Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent persoonsgebonden budget Beleidsregels Persoonsgebonden budget Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent persoonsgebonden budget Beleidsregels Persoonsgebonden budget Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2018

Het college van burgemeester en wethouders

gelet op:

  • Titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • Artikel 8.1.1 van de Jeugdwet;

  • De Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2018,

overwegende dat: het gewenst is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de beoordelings-vrijheid die het college heeft bij het beoordelen of wordt voldaan aan de voorwaarden om in aan-merking te komen voor een persoonsgebonden budget;

besluit vast te stellen:

Beleidsregels Persoonsgebonden budget Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2018

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht: "Een bestuursorgaan kan Beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid."

Bij Beleidsregels gaat het om een bij besluit vastgestelde algemene regel niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Feitelijk gaat het om een geschreven geldende gedragslijn met betrekking tot een bepaald beleid. Het gaat over de vaststelling van feiten, wetsinterpreterend beleid of over de toepassing van de bepalingen in de verordening. Concreet betekent dit voor de uitvoerings-praktijk dat alle (min of meer) gelijke gevallen op een gelijke manier worden afgehandeld volgens het door het college vastgestelde beleid dat als zodanig ook is bekendgemaakt middels publicatie.

Alle begrippen die in deze Beleidsregels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet (hierna: de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening Jeugd-hulp gemeente Amersfoort 2018, Nadere regels Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2018 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

HOOFDSTUK 2 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Algemeen

Een persoonsgebonden budget (PGB) is bedoeld voor de inkoop van een individuele voorziening. De hoogte is gebaseerd op de goedkoopst adequate individuele voorziening die het college in na-tura zou verlenen (zie verordening). Met een PGB kan jeugdhulp, zoals begeleiding of persoonlijke verzorging worden ingekocht. Om in aanmerking te komen voor een PGB moet zijn voldaan aan een aantal voorwaarden. In het algemeen geldt dat een PGB niet mogelijk is als het college, na de melding van de hulpvraag, een passende tijdelijke maatregel treft of een machtiging vraagt voor gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

Voldoen aan voorwaarden

Het college moet zich bij het toekennen van een PGB ervan overtuigen dat wordt voldaan aan de voorwaarden. Het spreekt voor zich dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) het college, desgevraagd, de daarvoor noodzakelijke inlichtingen of gegevens verschaft en zijn medewerking verleend aan het onderzoek (art. 8.1.2, derde lid, van de wet). De wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB zijn cumulatief.

Uitvoeringsplan PGB en modelovereenkomst

De verordening bepaalt dat bij een indicatie voor jeugdhulp de jeugdige en/of zijn ouder(s) ver-plicht is om een Uitvoeringsplan PGB op te stellen. Dit tegen de achtergrond van de te beoordelen kwaliteit van de in te kopen jeugdhulp. Met behulp van het Uitvoeringsplan PGB stelt de jeugdige en/of zijn ouder(s) het college in de gelegenheid dat te doen. Op grond van de Regeling Jeugdhulp (landelijk)is de budgethouder verplicht om gebruik te maken van de van toepassing zijnde model-overeenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (art. 8b Regeling Jeugdwet).

Aansluiten op indicatie

Vooropgesteld wordt dat de in te kopen jeugdhulp moet aansluiten op de indicatie en de bijbeho-rende doelen in het plan van aanpak. Dat zal overigens ook moeten blijken uit het Uitvoeringsplan PGB.

Beoordeling van de voorwaarden

PGB-vaardigheid

Bij het beoordelen of de jeugdige en/of zijn ouder(s) dan wel zijn vertegenwoordiger in staat is te achten de aan een PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te oefenen zijn in ieder geval de volgende aspecten van belang:

  • de resultaten van een volledig doorlopen PGB-zelftest, opgesteld door Per Saldo en bij het Wijkteam verkrijgbaar;

  • kennis van de rechten en plichten die horen bij de PGB-taken;

  • het vermogen om degene die de jeugdhulp biedt aan te sturen.

Er is geen limitatieve oplossing beoogd.

In de volgende situaties is er sprake van een ernstig vermoeden dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) problemen zal krijgen met het uitvoeren van de taken die horen bij een PGB:

  • er is sprake van schuldenproblematiek, waarbij bijvoorbeeld het risico bestaat dat er beslag wordt gelegd op het PGB;

  • er is sprake van een gok- of drugsverslaving;

  • er is sprake van sterke vergeetachtigheid.

Er is geen limitatieve oplossing beoogd.

Kwaliteit & veiligheid

Bij het beoordelen van de kwaliteit van de met een PGB ingekochte ondersteuning houdt het col-lege in ieder geval rekening met de hierna volgende aspecten met het oog op de te bieden kwali-teit van de jeugdhulp en de veiligheid van de jeugdige.

Professionele hulpverlener

  • De jeugdhulp sluit aan bij de beperkingen en/of problemen die de jeugdige en/of zijn ouder(s) ondervindt.

  • De jeugdhulp sluit aan op het plan van aanpak.

  • De hulpverlener die (al dan niet werkzaam via een professionele instelling) de geïndiceerde jeugdhulp biedt, beschikt over een relevante opleiding. Bij het ontbreken daarvan dient - op een voor het college verifieerbare wijze - te worden aangetoond dat deze hulpverlener over re-levante werkervaring beschikt. Denk bijvoorbeeld aan referenties die kunnen worden gecon-troleerd.

  • Afhankelijk van de aard van de jeugdhulp en de beperkingen en kwetsbaarheid van de jeugdige en/of zijn ouder(s) dient degene die de via een PGB te leveren jeugdhulp biedt te beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) die in ieder geval niet ouder is dan 12 maanden voorafgaand aan de aanvang van de hulpverlening.

Nu er bij jeugdigen eigenlijk vrij snel sprake zal zijn van kwetsbaarheid, zal de voorwaarde van het beschikken over een VOG in het algemeen redelijk zijn met het oog op de waarborg van kwaliteit. Daarbij wordt opgemerkt dat dit een vereiste is bij jeugdhulpaanbieders (natura).

Vertegenwoordiger

Om belangenverstrengeling te voorkomen is het niet wenselijk dat degene die de jeugdige en/of zijn ouder(s) bij het uitoefenen van de aan een PGB verbonden taken ook degene is die de jeugd-hulp verleent. Indien er sprake is van jeugdhulp door een persoon die behoort tot het sociaal net-werk en die persoon is tevens de vertegenwoordiger van de jeugdige en/of zijn ouder(s) bij het uitoefenen van de aan een PGB verbonden taken, zal nadrukkelijk worden onderzocht of er geen sprake is van belangenverstrengeling. Het PGB is immers geen inkomensondersteuning maar is er op gericht de jeugdige in staat te stellen gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstan-digheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau (vergelijk RBNNE:2016:2911).

Ondersteuning door personen die behoren tot het sociaal netwerk

Indien de via een PGB in te kopen jeugdhulp wordt geleverd door de ouder(s), geldt dat dit alleen mogelijk is in die gevallen waarin deze hulp de gebruikelijke hulp overstijgt. Zie voor boven-gebruikelijke hulp de vigerende Beleidsregels Gebruikelijke hulp Jeugdhulp gemeente Amersfoort. In geval van personen uit het sociaal netwerk zal (in alle gevallen) ook moeten worden beoordeeld of de kwaliteit van de te leveren jeugdhulp voldoende is en of de jeugdhulp aansluit op de indica-tie. Personen behorend tot het sociaal netwerk van de jeugdige en/of zijn ouder(s) worden in prin-cipe niet als professionele hulpverlener aangemerkt. De jeugdige en/of zijn ouder(s) dient aller-eerst zijn keus om met het PGB iemand uit het sociale netwerk in te schakelen te motiveren. De persoon uit het sociale netwerk mag daarbij op geen enkele wijze druk op de jeugdige en/of zijn ouder(s) hebben uitgeoefend bij zijn besluitvorming. Het belang van de jeugdige en/of zijn ou-der(s) die met een PGB eigen regie wil behouden staat altijd voorop. Verder zal moeten worden beoordeeld of de persoon uit het sociaal netwerk in staat is om de geïndiceerde jeugdhulp te bie-den. Onderdeel van die beoordeling is of de kwaliteit van de geboden jeugdhulp voldoende is ge-waarborgd en zo ja, waaruit dat blijkt.

Behandeling

Jeugdhulp kan ook bestaan uit psychiatrische en psychologische behandeling. Het college stelt zich op het standpunt dat deze jeugdhulp niet door personen die behoren tot het sociaal netwerk kan worden geboden. In meeste gevallen zal het zo zijn dat niet aan de vereisten zal zijn voldaan, waaronder opleiding en registratie. Mocht dit wel het geval zijn, dan stelt het college zich in princi-pe op het standpunt dat er niet voldoende ‘professionele’ afstand is in de relatie tussen de jeugdi-ge en degene die de jeugdhulp via een PGB verleent. Het college acht in voorkomende gevallen het natura aanbod in ieder geval passend.

Herindicaties

Na afloop van de indicatie kan de jeugdige en/of ouder(s) zich opnieuw melden bij het college met het oog op een verlenging van de indicatie voor jeugdhulp. Indien zich in de voorafgaande periode van PGB-verlening geen onregelmatigheden hebben voorgedaan en het college ook anderszins geen reden heeft om te twijfelen of (nog) wordt voldaan aan de voorwaarden, kan het onredelijk zijn om met deze jeugdigen en/of zijn ouder(s) de intensieve beoordeling van voorwaarden op-nieuw te doorlopen. Dat betekent dat het college in voorkomende gevallen slechts een lichte toet-sing toepast. Wel geldt onverkort dat (opnieuw) een Uitvoeringsplan PGB wordt opgesteld.

Weigering persoonsgebonden budget

Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) een PGB wenst controleert het college of een eerder besluit waarmee een toegekend PGB is ingetrokken onder toepassing van artikel 8.1.4, eerste lid, onder-deel a, d of e van de wet. Denk bijvoorbeeld aan:

  • het niet voldoen aan de uit het PGB voortvloeiende verplichtingen; of

  • het PGB niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is verleend.

Invulling artikel 8.1.1 lid 4 sub b Jeugdwet

Op grond van dit artikel kan het college indien -onder meer- sprake is geweest van fraude (schen-den inlichtingenplicht) een aanvraag voor een PGB weigeren. Bij het gebruik maken van deze be-voegdheid hanteert het college als grens dat aanvraag voor een PGB worden geweigerd indien de fraude in de afgelopen 2 jaar voorafgaand aan de nieuwe aanvraag heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt uitgegaan van de datum van het herzienings- of intrekkingsbesluit.

Het meerdere weigeren (zelf betalen)

Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) het PGB wenst te besteden aan een duurdere individuele voorziening dan waar het college de hoogte van het PGB op heeft gebaseerd, geldt dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) het meerdere zelf moet betalen. In het geval van diensten (trekkingsrecht via Svb) bestaat in ieder geval de mogelijkheid voor de jeugdige en/of zijn ouder(s) om gelden bij te storten die ingezet kunnen worden. Het meerdere dat door de jeugdige en/of zijn ouder(s) aan de individuele voorziening wordt besteed wordt dan door het college geweigerd. Let wel ook in die gevallen gelden nog steeds de algemene voorwaarden van bijvoorbeeld de kwaliteit. Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) niet bereid is het meerdere zelf te betalen kan het college overgaan tot het weigeren van het totale PGB in het geval niet duidelijk is welke individuele voorziening met het PGB zal worden ingekocht.

Kosten gemaakt vóór de aanvraag

In de verordening is opgenomen dat het college een PGB kan weigeren als de kosten van jeugd-hulp betrekking hebben op een periode voorafgaande aan de aanvraag. Daarop zijn uitzonderingen als:

  • a.

    het college vaststelt dat de melding van de hulpvraag dan wel aanvraag niet eerder ingediend kon worden; en

  • b.

    de jeugdige en/of zijn ouder(s) aantoont verplichtingen met derden te zijn aangegaan die on-herroepelijk zijn; en

  • c.

    het college tot het oordeel komt dat de betreffende individuele voorziening noodzakelijk is.

Beoordeling

De wet strekt er niet toe dat het college gehouden is om een individuele voorziening in de vorm van een PGB te verlenen als de (gevraagde) individuele voorziening al vóór de melding of de aan-vraag is ingezet. Onbekendheid van jeugdigen of ouders met de terzake geldende regelingen ko-men in principe voor diens eigen rekening en risico (vergelijk CRVB:1993:ZB2748). Dit betekent dat de bewijslast op de jeugdige en/of zijn ouder(s) rust om aan te tonen dan wel aannemelijk te ma-ken dat de aanvraag niet eerder kon worden ingediend dan wel dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) zich niet eerder bij het college kon melden. Heeft het college vastgesteld dat de aanvraag niet eer-der kon worden ingediend gelden nog steeds de voorwaarden genoemd onder b. en c. Er moet sprake zijn van verplichtingen die zijn aangegaan met derden en die niet meer teruggedraaid kun-nen worden. Ook dat ligt op de weg van de aanvrager om aan te tonen. Vervolgens is het ook nog zo dat het college in staat moet zijn om de noodzaak van de betreffende individuele voorziening vast te stellen. Is dat niet meer mogelijk, dan liggen de gevolgen daarvan in de risicosfeer van de jeugdige en/of zijn ouder(s). Kan het college de noodzaak nog wel vaststellen, dan kan worden overgegaan tot het verlenen van een individuele voorziening in de vorm van een PGB die als goed-koopst adequate individuele voorziening wordt aangemerkt.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

  • Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Persoonsgebonden budget Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2018.

  • Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2018 onder de gelijktijdige intrek-king van de Beleidsregels Persoonsgebonden budget Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Amers-foort d.d. 28 november 2017,

secretaris

burgemeester