Regeling vervallen per 01-01-2017

Nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2016, I

Geldend van 24-03-2016 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2016, I

Burgemeester en wethouders van Amersfoort;

gelet op artikel 3, artikel 7 lid 4 en 5, artikel 8 lid 2, 3 en 5, artikel 9 lid 2, artikel 12 en artikel 17 lid 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2015;

Besluit vast te stellen de volgende nadere regels:  

Nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2016, I

Artikel 1. Maatwerk

Van deze regels kan in het kader van het leveren van maatwerk gemotiveerd worden afgeweken.

Hoofdstuk 1: Procedure aanvraag maatschappelijke ondersteuning via de gemeente

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld bij: - het wijkteam in de wijk waar de cliënt woonachtig is; - de door de gemeente aan te wijzen instellingen voor opvang indien het gaat om een hulpvraag op het gebied van opvang.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding digitaal of schriftelijk, tenzij betrokkene heeft medegedeeld dit niet te wensen.

Artikel 3. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de WMO, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 4. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kostenloze cliëntenondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntenondersteuning.

Artikel 5.

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie,;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 3, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 3.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 6. Ondersteuningsplan

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek in een ondersteuningsplan.

  • 2. Het college verstrekt het ondersteuningsplan aan de cliënt.

  • 3. De cliënt tekent het ondersteuningsplan, indien en voor zover er een beroep wordt gedaan op een maatwerkvoorziening, voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 4. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 5. In het geval de cliënt een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening en het college na onderzoek tot het besluit komt dat een maatwerkvoorziening niet een passende oplossing is dan wordt de aanvraag afgewezen. De cliënt kan tegen dit besluit bezwaar maken.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening indienen bij het college.

  • 2. Als de cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger het ondersteuningsplan zoals genoemd in artikel 5 ondertekent en het voorziet van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het ondersteuningsplan fungeren als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening.

Hoofdstuk 2: Aanvullende regels vervoer en woonvoorzieningen

Artikel 8. Vervoer

  • 1. Het gebruik van het collectief (openbaar) vervoer heeft het primaat als het de cliënt naar het oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie.

  • 2. Indien gebruik wordt gemaakt van de regiotaxipas kan maximaal 600 zones per jaar worden gereisd.

  • 3. Een persoon die naar het oordeel van het college bij het vervoer met het collectief (openbaar) vervoer is aangewezen op persoonlijke begeleiding, kan gratis een begeleider laten meereizen.

  • 4. Een vervoersvoorziening wordt geweigerd indien de cliënt:

    • a.

      in het bezit is van een auto die hij gebruikt; en

    • b.

      bij het gebruik van de auto geen problemen ondervindt; en

    • c.

      de auto voorziet in de lokale vervoersbehoefte.

Artikel 9. Woonvoorzieningen

  • 1. Bij de beoordeling van de vraag of een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard noodzakelijk is geldt het primaat van verhuizing naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning in Amersfoort of in de nabijheid van Amersfoort liggende gemeenten.

  • 2. Indien een verhuizing in de situatie genoemd in het eerste lid naar het oordeel van het college in redelijkheid niet van de cliënt kan worden gevergd, geldt het primaat van de losse woonunit.

  • 3. Indien een verhuizing of een losse woonunit genoemd in het eerste en tweede lid naar het oordeel van het college in redelijkheid niet van de cliënt kan worden gevergd kan een woningvoorziening van bouwkundige aard of woontechnische aard worden verstrekt.

Hoofdstuk 3: Regels voor het persoongebonden budget

Artikel 10. Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 2. De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      dienstverlening waaronder huishoudelijke hulp, individuele begeleiding en dagbesteding door:

      • 1.

        Professionals in dienst van een instelling wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van 90% het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

      • 2.

        Professionals, werkzaam als zelfstandigen of via een arbeidsovereenkomst met de cliënt, wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

      • 3.

        Niet-professionals wordt bepaald op basis van 50 % van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel óf op basis van een vaste onkostenvergoeding van maximaal € 150,- per maand tot een maximum van € 1500,- per jaar.

    • b.

      kortdurend verblijf- en respijtzorg:

      • 1°.

        met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, of

      • 2°.

        met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen; wordt per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel;

    • c.

      Beschermd Wonen De hoogte van het pgb tarief voor Beschermd Wonen wordt bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel;

    • d.

      overige maatwerkvoorzieningen

      • 1.

        Het college stelt het pgb voor overige maatwerkvoorzieningen vast op maximaal de kostprijs van de door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura, waarbij het college er zorg voor draagt dat de cliënt met het pgb in staat is kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.

      • 2.

        Het college kan het pgb in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag zoals bedoeld in het vorige lid, als in dat bedrag salariskosten zijn begrepen en de cliënt gebruik maakt van ondersteuning in het informele circuit.

    • e.

      Het college stelt het tarief voor de onderdelen genoemd onder a en b vast in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning/Jeugdwet Amersfoort.

Artikel 11 Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb

  • 1. Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe een gemotiveerde aanvraag en zorg- en budgetplan in, waarbij de cliënt aangeeft:

    • a.

      Wat hij met het pgb wenst in te kopen;

    • b.

      Waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • c.

      Indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • d.

      Hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

    • e.

      Op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • f.

      Indien meerdere personen uit een huishouden ondersteuning nodig hebben, dan wordt er 1 ondersteuningsplan voor het gehele huishouden gemaakt (een familiegroepsplan) en bekeken hoe bepaalde ondersteuningsvormen gecombineerd en toegedeeld kunnen worden;

    • g.

      Een onderbouwde begroting.

  • 2. Een pgb is alleen mogelijk als:

    • a.

      De ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde resultaat;

    • b.

      De cliënt naar het oordeel van het college in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor iemand heeft gemachtigd die:

      Een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.

  • 3. Het college toetst de geschiktheid van cliënt of zijn sociale netwerk om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren onder meer aan de hand van de uitslag van een volledig doorlopen, door Per Saldo of vergelijkbare opgestelde en bij het wijkteam verkrijgbare Pgb-zelftest;

  • 4. Een pgb is niet mogelijk:

    • a.

      Als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • b.

      Voorzover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het

      pgb.

Artikel 12 Professionele ondersteuning

Er is sprake van professionele ondersteuning als er sprake is van één van de in dit artikel genoemde situaties en de hulpverlener/zorgverlener beschikt over een VOG die na of maximaal 2 maanden voor indiensttreding bij zijn werkgever of de start van de zorg/ondersteuning is afgegeven:

  • a.

    De organisatie die de ondersteuning levert is door de gemeente voor een maatwerkvoorziening gecontracteerd voor het betreffende segment;

  • b.

    De organisatie die de ondersteuning levert voldoet aan alle volgende, cumulatieve criteria:

    • 1

      staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van de ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde ondersteuning/zorg die is opgenomen in het ondersteuningsplan;

    • 2

      biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers;

    • 3

      de organisatie en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan aanbieders en ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is;

    • 4

      de eigenaar en medewerkers zijn geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van de degene aan wie ze de ondersteuning of hulpverlening bieden;

    • 5

      indien het gaat om zorg of ondersteuning die op de locatie van de zorgverlener plaatsvindt moet deze locatie voldoen aan de eisen die aan de locatie van de gecontracteerde aanbieders van vergelijkbare zorg worden gesteld.

  • c.

    Een zelfstandig werkende hulpverlener/ondersteuner voldoet aan alle volgende, cumulatieve, criteria:

    • 1

      staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van de ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde ondersteuning/zorg die is opgenomen in het ondersteuningplan;

    • 2

      de belastingdienst beschouwt de hulpverlener/ondersteuner in het kader van de hulpverlening/ondersteuning aan de cliënt als ondernemer;

    • 3

      de medewerker voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is;

    • 4

      de hulpverlener is geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van degene aan wie hij ondersteuning/ hulpverlening biedt;

    • 5

      indien het gaat om zorg of ondersteuning die op de locatie van de zorgverlener plaatsvindt moet deze locatie voldoen aan de eisen die aan de locatie van de gecontracteerde aanbieders van vergelijkbare zorg worden gesteld.

  • d.

    Een hulpverlener/zorgverlener die een arbeidsovereenkomst heeft met de cliënt voor het leveren van ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde zorg/ondersteuning die is opgenomen in het ondersteuningsplan, indien en voor zover de hulpverlener:

    • 1

      voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld;

    • 2

      de ondersteuning levert zoals opgenomen in het ondersteuningsplan

    • 3

      geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant is degene aan wie hij ondersteuning biedt.

Artikel 13 PGB Hulp bij het huishouden

  • 1. Bij de leveringsvorm PGB voor hulp bij het huishouden is sprake van professionele ondersteuning als de ondersteuner voldoet aan de volgende basiscompetenties:

    • a.

      Schoonmaakvaardigheden;

    • b.

      Ordelijk en hygiënisch werken;

    • c.

      Kunnen signaleren van bijzonderheden, veranderingen, onveilige situaties en knelpunten in de cliëntsituatie;

    • d.

      Respect voor geloofsovertuiging en/of leefwijze van de cliënt;

    • e.

      Discreet omgaan met vertrouwelijke informatie;

    • f.

      Stimuleren van de zelfredzaamheid van de cliënt;

    • g.

      Servicegerichte en cliëntvriendelijke instelling

    • h.

      Goede sociale en communicatie vaardigheden.

  • 2. Indien het gaat om Huishoudelijke Hulp 2 voor meervoudig complexe cliënten is sprake van professionele ondersteuning indien de ondersteuner, naast de in lid 1 genoemde basiscompetenties, beschikt over:

    • a.

      Kennis en ervaring op het gebied van structureren van het huishouden;

    • b.

      kennis en ervaring op het gebied van opvoedkunde;

    • c.

      Basiskennis van en ervaring met symptomen van psychische, psychosociale en psychogeriatrische ziektebeelden;

    • d.

      Kennis van de lokale sociale infrastructuur en sociale kaart;

    • e.

      Vaardigheden voor het geven van advies, instructie en voorlichting aan de cliënt over huishoudelijk werk.

Artikel 14 PGB Beschermd Wonen

  • 1. De leveringsvorm PBG voor beschermd is in beginsel alleen mogelijk indien sprake is van eenkleinschalige woonvorm die bestaat uit minimaal 3 en maximaal 26 bewoners en waarbij aan de volgende cumulatieve eisen wordt voldaan:

    • a.

      De bewoners staan bij de gemeente ingeschreven op één adres, op aaneengesloten adressen of adressen die dichtbij elkaar liggen (binnen een straal van 100 meter);

    • b.

      De bewoners hebben een gemeenschappelijke ruimte voor gezamenlijke activiteiten;

    • c.

      De kleinschalige woonvorm voldoet aan dezelfde kwaliteitseisen als de gecontracteerde instellingen voor beschermd wonen.

  • 2. Verblijf bij ouders of wettelijke vertegenwoordigers valt niet onder een kleinschalige woonvorm.

  • 3. Bij toekenning van PGB beschermd wonen wordt getoetst of budget houder in aanmerking komt voor wooninitiatieventoeslag.

    • a.

      De Wooninitiatieventoeslag is bestemd voor kosten gemaakt voor het organiseren van de zorg van pgb-houders en infrastructuur in het kader van doelmatige zorgverlening en voor zover het niet mogelijk is deze te financieren uit voorliggende voorzieningen, waaronder het PGB beschermd wonen.

    • b.

      Beschikkingen voor de wooninitiatieventoeslag die voor 2016 zijn afgegeven worden in geval van herindicatie verlengd tot 31 december 2016 en bij doorlopende PGB’s tot afloop van de PGB.

Artikel 15 PGB dagbesteding

Een PGB voor dagbesteding is niet mogelijk indien deze wordt ingekocht in het informeel netwerk.

Artikel 16 Informele zorg

  • 1. De inzet van niet-professionele (informele) zorg is toegestaan in die gevallen waarin deze zorg de gebruikelijke hulp overstijgt.

  • 2. Indien van toepassing voldoet de zorgverlener aan wettelijke/landelijke kwaliteitseisen die gelden voor de betreffende zorg. Dit betekent dat informele zorg alleen is toegestaan als maatwerk voor persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf, hulp bij het huishouden en individuele begeleiding.

Artikel 17 PGB besteden buiten Amersfoort

  • 1. De budgethouder kan het persoonsgebonden budget voor ten hoogste dertien weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van zorg te verlenen tijdens verblijf buiten Amersfoort.

  • 2. De budgethouder kan het persoonsgebonden budget voor ten hoogste zes weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van zorg te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland.

  • 3. Het college kan op aanvraag de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn verlengen.

  • 4. Op besteding buiten Amersfoort zijn alle verplichtingen met betrekking tot het persoonsgebonden budget van toepassing.

  • 5. In afwijking van het eerste en tweede lid kan een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden niet buiten Amersfoort worden besteed.

Hoofdstuk 4: Regels voor eigen bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen enbijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

Artikel 18. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    • a.

      Personen met een inkomen op of lager dan 120% van de bijstandnorm, zoals vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) volgens de door het CAK gehanteerde inkomensvaststelling, waarbij ook rekening wordt gehouden met eigen vermogen, betalen geen eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen voor zorg zonder verblijf.

    • b.

      Het bedrag dat een éénpersoonshuishouden - niet pensioengerechtigd - dient te betalen bedraagt € 4,92 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de situatie genoemd in artikel 3.8, eerste lid onder a onderdeel 1, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    • c.

      Het bedrag dat een éénpersoonshuishouden – pensioengerechtigd - dient te betalenbedraagt € 4,92 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de situatie genoemd in artikel 3.8, eerste lid onder b onderdeel 2, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    • d.

      Het bedrag per vier weken dat een méérpersoonshuishouden indien een van beiden niet pensioengerechtigd is dient te betalen bedraagt € 7,05 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de situatie genoemd in artikel 3.8, eerste lid onder b, onderdeel 1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    • e.

      Het bedrag per vier weken dat een méérpersoonshuishouden indien beide personen pensioengerechtigd zijn dient te betalen bedraagt € 7,05 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de situatie genoemd in artikel 3.8, eerste lid onder b, onderdeel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2. Onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op grond van artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over de minderjarige cliënt, zijn een bijdrage conform het eerste lid verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige.

  • 3. Het college stelt in een separate nadere regeling de hoogte van de eigen bijdrage voor beschermd wonen en opvang vast.

  • 4. Voor het gebruik van een algemene voorziening kan een bijdrage in de kosten worden gevraagd door de aanbieder.

Hoofdstuk 5: Tegemoetkoming meerkosten.

Artikel 19. Tegemoetkoming meerkosten

  • 1. Op aanvraag kan een tegemoetkoming worden verstrekt aan personen met een beperking of chronische of psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben en die een beperkte financiële draagkracht uit inkomen en/of vermogen hebben ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Een beperkte financiële draagkracht in het kader van deze meerkostenregeling betekent:

    • a.

      een inkomen lager dan 120% van de bijstandnorm;

    • b.

      voor de berekening van de draagkracht in vermogen wordt aansluiting gezocht bij de draagkrachtregels en vermogensvrijlating in de Participatiewet en de gemeentelijke beleidsregels die hierop betrekking hebben.

  • 2. De tegemoetkoming kan worden verstrekt voor:

    • -

      verhuiskosten;

    • -

      huurderving;

    • -

      woningsanering;

    • -

      sportvoorzieningen;

    • -

      kilometerkostenvergoeding.

  • 3. Artikel 4, tweede lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2015 is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag als bedoeld in lid 1.

  • 4. Het college stelt de maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming vast in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Amersfoort.

  • 5. De kilometervergoeding, als bedoeld in lid 1, kan uitsluitend worden toegekend wanneer de voorliggende vervoersvoorzieningen zoals genoemd in artikel 8.1, 8.2 en 8.3 geen oplossing bieden voor het vervoersprobleem.

Hoofdstuk 6: Overige bepalingen

Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het college stelt in 2015 de werkwijze voor de inspraak voor ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten en hun vertegenwoordigers vast.

Artikel 21. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college stelt jaarlijks een blijk van waardering beschikbaar voor Amersfoortse mantelzorgers van cliënten die in de gemeente Amersfoort wonen. Daarnaast worden mantelzorgers als specifieke groep ondersteund bij hun taak als deze, tijdelijk, te zwaar is en pakken dat samen met mantelzorgers en mantelzorgorganisaties op.

Artikel 22. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23. Intrekking oude nadere regels en overgangsrecht

  • 1. De nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort 2016 worden ingetrokken.

  • 2. Indien een cliënt op het moment van inwerkingtreding van deze nieuwe nadere regels een pgb beschikking heeft die al in werking is getreden dan gelden de nieuwe regels op het moment dat er sprake is van een herindicatie.

Artikel 24. Ingangsdatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016.

Artikel 25. Citeertitel

Deze titel kan worden aangehaald als Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amersfoort 2016, I.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 8 maart 2016.
De secretaris, De burgemeester,

Toelichting nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015

Toelichting nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015