Regeling vervallen per 01-07-2015

Huisvestingsverordening Amersfoort 2014

Geldend van 24-11-2014 t/m 30-06-2015

Intitulé

Huisvestingsverordening Amersfoort 2014

Verordening

De raad van de gemeente Amersfoort;

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders gelezen van 24-9-2013 sector SOB/EW (nr. 4390119)

vindt het nodig dat er regels worden gesteld om te komen tot een goede en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Amersfoort

gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet

b e s l u i t

vast te stellen:

Huisvestingsverordening Amersfoort 201 4

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Huisvestingswet;

  • b.

    Besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • c.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, eerste lid sub b van de Wet bepaalde,

  • d.

    huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, eerste lid sub j van de Wet bepaalde;

  • e.

    huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6 lid 3, sub b van de Wet bepaalde;

  • f.

    economische binding: het daaromtrent in artikel 1, eerste lid sub l van de Wet bepaalde;

  • g.

    maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1, eerste lid sub m van de Wet bepaalde;

  • h.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • i.

    woningzoekende: een huishouden dat zich wil vestigen in de Provincie Utrecht of in de gemeente Nijkerk en voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 2.4;

  • j.

    inkomen: het daaromtrent in artikel 3 van de Wet op de huurtoeslag bepaalde;

  • k.

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de Wet;

  • l.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de Wet bepaalde;

  • m.

    ingezetene: degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Amersfoort of één der andere gemeenten in de Provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Amersfoort of één der andere gemeenten in de Provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

  • n.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • o.

    Hospita/inwoning: Het verhuren van maximaal 2 kamer(s) of verdieping in een woning of het niet zelfstandig inwonen in een woning, waarbij de eigenaar of de huurder de hoofdbewoner van de woning is én minimaal 50% van de woning (woonoppervlakte) zelf bewoont. Meestal is hier sprake van een gezamenlijk gebruik van één of meer gemeenschappelijke voorzieningen (gebruik van douche, toilet of keuken of toegang).

  • p.

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • q.

    woonwagen: een woonwagen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de Woningwet;

  • r.

    omzettingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 30 van de Wet;

  • s.

    splitsingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet;t.

  • t.

    inschrijfduur: de periode dat een woningzoekende aaneensluitend is ingeschreven in het register van woningzoekenden.

  • u.

    Provincie Utrecht: omvat alle gemeenten die gelegen zijn in de Provincie Utrecht.

  • v.

    zelfstandige woonruimte: woonruimte met een eigen toegang die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woning.

  • w.

    woonduur: de onafgebroken periode dat een woningzoekende op eenzelfde adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie.

Artikel 1.2 Beslistermijn

  • 1.

    Het bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3.

    Indien het college niet binnen de genoemde termijn heeft beslist op een aanvraag om vergunning, als bedoeld in artikel 2.3.1 (huisvestingsvergunning), artikel 3.1.2 (omzettingsvergunning) of artikel 3.2.2. (splitsingsvergunning), wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE

PARAGRAAF 2.1 WERKINGSGEBIED

Artikel 2.1.1 Huurprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

  • a.

    De situatie waarin een eigenaar meer dan één woonruimte verhuurt;

  • b.

    woonruimten met een huurprijs per maand, die minder bedraagt dan de maximale huurprijsgrens per maand in de wet op de Huurtoeslag, dan wel de daarvoor in de plaats tredende overheidsregeling, zoals deze is of zal worden gewijzigd;

Artikel 2.1.2 Nadere inperking

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op woonruimte als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de wet met uitzondering van paragraaf 2.8 dat van toepassing is op standplaatsen voor woonwagens;

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op onzelfstandige woonruimten.

PARAGRAAF 2.2 INSCHRIJVING WONINGZOEKENDEN

Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

  • 2.

    In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven:

    • a.

      de huishoudens die een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1 bezitten;

    • b.

      de huishoudens die in aanmerking komen om op een voordracht als bedoeld in artikel 2.7.3 te worden geplaatst;

    • c.

      de huishoudens die voldoen aan de toelatingseisen ingevolge paragraaf 2.4.

Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving

Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en dient te geschieden met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier.

Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving, waarop staat vermeld:

    • -

      geregistreerde naam aanvrager, alsmede naam (eventuele) medeaanvrager

    • -

      geregistreerd adres en e-mail adres

    • -

      geregistreerd inkomen

    • -

      geregistreerde geboortedatum

  • 2.

    Het bewijs van inschrijving blijft één jaar geldig mits de inschrijfkosten tijdig zijn voldaan, behoudens het in het derde en vierde lid gestelde.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen de ingeschreven woningzoekenden eenmaal per jaar schriftelijk of per e-mail in de gelegenheid om binnen een door hen te bepalen periode de inschrijving met een jaar te verlengen.

  • 4.

    Een inschrijving vervalt als:

    • a.

      de woningzoekende de beschikking heeft verkregen over woonruimte in

Amersfoort na het verkrijgen van een huisvestingsvergunning;

  • b.

    de woningzoekende daarom verzoekt;

  • c.

    de kosten van verlenging niet binnen de door burgemeester en wethouders gestelde termijn zijn voldaan.

    • 5.

      De woningzoekende wordt van de uitschrijving schriftelijk of per e-mail op de hoogte gesteld.

PARAGRAAF 2.3 HUISVESTINGSVERGUNNING

Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste

1.Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte of standplaats, aangewezen

c.q. uitgezonderd in de artikelen 2.1.1, en 2.1.2, in gebruik te nemen voor bewoning.

2.Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte of standplaats voor bewoning in

gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning dient schriftelijk en met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier te worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Een woningzoekende die reageert op een geadverteerde woning, doet daarmee tevens een aanvraag om een huisvestingsvergunning.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn gerechtigd om bewijsstukken op te vragen.

  • 3.

    Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat de vergunning vervalt indien er binnen twee maanden na de datum

      van afgifte van de huisvestingsvergunning geen gebruik van is gemaakt;

    • b.

      de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt.

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      er is voor de woonruimte geen gegadigde waarvoor met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.6 en 2.7 de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringender noodzakelijk is. Deze voorwaarde is alleen van toepassing indien de woonruimte niet door de eigenaar ervan betrokken wordt.

  • 2.

    Het in het vorige lid, sub b, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het Besluit.

Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding

4.Een huurwoningen dient minimaal twee maal conform art. 2.5.1 ter verhuur te zijn aangeboden alvorens een huisvestingsvergunning aan een volgens de criteria niet maatschappelijk of economisch gebonden huishouden verstrekt kan worden.

Artikel 2.3.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de er in vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

PARAGRAAF 2.4 TOELATING

Artikel 2.4.1 Leeftijd

Ten minste één der leden van het huishouden moet meerderjarig zijn in de zin van de Wet.

Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding

  • 1.

    Ten minste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de Provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk, dan wel in de positie verkeren als aangegeven in artikel 13c van de Wet;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het Besluit.

Artikel 2.4.3 Toelating

De leden van het huishouden moeten òf de Nederlandse nationaliteit bezitten òf op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld òf vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf houden als bedoeld in artikel 8 (sub a tot en met e) en l van de Vreemdelingenwet.

PARAGRAAF 2.5 AANBIEDING

Artikel 2.5.1 Woningaanbieding

De woningen die voor verhuur beschikbaar komen, worden aan woningzoekenden aangeboden door middel van één of meer voor woningzoekenden toegankelijke media.

Artikel 2.5.2 Specifieke doelgroepen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen over het aanbieden van woningtypes bestemd voor specifieke doelgroepen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders worden in deze gevallen geadviseerd door de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling belast zijn en vertegenwoordigers van de bedoelde doelgroepen.

Artikel 2.5.3 Bepaling volgorde aanbieding van huurwoningen

  • 1.

    De volgorde van de kandidaten bij een woning wordt bepaald door loting of inschrijfduur.

  • 2.

    Bij de aanbieding van een huurwoning wordt de volgende rangorde gehanteerd:

    • a.

      Woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1, op volgorde zoals is bepaald in artikel 2.6.4;

    • b.

      Een voor loting geadverteerde woning wordt aangeboden aan de woningzoekende die op basis van een loting als eerste gegadigde is benoemd;

    • c.

      In alle overige gevallen, gaat de woningzoekende met de langste inschrijfduur voor.

    • d.

      Indien deze woningzoekende de woonruimte niet accepteert, wordt de woonruimte aangeboden aan de volgende op de lijst;

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan er bij aanbieding van woningen in serviceflats voor senioren en bij aanleunwoningen worden afgeweken van het volgordecriterium, indien zich een huishouden meldt dat op dat moment in hetzelfde complex een woning huurt.

PARAGRAAF 2.6 URGENTIE

Artikel 2.6.1 Mate van Urgentie

  • 1.

    Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken, mits er sprake is van een dusdanige noodsituatie van de woningzoekende dat -in afwijking van de reguliere wachttijd- een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem noodzakelijk is.

  • 2.

    De urgentieverklaring houdt het volgende in:

    • a.

      - de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende dringend gewenst is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel 2.6.4 bemiddeling kunnen verlenen bij het verkrijgen van (andere) woonruimte;

      • -

        de mededeling dat de urgentie beperkt is tot een bepaald soort woonruimte;

      • -

        de mededeling dat de urgentie gedurende maximaal drie maanden na de datum van afgifte geldig is.

      • -

        de mededeling dat de urgentie alleen geldt voor het woningaanbod in de gemeente Amersfoort;

        of

    • b.

      - de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende in zekere mate gewenst is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge bij het verlenen van een huisvestingsvergunning in aanvulling op het bepaalde in artikel 2.3.3 urgentie zullen verlenen aan de woningzoekende;

      • -

        de mededeling dat de urgentieverlening beperkt is tot een bepaald soort woonruimte;

      • -

        de mededeling dat de urgentieverlening gedurende maximaal zes maanden na datum van afgifte geldig is.

      • -

        de mededeling dat de urgentie alleen geldt voor het woningaanbod in de gemeente Amersfoort;

    • c.

      voor situaties als bedoeld in artikel 2.6.3 lid 1 sub d en e geldt;

      • -

        de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende noodzakelijk is en dat

        burgemeester en wethouders dientengevolge bij het verlenen van een

        huisvestingsvergunning in aanvulling op het bepaalde in artikel 2.3.3 urgentie zullen

        verlenen aan de woningzoekende;

      • -

        Burgemeester en wethouders kunnen een urgentie van twee keer zes maanden verlenen. Burgemeester en wethouders kunnen deze termijn verlengen.

Artikel 2.6.2 Aanvragen van een urgentieverklaring

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bepaling van de mate van urgentieverlening aanvullende bewijsstukken vragen.

  • 2.

    Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders de inhoud van de urgentieverklaring, zoals bedoeld in artikel 2.6.1.

  • 3.

    Er kan slechts één maal op basis van dezelfde feiten en omstandigheden een urgentieverklaring aangevraagd worden.

  • 4.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag van urgentie is de aanvrager een vergoeding verschuldigd.

Artikel 2.6.3 Gronden voor urgentie

Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring zoals bedoeld in artikel 2.6.1 verstrekken in de volgende situaties:

  • 1.

    Doelgroepen op grond van dwingend beleidsmatige redenen, waartoe behoren:

    • a.

      cliënten van een (hulpverlenings)organisatie waaraan burgemeester en wethouders bij besluit een contingent urgentieverklaringen hebben toegekend. Kandidaten voor een urgentieverklaring dienen voorgedragen te worden door de (hulpverlenings)organisatie.

    • b.

      statushouders en asielzoekers die op basis van de taakstelling gehuisvest dienen te worden zoals bedoeld in artikel 60 a lid b van de wet;

    • c.

      sleutelfunctionarissen;

    • d.

      situaties van gedwongen verkopen ten behoeve van de ontwikkeling van toekomstige

      inbreidings- en uitbreidingsgebieden;

    • e.

      bewoners uit te saneren stedelijke vernieuwingsgebieden zoals beschreven in het Sociaal Statuut;

    • f.

      zij die een dure huurwoning in de Provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk verlaten om een goedkopere huurwoning te betrekken, waarbij als voorwaarde geldt dat het huishoudensinkomen te laag is om de huur van de huidige woning te betalen, blijkende uit een woonkostentoeslag;

    • g.

      cliënten die te maken hebben met meervoudige problematiek voor wie in het kader van een ViA-traject urgentie wordt aangevraagd door de betrokken maatschappelijke organisatie.

  • 2.

    Medische indicatie

    • a.

      Van medische indicatie is sprake indien, op advies van een door burgemeester en wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat – in afwijking van de reguliere wachttijd een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is, waarbij een relatie dient te bestaan tussen de medische problematiek en de huidige woonsituatie, en er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen.

    • b.

      Indien in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning verhuizing wordt aanbevolen in verband met moeilijkheden bij het normale gebruik van de woning, vanwege aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, kan urgentie worden verleend, mits verhuizen naar oordeel van burgemeester en wethouders spoedeisend is en de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Sociale indicatie

    Van sociale indicatie is sprake indien, op advies van de hiertoe ingeschakelde Urgentiecommissie, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in

    afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem

    uit sociaal oogpunt noodzakelijk is. Hieronder worden de volgende situaties gerekend:

  • 1.

    Echtscheiding

Urgentie op grond van echtscheiding is alleen mogelijk als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    er is een rechterlijke (eind-)beschikking waarin is bepaald dat het huwelijk is ontbonden;

  • b.

    die beschikking is in het register van de burgerlijke stand ingeschreven;

  • c.

    uit het huwelijk komen één of meer kinderen voort, die ten tijde van de inschrijving (ad b) minderjarig zijn en de ouder die de urgentieverklaring aanvraagt oefent (mede) ouderlijk gezag uit over het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen.

  • d.

    het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen heeft/hebben het hoofdverblijf bij de ouder die de urgentie aanvraagt. In de situatie waarin meerdere minderjarige kinderen verdeeld over beide ouders hun hoofdverblijf is toegewezen op basis van een ouderschapsplan kunnen beide ouders urgentie aanvragen;

  • e.

    de ouder/ouders die de urgentie aanvraagt/aanvragen heeft/hebben niet het recht of de mogelijkheid om in de echtelijke woning te blijven wonen en kan/kunnen niet over andere zelfstandige woonruimte beschikken;

  • f.

    het verzoek om urgentie wordt ingediend binnen zes maanden nadat de rechterlijke (eind)beschikking waarin is bepaald dat het huwelijk is ontbonden, in het register van de burgerlijke stand is ingeschreven en

  • g.

    er bestaat naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid om het woonruimteprobleem op te lossen.

Voor gevallen van “samenleving” worden vermelde criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast.

2.Onaanvaardbare situaties waarbij het moet gaan om ernstige, levensbedreigende problemen in relatie tot de huidige woning. Waarbij naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen. Burgemeester en wethouders bepalen wanneer er sprake is van een onaanvaardbare situatie.

Artikel 2.6.4 Woningaanbieding aan urgentiekandidaten

  • 1.

    Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1, lid 2, sub a, kunnen burgemeester en wethouders bemiddelen bij eigenaren van woonruimte, zodat aan hen een overeenkomstig artikel 2.6.1, lid 2, sub a nader omschreven woonruimte binnen de daarvoor gestelde termijn wordt aangeboden.

  • 2.

    De bemiddeling als bedoeld in lid 1 wordt vorm gegeven in het in paragraaf 2.7 beschreven voordrachtstelsel en/of in de artikel 2.9.1 bedoelde overeenkomsten met eigenaren.

  • 3.

    Het recht op bemiddeling vervalt nadat de woningzoekende een aanbieding van woonruimte heeft geweigerd.

  • 4.

    Een woningzoekende die beschikt over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1 lid 2 sub b, kan zich aanmelden als gegadigde voor een bepaalde leeggekomen woning in de gemeente Amersfoort die voldoet aan het soort woonruimte waar de urgentie voor is verleend.

  • 5.

    Een woningzoekende met een urgentieverklaring op grond van artikel 2.6.1 lid 2 sub a gaat voor een woningzoekende met een urgentieverklaring op grond van artikel 2.6.1 sub b;

  • 6.

    Bij meerdere aanmeldingen voor een bepaalde leeggekomen woning van urgentiekandidaten met een zelfde mate van urgentie vindt volgordebepaling plaats aan de hand van de oudste datum van afgifte van de urgentieverklaring.

  • 7.

    Bij meerdere aanmeldingen van urgentiekandidaten met een urgentieverklaring met een gelijke datum van afgifte voor een bepaalde leeggekomen woning, vindt volgordebepaling plaats aan de hand van de inschrijfduur, met uitzondering van urgenten die vallen onder artikel 2.6.3 lid 1 sub d en e. Voor deze groep geldt volgordebepaling op grond van woonduur.

Artikel 2.6.5 Wijziging, intrekking en verlenging

  • 1.

    Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de vastgestelde mate van urgentie te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat het voordien verstrekte bewijs omtrent de mate van urgentie is vervallen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de mate van urgentie terugbrengen c.q. laten vervallen, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van urgentie niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de mate van urgentie is toegekend op grond van gegevens waarvan de

woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de urgentieverklaring verlengen als zij hebben vastgesteld dat er, gelet op de omstandigheden van degene aan wie zij de urgentieverklaring hebben toegekend, geen woonruimte beschikbaar is geweest gedurende de periode waarvoor de urgentieverklaring is verleend.

  • 4.

    Indien de termijn waarvoor de urgentie verleend is, is verstreken, gerekend vanaf de datum waarop de urgentie is verleend, en er geen gebruik is gemaakt van de urgentieverlening, vervalt de urgentie.

PARAGRAAF 2.7 LEEGMELDING EN VOORDRACHT

Artikel 2.7.1 Melding van het ter beschikking komen

  • 1.

    De eigenaar van een woonruimte, bedoeld in artikel 2.1.1, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daarover in artikel 18 van de Wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De eigenaar van een woonruimte kan op grond van een overeenkomst met burgemeester en wethouders afwijken van het in lid 1 bepaalde.

  • 3.

    Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, in de gevallen dat:

    • a.

      degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft

      opgezegd;

    • b.

      de woonruimte is ontruimd;

    • c.

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;

    • d.

      op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur of vrij van huur te

      koop is.

  • 4.

    De eigenaar dient de burgemeester of door de burgemeester aan te wijzen gemeenteambtenaren in de gelegenheid te stellen de woonruimte te inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.

Artikel 2.7.2 Melding van leegstand

Zodra de leegstand van een woonruimte langer duurt dan 12 weken, is de eigenaar verplicht daarvan melding te doen aan burgemeester en wethouders.

Artikel 2.7.3 Voordracht

  • 1.

    Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de Wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 2.7.1, eerste lid, aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.

  • 2.

    Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1, tweede lid.

  • 3.

    a. Binnen 2 weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen zenden burgemeester en wethouders een voordracht van ten hoogste 5 woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht kunnen de desbetreffende woningzoekenden door burgemeester en wethouders schriftelijk in kennis worden gesteld.

    • b.

      Binnen 2 weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n)

te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan burgemeester en wethouders te berichten.

  • 4.

    Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 2 weken nadat burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zijn gesteld.

  • 5.

    Voorgedragen woningzoekenden worden geacht geweigerd te hebben, indien zij niet binnen 5 dagen nadat zij van de voordracht in kennis zijn gesteld aan de eigenaar hebben laten weten dat zij de aangeboden woonruimte accepteren.

  • 6.

    Het bepaalde in artikel 2.3.3, lid 1, sub b blijft buiten toepassing, indien:

    • a.

      burgemeester en wethouders hebben bericht dat geen voordracht zal worden gedaan;

    • b.

      zij niet binnen de termijn als genoemd in lid 3, sub a. een voordracht hebben gedaan;

    • c.

      alle door hen voorgedragen woningzoekenden de aangeboden woonruimte hebben

      geweigerd.

  • 7.

    Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3, sub b heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV van de Wet tot vordering van de woonruimte overgaan.

PARAGRAAF 2.8 AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR BIJZONDERE WOONVORMEN

Artikel 2.8.1 Verbodsbepaling

Het is verboden om zonder huisvestingsvergunning van burgemeester en wethouders met een woonwagen een standplaats in gebruik te nemen of bezet te houden.

Artikel 2.8.2 Aanwijzing van woonwagencentra en standplaatsen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de uitoefening van hun bevoegdheden op grond van deze paragraaf, een terrein aanwijzen als woonwagencentrum. Daarbij stellen zij per woonwagencentrum het maximale aantal standplaatsen vast.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken. Daarbij kunnen zij tevens besluiten dat de op dat woonwagencentrum vrijkomende plaatsen niet opnieuw worden toegewezen ingevolge artikel 2.8.4.

  • 3.

    Indien burgemeester en wethouders besluiten tot intrekking van de aanwijzing van een woonwagencentrum stellen zij tevens een peildatum vast.

Artikel 2.8.3 Register voor standplaatszoekenden

1.Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een per

woonwagencentrum gespecificeerd register van standplaatszoekenden.

  • 2.

    Het register als bedoeld in lid 1 wordt opgenomen in het register als bedoeld in artikel 2.2.1.

  • 3.

    De standplaatszoekende moet voldoen aan de in paragraaf 2.4 genoemde criteria.

Artikel 2.8.4 Aanbieding van standplaatsen

  • 1.

    Op grond van artikel 2.1.1.b worden vrijkomende vergunningplichtige standplaatsen aangeboden conform het bepaalde in artikel 2.5.3 lid 2 sub c.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders een vrijkomende standplaats, met voorbijgaan aan de volgorde van inschrijving zoals beschreven in artikel 2.5.3 lid 2 sub c, aanbieden aan degenen die vóór de peildatum als hoofdbewoner een standplaats innam op een woonwagencentrum waarvan de aanwijzing ingevolge artikel 2.8.2, derde lid, wordt ingetrokken.

PARAGRAAF 2.9 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 2.9.1 Overeenkomsten

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren een aanvulling vormen op het geheel of delen van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD

PARAGRAAF 3.1 OMZETTING: KAMERVERHUUR

Artikel 3.1.1

Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimte.

Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1 van zelfstandige in onzelfstandige woonruimten om te zetten.

  • 2.

    Onder omzetten valt het treffen van voorzieningen in een gebouw of deel van een gebouw waardoor twee of meer kamerverhuureenheden ontstaan, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, dat als hoofdverblijf apart kan worden bewoond door niet in gezinsverband levende personen. Voor hospita/inwoning is geen vergunning vereist.

Artikel 3.1.3 Aanvragen van een vergunning

  • 1.

    De aanvraag van een vergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

    • a.

      Naam en (correspondentie)adres in Nederland van de aanvrager en eigenaar;

    • b.

      De naam en het adres waarop de vergunning gesteld moet worden

    • c.

      Gegevens over de huidige situatie:

      • -

        kadastrale aanduiding

      • -

        huur- of koopprijs;

      • -

        aantal kamers;

      • -

        woonoppervlak;

    • d.

      Gegevens over de beoogde situatie:

      • -

        het aantal te verhuren kamers en het aantal personen waarvoor het pand wordt ingericht;

      • -

        Een bouwkundige plattegrond van elke bouwlaag van het pand (schaal 1:100) waarop de afmetingen van het kamerverhuurpand en de binnen het pand gelegen ruimten (in m1 en m2) worden aangegeven;

      • -

        de aanduiding, zoals bedoeld in het Bouwbesluit, van de functie van elke ruimte of elke groep van bij elkaar behorende ruimten;

      • -

        de vluchtwegaanduiding, de plek van de rookmelders en brandslanghaspels/draagbare brandblustoestellen;

      • -

        de hoogteligging van de verschillende vloeren de trappen en de vloerafscheidingen;

      • -

        de deuren en daglichtopeningen in de uitwendige scheidingsconstructies en, voor zover van belang voor het vluchten bij brand, de inwendige scheidingsconstructies;

      • -

        de fietsenstalling.

  • 2.

    Op of bij de vergunning vermelden burgemeester en wethouders tenminste de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de vergunning gebruik gemaakt

      moet worden;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      het aantal wooneenheden en bewoners waarvoor vergunning is verleend.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke omzetting, indien de omzetting voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen beleidsregels vast waarin voorwaarden en voorschriften worden opgenomen die aan de vergunning kunnen worden verbonden. Het gaat daarbij om voorwaarden en voorschriften op het gebied van brandveiligheid, parkeren, wooncomfort, gezondheid en hygiëne.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huurprijs heeft beneden de huurgrens wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, indien:

    • a.

      de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huurprijs beneden de huurgrens, of

    • b.

      bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de bestemming tot

bewoning gehandhaafd blijft.

3.Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend als aan door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.

Artikel 3.1.5 Intrekking

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken, indien:

    • a.

      niet binnen één jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot omzetting.

    • b.

      de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 3.1.6 Aanhouden van de aanvraag

  • 1.

    Als van de vergunning slechts gebruik kan worden gemaakt na ontheffing van een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, wordt de aanvraag mede aangemerkt als verzoek om zodanige ontheffing.

  • 2.

    De aanvraag van een vergunning zoals bedoeld in artikel 3.1.2 wordt aangehouden tot het moment dat op het verzoek om ontheffing is beslist.

PARAGRAAF 3.2 SPLITSING

Artikel 3.2.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op gebouwen, bevattende woonruimte, uitgezonderd nieuw te bouwen koopappartementen.

Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel - 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Onder splitsen wordt ook verstaan het treffen van voorzieningen in bestaande (al dan niet gedeeltelijk/geheel te vernieuwen) woningen, zodanig dat binnen de bestaande (of te vernieuwen/te vergroten) bouwmassa meerdere zelfstandige woningen/wooneenheden ontstaan.

Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek

      5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit

      betreffende splitsing in appartementsrechten, en

    • b.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte

      bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd makelaar. Dit

      rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de

      onderhoudstoestand van het gebouw.

2 Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

  • a.

    de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt

    kan worden;

  • b.

    het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.

Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:

    • a.

      het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 dan wel een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de wet ruimtelijke ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen,

    • b.

      de aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven, c.q. de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, en

    • c.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet op weegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen eveneens een splitsingsvergunning weigeren, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is,

    • b.

      het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag van de splitsingsvergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens artikel 3.2.5 is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd,

    • c.

      de voorgenomen splitsing naar het oordeel van burgemeester en wethouders nadelige gevolgen heeft voor de met het plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden en

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij de splitsing heeft, niet op weegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen tenslotte een splitsingsvergunning weigeren, indien:

    • a.

      de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en

    • b.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven.

  • 4.

    Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 13 tot en met 18 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd beleidsregels vast te stellen waarin voorwaarden en voorschriften worden gesteld die aan de vergunning kunnen worden verbonden. Het gaat daarbij om technische eisen en voorwaarden en voorschriften op het gebied van brandveiligheid, wooncomfort, gezondheid en hygiëne.

Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag van een splitsingsvergunning aan, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 Wet op de ruimtelijke ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening daarvan,

    • b.

      dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend en

    • c.

      redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing.

  • 2.

    De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 3.7 van de Wet op de ruimtelijke ordening is vervallen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken, als bedoeld in artikel 3.2.4, lid 3 met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen.

  • 4.

    Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend .

Artikel 3.2.6 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 2.7.1, 2.7.2, 2.8.1, 3.1.2 of 3.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 4.3 Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de Wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de Wet.

Artikel 4.4 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte en het in de Huisvestingsverordening bepaalde.

Artikel 4.5 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 4.6 Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot een goede en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Amersfoort en het in de Huisvestingsverordening bepaalde.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1. Overgangsregeling

  • 1.

    De inschrijfduur van woningzoekenden die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingeschreven in het register van de gemeente Amersfoort, wordt bij de inwerkingtreding met drie jaar verhoogd voor wat betreft woningen in de gemeente Amersfoort;

  • 2.

    De verhoging als bedoeld in het eerste lid wordt drie jaar na inwerkingtreding van deze verordening ongedaan gemaakt;

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de termijn waarvoor de verhoging geldt, wordt verlengd.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Huisvestingsverordening Amersfoort 2014”.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de Huisvestingsverordening Amersfoort 2011 ingetrokken.

  • 3.

    De intrekking van de Huisvestingsverordening Amersfoort 2011 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van vergunningen of ontheffingen –hoe ook genaamd- dan wel krachtens die verordening gestelde beleidsregels, voorschriften en beperkingen – hoe ook genaamd-.

  • 4.

    Op een aanvraag om vergunning of ontheffing, een verzoek om inschrijving, verlening van urgentie of toestemming anderszins, welke is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet onherroepelijk is beschikt, blijven de bepalingen van de huisvestingsverordening die golden op het moment van indiening van het verzoek van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 5 november 2013.

de griffier,

de voorzitter,

PUBLICATIEDATUM:

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden

Bij het stellen van grenzen bij de inschrijving van woningzoekenden geldt in het algemeen dat daarbij geen strengere eisen gesteld mogen worden dan die bij het al of niet verlenen van een huisvestingsvergunning gesteld worden.

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

Dit is feitelijk het centrale artikel in het hele hoofdstuk 2 van de verordening. Hier komen de eisen met betrekking tot toelating, en urgentie, zoals ze in de verschillende paragrafen zijn beschreven, bij elkaar.

Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding

De bedoeling van de vruchteloze aanbiedingsprocedure is bedoeld om woningen beneden de huurprijsgrens of schaarstegrens zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan woningzoekenden die economisch- of sociaal zijn gebonden aan de provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk.

Artikel 2.3.5 Intrekking

De tekst van dit artikel geeft aan onder welke omstandigheden een afgegeven huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken en is gelijk aan die van artikel 28 van de wet.

Artikel 2.4.1 Leeftijd

Het hier gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt onderdeel van het gewoonterecht.

Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding

Lid 1. Gelet op artikel 13 c lid 1 van de wet wordt, behoudens het bepaalde in het tweede lid, geen onderscheid gemaakt naar economische of maatschappelijke binding ten aanzien van woningzoekenden:

  • a.

    waarvan redelijkerwijs niet of niet meer verwacht kan worden dat zij door het duurzaam verrichten van arbeid in hun bestaan voorzien, zoals gepensioneerden, ernstig invaliden en langdurig werklozen;

  • b.

    die als remigrant wensen terug te keren naar Nederland of zijn teruggekeerd, doch nog niet over passende huisvesting beschikken;

  • c.

    die met toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Vreemdelingenwet als vluchteling zijn toegelaten of van wie het verzoek om toelating als vluchteling is afgewezen, onder verlening, gelijktijdig of nadien, van een vergunning tot verblijf of humanitaire gronden, als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet, zonder dat daaraan beperkingen zijn verbonden, een en ander indien zij in verband met die omstandigheid woonruimte behoeven;

  • d.

    die na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven, of

  • e.

    die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.

Sub b. Remigrant: een remigrant is een naar zijn land terugkerende emigrant (definitie Van Dale).

Sub c. Vluchtelingen: iemand moet aantonen dat hij rechtmatig langer dan 3 maanden in Nederland mag verblijven, dat er geen beperkingen aan dat verblijf zijn verbonden en dat hij nog niet over eigen woonruimte beschikt.

  • ·

    Verblijfsdocumenten I, II, III, IV worden afgegeven voor maximaal 5 jaar, eventuele beperkingen staan erop vermeld. Beperkingen kunnen zijn: gezinshereniging, studie, arbeid in loondienst, medische behandeling.

  • ·

    W-documenten (of sticker in paspoort) betekenen dat men nog in afwachting is van een besluit op de aanvraag tot verblijf. Personen met een dergelijk document behoren niet tot de uitzonderingen en komen niet in aanmerking voor een huisvestingsvergunning.

  • ·

    Verblijfsdocument type EU/EER (verblijfskaart voor gemeenschapsonderdanen): dit document wordt verstrekt aan vreemdelingen uit Bulgarije en Roemenië die voor langere tijd op basis van het gemeenschapsrecht in Nederland verblijven. Daarnaast wordt het document verstrekt aan familieleden van burgers van de Unie die zelf een nationaliteit van een derde land hebben. Arbeid is vrij toegestaan en een tewerkstellingsvergunning is in de meeste gevallen niet vereist.

  • ·

    Onderdanen van een van de landen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte zijn overigens niet verplicht een EU/EERdocument te hebben. Voor EU/EER-onderdanen is een geldig paspoort voldoende.

  • ·

    EU/EER-onderdanen zijn vreemdelingen met één van de volgende nationaliteiten: België, Cyprus, Duitsland, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië en Noord-Ierland), IJsland en Zweden.

Sub d en e. Echtscheiding: de echtscheiding moet definitief zijn (vonnis ingeschreven in de GBA) of er moet een voorlopige voorziening zijn (tussentijdse uitspraak rechter) en als gevolg van de scheiding is woonruimte nodig. Bijvoorbeeld omdat de woning door de rechtbank aan de andere partner is toebedeeld. In gevallen van het verbreken van samenleving worden de regels zo veel mogelijk analoog toegepast.

Lid 2. Gelet op het bepaalde van artikel 6 van het Huisvestingsbesluit wordt een onderscheid naar economische of maatschappelijke binding niet gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:

  • a.

    die een huisvestingsvergunning aanvragen met het oog op een voorgenomen woningruil, indien ten minste één der bij de ruil betrokken partijen behoort tot een categorie, genoemd in artikel 13 c, eerste lid, van de wet, of aan de ruil een aanvaarding van een werkkring ten grondslag ligt;

  • b.

    die als personeel in dienst zijn van het Europees Laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Research Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen.

Woningruil: er is wel een huisvestingsvergunning nodig bij woningruil, maar als een van de partijen bij de ruil is vrijgesteld van de bindingseisen wordt er niet getoetst op bindingseisen. Hetzelfde is van toepassing als er geruild wordt omdat iemand in de provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk een baan heeft geaccepteerd, of in de regio waarmee wordt geruild.

Artikel 2.6.3 Gronden voor urgentie

Hierbij mag geen onderscheid gemaakt worden tussen "eigen" woningzoekenden en "provinciaal" woningzoekenden. De urgentieregeling is verder uitgewerkt in de beleidsregels.

lid 1 Het verlenen van een urgentieverklaring op grond van dwingend beleidsmatige redenen gebeurt louter na voordracht door de betreffende organisaties bij het college van burgemeester en wethouders.

Lid 1 sub e: de te doorlopen procedure voor bewoners uit stedelijke vernieuwingsgebieden staat beschreven in het ‘Sociaal Statuut’.

Artikel 2.7.1 Melding van ter beschikking komen

lid 3 sub c: met een ‘korte tijd’ wordt een periode van 2 maanden bedoeld.

Artikel 2.7.3 Voordracht

lid 4: Naar oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen voor weigering van verhuur van de woonruimte aan de voorgedragen woningzoekende kan voorkomen als er sprake is van:

  • -

    Eerder wangedrag (indien het een woningzoekende (en/of leden van zijn of haar huishouden) betreft die in een vorige of huidige woonsituatie in tenminste de afgelopen 5 jaar zeer ernstig inbreuk op het woongenot van omwonenden heeft gemaakt, waarbij ernstig rekening moet worden gehouden met herhaling en/of sprake is of is geweest van huurschuld).

  • -

    In uitzonderlijke gevallen (bijv. bij een te voorziene huisuitzetting) meldt de verhuurder bij de gemeente dat hij voornemens is een huurcontract te weigeren en op welke grond. Alvorens de verhuurder overgaat tot het weigeren van de woonruimte aan de voorgedragen woningzoekende, voert de corporatie een gesprek met de woningzoekende waarin hij/zij geïnformeerd wordt over de ‘voorziene gevolgen’ voor de woningzoekende bij het aangaan van het huurcontract. Na dit gesprek en na melding bij de gemeente wordt de weigering schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van betrokkenen gebracht. Wanneer de woningzoekende het niet eens is met de beslissing kan hij/zij dit aanhangig maken bij de klachtencommissie van de verhuurder en/of bij de kantonrechter.

Artikel 3.1.1 Werkingsgebied

De wet biedt de mogelijkheid om voor alle woningen bij omzetting een vergunningsplicht in te stellen. In tegenstelling tot de artikelen met betrekking tot de huisvestingsvergunning is men in deze paragraaf niet gebonden aan huur- en koopprijsgrenzen.

Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening

lid 3: Bij de hier genoemde voorwaarden en voorschriften kan gedacht worden aan de voorwaarde van tijdelijkheid bij omzetting in onzelfstandige woonruimte. In de beleidsregels zijn de voorwaarden voor vergunningverlening verder uitgewerkt.

Artikel 3.1.6 Intrekking

De tekst van dit artikel is ontleend aan artikel 38 van de wet.

Artikel 3.2.1 Werkingsgebied

Het werkingsgebied voor het stelsel van splitsingsvergunningen kan geheel worden toegesneden op de lokale situatie. Het staat de gemeente vrij om alle gebouwen die zich daarvoor lenen te brengen onder het werkingsgebied van de verordening. In tegenstelling tot de artikelen met betrekking tot de huisvestingsvergunning is men in deze paragraaf niet gebonden aan huur- en koopprijsgrenzen.

Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning

lid 1: De verlangde bewijsstukken zijn overgenomen uit het voorheen op splitsing van toepassing zijnde Woningwetartikel 56e. Vanzelfsprekend kunnen hier, afhankelijk van de criteria voor vergunningverlening, nadere bewijsstukken worden verlangd.

Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning

Dit artikel bevat bepalingen die betrekking hebben op de verschillende afwijzingsgronden, genoemd in het Huisvestingsbesluit, namelijk de samenstelling van de woonruimtevoorraad, belemmering van de stadsvernieuwing en bepalingen uit oogpunt van indeling of staat van onderhoud.

Er is in dit artikel een combinatie gemaakt van de bepalingen in hoofdstuk 3 van het Huisvestingsbesluit. In dit artikel zijn, voor wat betreft de staat van onderhoud minimaal de bepalingen uit het voormalige artikel 56, lid b, van de Woningwet opgenomen.

Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag

Dit artikel bevat de mogelijkheid om, op grond van dreigende belemmering van de stadsvernieuwing, een aanvraag voor een splitsingsvergunning aan te houden indien voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, is gelegen, reeds een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet op de ruimtelijke ordening van kracht is.

Artikel 3.2.6 Intrekking

De tekst van dit artikel is ontleend aan artikel 38 van de wet.