Referendumverordening Alphen aan den Rijn 2018, na de eerste wijziging

Geldend van 01-10-2020 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening Alphen aan den Rijn 2018, na de eerste wijziging

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

gelet op de artikelen 84 en 149 van de Gemeentewet;

gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gezien het advies van de Referendumcommissie;

B E S L U I T vast te stellen de:

Referendumverordening Alphen aan den Rijn 2018, na de eerste wijziging

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a voorgenomen raadsbesluit: een besluit dat als conceptraadsbesluit staat gepland voor besluitvorming in de raad;

b referendum: raadgevende stemming waarbij de kiesgerechtigden zich op initiatief van de bevolking van Alphen aan den Rijn uitspreken over een voorgenomen raadsbesluit;

c kiesgerechtigd: stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad op de dag waarop het formulier voor de ondersteuningsverklaring(en) voor het inleidend verzoek wordt verstrekt dan wel de dag waarop de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek voor een referendum wordt ingewilligd;

d college: college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn.

e subsidieplafond: het maximum bedrag, dat als onderdeel van het totale gereserveerde budget, zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, van deze verordening, kan worden toegekend aan de verzoekers van het referendum, maatschappelijke organisaties, of aan collectieven van minimaal 6 kiesgerechtigden.

Artikel 2. Referendabele besluiten

Voorgenomen raadsbesluiten kunnen onderwerp zijn van een referendum, met uitzondering van besluiten:

a over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en (het geven en verlenen van) schenkingen;

b over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

c over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

d over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

e over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

f in het kader van deze verordening;

g ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

i . die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

j . waarvan de raad van mening is dat dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

1 De raad stelt een onafhankelijke referendumcommissie in en benoemt en ontslaat haar leden.

2 De referendumcommissie bestaat uit vijf leden en kiest uit haar midden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter.

3 Voor de besluitvorming is een quorum vereist van drie leden. Bij het staken van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend; in afwezigheid van de voorzitter is de stem van de plaatsvervangend voorzitter doorslaggevend.

4 De commissie wordt ondersteund door de griffier of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie.

5 De voorzitter en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

6 De leden worden benoemd voor een periode van zes jaar. Aftredende leden kunnen maximaal één keer worden herbenoemd voor dezelfde periode.

7 De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij die aftreden of ontslag hebben genomen, blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien. In de opvolging wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

Artikel 4. Taken referendumcommissie

1 De commissie heeft tot taak:

a de raad te adviseren over de toepassing van artikel 2;

b de raad een voorstel te doen voor de vraagstelling van een referendum;

c toezicht te houden op de uitvoering van de verordening en de organisatie van het referendum;

d toezicht te houden op de objectiviteit van de door de gemeente te verstrekken voorlichting;

e de raad te adviseren over de verdeling van het subsidieplafond bedoeld in artikel 9, tweede lid;

f een evaluatierapport op te stellen en de raad aan te bieden naar aanleiding van alle referenda-initiatieven en gehouden referenda;

g het voornoemde evaluatierapport binnen 16 weken na de datum waarop het referendum is gehouden dan wel een initiatief is afgestemd ter kennis van de raad te brengen;

h aan het college advies uit te brengen over de ingediende subsidieaanvragen.

2 De commissie adviseert voorts gevraagd en ongevraagd over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen.

3 De adviezen van de commissie zijn openbaar.

Artikel 5. Inleidend verzoek

1 Een inleidend verzoek om een referendum te houden wordt uiterlijk vijf werkdagen voor de behandeling van het voorgenomen raadsbesluit bij de raad ingediend. Het verzoek is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk voorgenomen raadsbesluit het gaat.

2 Het verzoek wordt ondersteund door 600 inwoners van Alphen aan den Rijn, die op het moment van indiening van hun ondersteuningsverklaring stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad.

3 Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

4 De in het tweede lid bedoelde ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door het college verstrekt standaardformulier voorzien van een beknopte weergave van het onderwerp van het voorgenomen referendum.

5 De ondersteuningsverklaring voor het inleidend verzoek, zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel, kan in afwijking van het bepaalde in lid 3 van dit artikel, ook worden ingediend via DigiD bij het elektronische loket van de gemeente Alphen aan den Rijn.

6 Indien het verzoek voldoet aan het bepaalde in de voorgaande leden, beslist de raad, met in achtneming van artikel 2, of het inleidende verzoek tot het houden van een referendum wordt ingewilligd.

7 Als het inleidende verzoek wordt ingewilligd, wordt het voorgenomen raadsbesluit waarop het referendumverzoek betrekking heeft in de vergadering van de raad plenair behandeld.

8 De stemming over het voorgenomen raadsbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt ten minste aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, maar niet later dan twee maanden daarna, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

Artikel 6. Definitief verzoek

1 Kiesgerechtigden, zoals gedefinieerd in de begripsbepalingen van deze verordening, dienen binnen zes weken na de dag dat de raad het besluit bedoeld in artikel 5, zesde lid, heeft genomen, een definitief verzoek om een referendum te houden in.

2 Dit verzoek wordt ondersteund door tenminste 3% van het aantal kiesgerechtigden, zoals gedefinieerd in de begripsbepalingen van deze verordening. De bij het inleidende verzoek ingediende ondersteuningsverklaringen worden daarbij niet meegeteld.

3 Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

4 De in het tweede lid bedoelde ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door het college verstrekt standaardformulier, dat op een door het college te bepalen aantal werkdagen en ten minste één zaterdag ter ondertekening ligt op het gemeentehuis en een voor ieder toegankelijke locatie in elke kern. Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

5. De ondersteuningsverklaring voor een definitief verzoek, zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel, kan in afwijking van het bepaalde in lid 3 van dit artikel, ook worden ingediend via DigiD bij het elektronische loket van de gemeente Alphen aan den Rijn.

6 Als het verzoek voldoet aan het bepaalde in de voorgaande leden, neemt de raad binnen een termijn van uiterlijk zes weken een besluit over het al dan niet houden van het referendum.

Artikel 7. Datum stemming

1 De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, gehoord het college, de dag vast waarop het referendum wordt gehouden.

2 Het referendum wordt gehouden op een dag, die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van het in het eerste lid genoemde raadsbesluit, waarbij voor de berekening van de termijn van zes maanden de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet wordt meegeteld.

Artikel 8. Vraagstelling

Tenzij de raad anders besluit, wordt, op basis van een voorstel van de referendumcommissie met betrekking tot te gebruiken vraagformulering en antwoordalternatieven, bij het referendum aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het concept raadsbesluit zijn.

Artikel 9. Budget en subsidieplafond

  • 1.

    Nadat is besloten tot het houden van een referendum, brengt de raad een totaal bedrag op de begroting voor voorlichting en organisatie van het referendum.

  • 2.

    Tevens stelt de raad als onderdeel hiervan een subsidieplafond vast voor subsidies aan de verzoekers van het referendum, maatschappelijke organisaties of aan collectieven van minimaal 6 kiesgerechtigden, voor het organiseren van het debat en de publiciteit over het onderwerp waarop het referendum betrekking heeft, als deze publiciteit naar verwacht mag worden op enigerlei wijze bijdraagt aan de menings- en gedachtevorming over het referendum of het onderwerp daarvan.

  • 3.

    De raad bepaalt bij het vaststellen van het subsidieplafond eveneens volgens welke verdeelsleutel het subsidieplafond over de groepen van subsidiegerechtigden wordt verdeeld.

  • 4.

    Het college stelt een Nadere subsidieregeling Referendumverordening vast.

Artikel 10. Uitvoering

Het college is belast met de organisatie en uitvoering van het referendum.

Artikel 11. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 12. Geldigheid van de uitslag

1 Het referendum is geldig, indien het aantal geldig uitgebrachte stemmen meer bedraagt dan 30 % van het aantal kiesgerechtigden.

2 De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen.

3 De raad besluit zo mogelijk in de eerste vergadering na het plaatsvinden van het referendum maar niet later dan na twee maanden daarna over het aangehouden voorgenomen raadsbesluit dat aan het referendum werd onderworpen.

Artikel 13. Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

a stembiljetten, volmacht bewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

b stembiljetten, volmacht bewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

c als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

d bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen zijn stem;

e stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het onderdeel op hun stempas, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 14. Inwerkingtreding

1 Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgende op die van haar bekendmaking.

2 Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde datum wordt de ‘Referendumverordening Alphen aan den Rijn 2014’, ingetrokken.

Artikel 15. Citeertitel

De Referendumverordening wordt na de eerste wijziging ervan aangehaald als: Referendumverordening Alphen aan den Rijn 2018, na de eerste wijziging.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Alphen aan den Rijn op 24 september 2020,

de griffier, de voorzitter,

drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.W.E. Spies

Toelichting Referendumverordening Alphen aan den Rijn 2018, na de eerste wijziging

Algemeen

Een Referendumverordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een ontwerp raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad.

In de Referendumverordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college), maar aan de raad of griffier gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Kiesgerechtigd

Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 van de Kieswet (18 jaar of ouder, Nederlander of EU-onderdaan of vijf jaar een verblijfsvergunning, of rechtmatig in Nederland verblijvend op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland).

De nadere bepaling van kiesgerechtigd zijn is afhankelijk van de fase waarin het proces verkeert: het gaat er om wie stemrecht zou hebben bij de raadsverkiezing op de dag waarop het formulier voor de ondersteuningsverklaringen voor het inleidend verzoek wordt ontvangen of de dag waarop de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd (zie de artikelen 5 en 6).

Referendum

Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerp raadsbesluit. Een referendum is te zien als een advies van burgers aan de raad over een voorgenomen besluit.

Artikel 2. Referendabele besluiten

Onderwerp van een referendum is een ontwerp raadsbesluit in zijn geheel. In de praktijk kan het zijn dat onderdelen van het besluit tot meer of minder discussie leiden, maar het is niet mogelijk om daar onderscheid in te maken door een onderdeel uit het ontwerp raadsbesluit centraal te stellen en aan een referendum te onderwerpen.

Bepaalde onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen lenen zich minder goed voor een referendum. Deze zijn hier als uitzondering opgenomen. De lijst is gebaseerd op de ervaringen met onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

Een referendumcommissie wordt ingesteld nadat de Referendumverordening is vastgesteld. Het is een permanente commissie omdat een referenduminitiatief ineens kan opkomen en er dan binnen enkele dagen een advies dient te worden uitgebracht over bijvoorbeeld de vraag of een referendum mogelijk is over het ontwerp raadsbesluit. Het kan zijn dat de leden van de referendumcommissie enige tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om frequent te vergaderen. Voor de benoemingstermijn van zes jaar is aangesloten bij de termijn die gehanteerd wordt voor de rekenkamer.

Om te voorkomen dat alle leden tegelijk aftreden aan het einde van de termijn, wordt de Referendumcommissie gevraagd om met een rooster van aftreden te komen. Uitgangspunt hierbij is dat 2 van de 5 leden van deze commissie na 6 jaar aftreden en de overige 3 leden pas, na éénmalig te zijn herbenoemd, na 12 jaar.

Wanneer een lid van de referendumcommissie ontslag neemt, is het aan de raad om zo snel mogelijk een vervanger te benoemen. Er is niet bepaald dat het lid van de referendumcommissie aanblijft totdat in diens opvolging is voorzien. Het kan soms enkele maanden duren voordat er een opvolger is benoemd. Het is niet gewenst om iemand die ontslag neemt in het ongewisse te laten over wanneer dat ontslag uiteindelijk ingaat. Er is expliciet geregeld dat leden van de referendumcommissie (bijvoorbeeld in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden.

Artikel 4. Taken referendumcommissie

De referendumcommissie heeft diverse adviserende taken. Daarnaast houdt de referendumcommissie toezicht op het gehele referendumproces. De referendumcommissie kan gevraagd en ongevraagd advies geven.

Eerste lid

Onder a tot en met c staat de advisering van de referendumcommissie bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen.

Onder d is de rol van de referendumcommissie als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van die rol is de behandeling door de referendumcommissie van klachten over het referendumproces. Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het afkeuren van een aantal ondersteunende handtekeningen, het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie.

Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumcommissie heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces heeft niet te maken met het klachtrecht dat wordt geregeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb); dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf.

De referendumcommissie brengt na afloop van elk referendumproces een evaluatie uit (onder f). Dit kan gaan om een referendumproces inclusief een gehouden referendum maar ook over een referendumproces waarbij het niet tot een daadwerkelijk gehouden referendum is gekomen.

Artikel 5. Inleidend verzoek

Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de gemeente enig draagvlak is voor een referendum en een toets moment of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden. Daarom is het aantal handtekeningen voor het inleidend verzoek in de regel laag. Als uitgangspunt hiervoor wordt 1% van het aantal kiesgerechtigden (weergegeven in een getal) gehanteerd. Het definitief verzoek (artikel 6) moet aantonen dat er voldoende draagvlak binnen de gemeente is om daadwerkelijk een referendum te houden. Voor het definitief verzoek wordt van 3% van de kiesgerechtigden uitgegaan.

Derde, vierde en vijfde lid

Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek op grond van deze verordening zowel schriftelijk, alsook digitaal, worden ingediend. De schriftelijke handtekeningen moeten worden geplaatst op formulieren die door de voorzitter van de raad worden verstrekt. De digitale ondersteuningsverklaringen dienen via DigiD te worden ingediend. Het vereiste van het indienen van digitale verklaringen via DigiD garandeert, dat de identiteit van de indiener alsook de geldigheidseisen voor diens ondersteuningsverklaring voldoende kunnen worden gecontroleerd.

Bij het controleren van de geldigheid van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indienen kiesgerechtigd zouden zijn voor de raadsverkiezingen op het moment van indienen van de ondersteuningsverklaring. Bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of, en zo ja, wanneer het referendum gehouden wordt. Daarom wordt hier voor een andere peildatum gekozen dan de dag van het referendum. Om verwarring over deze peildatum te voorkomen is het goed om deze peildatum ook op het ondersteuningsformulier te zetten.

Het ligt voor de hand ook de controle te laten uitvoeren onder de eindverantwoordelijkheid van de voorzitter van de raad. Deze heeft immers ook toegang tot de basisregistratie persoonsgegevens. In de praktijk zullen vooral medewerkers van het team Burgerzaken de feitelijke controle uitvoeren.

Zesde lid

De raad beslist of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 2 vermelde lijst van uitgezondere onderwerpen. Er wordt ook beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.

Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Zevende lid

Als de raad het ontwerp raadsbesluit referendabel acht, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerp raadsbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat de raad heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden.

Artikel 6. Definitief verzoek

De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat onder de eindverantwoordelijkheid van de voorzitter van de raad wordt gecontroleerd op voldoende (geldige) handtekeningen of digitale ondersteuningsverklaringen via DigiD van kiesgerechtigden. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop de raad besloten heeft dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd. Voor het aantal vereiste ondersteuningsverklaringen wordt hierbij 3% van het aantal kiesgerechtigden gehanteerd.

In de procedure voor het definitief verzoek wordt ook de digitale mogelijkheid via DigiD opengesteld (vijfde lid).

Dat de ondersteuningsverklaringen van het inleidend verzoek niet meetellen voor het definitief verzoek heeft de volgende reden. Tijdens het inleidend verzoek is het ontwerp raadsbesluit nog niet besproken door de raad, het voorstel kan dus nog gewijzigd worden als gevolg van amendementen. Daarom is het mogelijk dat een kiesgerechtigde het inleidend verzoek ondersteunt, maar geen handtekening wil zetten voor het definitief verzoek, bijvoorbeeld omdat inmiddels aan zijn of haar bezwaren tegemoet is gekomen. Of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden is eerder in het proces, bij het inleidend verzoek beslist. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum inhouden.

Artikel 7. Datum stemming

Over de dag van de stemming brengt de referendumcommissie advies uit (artikel 4, eerste lid).

Artikel 8. Vraagstelling

De raad stelt de vraagstelling van het referendum vast na advies van de referendumcommissie; deze zal daarover doorgaans in overleg treden met de initiatiefnemers van het referendum en de portefeuillehouder uit het college.

Bij een referendum ligt de vraagstelling in principe grotendeels vast: de vraag is gekoppeld aan het ontwerp raadsbesluit. Doorgaans zal hierdoor de vraagstelling zijn: “bent u voor of tegen het ontwerp raadsbesluit?” Soms worden in een raadsvoorstel keuzemogelijkheden aan de raad gegeven, als dit voorstel het onderwerp is van een referendum zullen aan de kiesgerechtigden deze keuze mogelijkheden worden voorgelegd.

Als er gekozen wordt voor verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen zal de referendumcommissie hierover adviseren met een voorstel voor de stemprocedure. Wat de meest geschikte stemprocedure is, hangt mede af van het aantal mogelijke antwoordopties en de aard ervan. Drie mogelijkheden zijn: (a) het uitbrengen van één stem op een antwoordmogelijkheid naar keuze; (b) het uitbrengen van één of meerdere stemmen op elk van de antwoordmogelijkheden die de kiezers verkiest (‘approval voting’); (c) het plaatsen van de antwoordmogelijkheden in volgorde van voorkeur (waarbij indien geen van de alternatieven een meerderheid heeft de stemmen van het minst populaire alternatief kunnen worden overgeheveld naar de keuze van tweede voorkeur bij de betreffende kiezers).

Artikel 9. Budget en subsidieplafond

Eerste lid

Als duidelijk is dat er een referendum komt, dient de raad een budget vast te stellen hiervoor op de begroting. Allereerst voor de organisatie van het referendum zelf (stempassen, stembiljetten, stembureaus, enz). Daarnaast een bedrag voor voorlichting. Er kan vanuit de gemeente een folder worden opgesteld met neutrale informatie over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum, of er kan een referendumkrant worden gemaakt waarbij de neutrale gemeentelijke informatie kan worden aangevuld met informatie van voor- en tegenstanders. De referendumcommissie heeft een toezichthoudende rol bij het verstrekken van deze neutrale informatie door de gemeente. In het geval van een referendumkrant heeft de referendumcommissie uiteraard geen rol ten aanzien van de informatie verstrekt door voor- en tegenstanders.

Tweede lid en derde lid

Daarnaast wordt als onderdeel van het totale budget een subsidieplafond vastgesteld voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten die burgers en maatschappelijke organisaties rond het referendum organiseren. Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die het publieke debat en de meningsvorming rond het referendum ondersteunen. Naast een totaal budget stelt de raad vast hoe de verdeling van het subsidieplafond over de verschillende categorieën (voor, tegen en neutraal) is. Vaak wordt gekozen voor een gelijke verdeling over de drie groepen. Naast initiatieven van voor- en tegenstanders zijn er ook vaak aanvragen voor neutrale activiteiten zoals een debatavond waar verschillende partijen aan het woord komen.

Een subsidieplafond is belangrijk omdat daardoor openeinderegelingen worden voorkomen. Als het subsidieplafond is bereikt, moet de aanvraag om subsidie namelijk worden geweigerd (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb). Een subsidieplafond is iets anders dan alleen vermelding op de begroting dat er voor een bepaald beleidsterrein een bepaald bedrag beschikbaar is aan subsidies. Een subsidieplafond is concreter; het moet onder die naam worden vastgesteld als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking krachtens een wettelijk voorschrift van bepaalde met name genoemde subsidies (artikel 4:22 van de Awb). In deze verordening gebeurt dat door vermelding van het vaststellen van het plafond (en de deelplafonds) door de raad. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook worden bekendgemaakt hoe het wordt verdeeld (artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De bekendmaking van zowel het door de raad vastgestelde subsidieplafond alsook van de vastgestelde verdeelsleutel gebeurt in dit geval door het college als dagelijks bestuur van de gemeente.

Vierde lid

Het college van B&W is op basis van dit lid belast met de uitvoering van de subsidieverdeling binnen het door de raad voor het referendum vastgestelde (deel)subsidieplafond en de voor de subsidieverstrekking vastgestelde verdeelsleutel. Bij besluit van 22 maart 2018 heeft het college de Nadere subsidieregeling Referendumverordening vastgesteld, die hierover regels bevat.

De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij de subsidietoekenning (artikel 4, lid 1 onder h).

Artikel 10 Uitvoering

Het college is als dagelijks bestuur van de gemeente belast met de uitvoering van deze verordening (dit conform artikel 160, lid 1 onder a en b, van de Gemeentewet).

Artikel 11. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:

• hoofdstuk E, paragraaf 2: de instelling en bemensing van stembureaus door het college;

• hoofdstuk E, paragraaf 4: de instelling van het centraal stembureau (bij een lokaal referendum is er geen taak voor een hoofdstembureau; paragraaf 3 van hoofdstuk E is hier daarom niet vermeld);

• hoofdstuk J: de stemming (met onder andere de oproep, de inrichting van het stemlokaal, het uitbrengen van de stem);

• hoofdstuk L: het stemmen bij volmacht;

• hoofdstuk N, paragraaf 1: de telling van de stemmen;

• hoofdstuk P, paragraaf 1: de werkzaamheden van het centraal stembureau ten behoeve van de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag;

• hoofdstuk P, paragraaf 4: de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag in een openbare zitting van het centraal stembureau. Ook is hier geregeld dat er een proces-verbaal van de werkzaamheden wordt opgemaakt. Zie over de bekendmaking ook de toelichting bij artikel 13.

Artikel 12. Geldigheid van de uitslag

In artikel 12 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 11.

Onder andere artikel P23 van de Kieswet (onderdeel van paragraaf 4) is van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarin is geregeld dat het centraal stembureau zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar maakt. Daarbij is ook bepaald dat hiervoor bij ministeriële regeling een internetadres kan worden aangewezen. Dat laatste is op het moment van verschijnen van de model Referendumverordening (2019) nog niet gebeurd.

In het tweede lid van artikel 13 is verder bepaald dat het centraal stembureau de uitslag aan de raad overbrengt. Het vierde lid regelt dat de raad een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming.

Artikel 13. Strafbepaling

Op grond van artikel 154, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€4.350,- per 1 januari 2020).

Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt het in werking treden van de eerste wijzigingsverordening. Er is in het kader van de overzichtelijkheid gekozen voor de eerst dag van de maand, volgende op de dag van de bekendmaking ervan. Als er niets anders in de verordening hierover is opgenomen, dan treedt de verordening op grond van artikel 142 van de Gemeentewet in werking op de 8e dag na de bekendmaking ervan.

Artikel 15 Citeertitel

Met de toevoeging in de citeertitel “na de eerste wijziging” wordt duidelijk dat het om de Referendumverordening Alphen aan den Rijn 2018 inclusief deze eerste wijziging gaat.