Regeling vervallen per 01-10-2009

Verordening dwangsom bij niet-tijdig beslissen

Geldend van 01-01-2007 t/m 30-09-2009

Intitulé

Verordening dwangsom bij niet-tijdig beslissen

Verordening

De raad van de gemeente Amersfoort;

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 november 2006 , sector DIA/FJD

(nr. 2246564) gelezen,

vindt het gewenst regels te geven ter verduidelijking van de beslistermijnen van aanvragen;

vindt het gewenst om te bepalen dat er bij overschrijding van de beslistermijn dwangsommen worden verbeurd, zodat een prikkel wordt gegeven om overschrijding van de beslistermijnen te voorkomen;

heeft artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht gelezen;

heeft het voorstel Wet dwangsom bij niet-tijdig beslissen gelezen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening dwangsom bij niet-tijdig beslissen Amersfoort 2007

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Bestuursorgaan: de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, de ontvanger gemeentelijke belastingen en de inspecteur gemeentelijke belastingen van de gemeente Amersfoort;

  • b.

    beschikking: een beschikking op aanvraag als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    tijdig: het geven van een beschikking binnen de termijn die daarvoor geldt op grond van de Algemene wet bestuursrecht of een ander wettelijk voorschrift, een en ander met inachtneming van de toepasselijke uitzonderings-, verdagings- en verschoningsgronden;

  • d.

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Dwangsom bij niet tijdig beslissen

Artikel 2 Opschorting

  • 1.

    De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort:

    • a.

      gedurende de termijn waarvoor de aanvrager met uitstel heeft ingestemd,

    • b.

      zolang de vertraging aan de aanvrager kan worden toegerekend,

    • c.

      zolang het bestuursorgaan door overmacht niet in staat is een beschikking te geven, of

    • d.

      gedurende de termijn dat het bestuursorgaan voor het nemen van de beschikking noodzakelijke informatie bij derden heeft opgevraagd, maar nog niet heeft ontvangen.

  • 2.

    In geval van overmacht deelt het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk aan de aanvrager mee dat de beslistermijn is opgeschort, en binnen welke termijn de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3.

    Indien de opschorting eindigt, deelt het bestuursorgaan dat in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c en d, zo spoedig mogelijk aan de aanvrager mee, onder vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog zal worden gegeven.

Artikel 3 Verschuldigdheid van de dwangsom

  • 1.

    Indien een beschikking niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.

  • 2.

    De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 20 per dag, daaropvolgende veertien dagen € 30 per dag en de overige dagen € 40 per dag.

  • 3.

    De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop:

    • -

      de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en

    • -

      het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.

  • 4.

    Indien de aanvraag elektronisch kon worden gedaan, is artikel 4:3a van de wet van overeenkomstige toepassing op de ingebrekestelling.

  • 5.

    Beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schort de dwangsom niet op.

  • 6.

    Geen dwangsom is verschuldigd indien:

    • a.

      het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld,

    • b.

      de aanvrager geen belanghebbende is, of

    • c.

      de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

  • 7.

    Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.

Artikel 4 Vaststelling en betaling

  • 1. Het bestuursorgaan stelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.

  • 2. De betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Artikel 5 Verrekening

Een uit hoofde van deze verordening verschuldigde dwangsom kan worden verrekend met de gemeentelijke belastingen die verschuldigd zijn voor de behandeling of afgifte van een beschikking waarop de dwangsom betrekking heeft, voor zover die nog niet zijn voldaan.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 6 Overgangsrecht

Deze verordening is slechts van toepassing op een aanvraag die is ingediend na het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen op welke beschikkingen deze verordening van toepassing wordt verklaard.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening dwangsom bij niet tijdig beslissen Amersfoort 2007.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2006

de griffier, de voorzitter,

PUBLICATIEDATUM: 20 december 2006

Toelichting

Een artikelsgewijze toelichting is overbodig. De verordening volgt het wetsvoorstel, zoals dat in de zomer bij de Eerste Kamer is ingediend, zo veel mogelijk op de voet. De verordening wijkt daarom enigszins af van het door de SP ingediende voorstel.

In algemene zin verwijzen wij naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel (29 934, nr. 3). Op enkele punten is een extra toelichting nodig. De afwijkingen van het wetsvoorstel worden hier verantwoord.

Ingebrekestelling en wettelijke termijn

Een aanvraag om een beschikking te nemen zal in de regel gevolgd worden door een ontvangstbevestiging. Alleen als op korte termijn een beschikking volgt op de aanvraag kan de ontvangstbevestiging achterwege blijven. In de ontvangstbevestiging wordt vermeld dat de aanvrager het bestuursorgaan in gebreke kan stellen. Verder wordt daar in opgenomen dat het bestuursorgaan dwangsommen zal verbeuren als het niet op tijd op de aanvraag beschikt en in gebreke is gesteld. Na ontvangst van de ingebrekestelling heeft het bestuursorgaan nog twee weken tijd om op de aanvraag te beschikken. Daarna worden de dwangsommen verbeurd.

“Onredelijk laat”

Er worden (onder meer) geen dwangsommen verbeurd als de aanvrager het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke stelt (artikel 3 lid 6). Als nog lang na afloop van de beslistermijn een ingebrekestelling kan worden ingediend draagt dat niet bij aan het doel van de dwangsomregeling, om het bestuursorgaan te prikkelen op korte termijn alsnog tot een beschikking te komen. De mogelijkheid om na een half jaar alsnog een ingebrekestelling in te dienen is dan ook niet zinvol. Daarom wordt in zijn algemeenheid een termijn van zes weken redelijk geacht om het bestuursorgaan te herinneren aan zijn verplichting om een beschikking te geven. Met de zes-wekentermijn wordt aangesloten bij de wettelijke termijnen voor het indienen van bezwaar of beroep.

Opschorting van de termijn

De termijn voor het nemen van een beschikking kan in een aantal situaties worden opgeschort. Het wetsvoorstel bepaalt dat dat het geval is, als de aanvrager met uitstel instemt of als vertraging aan hem kan worden toegerekend. Tenslotte wordt de termijn opgeschort in geval van overmacht voor het bestuursorgaan. Uit de rechtspraak blijkt dat het overmachtbegrip beperkt moet worden uitgelegd. In elk geval valt daar niet onder dat het bestuursorgaan geen beslissing kan nemen zolang hij wacht op noodzakelijk informatie van derden. Dit staat ook in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel.

In afwijking van het wetsvoorstel is in artikel 2 lid 1 onder d. bepaald dat de termijn voor het beslissen ook wordt opgeschort als er informatie van die derden, bijvoorbeeld een ministerie, een arts of een onafhankelijke deskundige, nodig is om een beschikking te geven op de aanvraag, en zonder die informatie geen zorgvuldige beschikking kan worden genomen. In een dergelijke situatie is het niet juist om het bestuursorgaan de rekening te presenteren voor vertraging waarop hijzelf geen invloed kan uitoefenen. In de Eerste Kamer wordt dit ook gesignaleerd; wellicht dat dit tot een ruimere regeling leidt. Zolang de Wet dwangsom bij niet-tijdig beslissen de werking van de voorliggende verordening niet opzij zet, wordt de afwijkende regeling gehanteerd.

Onverschuldigde betaling

In het wetsvoorstel is een bepaling opgenomen op grond waarvan het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde bedragen kan terugvorderen. In de verordening is dat niet gedaan. Zowel de Hoge Raad als de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben geoordeeld dat onverschuldigd betaalde bedragen altijd mogen worden teruggevorderd; dit is een fundamenteel rechtsbeginsel. Daarom is er geen noodzaak om daar een aparte bepaling over op te nemen.

Verrekening

Verrekening van de gemeentelijke belastingen zoals leges voor behandeling van de aanvraag met de dwangsommen die bij dezelfde aanvraag worden verbeurd is niet opgenomen in het wetsvoorstel maar wel in het SP-voorstel. Deze bepaling is een goede en efficiënte aanvulling op het wetsvoorstel.

Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. In de verordening is een voorziening opgenomen om het college enige flexibiliteit te geven bij de invoeringsaspecten. Zoals aangegeven in de Raadsinformatiebrief 21815888 wordt er eerst enige tijd geëxperimenteerd met enkele pilots. Gestreefd wordt naar gemeentebrede invoering per 1 juli 2007. Het college moet enige tijd hebben om de resultaten van de pilots te kunnen verwerken. Na invoering zal naar verwachting pas in april 2007 duidelijk zijn in welke mate de beslistermijnen worden overschreden. Dan is het kort dag om nog voor 1 juli 2007 na te gaan in hoeverre er een reëel beeld is van de termijnoverschrijding, en hoe de administratieve processen moeten worden bijgestuurd. Daarom houdt de verordening in artikel 7 de mogelijkheid open tot invoering voor de gehele gemeente op een later tijdstip te besluiten. Deze bevoegdheid ligt bij burgemeester en wethouders.