Handhavingsbeleid permanente bewoning van recreatiewoningen

Geldend van 21-08-2009 t/m heden

Intitulé

Handhavingsbeleid permanente bewoning van recreatiewoningen

Voorstel aan de Raad

vergaderdatum:

voorstelnummer:

onderwerp: Voorstel tot het actualiseren van het handhavingsbeleid permanente bewoning van recreatiewoningen 1998.

datum voorstel: 16 november 2004

Inleiding

Bij brief van 11 november 2003 heeft Minister Dekker van VROM de Tweede Kamer geïnformeerd over het beleid voor permanente bewoning van recreatiewoningen. Aanleiding is de discussie over het oplossen van de langlopende problematiek rond de permanente bewoning van recreatieverblijven. In de betreffende brief is een voorstel gedaan om te komen tot een oplossing van deze lang slepende problematiek. Doel hiervan is om op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te bieden voor de op 31 oktober 2003 voorkomende situaties van onrechtmatige bewoning. Voor situaties van onrechtmatige bewoning die na 31 oktober 2003 ontstaan dient de gemeente terstond over te gaan tot actief handhavend optreden. De bedoeling is om vóór 31 december 2004 aan alle betrokken burgers duidelijkheid te verschaffen omtrent het gemeentelijk beleid voor hun situatie van permanente bewoning van recreatiewoningen.

Inhoudelijk

Minister Dekker van VROM, wil de gemeente meer ruimte bieden voor woningbouw in het buitengebied. Deze verruiming van het ruimtelijk beleid biedt gemeente meer mogelijkheden en door minister Dekker worden de volgende opties aangeboden;

  • -

    Legalisatie van het permanent wonen op een recreatieverblijf door de bestemming van recreatie om te zetten naar woonbestemming.

  • -

    Ingeval van gebruik van een recreatieverblijf voor permanent wonen, kan een persoonsgebonden beschikking worden afgegeven indien men kan aantonen dat men daar reeds geruime tijd permanent verblijft (dit zal nader worden uitgelegd).

  • -

    Voor de overige gevallen van permanente bewoning van recreatiewoning waarin niet wordt gekozen voor een bestemmingswijziging of voor een persoonsgebonden beschikking, dient de gemeente actief te handhaven.

Plan van aanpak permanente bewoning van recreatiewoningen van 1998.

De door de minister van VROM geboden keuzemogelijkheden/opties dienen te worden afgestemd met het reeds bestaande en nu van toepassing zijnde beleid “plan van aanpak permanente bewoning van recreatiewoningen van Alphen-Chaam” vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 1998/voorstelnummer 22-12-98.

Dit plan van aanpak permanente bewoning van recreatiewoningen komt kort gezegd op het volgende neer: De werkwijze van dit plan was om allereerst controles uit te voeren voor alle recreatiewoningen en op basis daarvan gegevens te verzamelen om na te gaan in welke gevallen er permanent wordt gewoond. De gegevens vanuit deze controles worden getoetst aan een peildatum. In het plan van aanpak is een peildatum genomen van 1 januari 1999 (het plan van aanpak is vastgesteld op 17 december 1998). Bij situaties van permanente bewoning die zijn ontstaan vóór 1 januari 1999, worden de navolgende termijnen voor beëindiging van permanente bewoning gehanteerd:

Duur bewoning overgangstermijn

Tot 1 jaar 0,5 jaar

1-3 jaar 1 jaar

3-5 jaar 2 jaar

langer dan 5 jaar gedogen bewoning door huidige bewoners

Voor situaties die na 1 januari 1999 zijn ontstaan, wordt een termijn van 4 maanden gehanteerd. Voor de gevallen waarin sprake is van permanente bewoning en geen beroep wordt gedaan op de overgangsregeling zal de gemeente er vanuit gaan dat de bewoning pas ná 1 januari 1999 is ontstaan. Dit met uitzondering van die gevallen waarin het o.g.v. de bij de gemeente bekende gegevens overduidelijk is dat de bewoning al langer heeft geduurd. Ter verduidelijking: De mensen die onder bovenstaand regime vallen krijgen dus eenpersoonsgebonden beschikking conform de termijn welk volgens bovenstaande tabel voor hun van toepassing is. Een dergelijke gedoogbeschikking geldt alleen voor de huidige bewoners. Wanneer de huidige bewoner met zijn gezin het verblijf verlaat, vervalt de gedoogstatus. Deze is dus niet overdraagbaar op een ander persoon. Dus ook al wordt bij een bewoningsduur van langer dan 5 jaar de bewoning door de huidige bewoning gedoogd, de recreatieve bestemming van het recreatieverblijf blijft hetzelfde.

Nieuwe mogelijkheden aangeboden door minister van VROM:

Zoals reeds is aangegeven biedt de minister van VROM aan de gemeenten enkele ruimere beleidsmogelijkheden voor de aanpak van permanente bewoning van recreatiewoningen. In het kort zijn dit:

  • 1.

    Legalisatie van de situatie door omzetting van de bestemming naar de woonbestemming.

  • 2.

    Verlenen van persoonsgebonden beschikkingen.

  • 3.

    Actief handhaven.

1. Legalisatie van de situatie door omzetting van de bestemming naar de woonbestemming

Mogelijkheid 1, die van bestemmingswijziging van recreatie naar wonen kan niet in alle gevallen. Indien de gemeente een bestemmingswijziging van recreatie naar wonen wil doorvoeren moeten enkele voorwaarden/eisen in acht te worden genomen:

1) Bouwtechnische eisen:Niet elk bouwwerk kan als woning bestempeld worden. Alleen bouwwerken die voldoen aan de technische eisen voor een woning kunnen als zodanig worden aangemerkt. Alle eventuele andere type recreatieverblijven die niet aan de bouwtechnische eisen voor een woning, zoals gesteld in het bouwbesluit (kunnen) voldoen, zijn ‘logiesverblijven’ welke niet gebruikt mogen worden voor permanente bewoning (b.v. stacaravans en houten huisjes).

2) Waardevolle gebieden: Bestemmingswijziging kan niet in waardevolle of kwetsbare gebieden. Gebieden die in de Nota Ruimte als waardevol en/of kwetsbaar worden aangemerkt zijn de Ecologische Hoofdstructuur, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natuurbeschermingswetgebieden, de huidige bufferzones en de in de Nota Ruimte nader te bepalen Nationale Landschappen.

Wat betekent dit voor de gemeente Alphen-Chaam.

Na inventarisatie bleek dat er van alle 76 individuele recreatiewoningen in de gemeente er in totaal 5 niet vielen in kwetsbare gebieden en dus eventueel in aanmerking zouden kunnen komen voor een bestemmingswijziging. De rest van de recreatiewoningen liggen in natuurgevoelige gebieden zoals de Groene Hoofdstructuur (GHS) dan wel de regionale, natuur en landschappelijke eenheid (RNLE), waardoor deze bij voorbaat al niet aanmerking komen voor een bestemmingswijziging.

Aan de Raad wordt voorgesteld om voor de 5 voor bestemmingswijziging in aanmerking komende gevallen geen gebruik te maken van de geboden mogelijkheid om de bestemming van recreatie naar wonen te veranderen. Dit in verband met volkshuisvestingsaspecten zoals verlies aan woningcontingent en daarnaast de langdurige procedures die bestemmingswijzigingen met zich meebrengen. Dit zal tot gevolg hebben dat indien er wordt geconstateerd dat er in één of meerdere van de 76 individuele woningen permanent wordt gewoond, een persoonsgebonden beschikking kan worden afgegeven in de gevallen die kunnen aantonen dat ze er vóór peildatum 1 januari 1999 wonen. In de gevallen die dat niet kunnen aantonen zal een actief handhavingstraject worden opgestart.

Recreatieparken/ complexen recreatiewoningen:

Minister Dekker van VROM biedt gemeenten de mogelijkheid om voor complexen van recreatiewoningen waar nu feitelijk in grote mate onrechtmatig wordt gewoond een bestemmingswijziging door te voeren (van recreatie naar wonen). Om hiervoor in aanmerking te komen moeten ook deze complexen aan enkele voorwaarden/eisen voldoen.

Bestemmingswijziging (van recreatie naar wonen) m.b.t. complexen van recreatiewoningen is mogelijk voor complexen van recreatiewoningen:

  • -

    Welke op 31 oktober 2003 in grote mate onrechtmatig worden bewoond.

  • -

    Welke zijn gelegen buiten de genoemde waardevolle/ of kwetsbare gebieden.

  • -

    Welke thans niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd (Bedrijfsmatige exploitatie wil zeggen: “Het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt”). De exploitant van het complex is verantwoordelijk voor het voorkomen van onrechtmatig gebruik van de recreatieverblijven op zijn complex.

  • -

    Waarvan de woningen voldoen aan het bouwbesluit

  • -

    Waarvan een bestemmingswijziging niet in strijd is met de toepasselijke milieuwetgeving.

Het is niet de bedoeling dat complexen waar niet of nauwelijks wordt gewoond worden omgezet. Ook is het niet de bedoeling dat door bestemmingswijziging de recreatiefunctie van het gebied in gevaar komt of er behoefte aan nieuwe recreatiewoningen ontstaat in datzelfde gebied.

Wat betekent dit voor de gemeente Alphen-Chaam

Inventarisatie van de betreffende complexen wijst uit dat er van alle complexen, in totaal 4 complexen zijn die niet in kwetsbaar gebied liggen. Alle 4 de complexen worden echter bedrijfsmatig geëxploiteerd en komen dientengevolge niet in aanmerking voor een bestemmingswijziging. Aan uw Raad wordt derhalve voorgesteld geen gebruik te maken van de geboden mogelijkheid om de bestemming van recreatiecomplexen te veranderen naar wonen. Wel zal worden getracht in overleg met de parkbeheerder te komen tot een convenant waarin wordt afgesproken dat de parkeigenaar geen permanente bewoning toestaat en hier ook zelf op zal toezien.

2. Overige gevallen; Persoonlijke beschikking en handhaving:

Voor de overige gevallen biedt de minister van VROM ook een mogelijkheid tot eventuele legalisatie.

Van de overblijvende situaties (dus de gevallen waarin niet wordt gekozen voor een omzetting naar woonbestemming) van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen op 31 oktober 2003 dient de gemeente aan te geven op welke wijze de onrechtmatige bewoning zal worden beëindigd. De gemeente Alphen-Chaam zal op basis van het reeds bestaande plan van aanpak permanente bewoning recreatiewoningen de peildatum 1 januari 1999 gebruiken. Door VROM is in hun beleidskader ook nadrukkelijk aangegeven dat het zeer goed mogelijk is om een andere peildatum dan de door hun aangegeven peildatum van 1 oktober 2003, te hanteren indien gemeentes hieromtrent reeds beleid hadden. Dit zijn dus de situaties waar op 1 januari 1999 onrechtmatig werd gewoond en geen bestemmingswijziging aan de orde kan zijn dan wel waar gemeenten op grond van hun eigen beleid geen bestemmingwijziging overwegen.

In beginsel moeten gemeenten in deze situatie actief handhavend optreden. Maar men mag in bestaande situaties persoonsgebonden beschikkingen nemen, die ertoe strekken dat de betreffende bewoner(s) in de betreffende recreatiewoning mogen blijven wonen. Deze beschikking is persoonsgebonden, aan het object gerelateerd, niet overdraagbaar en vervalt in ieder geval op het moment dat de betreffende bewoner verhuist of overlijdt. Voorwaarde is wel dat het betreffende object moet voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit aan een woning stelt en dat het bewonen van het betreffende object niet strijdig is met de milieuwetgeving. Na expiratie van deze persoonsgebonden beschikking dient de gemeente de recreatiebestemming actief te handhaven.

Uitsterfregeling Galder van 1988 en het plan van aanpak permanente bewoning recreatiewoningen van 1998.

Ten aanzien van de vraag wie in aanmerking komt voor een persoonsgebonden beschikking gebruiken gemeenten verscheidene criteria. Met betrekking tot de persoonsgebonden beschikking gaat de gemeente Alphen-Chaam uit van het beleid neergelegd in de Uitsterfregeling van 1988 alsmede van het plan van aanpak permanente bewoning recreatieverblijven van 1998. De uitsterfregeling is vastgesteld bij collegevergadering van 13 december 1988 welke met ingang van 1 januari 1989 is ingegaan. Deze regeling geldt voor de zomerverblijven in Galder en komt er op neer dat:

Alle illegale recreatieverblijven in het buitengebied, waarvoor geen bouwvergunning c.q. schriftelijke toestemming is verleend en die in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan worden tijdelijk gedoogd totdat een van de volgende gebeurtenissen zich voordoet:

het perceel en/of opstallen van eigenaar dan wel van gebruiker verandert;

het gebruik van de opstallen als zomerverblijf wordt beëindigd;

het overlijden van de huidige eigenaren of de langstlevende hunner;

het tenietgaan van de opstallen.

Deze uitsterfregeling blijft naast het aangegeven beleidskader van VROM gewoon van kracht. Er zijn nog enkele mensen die onderdeel uitmaken van deze uitsterfregeling, deze mensen (met bijbehorende opstallen/verblijven) zijn bij de gemeente bekend en zijn in kaart gebracht.

Naast de uitsterfregeling van 1988 bestaat er een door de gemeenteraad op 17 december 1998 vastgesteld, plan van aanpak permanente bewoning recreatiewoningen. Het aangegeven beleidskader van VROM kan een goede aanvulling en actualisering van dit plan van 1998 betekenen. Het gemeentelijk beleid vastgelegd in het plan van aanpak permanente bewoning recreatiewoningen is reeds samengevat onder plan van aanpak permanente bewoning van recreatiewoningen.

De doelstelling van dit plan is: “Met inachtneming van de belangen van personen ten aanzien van wie dat in het verleden is gedoogd, zo snel en effectief mogelijk komen tot het afbouwen van de bestaande permanente bewoning van recreatieverblijven en door middel van consequent optreden zoveel mogelijk voorkomen van nieuwe vestigingen in recreatieverblijven, met als uiteindelijk resultaat dat het gebruik in overeenstemming is met de recreatiebestemming”.

Zoals reeds eerder opgemerkt worden met betrekking tot situatie van permanente bewoning die zin ontstaan vóór 1 januari 1999, de navolgende termijnen voor beëindiging van permanente bewoning gehanteerd:

Duur bewoning overgangstermijn

Tot 1 jaar 0,5 jaar

1-3 jaar 1 jaar

3-5 jaar 2 jaar

langer dan 5 jaar gedogen bewoning door huidige bewoners

Voor situaties die na 1 januari 1999 zijn ontstaan, wordt een termijn van 4 maanden gehanteerd. Voor de gevallen waarin sprake is van permanente bewoning en geen beroep wordt gedaan op de overgangsregeling zal de gemeente er vanuit gaan dat de bewoning pas ná 1 januari 1999 is ontstaan. De mensen die onder bovenstaand regime vallen krijgen dus eenpersoonsgebonden beschikking conform de termijn welk volgens bovenstaande tabel voor hun van toepassing is.

3. Overige gevallen actief handhaven

Indien een bestemmingswijziging niet mogelijk is, geldt dat de gemeente actief dient te handhaven, in combinatie met de mogelijkheid van het nemen van persoonsgebonden beschikkingen voor bestaande situaties. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de registratie van de persoonsgebonden beschikkingen en controle op het verloop van deze situaties. Door een combinatie van bestemmingswijzigingen, persoonsgebonden beschikkingen en actieve handhaving wordt beoogd het verschijnsel van onrechtmatige bewoning op termijn te laten verdwijnen. Aan uw Raad wordt voorgesteld om te kiezen voor dit laatste, dus om alle gevallen te inventariseren en op basis van de peildatum (1 januari 1999) al dan niet een handhavingstraject op te starten, dan wel een persoonlijk gebonden beschikking af te geven.

De gemeente gaat op basis van de GBA (Gemeentelijke Basis Administratie) inschrijving in een recreatiewoning ervan uit dat sprake is van illegale permanente bewoning. In principe wordt gehandhaafd op basis van de bijgevoegde inventarisatie. De mensen die kunnen aantonen dat ze een bepaalde tijd permanent wonen in een recreatiewoning, krijgen een persoonsgebonden beschikking conform de bovengenoemde tabel/staffel. Met betrekking tot de rest van de mensen, die niet kunnen aantonen dat ze vanaf de peildatum 1 januari 1999 er reeds 1 jaar of langer, permanent wonen wordt een handhavingstraject opgestart en krijgen een begunstigingstermijn van 4 maanden.

Overgangsrecht op basis van het bestemmingsplan

Mocht het echter zo zijn dat er mensen toentertijd niet zijn meegenomen in dit beleid en dus niet op de hoogte zijn van dit eerder vastgestelde plan van aanpak permanente bewoning van recreatiewoningen 1998, wordt voorgesteld om in geval van permanente bewoning van recreatiewoningen het normale overgangsrecht als vastgelegd in het bestemmingsplan te hanteren. Voor de mensen die toentertijd niet op de hoogte zijn gesteld van ons beleid zou het onrechtvaardig en waarschijnlijk onrechtmatig zijn om deze mensen hierop wel te sanctioneren.

Sommige recreatiewoningen (bouwwerk zelf) of particulieren (het gebruik) kunnen onder het overgangsrecht vallen. Dat betekent dat als iemand dat kan aantonen zo’n recreatieverblijf in principe toch permanent bewoond mag blijven. Dat overgangsrecht heeft te maken met het bestemmingsplan waaronder zo’n verblijf valt. In zo’n plan staat beschreven waarvoor een perceel grond gebruikt mag worden. Een recreatiewoning op een recreatieterrein of daarbuiten is bedoeld om te recreëren en niet om te wonen.

De gemeenteraad stelt bestemmingsplannen vast en de provincie keurt die goed. De datum dat zo’n bestemmingplan vervolgens onherroepelijk definitief wordt is belangrijk. Als iemand kan bewijzen dat een recreatieverblijf op deze belangrijke datum permanent werd bewoond (dus in strijd met het bestemmingsplan) kan zo iemand een beroep doen op het overgangsrecht. Daarvoor gelden wel een aantal voorwaarden. Eén daarvan is dat de periode na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan het recreatieverblijf voortdurend permanent bewoond is gebleven.

Financiële paragraaf

n.v.t..

Advies commissie

Voorstel

Aan uw raad wordt voorgesteld om het vanuit VROM aangegeven beleidskader een aanvulling te laten zijn voor het reeds bestaande plan van aanpak van permanente bewoning van recreatiewoningen van 1998. Dit houdt in dat wordt voorgesteld om:

geen gebruik te maken van door VROM geboden mogelijkheid tot legalisatie van permanente bewoning door de bestemming recreatie te wijzigingen in een woonbestemming. Motivering om hier geen gebruik van te maken is het verlies aan woningcontingent en de daaruit voortvloeiende langdurige planologische procedures.

Met betrekking tot de door VROM geboden mogelijkheid tot het afgeven van persoonsgebonden beschikkingen wordt voorgesteld om in plaats van de door VROM aangegeven peildatum 1 oktober 2003, de peildatum 1 januari 1999 te gebruiken gelet op het op 17 december 1998 door uw raad vastgesteld plan van aanpak permanente bewoning recreatiewoningen. Op grond van de in de tabel aangegeven overgangstermijn een persoonsgebonden beschikking af te geven aan de mensen die kunnen aantonen dat ze vóór de peildatum van 1 januari 1999, tot 1 jaar of langer hun recreatiewoning permanent bewonen.

Met betrekking tot de overige gevallen van permanente bewoning die zijn ontstaan na de peildatum van 1 januari 1999 wordt voorgesteld om een actief handhavingstraject op te starten. Gevallen van permanente bewoning die na de peildatum zijn ontstaan worden aangeschreven en krijgen een begunstigingstermijn van 4 maanden.

Alle op dit agendastuk betrekking hebben stukken liggen ter inzage in het agendadossier.

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ALPHEN-CHAAM

mr. M.M. Hendrickx drs. P.I.A.M. van Campenhout

secretaris burgemeester

De Raad van de gemeente Alphen-Chaam;

gelezen het voorstel van het college burgemeester en wethouders d.d. 16 november 2004 nummer ;

gelet op de brief van minister Dekker van VROM met een beleidskader voor aanpak van permanente bewoning van recreatiewoningen d.d. 10 oktober 2003;

gezien het advies van ;

BESLUIT:

Het vanuit VROM aangegeven beleidskader een aanvulling te laten zijn voor het reeds bestaande plan van aanpak van permanente bewoning van recreatiewoningen van 1998 en

geen gebruik te maken van door VROM geboden mogelijkheid tot legalisatie van permanente bewoning door de bestemming recreatie te wijzigingen in een woonbestemming. Motivering om hier geen gebruik van te maken is het verlies aan woningcontingent en de daaruit voortvloeiende langdurige planologische procedures.

met betrekking tot de door VROM geboden mogelijkheid tot het afgeven van persoonsgebonden beschikkingen wordt voorgesteld om in plaats van de door VROM aangegeven peildatum 1 oktober 2003, de peildatum 1 januari 1999 te gebruiken gelet op het op 17 december 1998 door uw raad vastgesteld plan van aanpak permanente bewoning recreatiewoningen. Op grond van de in de tabel aangegeven overgangstermijn een persoonsgebonden beschikking af te geven aan de mensen die kunnen aantonen dat ze vóór de peildatum van 1 januari 1999, tot 1 jaar of langer hun recreatiewoning permanent bewonen.

Met betrekking tot de overige gevallen van permanente bewoning die zijn ontstaan na de peildatum van 1 januari 1999 wordt voorgesteld om een actief handhavingstraject op te starten. Gevallen van permanente bewoning die na de peildatum zijn ontstaan worden aangeschreven en krijgen een begunstigingstermijn van 4 maanden.

Aldus besloten in de vergadering

van 23 december 2004

DE RAAD VOORNOEMD,

,voorzitter

,griffier