ingediend bij burgemeester en wethouders die daarvoor een formulier beschikbaar stellen.

2 Naast het in het eerste lid genoemde formulier dient de aanvraag te bevatten:

a een gespecificeerde begroting van de kosten;

b een werkomschrijving;

c bij restauratiewerkzaamheden tekeningen, die de bestaande en de te maken toestand van het monument aangeven;

d de naam en het adres van de voor de uitvoering verantwoordelijke persoon/ bedrijf.

3 Burgemeester en wethouders stellen de aanvrager, waarvan de aanvraag niet aan de in lid 1 en 2 gestelde voorwaarden voldoet, in de gelegenheid zijn aanvraag binnen twee weken aan te vullen.

4 Als een monument of een beeldbepalende zaak door de onderhoudswerkzaamheden niet wordt gewijzigd, is daarvoor geen vergunning nodig op basis van artikel 9 of 23 van de Monumentenverordening 2005.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders beslissen over een ontvankelijke aanvraag om subsidie binnen 12 weken. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 12 weken verdagen. Worden deze termijnen overschreden dan wordt geacht dat het verzoek is afgewezen.

Artikel 7

1 Uitbetaling van de subsidie door burgemeester en wethouders vindt plaats nadat:

a de werkzaamheden op basis waarvan de subsidie is verleend schriftelijk gereed zijn gemeld onder overlegging van de daarop betrekking hebbende afrekening met betalingsbewijzen;

b de onder a. bedoelde werkzaamheden door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden en de subsidietoekenning door burgemeester en wethouders heeft plaatsgehad.

2 Uitbetaling vindt plaats uitsluitend op een door aanvrager op te geven bankrekening.

Artikel 8

Er wordt geen subsidie verstrekt als de kosten van restauratie, onderhoud, herstel of vernieuwing voor monumenten of beeldbepalende zaken, voortvloeien uit brand- en stormschade, waartegen verzekering mogelijk is. Verstrekking blijft ook achterwege als de kosten van voorzieningen op andere wijze kunnen worden vergoed.

HOOFDSTUK 2 RESTAURATIE

Artikel 9

1 Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een monument of een beeldbepalende zaak éénmaal per 25 jaar subsidie verlenen in de restauratiekosten.

2 De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele restauratiekosten maar ten hoogste € 13.500,00. Voor een beschermde beeldbepalende zaak bedraagt de bijdrage 50% van de subsidiabele restauratiekosten maar ten hoogste € 6.750,00.

3 De subsidiabele restauratiekosten, bedoeld in artikel 12 worden bepaald aan de hand van noodzakelijkheid, soberheid, doelmatigheid, de restauratieve richtlijnen, de bepalingen in het bouwbesluit en de Monumentenverordening 2005.

Artikel 10

De subsidieverlening wordt gedaan onder de voorwaarden dat:

  • 1

    binnen 26 weken, na de toekenning, met de restauratiewerkzaamheden een aanvang is gemaakt;

  • 2

    de restauratiewerkzaamheden zijn uitgevoerd binnen 52 weken na toekenning;

  • 3

    de bescheiden en gegevens, die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze regeling, worden verstrekt;

  • 4

    de monumentale of beeldbepalende waarden na restauratie in stand zullen blijven;

  • 5

    de eigenaar het monument of de beeldbepalende zaak na het ontvangen van de subsidie goed onderhoudt en dit vijf maal in 25 jaar (eenmaal per vijf jaar) aantoont door een rapport van de Monumentenwacht of een daarmee gelijk te stellen onafhankelijke deskundige;

  • 6

    de eigenaar het monument of beeldbepalende zaak op gebruikelijke wijze verzekert en verzekerd houdt;

  • 7

    de bijdrage wordt slechts toegekend wanneer het monument na het treffen van de voorzieningen, in haar geheel beschouwd, geen strijdigheid oplevert met bouw- en/of constructieve eisen die volgens wettelijk voorschriften aan een onroerende zaak worden gesteld;

  • 8

    in afwijking van het bepaalde in lid 7 kunnen burgemeester en wethouders toestaan, dat een monument in ten hoogste twee fasen wordt gerestaureerd. Hierbij geldt de eis dat in de eerste fase tenminste alle bouwtechnische gebreken van de gehele onroerende zaak worden opgeheven. Een aanvraag voor de tweede fase kan pas worden ingediend, nadat voor de eerste fase is voldaan de voorwaarden van artikel 7, lid 1, sub a en b.

Artikel 11

De subsidie wordt geweigerd indien:

1 voor de te treffen voorzieningen een vergunning op grond van de Monumentenverordening 2005 noodzakelijk is en deze niet is verleend;

2 minder dan 25 jaar geleden voor hetzelfde object ook een restauratiesubsidie is verstrekt;

3 voor zover de kosten van voorzieningen op grond van een verzekering worden gedekt of op andere wijze worden vergoed blijven die kosten voor het bepalen van de subsidiabele restauratiekosten buiten beschouwing.

4 de subsidiabele restauratiekosten minder dan € 1.500,00 bedragen.

Artikel 12

Tot de subsidiabele restauratiekosten worden in ieder geval de volgende kosten gerekend:

  • 1

    de aanneemsom die betrekking heeft op de restauratiewerkzaamheden;

  • 2

    het architectenhonorarium, de constructeur en de kosten van het dagelijks toezicht naar evenredigheid van verhouding tussen de subsidiabele en niet-subsidiabele restauratiekosten;

  • 3

    bouwhistorisch en/of archeologisch onderzoek, dat noodzakelijk is om inzicht te krijgen in de monumentale waarde, voor zover die niet blijkt uit de uit de beschrijving in de gemeentelijke monumentenlijst;

  • 4

    de leges die evenredig wordt verdeeld tussen de subsidiabele en niet-subsidiabele restauratiekosten;

  • 5

    de verschuldigde omzetbelasting, mits deze niet verrekenbaar is;

  • 6

    installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag voor zover deze door burgemeester en wethouders zijn voorgeschreven.

HOOFDSTUK 3 ONDERHOUD

Artikel 13

1 Burgemeester en wethouders kunnen éénmaal per vijf jaar aan de eigenaar een bijdrage toekennen in de kosten van het onderhoud van een monument of beeldbepalende zaak.

2 De bijdrage in de onderhoudskosten bedraagt 50% van de subsidiabele kosten maar ten hoogste € 2.700,00.

3 Voor zover de kosten van voorzieningen op grond van een verzekering worden gedekt of op andere wijze worden vergoed blijven die kosten voor het bepalen van de subsidiabele onderhoudskosten buiten beschouwing.

Artikel 14

  • 1 Burgemeester en wethouders beoordelen of de werkzaamheden noodzakelijk, sober en doelmatig zijn. Zij laten zich daarbij mede leiden door de bepalingen uit de restauratieve richtlijnen, de bouwverordening en de Monumentenverordening 2005. Als een eigenaar zelf onderhoudswerkzaamheden verricht zijn de kosten van het materiaal subsidiabel. De loonkosten zijn bij zelfwerkzaamheid alleen subsidiabel als de werkzaamheden worden verricht door de onderneming van de eigenaar.

  • 2 Tot onderhoudswerkzaamheden worden gerekend:

    a het dak : reparatie van dakbedekking (vervangen enkele pannen, repareren van de dakbedekking, dakbeschot, zink of lood);

    b schoorstenen : reparaties;

    c goten of hemel-

    waterafvoeren : partieel herstel en reparaties;

    d gevels : partieel voegen, pleisteren, metselwerk of natuursteen en vochtbestrijding met een totaal oppervlak van kleiner dan 20% van het geveloppervlak;

    e vensters : reparaties en herstel van buitenkozijnen, inclusief luiken en buitendeuren, ramen en sponningen;

    f buitenschilderwerk : vensters, luiken en muren;

    g rieten daken : aan- en afvoer en verwerken van riet, bindmateriaal, sporen, rietlatten, nokvorsten, kantplanken en steigermateriaal waarbij het te onderhouden deel maximaal 5 % van het totale rietendak mag bedragen.

Artikel 15

De subsidie wordt geweigerd indien:

1 in de kosten van onderhoud door het Rijk of en/of provincie financiële steun wordt verleend;

2 korter dan 5 jaar geleden voor dit object een onderhoudssubsidie is verstrekt;

3 met de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden is begonnen voordat op de aanvraag door burgemeester en wethouders is beslist;

4 voor de te treffen voorzieningen in afwijking van artikel 5, lid 4 een vergunning op grond van de Monumentenverordening 2005 is vereist en niet is verleend;

5 de subsidiabele onderhoudskosten minder bedragen dan € 1.000,00;

6 voor de uitvoering van de werkzaamheden het bepaalde in de Vestigingsbesluit bedrijven, zoals dat vanaf 1 januari 1996 in werking is getreden, van kracht is en hieraan niet is voldaan.

HOOFDSTUK 4 SLOT EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 16

1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of uit kracht van deze verordening zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

2 Aan de toezichthouders bedoeld in lid 1 komen slechts de bevoegdheden toe als genoemd in de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 17

1 Deze regeling kan worden aangehaald als "Subsidieverordening monumenten 2005";

2 Deze regeling treedt in werking vanaf de dag na publicatie.

Toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn de definities opgenomen van een aantal begrippen die in de verordening worden gebruikt.

Lid 3

Restauratiewerkzaamheden hebben betrekking op die werkzaamheden aan onderdelen van het monument die monumentale waarde bezitten. Deze waarde wordt bepaald door beschrijving van het monument op basis van de Monumentenverordening 2005.

Indien uit de gemeentelijke monumentenlijst blijkt, dat een monument uitsluitend beschermd is vanwege één of meer genoemde onderdelen of objecten, worden de restauratiewerkzaamheden uitsluitend bepaald door die onderdelen of objecten.

Lid 4

Hier is een algemene definitie van onderhoud gegeven. Artikel 14 werkt deze nader uit.

Lid 5

Het monumentenregister is bepalend voor de omvang van de monumentale of beeldbepalende waarde die in stand moet worden gelaten. De financiële middelen die beschikbaar worden gesteld dienen daarop te zijn gericht.

Artikel 2

Om de verordening te kunnen toepassen zijn financiële middelen noodzakelijk, die de gemeenteraad jaarlijks beschikbaar kan stellen. Bij het besluit tot verdeling van de financiële middelen is het noodzakelijk dat de ervaringen van het afgelopen jaar worden ingebracht. Daarbij komen knelpunten aan de orde over de subsidiebehoefte in relatie tot de beschikbare financiële middelen.

Artikel 3

In de praktijk kan het noodzakelijk zijn om met toepassing van de hardheidsclausule subsidie te verlenen. De afwijkingen kunnen betrekking hebben op de voorwaarden waaronder subsidie kan worden verkregen of de bedragen die worden verstrekt. Een dergelijk besluit dient uiteraard goed te zijn gemotiveerd. Een advies van de monumentencommissie is daarbij noodzakelijk.

Artikel 4

Dit artikel regelt de procedures die moeten worden gevolgd. Hierbij is aangesloten bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de duidelijkheid naar eigenaren is opgenomen dat als de gemeenteraad onvoldoende financiële middelen beschikbaar stelt, aanvragen op basis hiervan worden afgewezen. Vanzelfsprekend ontvangt de verzoeker daarover bericht.

Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld. Er is voor gekozen om de begrippen uit de Awb aan te houden. Nadrukkelijk is de mogelijkheid opgenomen om prioriteiten te kunnen stellen. Hiermee kan de kwaliteit van de uit te voeren restauratie- en onderhoudswerkzaamheden worden gecontroleerd en worden beïnvloed.

Vaak moeten eigenaren grote investeringen doen. Daarom is de mogelijkheid opgenomen om, indien de uitgevoerde werkzaamheden dat rechtvaardigen, een voorschot uit te betalen. Deze kan ten hoogste 60% van de subsidietoezegging bedragen.

Bij een calamiteit met schade een belangrijk onderdeel die niet door verzekering wordt gedekt, kan met behulp van een subsidietoezegging herstel plaatshebben.

Artikel 5

Het formulier is een leidraad voor zowel de gemeente als de eigenaar voor de bescheiden die moeten worden ingediend. De eigenaar stemt door ondertekening van dit formulier in met de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de subsidieverordening.

Artikel 6

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 7

Dit artikel regelt de uitbetaling en de voorwaarden waaronder de uitbetaling plaatsheeft.

Artikel 8

Op basis van dit artikel kan een aanvraag om subsidie worden geweigerd, indien een eigenaar heeft verzuimd een monument of een beeldbepalende zaak te verzekeren tegen brand- of stormschade. Het deel van de verzekeringsuitkering die voor rekening van de eigenaar blijft (eigen risico) wordt niet betrokken bij de subsidieverlening.

Artikel 9

Dit artikel heeft geen toelichting nodig.

Artikel 10

Dit artikel regelt de voorwaarden, waaronder een subsidietoezegging wordt gedaan.

Gebleken is dat het om financiële redenen wenselijk kan zijn, dat een eigenaar de restauratie van een monument in twee fasen uitvoert. De verordening maakt dit mogelijk. In de eerste fase dient bij een maximale subsidieverlening in ieder geval het casco in een goede bouwtechnische en/of constructieve staat te worden gebracht.

Artikel 11

Het is niet nodig dit artikel toe te lichten.

Artikel 12

“Terugrestaureren” (van onderdelen) van monumenten wordt in beginsel niet gesubsidieerd. Als een eigenaar dat op eigen initiatief wil doen, is dat toegestaan, mits daarvoor een monumentenvergunning wordt verleend.

Uit een bouwhistorisch- of architectuurhistorisch onderzoek kan naar voren komen dat het essentieel is voor het behoud of de herkenbaarheid van een monument om een deel van het bouwwerk te reconstrueren. In dat bijzondere geval kunnen de kosten daarvan ook subsidiabel worden gesteld. Die werkzaamheden dienen altijd in combinatie met restauratie te worden uitgevoerd.

Artikel 13

Dit artikel biedt de basis om één keer in de vijf jaar bij te dragen in de kosten van het onderhoud.

Artikel 14

Dit artikel regelt dat de onderhoudsbijdrage wordt aangewend voor het instandhouden van vooral de buitenkant van een monument.

Artikel 15

Het is niet nodig dit artikel toe te lichten.

Artikel 16

Het tweede lid van dit artikel legt een koppeling naar de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat slechts om de strikt noodzakelijk bevoegdheden die nodig zijn om het toezicht en naleving van deze verordening te kunnen controleren.

Artikel 17

Het is niet nodig dit artikel toe te lichten.