Regeling vervallen per 02-05-2013

Beleidsregels Besluit Proceskosten bestuursrecht

Geldend van 20-12-2012 t/m 01-05-2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort;

gelet op het bepaalde in artikel 1:3, vierde lid en artikel 7:15, tweede lid Algemene wet bestuursrecht, artikel 2, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, verder Bpb, en onderdeel C.1. van de bij dat besluit behorende bijlage;

Besluit vast te stellen:

Beleidsregels Besluit proceskostenbestuursrecht

Artikel 1 Begripsbepalingen en algemene uitgangspunten

  • 1. Er bestaat een vergoedingsplicht in de gevallen waarin het bestreden besluit wegens onrechtmatigheid wordt herroepen en deze onrechtmatigheid aan het bestuursorgaan is te wijten.

  • 2. Onrechtmatigheid moet worden opgevat als “genomen in strijd met het recht”. Indien een gebonden beschikking wordt herroepen staat de onrechtmatigheid vast. Als de heroverweging echter plaatsvindt op beleidsinhoudelijke gronden, is er geen sprake van onrechtmatigheid. Alléén vormfouten of motiveringsgebreken leiden evenmin tot een vergoedingsplicht. Vergoedingsplicht kan wel bestaan als het inhoudelijk foutieve besluit een gevolg is van reken- invoer- en schrijffouten etc.

  • 3. Vergoed wordt uitsluitend kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar.

  • 4. Het verzoek om kostenvergoeding aan de inspecteur moet schriftelijk zijn gedaan vóórdat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist.

  • 5. Voor de vaststelling van het ontstaan van een recht op te vergoeden kosten die door belanghebbende zijn gemaakt kan een bewijs van gemaakte kosten worden verlangd, bestaande uit een factuur en een bankafschrift of ander betalingsbewijs ter zake van verrichte werkzaamheden door een derde of een door of namens hem ingeschakelde deskundige.

  • 6. Betaling vindt plaats op een door belanghebbende, dan wel zijn vertegenwoordiger, aangewezen bankrekeningnummer.

Artikel 2 Kosten derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand

Het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zoals vermeld in artikel 1 onderdeel a, Bpb, wordt vastgesteld door de in de bijlage van het Bpb genoemde punten per proceshandelingen als uitgangspunt te nemen waarbij een correctie wordt toegepast als genoemd in artikel 3 voor zover belanghebbende de kosten voor deze handelingen redelijkerwijs niet, of niet volledig heeft hoeven maken.

Deze punten worden vermenigvuldigd met de waarde per punt, vermeld in artikel 4 van deze beleidsregels. Het aldus berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met een wegingsfactor, als berekend ingevolge artikel 5 van deze beleidsregels. Indien er sprake is van samenhangende zaken wordt ingevolge artikel 6 van deze beleidsregels de daar genoemde wegingsfactor gehanteerd.

Artikel 3. Punten proceshandelingen

  • 1. Aan de hierna genoemde proceshandelingen worden de volgende punten toegekend:

    • a.

      indienen van een bezwaarschrift (artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht): 1 punt;

    • b.

      verschijnen op een hoorzitting (artikel 7:2 en 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht): 1 punt;

    • c.

      bijwonen nadere hoorzitting (artikel 7:9 en 7:23 van de Algemene wet bestuursrecht): 0,5 punt;

  • 2. Indien de onder b en c genoemde proceshandelingen plaatsvinden op verzoek van de belanghebbende partij waarbij deze het horen geheel of gedeeltelijk gebruikt als alternatief voor het schriftelijk bezwaar, wordt het indienen van het bezwaar en de hoorzitting redelijkerwijs samen beschouwen als één proceshandeling waarvoor samen 1 procespunt wordt toegekend die vervolgens wordt gewogen conform artikel 5 van deze beleidsregels.

  • 3. Op grond van artikel 2 lid 3 van Bpb wordt geen punt voor de hoorzitting toegekend indien en voor zover wat daar naar voren wordt gebracht niet leidt tot verandering van inzichten van de heffingsambtenaar.

Artikel 4. Waarde per punt

De waarde per punt bedraagt het bedrag € 218,00 zoals genoemd onder B2 lid 1 van de bijlage bij het Bpb.

Artikel 5. Wegingsfactoren

1.De vergoedingen in het forfaitair stelsel van het Bpb zijn gerelateerd aan de gemiddelde werkbelasting in diverse zaaktypen. Bij een zaak van gemiddeld gewicht als bedoeld in onderdeel C1 van het Bpb wordt de wegingsfactor gesteld op 1.

Een WOZ-zaak is van gemiddeld gewicht als er sprake is van een volledig onderbouwd waardebezwaar, ongeacht of de informatie in één of meerdere onderdelen wordt aangeleverd en ongeacht of de onderdelen door verschillende personen zijn ondertekend.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de wegingsfactor vastgesteld op:

    • a)

      factor 0,25, indien er sprake is van een zeer lichte zaak.

      Er is sprake van een zeer lichte zaak indien:

  • 1.

    het bezwaarschrift kennelijk gegrond is;

  • 2.

    er sprake is van een onjuiste registratie van een bijgebouw;

  • 3.

    een kenbare schrijffout in de beschikking/belastingaanslag is gemaakt;

  • 4.

    het bezwaarschrift uitsluitend verwijst naar een bezwaar uit een eerder belastingjaar;

  • 5.

    het bezwaarschrift marginaal is onderbouwd;

  • 6.

    het bezwaarschrift slechts een verwijzing naar een eigen beroepsprocedure bevat;

  • 7.

    in het bezwaarschrift expliciet wordt aangegeven dat een onderbouwing later volgt;

  • 8.

    het bezwaarschrift is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit;

  • 9.

    het bezwaarschrift is gericht tegen het eigendom- en of gebruik;

  • 10.

    De WOZ-waarde wordt verlaagd vanwege een eigen transactiecijfer vlak voor of na de waardepeildatum.

    • b)

      factor 0,50, indien er sprake is van een lichte zaak. Er is sprake van een lichte zaak indien:

  • 1.

    er sprake is van een onjuiste objectafbakening;

  • 2.

    de inhoud enig onderzoek vergt, maat het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist;

  • 3.

    een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw is gehanteerd;

  • 4.

    de WOZ-waarde wordt verlaagd vanwege een buiten het bezwaarschrift gelegen grond;

  • 5.

    het bezwaarschrift zich uitsluitend richt op de volledigheid van het taxatieverslag of op het ontbreken van een deugdelijke motivering zonder nadere visie en onderbouwing van de waarde;

  • 6.

    in het al gemotiveerde bezwaarschrift wordt aangegeven dat relevante informatie op een later moment in een apart document zal worden toegezonden;

  • 7.

    het bezwaar tekstueel in hoofdzaak overeenkomt met andere zaken van de betreffende gemachtigde;

  • 8.

    de inhoud van het bezwaarschrift volledig of nagenoeg uitsluitend is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport.

    • c)

      factor 1,5, indien er sprake is van een zware zaak handelend over de waarde van een woning of niet-woning. Er is sprake van een zware zaak indien:

  • 1.

    deze inhoudelijk of juridisch als bijzonder ingewikkeld c.q. complex of omvangrijk moeten worden aangemerkt;

  • 2.

    meerdere rechtsgebieden/regelgevingen een relevante rol spelen;

    • d)

      factor 2, indien er sprake is van een zeer zware zaak ten aanzien van een object niet zijnde een woning. Er is sprake van een zeer zware zaak indien:

  • 1.

    deze inhoudelijk als zeer omvangrijk moeten worden aangemerkt;

  • 2.

    het een zaak betreft met zeer complexe aspecten waarbij het bezwaarschrift blijk geeft van relevante specialistische kennis die op de juiste wijze is toegepast.

  • 3.

    per individuele zaak wordt beoordeeld, welke wegingsfactor van toepassing is.

  • 4.

    bij het bepalen van een lagere wegingsfactor heeft artikel 5 lid 2 sub b voorrang op artikel 5, lid 2 sub a.

  • 5.

    bij het bepalen van een hogere wegingsfactor heeft artikel 5 lid 2 sub d voorrang op artikel 5, lid 2 sub c.

Artikel 6. Samenhangende zaken

In geval van samenhangende zaken, als bedoeld in artikel 3 Bpb wordt naast de van toepassing zijnde wegingsfactor, de factor 1 gehanteerd bij minder dan vier samenhangende zaken en de factor 1,5 bij vier of meer samenhangende zaken. De berekening van de vergoeding van beroepsmatig verleende bijstand is dan als volgt: A x B x C x D.

Artikel 7. Kostenvergoeding op hoorzitting

Als belanghebbende in persoon verschijnt op een (nadere) hoorzitting en deze hoorzitting draagt er toe bij dat het besluit (verder dan in de conceptuitspraak) wordt herzien, kan hij in aanmerking komen voor vergoeding van verletkosten, als hij vrij heeft moeten nemen van zijn werkzaamheden. De kosten worden berekend naar de daadwerkelijke tijd die belanghebbende heeft doorgebracht bij de hoorzitting.

Artikel 8. Deskundigenkosten

  • 1. Als deskundige wordt aangemerkt een gecertificeerd taxateur die ingeschreven staat in de landelijke registers.

  • 2. Deskundigenkosten komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien er geen sprake is van vermenging van de functies van gemachtigde en deskundige.

  • 3. Voor de vergoeding van door een deskundige opgemaakt taxatierapport geldt dat deze vergoeding wordt gebaseerd op de in dit artikel vermelde tijdsbesteding en uurtarieven.

  • 4. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een deskundige opgemaakt taxatierapport wordt uitgegaan van de volgende tijdsbesteding:

    • ·

      maximaal 2 uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een woning die niet inpandig is opgenomen;

    • ·

      maximaal 4 uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een woning die inpandig is opgenomen;

    • ·

      courante niet-woningen, die niet inpandig zijn opgenomen, op basis van een bedrag per uur;

    • ·

      incourante niet-woningen, die inpandig zijn opgenomen, op basis van een bedrag per uur;

    • ·

      naar redelijkheid te bepalen uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die is aan te merken als een unieke onroerende zaak die niet volgens de Landelijke Taxatiewijzer te taxeren is.

  • 5. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een deskundige opgemaakt taxatierapport wordt uitgegaan van de volgende uurtarieven:

    • ·

      maximaal € 50,00 exclusief BTW, indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die dient tot woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • ·

      maximaal € 65,00 exclusief BTW, indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die niet dient tot woning en deze zaak is aan te merken als een courante niet-woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • ·

      maximaal € 80,00 exclusief BTW, indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die niet dient tot woning en deze zaak is aan te merken als een incourante niet-woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • ·

      maximaal € 81,23 exclusief BTW indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die een unieke zaak is die niet volgens de Landelijke Taxatiewijzer te taxeren is, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt.

Artikel 9. Gemotiveerd afwijken

  • 1. De inspecteur heeft de bevoegdheid om, in afwijking van wat wordt gesteld in deze beleidsregels, een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen. Dit wordt in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd.

  • 2. De inspecteur oordeelt niet tot vergoeding van proceskosten voor zover belanghebbende niet kan aantonen dat de betreffende kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

Artikel 10. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Tegelijkertijd wordt de “Beleidsregels proceskostenvergoeding en wegingsfactoren bij bezwaarprocedures 2011” van 12 april 2011 ingetrokken.

  • 3.

    De regeling kan worden aangehaald als: “Beleidsregels Besluit proceskosten bestuursrecht”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van

11 december 2012;

De secretaris, De burgemeester,

Toelichting

Artikel 1.

Als uitgangspunt wordt voorop gesteld dat voor vergoeding van proceskosten slechts plaats is indien door belanghebbende kosten zijn gemaakt; geen kosten, geen vergoeding. In de regel dient ervan te worden uitgegaan dat het in rechte verschijnen van een professionele rechtshulpverlener betekent dat deze daarvoor een declaratie zal indienen. Wanneer een belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, wordt het bestuursorgaan, in principe in de kosten van het geding veroordeeld. Bewijs dat een op zichzelf professionele gemachtigde voor de verleende bijstand kosten in rekening heeft gebracht, kan ontstaan bij betwisting door het bestuursorgaan of als er aanwijzingen zijn dat geen kosten in rekening worden gebracht. Dat geldt ongeacht of de gemachtigde tot de belanghebbende in een persoonlijke relatie staat. Het kan zich overigens voordoen dat een dergelijke betwisting verband houdt met de constatering dat de rechtsbijstandverlener in een persoonlijke relatie staat tot belanghebbende. Van belanghebbende kan bij betwisting bewijs van gemaakte kosten worden verlangd door overlegging van een declaratie en eventueel bewijs van betaling of op andere wijze.

lid 5.

Ten aanzien van bureaus of organisaties die aangeven of waarvan is vastgesteld dat ze werken op basis van “no cure no pay” worden ter verifiëring van gemaakte kosten een factuur, een betaling van deze factuur, alsmede een factuur en een betaling van de factuur van een ingeschakelde deskundige gevraagd. Een vergoeding van in de bezwaarfase gemaakte kosten wordt toegekend indien deze kosten aantoonbaar zijn gemaakt.

Dit betekent dat de kosten aangetoond moeten worden aan de hand van een nota en een betaling die daadwerkelijk op deze nota heeft plaatsgevonden. De betaling kan worden aangetoond door overlegging van een kwitantie of een bankafschrift waaruit de betaling blijkt.

lid 6.

De belanghebbende kan als schuldeiser een bankrekeningnummer aanwijzen waarop een betaling moet plaats vinden (artikel 4:89, eerste lid Awb). Er vindt geen uitbetaling aan gemachtigde plaats. De teruggave van te veel geheven belasting en de betaling van bezwaarkosten wordt op één bankrekeningnummer van belanghebbende gedaan.

Artikel 2

.

De toekenning van vergoeding van proceskosten is aan de voorwaarde gebonden als genoemd in artikel 7:15 Awb. Het moet o.a. gaan om redelijkerwijs gemaakte kosten. Om te onderzoeken of de gemaakte kosten als redelijk kunnen worden aangemerkt, dient men de dubbele redelijkheidtoets uit te voeren. Zowel het aanwenden van een middel als de kosten die daaraan zijn verbonden dienen redelijk te zijn. Met betrekking tot beroepsmatige rechtsbijstand betekent dit dat zowel het inroepen daarvan als de daarvoor gemaakte kosten redelijk dienen te zijn.

Artikel 3.

lid 1.

Voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in de bijlage bij het Bpb bepaald dat deze kosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen op basis van de volgende formule:

A x B x C

Factor A = aantal punten per verrichte proceshandeling:

  • ·

    bezwaarschrift 1 punt

  • ·

    hoorzitting 1 punt

  • ·

    nadere hoorzitting 0,5 punt

lid 2.

Belanghebbende kan op verzoek worden gehoord. In het algemeen wordt dit verzoek bij beroepsmatige bijstand standaard gedaan. De inspecteur is terughoudend met het toekennen van proceskosten voor het verschijnen op een hoorzitting. Van beroepsmatige rechtsbijstandverleners mag verwacht worden dat zij in staat zijn alles schriftelijk te kunnen verwoorden.

lid 3.

Ook hier geldt dat de kosten redelijkerwijs dienen te zijn gemaakt. Om deze redelijkheidtoets te benadrukken stuurt de gemeente een conceptuitspraak mee bij de uitnodiging voor de hoorzitting. De hoorzitting wordt als redelijk beschouwd indien deze tot een nadere verlaging van de beschikking leidt ten opzichte van de conceptuitspraak.

Artikel 4.

Factor B = waarde per punt: € 218,00 voor belastingzaken.

Artikel 5.

Factor C = wegingsfactor.

Uit onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb blijkt dat het gewicht van de zaak in 5 categorieën is ingedeeld. De beoordelingsvrijheid die het bestuursorgaan heeft, ziet op de beoordeling van het gewicht van de zaak.

De beoordeling dient steeds in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van een zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. Het gewicht van de zaak bepaalt de van toepassing zijnde wegingsfactor.

lid 1.

Als uitgangspunt geldt: een zaak is van gemiddeld gewicht, tenzij er aanleiding bestaat om een zaak als zwaarder of lichter aan te merken. Bij het gros van de bezwaren zal standaard de wegingsfactor 1 (gemiddeld) worden toegepast.

lid 2a.

Een zaak is zeer licht indien het bezwaar bestaat uit een eenvoudige verwijzing naar een bepaald feit waaruit geen meningsverschil kan ontstaan.

Het kan zijn dat de fout al direct blijkt uit de beschikking zelf zoals een kennelijke administratieve fout. Ook verwijzing naar feitelijkheden zonder nadere onderbouwing vergen een zeer geringe inspanning waarbij de noodzaak voor het inschakelen van een beroepsmatige rechtsbijstand verre van aanwezig is.

lid 2b.

Een zaak is licht indien in het bezwaar wordt onderbouwd met tamelijk eenvoudig te constateren fouten die de gemeente aanleiding geven tot een verlaging van de WOZ-waarde. Indien de beschikking aan het licht brengt dat naar aanleiding van eigen constateringen bij de heroverweging de waarde wordt verlaagd wordt deze zaak als licht beschouwd. Dat geldt eveneens als in het bezwaarschrift wordt gesteld en onderbouwd maar vermeld dat het bezwaar niet de volledige onderbouwing omvat. In deze gevallen vergt het opstellen van de bezwaarschriften niet de volledige inspanning die voor een gemiddelde zaak nodig is. Omdat deze bezwaren eenvoudig, foutief of onvolledig zijn is de noodzaak voor het inschakelen van beroepsmatige rechtsbijstand discutabel.

lid 2c en d.

In de regel is aan het bestuursorgaan om het toekennen van een lichte of zeer lichte wegingsfactor te onderbouwen, terwijl belanghebbende partij de zware en zeer zware wegingsfactor aannemelijk moet maken.

Hierbij wordt aangenomen dat bezwaren met betrekking tot de waardering van objecten niet zijnde woningen eerder als bijzonder zwaar ervaren zullen worden dan zaken die handelen over de waarde van woningen.

lid 4 en 5

Regelen indien meerdere wegingsfactoren op het bezwaarschrift van toepassing zijn, de zwaarste van toepassing zijnde factor zal worden toegepast bij de berekening van de proceskostenvergoeding.

Artikel 6.

Samenhangende zaken zijn zaken die voldoen aan de volgende samenhang:

  • ·

    er sprake is van één besluit (of meerdere nagenoeg identieke besluiten), waartegen door één of meer belanghebbenden op vergelijkbare gronden, gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig bezwaar wordt gemaakt; én

  • ·

    waarbij beroepsmatige rechtsbijstand wordt verleend door dezelfde persoon of personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband (bijv. advocatenkantoor).

Als voorbeeld kan men denken aan de leden van een bewonersverenging van een appartementencomplex.

Ook als de rechtsbijstandverlener zich in meerdere gevallen van een standaardmotivering bedient betekent dit nog niet dat er sprake is van samenhangende zaken. De aandacht voor de individuele omstandigheden van de belanghebbende of het te waarderen object zijn bepalend.

Bij minder dan 4 samenhangende zaken geldt de correctiefactor 1. Mocht het echter gaan om 4 of meer samenhangende zaken, dan dient wegingsfactor 1,5 te worden toegepast. De formule wordt bij samenhangende zaken: A x B x C x D

Artikel 7.

De daadwerkelijk doorgebrachte uren op de hoorzitting komen voor vergoeding in aanmerking De verletkosten worden per uur berekend. Het bedrag voor verletkosten bedraagt minimaal € 4,54 en maximaal € 53,09 per uur. Reistijd komt niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 8.

Een deskundig taxateur speelt een bijzondere rol in de procesvoering tegen de WOZ-waarde. Hij kan zijn advies geven over de vastgestelde waarde. Plaatselijke kennis is daarbij essentieel. De burger zelf kan diverse bronnen raadplegen om de waarde te controleren. Indien een taxatierapport van een gecertificeerd taxateur ertoe leidt dat de waarde verlaagd wordt, kan dit rapport voor vergoeding in aanmerking komen.

lid 2.

De gemeente is terughoudend met het toekennen van proceskosten voor verschijnen op de hoorzitting.

Ingevolge het Besluit tarieven in strafzaken geldt voor een deskundig taxateur een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur. In artikel 15 van het Besluit is expliciet bepaald dat de genoemde bedragen worden verhoogd met omzetbelasting. In afwijking van de overige proceskosten, waaronder forfaitaire tarieven geldt dus het tarief van de taxateur of de daarop gebaseerde kosten van het taxatierapport dat de gemeente dit bedrag, inclusief BTW, dient te vergoeden. De BTW komt er dus nog bij.

lid 3 en 4.

Hierin zijn het redelijk aantal bestede uren aan een taxatie aangegeven en de bijbehorende uurtarieven.

Artikel 9

De bevoegdheid om af te wijken van de berekende proceskostenvergoeding vloeit voort uit artikel 2, lid 2 en 3 van het Bpb waarin de mogelijkheid wordt geboden om de vergoeding te beperken indien belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. Ook in bijzondere omstandigheden kan men van de uitkomst afwijken. De gemeente kan dus, onder de voorwaarde dat de bijzonderheid van de omstandigheden en de aanpassing goed worden onderbouwd, de vergoeding zowel naar boven als naar beneden bijstellen.

lid 2.

De inspecteur behoudt zich het recht voor om een verzoek tot vergoeding van de proceskosten af te wijzen indien de belanghebbende niet in staat is om aan te tonen dat de betreffende kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

Artikel 10.

Geen toelichting nodig.