Regeling vervallen per 01-01-2012

Werkleeraanbod verordening WIJ 2009

Geldend van 01-11-2009 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Werkleeraanbod verordening WIJ 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Art. 1 Begripsomschrijving 3

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën3

Art. 2 Opdracht aan het college

Art. 3 Aanspraak op ondersteuning

Art. 4 Arbeidsinschakeling

Art. 5 De voorzieningen

Art. 6 Inzet van de voorzieningen

Art. 7 Combinatie arbeid en zorg

Art. 8 Gehandicapten

Art. 9 Uitvoering door derden

Art. 10 Verplichtingen van de jongere

Art. 11 Verzuim- en/of spoedcontrole

Art. 12 Intrekking werkleeraanbod

Art. 13 Budgetplafond

Hoofdstuk 3 Subsidie en vergoedingen 6

Art. 14 Loonkostensubsidie

Art. 15 Vergoeding noodzakelijke kosten

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen 8

Art. 16 Hardheidsclausule

Art. 17 Ontheffing

Art. 18 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

Art. 19 Inwerkingtreding

Art. 20 Citeertitel

Bijlage Toelichting op Werkleeraanbod Verordening WIJ 2009 10

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    wet: de Wet investeren in jongeren;

  • b

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn.

  • c

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • d

    startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • e

    WIJ-gerechtigde: jongere voor wie een werkleeraanbod en/of inkomensvoorziening is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Beleid en Financiën

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1

    Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan.

  • 2

    Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.

  • 3

    n afwijking van het eerste lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

  • 4

    Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1

    Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2

    2. Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

Artikel 4 Arbeidsinschakeling

Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.

Artikel 5 De voorzieningen

  • 1

    Onverminderd artikel 4, kan het college jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a

      voorzieningen uit de Alphense activerende aanpak (A3) waaronder:

      • -

        ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;

      • -

        ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

      • -

        arbeidsactivering en –toeleiding;

      • -

        sociale activering;

      • -

        stages bij bedrijven of instellingen;

      • -

        nazorg bij arbeidsinschakeling;

      • -

        taal- en beroepsgerichte scholing;

      • -

        diagnose-instrumenten;

    • b

      opleidingen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen;

    • c

      gesubsidieerd werk;

    • d

      voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;

    • e

      schuldhulpverlening,

    • f

      onderzoeken door deskundigen

  • 2

    Onverminderd artikel 4 kan het college één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a

      Indien geen passende voorzieningen beschikbaar zijn als bedoeld in lid 1, kan een maatwerktraject aangeboden worden;

    • b

      Een persoonsgebonden werkleerbudget kan op aanvraag worden toegekend, indien het college zelf geen passend traject kan aanbieden:

      • -

        De hoogte van een persoonsgebonden werkleerbudget wordt door het college bepaald, waarbij wordt uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening;

      • -

        Vergoeding voor een persoonsgebonden werkleerbudget wordt pas uitbetaald indien het college het opgestelde plan van de jongere goedkeurt.

        3Het college kan gelet op de ontwikkelingen in de praktijk besluiten tot de inzet van andere aanvullende vormen van voorzieningen.

Artikel 6 Inzet van de voorzieningen

  • 1

    Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

  • 2

    Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.

Artikel 7 Combinatie arbeid en zorg

Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de wet, betrekt het college bij de invulling van het werkleeraanbod de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de jongere.

Artikel 8 Gehandicapten

Onverminderd artikel 17, tweede lid, van de wet, stemt het college het werkleeraanbod af op de lichamelijke en psychische geïndiceerde beperkingen van de jongere en draagt zorg voor passende voorzieningen ter ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.

Artikel 9 Uitvoering door derden

Het college kan in verband met de invulling en uitvoering van het werkleeraanbod afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven, evenals subsidies verstrekken.

Artikel 10 Verplichtingen van de jongere

Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, evenals aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Artikel 11 Verzuim- en/of spoedcontrole

Het college kan besluiten om met betrekking tot een jongere een verzuim- en/of spoedcontrole te laten verrichten teneinde te kunnen vaststellen of het verzuim terecht is.

Artikel 12 Intrekking werkleeraanbod

Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.

Artikel 13 Budgetplafond

  • 1

    Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Subsidie en vergoedingen

Artikel 14 Loonkostensubsidie

  • 1

    De werkgever die met een WIJ-gerechtigde, die 6 maanden of langer een werkleeraanbod en/of inkomensvoorziening vanuit de wet toegekend heeft gekregen (WIJ-verleden), een arbeidsovereenkomst van minimaal 12 maanden aangaat, waardoor geen aanspraak (meer) wordt gemaakt op een inkomensvoorziening, kan in aanmerking komen voor een loonkostensubsidie.

  • 2

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van arbeidsplaatsen plaatsvindt.

  • 3

    Het in voorgaand lid genoemde WIJ-verleden dient in een aantal gevallen te worden aangepast naar minimaal 6 maanden:

    • a

      indien een WIJ-gerechtigde, minimaal 6 maanden voorafgaande aan de aanvraag loonkostensubsidie, de zorg van kinderen op zich heeft opgenomen en om die reden een (langere) tijd uit het arbeidsproces is geweest;

    • b

      indien er, minimaal 6 maanden voorafgaande aan de aanvraag loonkostensubsidie, een verleden bestaat vanuit een andere uitkering dan een inkomensvoorziening vanuit de WIJ.

  • 4

    Het verstrekken van een loonkostensubsidie kan worden voorafgegaan door een voorziening ‘werken met behoud van inkomensvoorziening’ die maximaal 3 maanden duurt.

  • 5

    De loonkostensubsidie wordt in principe voor maximaal 2 jaar verstrekt.

  • 6

    De loonkostensubsidie wordt beëindigd bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

  • 7

    De loonkostensubsidie wordt maandelijks uitbetaald.

  • 8

    De hoogte van de subsidie bedraagt bij fulltime werk (40 uur, tenzij de cao anders bepaalt):

    • a

      Voor WIJ-gerechtigden onder de 23 jaar 50% van het wettelijk minimumloon per maand.

    • b

      Voor WIJ-gerechtigden van 23 jaar en ouder, maar jonger dan 27 jaar, € 500 per maand.

  • 9

    Bij parttime werk ontvangt de werkgever een loonkostensubsidie die gelijk is aan de deeltijdfactor.

  • 10

    De hoogte van de subsidie kan in afwijking van het lid 8 a en b en lid 9 worden vastgesteld, indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 11

    Het college verstrekt de loonkostensubsidie aan de werkgever, ook wanneer de werknemer tijdens de looptijd van de subsidieperiode verhuist naar Jacobswoude, Nieuwkoop of Rijnwoude.

Artikel 15 Vergoeding noodzakelijke kosten

  • 1

    De belanghebbende komt in aanmerking voor een vergoeding van kosten die noodzakelijk zijn in het kader van een vastgesteld werkleeraanbod, indien dit kosten betreft van vervoer, kinderopvang of andere kosten die verband houden met deelname aan het werkleeraanbod.

  • 2

    De kosten genoemd in lid 1 komen ook voor vergoeding in aanmerking indien deze niet noodzakelijk zijn, maar wel de uitstroom naar duurzame arbeid stimuleren. Vergoeding vindt in een dergelijk geval plaats op basis van de goedkoopste adequate voorziening.

  • 3

    Vervoerskosten

    • a

      Binnen de gemeente Alphen aan den Rijn komen reiskosten niet in aanmerking voor vergoeding;

    • b

      Vergoeding van reiskosten vindt plaats op basis van de kosten van openbaar vervoer, waarbij de goedkoopste mogelijkheid wordt vergoed;

    • c

      Van het bepaalde in lid 3 onder a en b kan worden afgeweken indien persoonlijke omstandigheden dit noodzakelijk maken. In uitzonderingsgevallen kan worden overgegaan tot vergoeding van de kosten van eigen vervoer; voor de bepaling van de kosten wordt aangesloten bij de maximale onbelaste vergoedingen volgens de belastingwetgeving waarbij de kortste reisafstand wordt gehanteerd;

    • d

      De vergoeding wordt na het overleggen van de vervoersbewijzen op maandbasis uitbetaald;

    • e

      Gemaakte reiskosten kunnen tot maximaal 6 maanden na de periode waarop ze betrekking hebben worden gedeclareerd;

    • f

      Indien de reiskosten meer dan 25 euro per maand bedragen, kan op verzoek de te verwachten vergoeding voor een maand vooraf verstrekt worden;

    • g

      Te veel betaalde subsidie als bedoeld in dit artikel kan worden teruggevorderd.

  • 2

    Kinderopvang

    • a

      Het vergoeden van kinderopvang gebeurt volgens de normen van de Wet kinderopvang.

    • b

      Vergoeding van overblijfkosten op school worden eveneens als noodzakelijk aangemerkt.

  • 3

    Indien er aanspraak kan worden gemaakt op een voorliggende voorziening, wordt de subsidie met het bedrag van de voorliggende voorziening verlaagd.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17 Ontheffing

Het college kan ontheffing verlenen van bij of krachtens deze verordening gestelde verplichtingen.

Artikel 18 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college, met inachtneming van het doel en de strekking van deze verordening en het beleidsplan.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 2009 en werkt terug tot 1 oktober 2009.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Werkleeraanbod verordening WIJ 2009’.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van

17 december 2009, nr 2009/64.

De griffier,

Toelichting op Werkleeraanbod Verordening WIJ 2009

Artikel 1 Begripsomschrijving

Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p.28).

Artikel 2 Opdracht aan het college

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.

In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt al uit artikel 17, zesde lid, WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, evenals gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zgn. ‘kan’-bepaling is: het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep.

Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid, WIJ. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, evenals gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Als spiegelbeeld van de opdracht van het college, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid, komen jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit al voort uit artikel 13, eerste lid, WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is, bepaalt het college zelf (bijv. Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 3, p. 22).

Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dat is niet iedere ‘jongere’ in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid, WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, WIJ kadert de doelgroep af.

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod. Daarbij wordt verwezen naar de verordening.

Artikel 4 Arbeidsinschakeling

Het staat het college vrij om bij het werkleeraanbod aan de jongere een keuze te maken tussen het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze zijn nevengeschikt. De kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie is echter het doel van het in te zetten werkleeraanbod. In dat verband is de beleidslijn dat jongeren die direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid wordt aangeboden, of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling, als bijv. arbeid niet direct beschikbaar is. Het blijft uiteraard een kwestie van maatwerk of daar in het concrete geval ook toe besloten wordt. De woorden ‘in beginsel’ moeten in die context worden gelezen.

Artikel 5 De voorzieningen

Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan het college voorzieningen aanbieden. Die voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen. Voor de inzichtelijkheid is een overzicht gemaakt in lid 1, zodat Jongeren kunnen zien wat voor voorzieningen het college aan kan bieden. Daarnaast kan het college voorzieningen aanbieden die binnen de Alphense activerende aanpak vallen, voor zover deze nog niet in het lijstje van lid 1 staan. Tot slot kan het college maatwerk aanbieden, indien er op een bepaald moment geen geschikte voorzieningen zijn voor de belanghebbende.

Artikel 6 Inzet van de voorzieningen

In het eerste lid is het maatwerkprincipe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. In het tweede lid is het doel van de inzet van voorzieningen verwoord. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de aangegeven (tussen)doelen, met als eindbestemming de duurzame arbeidsparticipatie.

Het blijft overigens een ‘kan’-bepaling, omdat het maatwerkprincipe voorop staat

Artikel 7 Combinatie arbeid en zorg

Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijk verminderde belastbaarheid. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ). Daaraan wordt in artikel 7 van deze verordening toegevoegd dat het college bij de invulling van het werkleeraanbod de situatie van de alleenstaande ouder betrekt, ongeacht de leeftijd van het kind. Evt. kosten voor kinderopvang die niet toereikend door voorliggende voorzieningen worden gecompenseerd, kunnen op grond van artikel 15 worden vergoed en ten laste van het participatiebudget worden gebracht.

Artikel 8 Gehandicapten

De gehandicapte jongeren nemen eveneens een bijzondere positie in binnen de WIJ. Voor deze groep jongeren met een medische beperking is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal het college beoordelen welk aanbod past bij de jongere met inachtneming van zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot mogelijkheden. Is arbeidsinschakeling in het geheel (nog) niet aan de orde, dan brengt artikel 17, tweede lid, WIJ met zich mee dat (tijdelijk) geen werkleeraanbod wordt gedaan. Er bestaat gedurende die periode wel aanspraak op inkomensvoorziening. Zodra de belemmeringen zijn opgeheven, dient een gericht werkleeraanbod te worden gedaan.

Artikel 9 Uitvoering door derden

In artikel 11, vierde lid van de WIJ is bepaald dat het college de uitvoering van de WIJ, behoudens het vaststellen van de rechten en plichten en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden, door derden kan laten verrichten. De genoemde vaststelling kan wel worden gemandateerd aan bestuursorganen. Er zijn in de WIJ geen wettelijke belemmeringen opgeworpen om de feitelijke werkzaamheden m.b.t. de uitvoering van het werkleeraanbod of de inrichting van het werkleeraanbod in handen te stellen van derden, zoals opleidingsinstituten en re-integratiebedrijven. Binnen de beleidskaders die de gemeenteraad vaststelt kan het college nadere afspraken maken met deze derden.

Artikel 10 Verplichtingen van de jongere

In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (zie de artikelen 44 en 45 WIJ). Daaraan is toegevoegd dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die in concreto aan een voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen. Zo kan bepaald worden dat een jongere gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Artikel 11 Verzuim- en spoedcontrole

Dit artikel maakt het mogelijk om een verzuim- en/of spoedcontrole uitvoert bij ziekmelding van de jongere of bij niet gemelde afwezigheid. Indien het verzuim niet terecht is, kan er een lik-op-stukbeleid gevoerd worden. Indien het verzuim wel terecht is, kan onmiddellijk gekeken worden hoe de jongere verder begeleid wordt.

Artikel 12 Intrekking werkleeraanbod

Dit artikel vormt een herhaling van artikel 21 WIJ. De meerwaarde van opname van deze bepaling in de verordening werkleeraanbod is gelegen in de overweging dat intrekking van het werkleeraanbod complementair is aan het voeren van beleid m.b.t. de invulling het werkleeraanbod. Daar waar het recht op werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ. Met betrekking tot intrekking van het werkleeraanbod in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het is niet aan de gemeenteraad om daarover voorschriften te geven, niettemin dient het intrekken van het werkleeraanbod met terughoudendheid plaats te vinden. Intrekking is in wezen slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen tegenover andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijv. ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een werk/leerplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening. Het verdient aanbeveling als het college bij de invulling van het gemeentelijk beleid met deze kaders rekening houdt en slechts tot intrekking besluit nadat de individuele situatie zorgvuldig afgewogen is.

Artikel 13 Budgetplafonds

De gemeente kan een verdeling maken van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan of de begroting gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om geen werkleeraanbod te doen. De verplichting daartoe is immers vastgelegd in artikel 13, eerste lid WIJ. Wel kan de invulling van het werkleeraanbod beïnvloed worden door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer dan dient te worden nagegaan welke andere instrumenten beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken om tot duurzame arbeidsparticipatie te komen.

Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen.

Artikel 14 Loonkostensubsidies

Het werkleeraanbod kan worden ingevuld met gesubsidieerde arbeid. Dit wordt ook als voorziening worden aangemerkt. Voor het verstrekken van een subsidie is een wettelijke grondslag vereist (art. 4:23, eerste lid Awb). Om die reden is een specifiek artikel opgenomen dat deze grondslag biedt.

Voor de uitvoering van de loonkostensubsidie is dezelfde basis gebruikt als bij de WWB, zodat dit voor werkgevers niet verwarrend is.

Artikel 15 Vergoeding noodzakelijke kosten

In het Uitvoeringsbesluit Re-integratie WWB 2009 is de vergoeding van noodzakelijke kosten die horen bij een traject uitgebreid opgenomen.

Aangezien het voor jongeren net zo noodzakelijk is om aan het werk te komen als voor WWB-gerechtigden, is het artikel uit het Uitvoeringsbesluit 2009 overgenomen.