Regeling vervallen per 01-01-2017

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2016

Burgemeester en wethouders van Amersfoort;

gelet op artikelen 2 lid 3, artikel 4, artikel 7 lid 3 en 4  en artikel 12 lid 4 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015;

overwegende dat het gewenst is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015;

besluit vast te stellen de volgende nadere regels:

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2016

Artikel 1. Maatwerk

Van deze regels kan in het kader van het leveren van maatwerk gemotiveerd worden afgeweken.

Hoofdstuk 1: Vormen van jeugdhulp

Artikel 2. Overige voorzieningen

De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Informatie en opvoedadvies;

  • b.

    Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning individueel;

  • c.

    Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs;

  • d.

    Ondersteuning via het sociaal team.

Artikel 3. Individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Specialistische Behandeling Jeugd

  • b.

    Specialistische Begeleiding Jeugd

  • c.

    Ambulante behandeling Jeugd-GGZ (inclusief diagnostiek en behandeling dyslexie)

  • d.

    ADHD ziekenhuiszorg

  • e.

    Forensische Jeugd-GGZ

  • f.

    Respijtzorg/logeren

  • g.

    Dagactiviteiten Jeugd

  • h.

    Verblijf Jeugd

  • i.

    SAVE (hulpverlening binnen het drang en dwangkader)

  • j.

    Crisiszorg

Hoofdstuk 2: Toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het wijkteam in de buurt waar de jeugdige woonachtig is;

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding digitaal of schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening, zoals bedoeld in artikel 2.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument ter inzage als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening als bedoeld in artikel 2;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de Jeugdwet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 4. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6.

  • 2. Het college verstrekt aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening mondeling of schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven en het verslag is voorzien van een dagtekening, van de naam, het burgerservicenummer en de geboortedatum van de jeugdige.

Hoofdstuk 3: Regels voor persoonsgebonden budget

Artikel 9. Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld

  • 1. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 2. De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 3. Het pgb voor dienstverlening door:

    • a.

      professionals in dienst van een instelling wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van 90% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

    • b.

      professionals, werkzaam als zelfstandige of via een arbeidsovereenkomst met de cliënt, wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

    • c.

      niet-professionals wordt bepaald op basis van 50% het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

  • 4. Het college stelt het tarief voor de onderdelen genoemd in lid 3 vast in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning/Jeugdwet Amersfoort.

  • 5. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden, naast de in het derde lid sub c genoemde voorwaarde voor het tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende niet tot overbelasting leidt, en

    • b.

      dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit dit pgb mogen worden betaald.

Artikel 10. Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb

  • 1. Als een jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de jeugdige of zijn ouders de ondersteuning zelf wensen in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag en budgetplan te worden ingediend, waarbij de jeugdige of zijn ouders aangeven:

    • a.

      Wat zij met het pgb wensen in te kopen;

    • b.

      Waarom zij de ondersteuning in de vorm van een pgb wensen te ontvangen;

    • c.

      Waarom een individuele voorziening door een aanbieder niet passend is;

    • d.

      Indien van toepassing: wie de jeugdige heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • e.

      Hoe de jeugdige of zijn ouders de ondersteuning wensen te organiseren;

    • f.

      Op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • g.

      Indien meerdere personen uit een huishouden ondersteuning nodig hebben, dan wordt er 1 ondersteuningsplan voor het gehele huishouden gemaakt (een familiegroepsplan) en bekeken hoe bepaalde ondersteuningsvormen gecombineerd en toegedeeld kunnen worden;

    • h.

      Een onderbouwde begroting.

  • 2. Een pgb is alleen mogelijk als:

    • a.

      Het college tot het oordeel komt dat een individuele voorziening door een aanbieder, gelet op de situatie van de jeugdige of zijn ouders niet passend is;

    • b.

      De ondersteuning die de jeugdige of zijn ouders met het pgb wensen in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde resultaat;

    • c.

      De jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of zij daarvoor iemand hebben gemachtigd die:

      Een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.

  • 3. Het college beschouwt een in het zorg- en budgetplan beschreven hulpverleningsaanbod dat volledig overeenkomt met het aanbod van een zorgaanbieder die een contracts- of subsidierelatie heeft met de gemeente als een passend aanbod als bedoeld in lid 2 sub a.

  • 4. Het college toetst of de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat zijn om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren onder meer aan de hand van de uitslag van een volledig doorlopen, door Per Saldo opgestelde en bij het wijkteam verkrijgbare Pgb-zelftest;

  • 5. Een pgb is niet mogelijk voorzover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb.

Artikel 11. Professionele ondersteuning

  • Er is sprake van professionele ondersteuning, zoals bedoeld onder artikel 9, lid 3 indien de aanbieder die de individuele voorziening levert voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanbieder is ingeschreven in de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de van de benodigde zorg/hulp die is opgenomen in het ondersteuningsplan;

    • b.

      de medewerkers beschikken over een VOG die na of maximaal 2 maanden voor indiensttreding of de start van de ondersteuning is afgegeven;

    • c.

      Er is een dienstverband met minimaal twee medewerkers aanwezig;

    • d.

      de medewerkers voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen die op het gebied van verantwoorde hulp en verantwoorde werktoedeling aan de betreffende hulpverlening worden gesteld en ontvangen een hiermee overeenkomstig salaris;

    • e.

      de eigenaar en medewerkers zijn geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van degene aan ze zorg verlenen.

  • 2. Een zelfstandig werkende hulpverlener voldoet aan alle volgende, cumulatieve, criteria:

    • a.

      staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van jeugdhulp die past binnen de kader van de benodigde ondersteuning/zorg die is opgenomen in het ondersteuningsplan

    • b.

      de belastingdienst beschouwt de hulpverlener in het kader van de hulpverlening aan de cliënt als ondernemer;

    • c.

      de hulpverlener voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen die op het gebied van verantwoorde hulp worden gesteld aan de aanbieder van een individuele voorziening jeugdhulp.

    • d.

      de hulpverlener is geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van degene aan wie hij de hulpverlening biedt.

    • e.

      indien het gaat om hulpverlening die op de locatie van de hulpverlener plaatsvindt moet deze locatie voldoen aan de eisen die aan de locatie van de gecontracteerde aanbieders van vergelijkbare zorg worden gesteld.

  • 3. Een hulpverlener die een arbeidsovereenkomst heeft met de cliënt dient aan de volgende criteria te voldoen:

    • a.

      inschrijving in het kwaliteitsregister jeugd of het BIG-register;

    • b.

      documentatie waaruit blijkt dat de betreffende hulpverlener voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen die op het gebied van verantwoorde hulp worden gesteld aan de aanbieder van een individuele voorziening jeugdhulp;

    • c.

      geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant.

Artikel 12 Behandeling

  • 1. Het is niet toegestaan om via een pgb psychiatrische en psychologische behandeling in te kopen uit het informele netwerk.

  • 2. Het inkopen van psychiatrische en psychologische behandeling via een pgb is alleen mogelijk indien de behandelaar voldoet aan de kwaliteitseisen die de gemeente stelt aan gecontracteerde aanbieders van behandeling.

Artikel 13. Informele zorg

  • 1. De inzet van niet-professionele (informele) zorg is toegestaan in die gevallen waarin deze zorg de gebruikelijke hulp overstijgt.

  • 2. Indien van toepassing voldoet de zorgverlener aan wettelijke/landelijke kwaliteitseisen die gelden voor de betreffende zorg.

Artikel 14. PGB besteden buiten Amersfoort

  • 1. De budgethouder kan het persoonsgebonden budget voor ten hoogste dertien weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van zorg te verlenen tijdens verblijf buiten Amersfoort.

  • 2. De budgethouder kan het persoonsgebonden budget voor ten hoogste zes weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van zorg te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland.

  • 3. Het college kan op aanvraag de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn verlengen.

  • 4. Op besteding buiten Amersfoort zijn alle verplichtingen met betrekking tot het persoonsgebonden budget van toepassing.

Hoofdstuk 4: Overige bepalingen

Artikel 15. Inspraak en medezeggenschap

Het college stelt in 2016 de werkwijze voor de inspraak voor ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten en hun vertegenwoordigers vast.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17 Intrekking oude nadere regels en overgangsrecht

  • 1. De nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015 worden ingetrokken.

  • 2. Indien een cliënt op het moment van inwerkingtreding van deze nieuwe nadere regels een pgb heeft dan gelden de nieuwe regels op het moment dat er sprake is van een herindicatie.

Artikel 18 Ingangsdatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 18 december 2015
De secretaris, de burgemeester

Toelichting Nadere regels Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2016

Hoofdstuk 1 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2 Overige voorzieningen

De overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van lichte ambulante hulpverlening. Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij toegankelijke voorziening. Indien dit niet toereikend is, wordt een individuele voorziening ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een individuele voorziening.

Artikel 3 Individuele voorzieningen

De individuele voorziening is een voorziening die alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een voorziening, die niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen. Het wijkteam heeft het mandaat om een individuele voorziening in te zetten en zal deze procedure zorgvuldig moeten doorlopen. Voorzieningen ter uitvoering van het gedwongen kader vallen onder de diensten van SAVE. De diensten die onder het gedwongen karakter vallen zijn niet op aanvraag beschikbaar, maar worden opgelegd door de Rechtbank. Het gaat hier om jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente is verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.

De individuele voorzieningen betreffen specialistische hulpverlening/begeleiding die niet door het wijkteam geboden kan worden. De specialistische hulpverlening/begeleiding kan zowel ambulant als in een intramurale setting worden geboden.

In artikel 2 lid 2 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015 worden de volgende individuele voorzieningen genoemd:

  • a.

    Specialistische jeugdhulp, zijnde in ieder geval:

    • i.

      Hulp voor jeugdigen met (ernstige) opvoed- en opgroeiproblemen die niet preventief of door sociaal team geboden kan worden;

    • ii.

      Hulp voor jeugdigen met psychische klachten of stoornissen (voorkomen, behandelen en genezen);

    • iii.

      Hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking; iv. Begeleiding en persoonlijke verzorging jeugdigen.

In de vorige versie van de nadere regels (Nadere regels verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015, inwerkingtreding 1 januari 2015) wordt hieraan uitwerking gegeven in termen van:

  • a.

    Specialistische jeugdhulp ambulant;

  • b.

    Specialistische jeugdhulp intramuraal;

  • c.

    Jeugd-GGZ (generalistische basis-GGZ en specialistische GGZ);

  • d.

    Enkelvoudige ernstige dyslexiezorg;

  • e.

    Pleegzorg;

  • f.

    Jeugdzorg-plus;

  • g.

    Specialistische dagbehandeling en verzorging van jeugd met een lichamelijke, verstandelijke en/of zintuigelijke beperking.

In deze Nadere regels wordt als volgt een vertaling gemaakt:

  • a.

    Specialistische Behandeling Jeugd;

  • b.

    Specialistische Begeleiding Jeugd;

  • c.

    Ambulante behandeling Jeugd-GGZ (inclusief diagnostiek en behandeling dyslexie);

  • d.

    ADHD ziekenhuiszorg;

  • e.

    Forensische Jeugd-GGZ;

  • f.

    Respijtzorg/logeren;

  • g.

    Dagactiviteiten Jeugd;

  • h.

    Verblijf Jeugd;

  • i.

    SAVE (hulpverlening binnen het drang en dwangkader);

  • j.

    Crisiszorg;

Deze indeling past binnen de ingezette beweging in het sociaal domein en sluit aan bij de vormen van individuele voorzieningen zoals staan beschreven in artikel 2 lid 2 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015.

Hoofdstuk 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 4 lid 1 en 2  Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

De gemeente organiseert de toegang tot de jeugdhulp in de wijken. We gaan er hiervan uit dat de toegang naar jeugdhulp zo dicht mogelijk bij het kind en gezin wordt georganiseerd. Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek, indien mogelijk zal het gesprek zoveel mogelijk bij de ouders en jeugdige thuis plaatsvinden.

Artikel 4 lid 3

Wanneer er sprake is van spoedeisende hulp, kan het wijkteamlid direct een individuele voorziening inzetten. Dit betekent dat de ouders en jeugdige geen procedure hoeft te doorlopen om de nodige zorg te ontvangen.

Het wijkteamlid informeert de ouders en jeugdigen over de procedure omtrent het gesprek en informeert de ouders en jeugdigen over hun rechten en plichten. Het kan zijn dat een wijkteam lid op basis van de gegevens uit het brede gesprek nader onderzoek doet om te bepalen of belanghebbende een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet nodig heeft. Het aanvragen van advies door de expertisepool kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Het is van belang dat de ouders en jeugdigen toestemming geeft voor het uitwisselen van persoonsgegevens.

Artikel 4 lid 4

Ouders en jeugdige kunnen zonder een aanvraag rechtstreeks toegang krijgen tot overige jeugdhulp.. De gemeente communiceert duidelijk naar de inwoners welke voorzieningen direct toegankelijk zijn en welke voorzieningen niet direct toegankelijk zijn.

Vooronderzoek

Artikel 5 lid 1,2, en 3

Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Op voorhand bepalen de nadere regels niet precies wanneer deze afspraak wordt gemaakt. Afhankelijk van de hulpvraag kan het namelijk zijn dat het wijkteam eerst gegevens wil verzamelen voor een goede voorbereiding op het gesprek.

Artikel 5 lid 3

Wanneer de gegevens bekend zijn bij het wijkteam, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden.

Gesprek

Artikel 6 lid 2

Het familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 Jeugdwet en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op grond van artikel 2.1., onder g, Jeugdwet, maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.

Artikel 6 lid 3

 Als een kind buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed, of als het kind voor een dagdeel buitenshuis verblijft, dan wordt er een ouderbijdrage geheven. Deze ouderbijdrage zal vanaf 1 januari 2015 worden door het Centraal Administratiekantoor (CAK) worden geheven. Het CAK krijgt informatie van de gemeente. Op basis van deze informatie neemt het CAK al dan niet contact met de ouder op. In de Jeugdwet worden ook enkele situaties benoemd, wanneer de ouder geen bijdrage verschuldigd is, het gaat dan met name om situaties als de ouders geen ouderlijk gezag (meer) hebben, in acute noodsituaties, dit betreft ‘crisisplaatsing’ als sprake is van een acute noodsituatie.

Verslag

Artikel 7

Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag opgesteld. Daarin staan het in samenspraak met de ouders en jeugdigen, en indien aanwezig andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen (een arrangement). In plaats van een verslag kan ook een plan van aanpak worden opgesteld. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen.

Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de ouders en jeugdigen beschikt over het verslag is het wel de verantwoordelijkheid van de ouders en jeugdige, al dan niet personen uit het sociale netwerk, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de ouders en jeugdige niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de ouders en jeugdige om aan te geven waarom hij niet akkoord is.

Aanvraag

Artikel 8

Als de ouders en/of jeugdige het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening of individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

 

 

Hoofdstuk 3: Regels voor pgb

Artikel 9 Wijze waarop de hoogte van het PGB wordt vastgesteld

In artikel 8 wordt geregeld op welke wijze het PGB tarief wordt bepaald en welke verschillende tarieven er zijn. Bij de vaststelling van de tarieven voor dienstverlening wordt een onderscheid gemaakt tussen zorgverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals werkzaam als zelfstandige en niet professionals. Het PGB voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling bedraagt 90% van het door het college vast te stellen tarief. Voor dienstverlening door professionals die werkzaam zijn als zelfstandige wordt uitgegaan van 75% van het vastgestelde tarief omdat deze professionals lagere overheadkosten hebben. Voor de categorie niet professionals hanteert het college een bedrag van 50% van het vastgestelde tarief.

Artikel 10 mogelijkheden tot het kiezen voor een PGB

De eisen voor een PGB in de Jeugdwet zijn strenger dan in de Wmo. Naast de eisen over de kwaliteit van de zorg en het in staat moeten zijn om als PGB budgethouder op te treden bepaalt de Jeugdwet dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Met andere woorden, bij de Jeugdwet wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de jeugdhulp/zorg wordt verleend door gecontracteerde aanbieders tenzij dat in het concrete geval niet passend is.

Het PGB is een geschikt instrument voor mensen die dit kunnen zelf de regie te laten voeren over de inkoop van zorg en ondersteuning en de organisatie hiervan. Hierbij is wel van belang dat cliënten goed begrijpen wat het betekent om budgethouder te zijn. Om die reden is in het vierde lid van artikel 9 van de nadere regels onder meer opgenomen dat de geschiktheid van de cliënt of zijn sociale netwerk om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren onder meer wordt getoetst aan de hand van de door de belangenvereniging van mensen met een PGB, Per Saldo, opgestelde PGB zelftest.

Naast de zelftest van Per Saldo zal het Wijkteam bij het beoordelen van de geschiktheid van de cliënt om als budgethouder op te treden kijken naar de persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Indien er bij de cliënt sprake is geweest van schuldenproblematiek of een verslaving kan dat een reden zijn om geen PGB te verstrekken.

In artikel 10 lid 2 sub c is onder meer bepaald dat, indien de cliënt iemand heeft gemachtigd om zijn belangen te behartigen en het PGB te beheren, deze persoon in beginsel niet tevens de uitvoerder van de ondersteuning mag zijn die met het PGB wordt ingekocht. Deze bepaling is opgenomen omdat het in 2015 is voorgekomen dat wijkteams werden geconfronteerd met PGB aanbieders die stellen “alles wel even te regelen voor hun klanten en die als vertegenwoordiger van de cliënt én ook als zorgverlener optreden. Dit is een ongewenste situatie omdat de zorgverlener een eigen belang heeft en daarmee een risico op belangenverstrengeling ontstaat. In uitzonderlijke gevallen die goed moeten worden onderbouwd kan worden toegestaan dat de gemachtigde of vertegenwoordiger wel de uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht. Hierbij zal geborgd moeten zijn dat het pgb op een verantwoorde wijze besteed wordt.

 

Artikel 11 Professionele ondersteuning

In dit artikel is opgenomen wanneer er sprake is van professionele ondersteuning en welke (kwaliteitseisen) er worden gesteld aan de verschillende professionele zorgverleners die via een PGB zorg verlenen. Uit de ervaringen in 2015 is gebleken dat er behoefte bestaat aan kwaliteitseisen voor zorgaanbieders die via een PGB worden ingekocht. Met dit artikel wordt aan die behoefte tegemoet gekomen.

 

Artikel 12 Behandeling

Psychiatrische en psychologische behandeling van jeugdigen is specialistische zorg. Om die reden is in artikel 11 bepaald dat het inkopen in het informele netwerk van een psychiatrische en psychologische behandeling via een pgb niet is toegestaan. Daarnaast regelt het tweede lid van dit artikel dat een pgb voor deze vorm van specialistische zorg alleen mogelijk is indien de behandelaar voldoet aan de kwaliteitseisen die de gemeente stelt aan gecontracteerde aanbieders van psychiatrische en psychologische behandeling.