Verordening op de speelautomatenhallen Alphen aan den Rijn 2021

Geldend van 01-04-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening op de speelautomatenhallen Alphen aan den Rijn 2021

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Gelet op de artikelen 1 en 30c, lid 1 onder b, en lid 2 van de Wet op de kansspelen, het Speelautomatenbesluit 2000 en artikel 149 van de Gemeentewet;

B E S L U I T vast te stellen de:

Verordening op de speelautomatenhallen Alphen aan den Rijn 2021

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de kansspelen;

b. Speelautomatenbesluit: KB van 23 mei 2000, Stb. 224, houdende regels ter uitvoering van titel Va van de wet, zoals gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 2001, 415;

c. speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

d. behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan:

- het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen;

- het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spellen verkregen wordt;

e. kansspelautomaat: een speelautomaat die geen behendigheidsautomaat is;

f. speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de wet;

g. exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;

h. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een speelautomatenhal en die niet tevens als exploitant van de speelautomatenhal optreedt of optreden;

i. nadere regels: de door de burgemeester te stellen nadere regels, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze verordening;

j. weg: weg conform de Wegenverkeerswet 1994, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

k. college: het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn;

l. burgemeester: de burgemeester van Alphen aan den Rijn.

Hoofdstuk II Bepalingen ten aanzien van een speelautomatenhal en de exploitatievergunning

Artikel 2 Exploitatievergunning algemeen

1. Het is verboden zonder exploitatievergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

2. Het is verboden de speelautomatenhal voor het publiek geopend te hebben als in het bedrijf geen beheerder aanwezig is die:

a. in een aanhangsel bij de exploitatievergunning voor de betreffende speelautomatenhal vermeld staat.

b. wiens bijschrijving op grond van artikel 10 van deze verordening is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist;

3. Het is verboden de speelautomatenhal voor het publiek geopend te hebben als in het bedrijf een persoon als beheerder optreedt wiens bijschrijving op grond van artikel 10 van deze verordening is geweigerd.

4. Het is de exploitant en beheerder verboden bezoekers in de speelautomatenhal toe te laten: op maandag tot en met zondag tussen 01:30 uur en 06:00 uur.

5. De burgemeester kan uitsluitend voor maximaal 2 speelautomatenhallen een exploitatievergunning verlenen.

6. Op de exploitatievergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

7. Naast de in het eerste lid van dit artikel bedoelde vergunning, is voor het mogen hebben van speelautomaten in een speelautomatenhal een aanwezigheidsvergunning vereist.

Artikel 3 Indieningsvereisten aanvraag exploitatievergunning en nadere regels

1. De exploitant dient de exploitatievergunning aan te vragen onder overlegging van:

a. een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld;

b. het adres en de kadastrale gegevens van de beoogde locatie, inclusief een verklaring waaruit blijkt dat degene gerechtigd is over de ruimte te beschikken;

c. een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant dan wel, indien de exploitant een rechtspersoon is, van degene(n) die de onderneming krachtens de statuten vertegenwoordigt(en) en van de beheerder(s), alsook een verklaring omtrent gedrag van de rechtspersoon;

d. de personalia van de aanvrager tevens exploitant en de naam en de geboortedatum van de beheerder(s);

e. een volledig ingevuld en ondertekend landelijk beschikbaar vragenformulier in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob);

2. De burgemeester is bevoegd nadere regels te stellen ten aanzien van onder andere:

a. de indieningsvereisten voor een aanvraag voor een exploitatievergunning;

b. de procedure voor vergunningverlening, waarmee aan gegadigden voor de exploitatievergunning ruimte wordt geboden om naar de exploitatievergunning mee te dingen, waartoe in ieder geval behoren: de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria.

Artikel 4 Openbare kennisgeving

1. De burgemeester, en het college met het oog op de eventueel vereiste omgevingsvergunning, maken voorafgaand aan de aanvraagfase openbaar bekend dat én hoeveel schaarse exploitatievergunningen beschikbaar komen.

2. De openbare kennisgeving vindt plaats in digitale vorm op de gemeentelijke website www.alphenaandenrijn.nl en in het elektronische Gemeenteblad op www.overheid.nl

Artikel 5 Beslistermijn

1. De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij/zij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen.

2. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd.

Artikel 6 Gebruik en voorschriften exploitatievergunning

1. De exploitatievergunning kan uitsluitend worden gesteld op naam van de exploitant en is niet overdraagbaar.

2. De exploitatievergunning kan worden verleend:

a. voor ten hoogste 15 jaar;

b. voor ten hoogste 200 kansspelautomaten in de speelautomatenhal en;

c. voor ten hoogste 250 spelersplaatsen in de speelautomatenhal.

3. In het aanhangsel bij de exploitatievergunning wordt(en) de naam(namen) van de beheerder(s) vermeld.

4. Aan de exploitatievergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op:

a. de opening- en sluitingstijden van de speelautomatenhal;

b. het toezicht in de speelautomatenhal;

c. het toegangsregime en de toegangsregistratie in de speelautomatenhal;

d. het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld, alsook het totaal aantal spelersplaatsen bij volledige bezetting van de speelautomaten;

e. de exploitatie van de hal;

f. voorschriften en beperkingen om overlast vanuit en rondom de speelautomatenhal te voorkomen;

g. de wijze waarop de exploitant gokverslaving dient te voorkomen en bestrijden.

3. De burgemeester vermeldt in een aanhangsel bij de exploitatievergunning de beheerders, zoals bedoeld in artikel 1, onder h, van deze verordening.

Artikel 7 Weigeringsgronden

1. De exploitatievergunning wordt geweigerd, indien:

a. het maximaal aantal af te geven exploitatievergunningen voor speelautomatenhallen is verleend;

b. de speelautomatenhal niet rechtstreeks vanaf de weg voor het publiek toegankelijk is;

c. de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt;

e. de exploitant of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is ingesteld over een of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek;

f. door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, waarvan in ieder geval sprake is als de speelautomatenhal zich bevindt binnen een loopafstand van 350 meter van een school voor voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs;

g. er gegronde vrees is dat het verlenen van de exploitatievergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid;

h. bij weigering van de verklaring omtrent gedrag van de rechtspersoon of van een natuurlijk persoon, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 onder c, van deze verordening;

i. in het geval en onder voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob);

j. de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel een geldende Beheerverordening;

k. de aanvraag is ingediend buiten de in artikel 4 van deze verordening bedoelde open gestelde aanvraagfase.

2. De burgemeester kan de exploitatievergunning weigeren, als de aanvraag naar het oordeel van de burgemeester een onvoldoende score heeft op basis van de criteria in de Nadere regels, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 onder b, van deze verordening.

3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, zoals opgenomen in het eerste lid, onder c, van dit artikel, tot een leeftijd van 21 jaar.

Artikel 8 Intrekkingsgronden exploitatievergunning

De burgemeester kan de exploitatievergunning intrekken:

a. indien blijkt dat de exploitatievergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

b. indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de exploitatievergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder f, van deze verordening;

c. indien gehandeld wordt in strijd met de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften en/of beperkingen;

d. indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden wordt onderbroken;

e. indien de exploitant of beheerder van de speelautomatenhal strafbare feiten pleegt in de inrichting, of toestaat of gedoogt dat in zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd.

Artikel 9 Wijzigingen in exploitatie en vervallen exploitatievergunning van rechtswege

1. Indien een overeenkomstig artikel 6, derde lid, in het aanhangsel bij de exploitatievergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de exploitant onder overlegging van de in artikel 3, onder c en d, genoemde bescheiden hiervan melding te doen overeenkomstig artikel 10 binnen twee weken nadat de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonden.

2. De exploitatievergunning vervalt indien van het verlies van de in het eerste lid bedoelde hoedanigheid van beheerder geen melding is gedaan overeenkomstig artikel 10 binnen negen weken na het verlies van deze hoedanigheid.

3. Indien een exploitant komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen twaalf weken een nieuwe exploitatievergunning te worden aangevraagd.

4. Zolang op een op basis van het derde lid tijdig ingediende aanvraag niet is beslist, is ongewijzigde voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.

Artikel 10 Wijziging beheerder

1 Een exploitant meldt aan de burgemeester:

a. een persoon als beheerder te laten schrappen in het aanhangsel bij de exploitatievergunning, als een overeenkomstig artikel 6, derde lid, in dit aanhangsel vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren;

b. een persoon als beheerder toe te voegen in het aanhangsel bij de exploitatievergunning, onder overlegging van de in artikel 3, onder c en d, genoemde bescheiden binnen twee weken nadat de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonden.

2 Deze melding geldt als aanvraag tot wijziging van het aanhangsel.

3 De burgemeester bevestigt onverwijld schriftelijk of elektronisch de ontvangst van de aanvraag.

4 De aanvraag wordt ingediend op het aanvraagformulier, dat daarvoor op grond van artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht door de burgemeester is vastgesteld.

5 De burgemeester weigert de wijziging van het aanhangsel:

a. indien zich voor de bij te schrijven persoon bedoeld in het eerste lid, een overeenkomstig van toepassing zijnde weigeringsgrond voordoet, zoals opgenomen in artikel 7, lid 1 onder c, e of h, van deze verordening.

b. in het geval en onder de voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 11 Sluiting speelautomatenhal

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van deze verordening kan de burgemeester, indien het belang van de openbare orde en veiligheid dat naar zijn/haar oordeel vereist, de sluiting bevelen van een speelautomatenhal.

2. Indien de in het eerste lid genoemde belangen de sluiting naar zijn/haar oordeel niet langer vereisen, heft de burgemeester de sluiting op.

Artikel 12 Bevoegd orgaan

Indien de speelautomatenhal niet in een voor publiek toegankelijk gebouw is gevestigd, worden de in dit hoofdstuk aan de burgemeester toegekende bevoegdheden uitgeoefend door het college.

Hoofdstuk III Handhaving en strafbepaling

Artikel 13 Overtreding

Overtreding van artikel 2 van deze verordening en van de krachtens dat artikel gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 14 Toezicht

Naast de opsporing van de in artikel 13 van deze verordening strafbaar gestelde feiten door de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, zijn met het toezicht op de naleving van het bij deze verordening bepaalde belast de bij besluit van de burgemeester aan te wijzen personen, ieder voor zover het feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 15 Betreden van plaatsen

Indien de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, is artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot het betreden van plaatsen van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

1. De Verordening speelautomatenhallen Alphen aan den Rijn 2015, vastgesteld op 17 december 2015, wordt ingetrokken op de in artikel 18 van deze verordening bedoelde datum.

2. De op grond van de in het eerste lid genoemde verordening verleende vergunningen blijven van kracht totdat deze door afloop van de tijdsperiode waarvoor deze zijn verleend, zijn verlopen.

3. Voor bestaande speelautomatenhallen, waarvoor een exploitatievergunning is verleend vóór het inwerking treden van deze verordening wordt, na afloop van de geldigheidstermijn van de exploitatievergunning hiervoor zoals bedoeld in het tweede lid, nog éénmalig een exploitatievergunning verleend voor een vaste periode van 15 jaar, waarbij de procedure van openbare kennisgeving volgens artikel 4 van deze verordening en de Nadere regels inzake mededinging op basis van artikel 3, lid 2, van deze verordening niet worden toegepast.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening op de speelautomatenhallen Alphen aan den Rijn 2021.

Artikel 18 Inwerkingtreden

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgende op de dag van de bekendmaking ervan.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 18 februari 2021,

De griffier, de voorzitter.

Toelichting Verordening op de speelautomatenhallen Alphen aan den Rijn 2021

Algemene toelichting

Inleiding

Op 1 juni 2000 is de gewijzigde titel VA (Speelautomaten) van de Wet op de kansspelen en het gewijzigde Speelautomatenbesluit in werking getreden (Stb. 2000, 224).

Het betreft wijziging van de op 1 december 1986 in werking getreden wet van 13 november 1985, inhoudende de herziening van de Wet op de kansspelen. Hierbij werd in 1986, zij het gereguleerd, de geld uitkerende speelautomaat (kansspelautomaat) mogelijk gemaakt.

Al vrij snel na de herziening in 1986 is geconstateerd dat het nagestreefde evenwicht tussen het belang van de bescherming van de kwetsbaren en het belang van voorkoming van de illegaliteit steeds meer onder druk is komen te staan. In december 1993 heeft de minister van Economische Zaken de Notitie Speelautomatenbeleid uitgebracht. Een van de conclusies was dat de regelgeving moest worden aangepast. Bij een aantal uitwerkingen van deze notitie werd vermeld dat er advies diende te worden gevraagd aan de in te stellen Commissie kansspelautomaten. In maart 1994 werd de commissie geïnstalleerd en in maart 1995 heeft ze een veertiental concrete aanbevelingen gedaan. Vervolgens heeft het kabinet met de Nota “Kansspelen herijkt” een beleidsnota aan de Tweede Kamer voorgelegd waarin de toekomst van het kansspelbeleid werd vastgelegd. Naar aanleiding van zowel de notitie als de nota ontstond de noodzaak om de Wet op de kansspelen ingrijpend te wijzigen. De belangrijkste redenen voor deze wijziging zijn het voorkomen en tegengaan van illegaliteit en criminaliteit.

De belangrijkste wijzigingen zijn:

- onderscheid tussen hoog- en laagdrempelige inrichtingen vastgelegd in de wet;

- begrip samengestelde inrichting vastgelegd in de wet;

- opstelplaatsenbeleid kansspelautomaten (maximaal 2) vastgelegd in de wet;

- verplichting gemeentelijke verordening waarin bepaalde zaken moeten (en andere zaken kunnen) worden geregeld;

- productdifferentiatie in speelautomatenhallen;

- leeftijdsgrens voor spelen op kansspelautomaten verhoogd naar 18 jaar;

- zedelijkheidseisen en kennis van de gokverslaving vereist (bij hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen).

Speelautomatenhal

De gemeentelijke wetgever bezit op grond van artikel 30c, tweede lid van de wet de vrijheid om bij verordening te bepalen of, en zo ja hoeveel, speelautomatenhallen krachtens een exploitatievergunning van de burgemeester in een inrichting zoals bedoeld in het eerste lid onder b van dat artikel zijn toegelaten. Zou de gemeenteraad geen gebruik wensen te maken van de verordenende bevoegdheid dan heeft dit tot gevolg dat de burgemeester voor de vestiging en exploitatie van een speelautomatenhal geen vergunning kan verlenen. Deze beslissing komt in feite neer op een algeheel verbod tot het exploiteren van speelautomatenhallen. De hogere wetgever laat de gemeenteraad hierin vrij. In de gemeente Alphen aan den Rijn is er voor gekozen om maximaal twee speelautomatenhallen toe te staan.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de vergunning die noodzakelijk is om een speelautomatenhal te mogen vestigen en exploiteren (exploitatievergunning) en de vergunning die noodzakelijk is om een of meer speelautomaten in een inrichting aanwezig te mogen hebben (de aanwezigheidsvergunning).

Als de exploitatie van een pand als speelautomatenhal in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, is hiervoor een omgevingsvergunning nodig op basis van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Sinds de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2927) en 27 september 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2611), is geldende rechtspraak dat het bestuur om gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de exploitatievergunning, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria. Dat geldt ook voor een eventueel nodige omgevingsvergunning, als het gebruik van een (beoogd) pand als speelautomatenhal in strijd is met het geldende bestemmingsplan en de hiervoor van belang zijnde ruimtelijke criteria.

Het bevoegde bestuursorgaan moet hierover tijdig voorafgaand aan de start van de aanvraagprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken via een zodanig medium dat potentiële gegadigden daarvan kennis kunnen nemen. De verordening is aan die rechtspraak aangepast.

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting artikel 1 Begripsbepalingen

Verwezen wordt naar omschrijvingen uit de Wet op de kansspelen. De omschrijving van het begrip speelautomaat wordt ook gegeven in artikel 30 van de wet en wordt alleen voor de duidelijkheid in deze verordening opgenomen. Aan de omschrijvingen is toegevoegd het begrip ‘nadere regels’. Daaraan is behoefte omdat gezien voornoemde rechtspraak een procedure moet worden ingericht om mededinging mogelijk te maken voor een beschikbaar komende/gekomen exploitatievergunning. Een dergelijke procedure is bedoeld voor de uiteindelijk te verlenen beschikking en die kan, afhankelijk van de omstandigheden van dat moment, verschillen terwijl een verordening een regeling voor herhaalde toepassing is. Bovendien gaat het om voorschriften die van een meer gedetailleerd niveau zijn dan voorschriften in een verordening. Om de kader stellende bevoegdheid van de gemeenteraad zo veel als mogelijk tot uitdrukking te laten komen zijn de kaders in de verordening opgenomen. Door de burgemeester kunnen nadere regels worden gesteld, voor zover dit binnen het kader van deze verordening past.

Toelichting artikel 2 Exploitatievergunning algemeen

De burgemeester kan volgens de Wet op de kansspelen slechts een vergunning voor de vestiging en exploitatie van een speelautomatenhal afgeven indien daartoe door de gemeenteraad een verordening is vastgesteld. Dit houdt ook de bevoegdheid in om het aantal speelautomatenhallen te beperken tot een bepaald maximum. Het motief dat aan het vergunningvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder om de leef- en woonsituatie, te beschermen. Bij de weigeringsgronden wordt hierop nader ingegaan. Bij de vaststelling van de verordening kan de gemeenteraad niet concreet benoemen voor welk pand een exploitatievergunning kan worden verleend. Dit is een exclusieve bevoegdheid van de burgemeester en bovendien moet worden gewaarborgd dat door geïnteresseerden kan worden meegedongen naar een beschikbaar gekomen exploitatievergunning.

In het tweede lid is opgenomen, dat de namen van de beheerders, die niet als exploitant optreden, worden vermeld op een aanhangsel bij de exploitatievergunning en niet (meer) op de exploitatievergunning zelf. Hiermee is aangesloten bij de regeling, die een aantal jaren geleden in de landelijke Drank- en Horecawet is ingevoerd. De regeling noodzaakt tot het vaststellen van lid 3 van dit artikel. Hierin is opgenomen dat een speelautomatenhal niet open mag zijn voor publiek, als daarin een beheerder optreedt waarvoor eerder de bijschrijving op het aanhangsel bij de betreffende exploitatievergunning is geweigerd, b.v. bij de aanwezigheid van justitiële antecedenten.

Uit de rechtspraak blijkt dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leef- en woonklimaat. In dat kader kan rekening worden gehouden met het karakter van de wijk waarin de speelautomatenhal zal komen te liggen en de andere openbare inrichtingen die in de betreffende wijk zijn gelegen en al invloed hebben op het leef- en woonklimaat van de omgeving. Een optimale locatie trekt het juiste publiek en beperkt de risico’s op verslaving en problemen op het gebied van veiligheid en openbare orde.

De Wet op de kansspelen schrijft voor dat bij verordening het aantal kansspelautomaten dat per speelautomatenhal geplaatst mag worden moet worden vastgelegd. Gezien de rechtspraak en de Dienstenwet mag een exploitatievergunning alleen voor bepaalde tijd worden afgegeven. De exploitatievergunning wordt daarom voor ten hoogste vijftien jaar verleend. De termijn van vijftien jaar wordt voldoende geacht om de eventueel nodige investeringen rendabel te kunnen maken. Na afloop van deze termijn dient voor een vergunning de procedure opnieuw te worden doorlopen.

De in het zevende lid genoemde aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten vloeit voort uit artikel 30, lid 1 onder b, van de Wet op de kansspelen.

Toelichting artikel 3 Indieningsvereisten aanvraag exploitatievergunning en nadere regels

Op het indienen van een aanvraag voor een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Een aanvraag moet vergezeld gaan van alle gegevens die nodig zijn om een aanvraag te kunnen beoordelen. De burgemeester kan nadere eisen stellen omtrent deze gegevens en kan ook nadere regels stellen over de procedure voor vergunningverlening.

Artikel 3, eerste lid benoemt de indieningsvereisten voor de aanvraag van de exploitatievergunning. Al de genoemde informatie en de bijbehorende documenten dienen te worden gevoegd bij de aanvraag om tot een complete aanvraag te komen.

De indieningsvereisten sub a. en sub b. hebben betrekking op de locatie en de inrichting. De plattegrond van de totale inrichting van de speelautomatenhal zal deel uitmaken van de exploitatievergunning.

Het is van belang dat de aanvrager over de beoogde locatie voor de exploitatie kan beschikken. De bescheiden die moeten worden overgelegd zijn afhankelijk van de concrete situatie die zich voordoet. De bedoelde verklaring kan bijvoorbeeld een huurcontract zijn waaruit de beschikkingsbevoegdheid blijkt. Het kan ook een recht van koop voor een bepaald pand zijn, bijvoorbeeld onder de voorwaarde dat een exploitatievergunning en de eventueel vereiste omgevingsvergunning wordt verkregen.

De indieningsvereisten sub c. tot en met sub e. betreffen de persoon van de exploitant en/of beheerder(s) en de eventuele rechtspersoon.

De exploitant (ondernemer) kan tevens de eigenaar en beheerder zijn maar het is ook mogelijk dat deze hoedanigheden niet samenvallen. Het indieningsvereiste sub d. heeft een bredere strekking dan alleen de persoon van de aanvrager. Het indieningsvereiste sub e. waarborgt dat er een integriteitstoets kan plaatsvinden in het kader van de Wet Bibob.

Bij de indieningsvereisten sub f. is het document ’Plan preventie gokverslaving’ bedoeld met daarin een beschrijving van de wijze waarop kansspelverslaving wordt beoogd te worden voorkomen.

Bij sub g. is het document ‘Plan van aanpak openbare orde en bijdrage leefbaarheid’ bedoeld met daarin een beschrijving van de beoogde aanpak van de leefbaarheid, veiligheid en openbare orde in de directe (woon)omgeving van de speelautomatenhal.

Tot slot betreft het indieningsvereiste sub h. een ondernemingsplan, met inbegrip van stukken, waaruit blijkt welk bedrag met de totale investering is gemoeid en een bewijs dat dit met voldoende zekerheden is afgedekt met een financiering, dan wel uit eigen middelen kan worden gefinancierd. Dit is passend gezien de doelstelling dat bij wordt gedragen aan de aantrekkelijkheid en de leefbaarheid van de wijk, hetgeen een bestendige exploitatie vereist.

De indieningsvereisten sub f., g., en h. kunnen door de burgemeester tevens worden gebruikt voor de vergelijking van de aanvragen. In de nadere regels, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel, kan de burgemeester daarover regels stellen met het oog op bijvoorbeeld die vergelijking.

Toelichting artikel 4 Openbare kennisgeving

Dit artikel bevat de basisuitgangspunten van transparantie en passende mate van openbaarheid bij het beschikbaar komen van een exploitatievergunning, die voortvloeien uit de Europese Dienstenrichtlijn en de landelijke Dienstenwet.

Toelichting artikel 5 Beslistermijn

In dit artikel wordt afgeweken van de beslistermijn van acht weken die de Algemene wet bestuursrecht stelt. In praktijk blijkt dat de procedure voor- en de beslissing over een aanvraag voor verlening van dit soort vergunningen in de meeste gevallen niet kan worden afgerond binnen acht weken. Dat is temeer het geval nu in de rechtspraak is voorgeschreven dat er een procedure moet worden gevoerd waarmee mededinging naar de exploitatievergunning mogelijk wordt gemaakt.

Mocht het onverhoopt niet mogelijk blijken om binnen de 12 weken een beslissing op een aanvraag te nemen, dan kan de beslistermijn van 12 weken worden verdaagd (verlengd).

Toelichting artikel 6 Gebruik en voorschriften exploitatievergunning

Aangegeven wordt over welke onderwerpen er in ieder geval voorschriften aan de exploitatievergunning verbonden worden. De burgemeester kan bepalen welke voorschriften daar in een concreet geval aan worden toegevoegd. Deze moeten passen binnen het kader en de doelstellingen van de wet en de verordening. De kaderstelling van de verordening mag wel aanvullend zijn aan de Wet op de kansspelen gezien artikel 121 Gemeentewet, maar mag niet met de hogere wet in strijd zijn gezien artikel 122 Gemeentewet.

Hierbij kan tevens worden opgemerkt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de hiervoor genoemde uitspraak van 2 november 2016 heeft overwogen: ‘De Wok en de daarop gebaseerde regelgeving, zoals de gemeentelijke verordening, strekken mede tot regulering van de markt voor kansspelen. Die regelgeving beoogt daarom niet alleen de consumenten te beschermen en gokverslaving tegen te gaan en daartoe beperkingen te stellen aan de mogelijkheid het publiek gelegenheid tot het kansspel te bieden, maar in het verlengde daarvan, ook om ondernemingen die actief zijn op de markt voor kansspelen een gelijke uitgangspositie te bieden bij de transparante verdeling van de aldus beperkte ruimte om deel te nemen aan die markt.’

Voorschriften en beperkingen met betrekking tot het aantal en het type kansspelautomaten zijn niet alleen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. In beginsel kunnen deze voorschriften en beperkingen ook worden gekoppeld aan de exploitatievergunning. Bij de vaststelling van het aantal toe te laten speelautomaten is gewicht toe te kennen aan de plaats en de wijze van exploitatie. Bij de vaststelling van de verhouding tussen kansspelautomaten zou ook betekenis kunnen worden toegekend aan de mogelijkheid van een rendabele exploitatie.

Op het moment van de behandeling in de gemeenteraad van deze verordening is slechts op twee locaties uitdrukkelijk een speelautomatenhal bestemmingsplan technisch toegestaan. Er moet dus rekening mee worden gehouden dat een aanvraag wordt ingediend voor een locatie waarop geen positieve bestemming voor een speelautomatenhal rust. Hierbij geldt dat het bevoegde gezag in het kader van de exploitatie- en aanwezigheidsvergunning, niet het bevoegde gezag is in het kader van de ruimtelijke ordening en dat de verschillende bevoegde gezagen ieder hun eigen inschatting dienen te maken binnen het betreffende kader van het geldende wettelijke regiem. De verschillende wettelijke regimes van de ruimtelijke ordening (de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening) en de Wet op de kansspelen kruisen hier elkaar.

De realiteit van de noodzaak van andere vergunningen die nodig zijn om de exploitatie mogelijk te maken – in dit geval de positieve bestemming die nodig is voor de exploitatie van de speelautomatenhal – mag de mededingingsruimte niet volledig uitsluiten.

Immers, in de meergenoemde uitspraak van 2 november 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak aangegeven (r.o. 8): “De verplichting om mededingingsruimte te bieden, kan worden beperkt door het wettelijk voorschrift dat in de schaarse vergunning voorziet, in dit geval de gemeentelijke verordening, of door de besluitvorming over andere vergunningen die op grond van wettelijke voorschriften voor het realiseren van de te vergunnen activiteit zijn vereist. Een zodanige beperking kan evenwel niet zover gaan dat iedere mededingingsruimte volledig wordt uitgesloten. Een eis die in ieder geval geldt, is dat het wettelijk voorschrift dat de mededingingsruimte beperkt, althans de geschiedenis van de totstandkoming daarvan, er blijk van geeft dat het belang van het bieden van mededingingsruimte is meegewogen.”

In de eerdergenoemde uitspraak van 27 september 2019 wordt onder meer het volgende overwogen (r.o. 10.2): “Nu in aansluiting op artikel 2.3.3.6, tweede lid, van APV ook artikel 4.3, aanhef en onder a, van de planregels en de motivering van de in bezwaar gehandhaafde besluiten er blijk van geven dat slechts op één locatie een speelautomatenhal zal worden vergund en bovendien via artikel 2.3.3.10, aanhef en onder f, van de APV een sterke verbondenheid is gecreëerd tussen de beide vergunningenregimes, dienen de uit de transparantieverplichting voortvloeiende eisen van openbaarheid die voor de burgemeester gelden bij de verdeling van de vrijvallende schaarse exploitatievergunning in dit geval tevens te gelden bij de procedure voor verlening van de omgevingsvergunning voor met het bestemmingsplan strijdig gebruik. Beide procedures dienen op elkaar te worden afgestemd. Dit betekent dat het college alvorens te beslissen over verlening van de voor vestiging van de speelautomatenhal benodigde omgevingsvergunning voorafgaand aan het begin van de aanvraagprocedure duidelijkheid moet bieden over de criteria aan de hand waarvan het bepaalt waar een speelautomatenhal in afwijking van het bestemmingsplan uit ruimtelijke overwegingen kan worden toegestaan”.

Daarom is een positieve bestemming geen voorwaarde voor het kunnen indienen van een ontvankelijke aanvraag voor een exploitatievergunning, maar zal de ondernemer voor de door hem beoogde locatie zo nodig wel een verzoek moeten indienen bij het wel bevoegde gezag. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om een positieve bestemming op de door hem beoogde locatie te verkrijgen bij het in het kader van de omgevingsvergunning bevoegde gezag.

In dit verband dient gewezen te worden op de mogelijkheden van ontheffing die het bestemmingsplan nogal eens biedt en het mogelijk gebruikmaken van bijvoorbeeld artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in overweging te nemen. Voor het geval naar het oordeel van de burgemeester voldoende aannemelijk is dat de strijdigheid met het bestemmingsplan niet zal kunnen worden opgeheven is de weigeringsgrond van artikel 7, onder j, aan de orde. Ook dit is een risico dat de ondernemer zal hebben te accepteren en dat inherent is aan de eisen die in de rechtspraak in meergenoemde uitspraken worden gesteld. Is de omgevingsvergunning verleend, maar is die nog niet onherroepelijk, dan is deze weigeringsgrond opgeheven. De ondernemer kan dan gebruik maken van de eventueel verleende exploitatievergunning. Er geldt in dat geval echter dat de ondernemer met het deelnemen aan de procedure tot het indienen van de aanvragen, aanvaardt dat dit gebruik maken van de exploitatievergunning volledig voor eigen rekening en risico is.

Toelichting artikel 7 Weigeringsgronden exploitatievergunning

Artikel 7, lid 1, bevat de weigeringsgronden die in ieder geval tot weigering van de aangevraagde exploitatievergunning moeten leiden. De toets door de burgemeester aan deze weigeringsgronden gaat vooraf aan de vergelijkende toets, voor het geval er meerdere aanvragen zijn ingediend en die voldoen aan de vereisten uit de verordening en die geen aanleiding tot weigering van de exploitatievergunning op grond van artikel 7, lid 1, opleveren.

Het vereiste onder b. dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Het vereiste dient tevens om te voorkomen dat in een achteraf lokaal van een ander gebouw een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn. Verwezen zij voorts naar de toegangseisen van het Speelautomatenbesluit (artikel 15).

De strekking van de weigeringsgrond in het eerste lid sub f. is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de speelautomatenhal. Voor de minimale loopafstand tot een school is aansluiting gezocht bij de minimale afstand tot een school van 350 meter, die gehanteerd wordt bij coffeeshops.

De loopafstand wordt gemeten vanaf de ingang van een speelautomatenhal tot de ingang van een school.

De rechtspraak op basis van artikel 30 van de Wet op de kansspelen wijst uit dat bij de beoordeling van een exploitatievergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het woon- en leefklimaat (de leefbaarheid).

Daarbij vormt de burgemeester geen oordeel over de inpasbaarheid van de speelautomatenhal vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Dat oordeel is in beginsel voorbehouden aan de raad. De burgemeester is tevens bevoegd in het kader van de vergelijkende toets de mate van inpasbaarheid vanuit het oogpunt van de leefbaarheid mee te wegen. Dit kan aan de orde komen in door de burgemeester te hanteren nadere regels.

In het bepaalde onder f. van het eerste lid komt tot uiting dat de exploitatievergunning dient te worden geweigerd wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een speelautomatenhal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. De strekking van deze weigeringsgrond is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.

De burgemeester heeft ten aanzien van deze weigeringsgrond een beoordelings- bevoegdheid. Daarbij houdt de burgemeester onder meer rekening met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvraag wordt de spanning waaraan het leef- en woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat, door o.m. de daar al aanwezige andere openbare inrichtingen, of bloot zal komen te staan betrokken.

Door de vestiging van een speelautomatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de winkelstraat. Ook ten aanzien van dit criterium vormt de burgemeester geen oordeel over de inpasbaarheid van de speelautomatenhal vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Dat oordeel is in beginsel voorbehouden aan de raad of het college (bij toepassing van artikel 2.12 van de Wabo). De burgemeester kan in het kader van de oordeelsvorming over de leefbaarheid wel met mogelijkheden en onmogelijkheden in dat kader rekening houden.

De burgemeester zal gemotiveerd een afweging dienen te maken indien deze weigeringsgrond zich naar het oordeel van de burgemeester voordoet. De weigeringsgrond ziet op de vraag of de leef- en woonsituatie op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Indien deze weigeringsgrond niet van toepassing wordt geoordeeld door de burgemeester, kan nog steeds sprake zijn van een nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie, hetgeen tevens een onvoldoende positieve bijdrage kan behelzen waarmee (tevens) in min of meer relatieve zin sprake is van nadelige beïnvloeding. Dit kan dan wel door de burgemeester worden meegewogen bij de vergelijking van de aanvragen, hetgeen in de Nadere regels kan worden bepaald.

De weigering van de aanvraag is op grond van onderdeel i ook mogelijk op basis van de Wet Bibob. Deze grond is dan ook opgenomen als weigeringsgrond voor de exploitatievergunning met het oog op deze integriteitstoets.

Met betrekking tot de weigeringsgrond van onderdeel j, strijdigheid met een geldend bestemmingsplan of geldende Beheerverordening, wordt verwezen naar de toelichting op artikel 6 betreffende dit ruimtelijk gerelateerde onderdeel.

De in onderdeel k opgenomen weigeringsgrond garandeert, dat aanvragen voor een exploitatievergunning alleen binnen de vooraf kenbaar gemaakte termijn kunnen worden ingediend, zodat de beoordeling hiervan tijdig- en op gelijkwaardige wijze kan plaatsvinden.

Het tweede lid bepaalt dat de burgemeester de exploitatievergunning kan weigeren indien de aanvraag naar het oordeel van de burgemeester een onvoldoende score heeft. Deze bepaling biedt de burgemeester de mogelijkheid een aanvraag te weigeren als naar het oordeel van de burgemeester de score van de ingediende aanvraag en de bijbehorende informatie zodanig onvoldoende is, dat de burgemeester een vergunning niet aanvaardbaar acht. In de nadere regels kan de burgemeester hier nadere eisen over stellen ter verduidelijking.

Toelichting artikel 8 Intrekkingsgronden

Sub a. en c. spreken voor zich. Onderbreking van de exploitatie (sub d.) voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, behoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan verbouwingen die langere tijd blijken te vereisen.

Met betrekking tot de in sub b. genoemde intrekkingsgrond (intrekking in verband met gewijzigde omstandigheden of inzichten) kan worden opgemerkt dat bij gebruikmaking daarvan de motivering aan zware eisen dient te voldoen. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrokken ondernemer doorgaans geen invloed kan uitoefenen. Voorts mag hij er op vertrouwen dat een aan hem verleende vergunning normaal gesproken in stand blijft temeer gelet op de financiële consequenties.

Sub e. heeft betrekking op het voorkomen van strafbare feiten van zowel personen in de speelautomatenhal, alsook van diegene die de leiding hebben. Deze feiten kunnen een gevaar opleveren voor de openbare orde en veiligheid of een bedreiging vormen voor het leef- of woonklimaat in de omgeving van de speelautomatenhal.

Toelichting artikel 9 Wijzigingen in exploitatie en van rechtswege vervallen exploitatievergunning

Leden 1 en 2: Indien een exploitant de beheerder verliest, door overlijden of vertrek, behoeft de ondernemer de bedrijfsuitoefening niet te staken indien binnen de aangegeven termijn hiervan melding wordt gedaan overeenkomstig artikel 10. Het vervallen van de bestaande vergunning van rechtswege betekent dat belanghebbenden hiertegen geen bezwaar of beroep kunnen aantekenen aangezien van een beschikking in de zin van de Awb geen sprake is. Het verdient aanbeveling schriftelijk mededeling te doen van de constatering, dat niet meer wordt voldaan aan de eisen die aan een beheerder worden gesteld. Daarbij kan er op gewezen worden dat een situatie dreigt waardoor de vergunning kan vervallen.

De in het tweede lid opgenomen termijn van 9 weken voor het vervallen van de vergunning van rechtswege wordt voldoende geacht, mede gelet op de nodige tijd voor het verkrijgen van de verklaring omtrent gedrag voor een nieuwe beheerder.

Leden 3-4: Het derde lid van dit artikel beoogt aan de erfgenamen bij overlijden van een exploitant enig respijt te geven om zich te beraden over de al dan niet voortzetting van het bedrijf. Ingevolge het bepaalde in artikel 6 is de vergunning niet overdraagbaar en dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan behoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.

Bij overlijden van de exploitant geldt eveneens dat de ongewijzigde bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag.

Toelichting artikel 10 Wijziging beheerder

Voor de wijziging van een beheerder is aangesloten bij de regeling, die een aantal jaren geleden in de artikelen 24, 29 en 30a van de Drank- en Horecawet is ingevoegd. Op het aanhangsel bij de exploitatievergunning worden alleen beheerders vermeld, die niet tevens exploitant zijn of als rechtsgeldige vertegenwoordiger (bestuurder) van de exploitant optreden. De namen van de laatst genoemden worden immers op de exploitatievergunning zelf opgenomen.

Bij de weigeringsgronden voor het bijschrijven van een beheerder op het aanhangsel bij de exploitatievergunning, is aansluiting gezocht bij de weigeringsgronden van artikel 7.

Toelichting artikel 11 Sluiting speelautomatenhal

De bevoegdheid van de burgemeester om een speelautomatenhal (tijdelijk) te sluiten is gebaseerd op de artikelen 125, lid 3 en 174 van de Gemeentewet.

Toelichting artikel 12 Bevoegd orgaan

Als het gaat om een speelautomatenhal in een niet voor het publiek toegankelijk gebouw, dan is, mede gelet op het bepaalde in de artikelen 160, lid 1 onder b, en 174 van de Gemeentewet, niet de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan maar het college van burgemeester en wethouders. De in artikelen 174, leden 1 en 3 van de Gemeentewet exclusief aan de burgemeester toegekende bevoegdheid voor publiek toegankelijke gebouwen en erven is te beschouwen als een uitzondering op de hoofdregel van artikel 160, lid 1 onder b, van de Gemeentewet, waarbij de uitvoering van raadsbesluiten zoals verordeningen, aan het college van B&W is opgedragen en niet aan de burgemeester.

Toelichting artikel 13 Overtreding

Dit artikel betreft de strafbaarstelling van de overtreding van enig artikel van deze verordening en van de krachtens deze verordening gegeven voorschriften. Deze overtreding wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Op basis van artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet is de tweede categorie de hoogst toelaatbare in een gemeentelijke verordening. De maximale hoogte van de boete voor deze categorie is opgenomen in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht. Het maximum van de tweede categorie bedraagt € 4350,- (per 1 januari 2020), maar dat maximumbedrag per categorie wordt periodiek geïndexeerd.

De bovengenoemde strafrechtelijke handhaving dient onderscheiden te worden van de publiekrechtelijke handhaving van bestuursdwang en dwangsom, waarvoor regels zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de landelijke Algemene wet bestuursrecht. Voor de publiekrechtelijke sluiting van een speelautomatenhal in het belang van de openbare orde- en veiligheid, wordt verwezen naar artikel 11 van deze verordening.

Toelichting artikel 14 Toezicht

In artikel 5:11 van de Awb wordt de mogelijkheid toegekend om in een verordening de bevoegdheid op te nemen om ambtenaren aan te wijzen, die met het toezicht op de naleving daarvan worden belast voor zover het feiten betreft die in het aanwijzingsbesluit van de betreffende ambtenaren zijn opgenomen.

De ambtenaren genoemd in artikel 14 van deze verordening zijn bevoegd tot het verlangen van de noodzakelijke inlichtingen en inzage van stukken voor zover zulks redelijkerwijs voor de vervulling van de taak nodig is.

Toelichting artikel 15 Betreden van plaatsen

Ambtenaren die belast zijn met handhaving, toezicht en/ of opsporing van overtredingen in verband met deze verordening zijn, mede gelet op artikel 5:15 van de Awb, bevoegd om de speelautomatenhal te betreden. Het artikel bevat de verplichting voor de ondernemer om betreding van de speelautomatenhal door deze ambtenaren toe te staan.

Toelichting artikel 16 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Dit artikel regelt de intrekking van de oude verordening en tevens de overgangsbepalingen. Met het oog op de gevestigde rechten van de twee nu bestaande- en ook vergunde locaties.

De in het tweede lid opgenomen bepaling heeft betrekking op de voor de bestaande speelautomatenhallen verleende vergunningen, die geldig blijven tot het einde van hun looptijd, ook al is dit tijdstip gelegen ná het in werking treden van deze verordening.

De in het derde lid opgenomen overgangsbepaling van 15 jaar heeft betrekking op een éénmalige overgangstermijn voor de exploitatievergunning voor de bestaande twee vergunde speelautomatenhallen. Deze voorziet in het nog éénmaal mogen voorzetten van deze exploitatie, zonder dat de afgelopen vergunning bekend gemaakt hoeft te worden, zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening, en andere gegadigden kunnen meedingen voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal volgens de Nadere regels inzake mededinging op basis van artikel 3, lid 2, van deze verordening.

De termijn wordt voldoende geacht met het oog op de gevestigde rechten van de exploitanten van de twee nu vergunde speelautomatenhallen. Ook uit het op grond van het in opdracht van de gemeente Amsterdam opgestelde rapport “Gokken met beleid” komt naar voren dat een éénmalige overgangstermijn van 15 jaar voldoende is. Een “blinde” verlenging van de nu geldende vergunning met 15 jaar, zonder dat daarvoor een aanvraag wordt ingediend na afloop van de geldigheidstermijn wordt onwenselijk geacht.

Niet alleen zouden de huidige exploitanten zonder de nieuwe verordening na deze termijn sowieso ook een aanvraag hebben moeten indienen voor een nieuwe vergunning, ook bestaat hiermee niet meer de mogelijkheid om aan de nieuwe vergunning voor de betreffende 15 jaar actuele voorschriften te verbinden. Daarnaast wordt de kans op succes bij een bezwaar- of beroepsprocedure van een derde-belanghebbende (concurrent) tegen een verleende exploitatievergunning op basis van deze bepaling gering geacht. Dit, omdat de huidige twee locaties niet alleen positief bestemd zijn en alleen de huidige exploitanten over de betreffende ruimte kunnen beschikken, maar ook omdat voor de huidige exploitanten op de bestaande locaties in de afgelopen meerdere vergunde perioden van 5 jaar zich geen weigeringsgrond heeft voorgedaan.

Toelichting artikel 17 Citeertitel

In de citeertitel is de naam van de gemeente en het jaar van het vaststellen van de verordening opgenomen, zodat de regeling onderscheiden kan worden van gelijke verordeningen van andere gemeenten, alsook van de voorgaande verordening uit 2015.

Toelichting artikel 18 In werking treden

Dit artikel regelt het in werking treden van de nieuwe verordening. Er is in het kader van de overzichtelijkheid gekozen voor de eerste dag van de maand, volgende op de dag van de bekendmaking ervan. Daarmee wordt tevens bereikt, dat er een langere termijn dan 8 dagen kan zijn gelegen tussen de bekendmaking van de verordening en het in werking treden ervan. Als er niets anders in de verordening hierover is opgenomen, dan treedt de verordening op grond van artikel 142 van de Gemeentewet in werking op de 8e dag na de bekendmaking ervan.