Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Amstelveen

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Amstelveen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie : het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Amstelveen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    financiële administratie : het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het financiële beheer;

    • 3.

      de uitvoering van de begroting;

    • 4.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5.

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

  • c.

    administratieve organisatie : het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van een goede bestuurlijke en ambtelijke informatievoorziening ten behoeve van de verantwoordelijke leiding, en een goede werking van de primaire processen;

  • d.

    financieel beheer : het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente;

  • e.

    rechtmatigheid : het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen;

  • f.

    doelmatigheid : het realiseren van prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • g.

    doeltreffendheid : de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titel 1 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Meerjarige financiële kaders

  • 1. Het college draagt zorg voor het vormgeven van een meerjarig financieel kader, waarin opgenomen de, al of niet op basis van separate raadsbesluiten vastgestelde, grondslagen van beleid met betrekking tot het staand beleid, het raadsprogramma, het reserve-, activa- en tarievenbeleid, ombuigingen en de verwachte begrotingsontwikkelingen.

  • 2. De raad stelt dit kader vast.

Artikel 3 Kadernota begroting

  • 1. Het college biedt ieder jaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren.

  • 2. De raad stelt deze nota uiterlijk in de laatste raadsvergadering voor het zomerreces vast.

Artikel 4 Programmabegroting en jaarstukken

  • 1. De raad stelt bij aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting:

    • a.

      de totale lasten en de totale baten per programma;

    • b.

      de totale lasten en de totale baten van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      de investeringsvolumen, overeenkomstig de door het college aangereikte investeringsplan. Het investeringsplan en de daaruit voortkomende kredieten worden voor het komende begrotingsjaar vastgesteld. Voor de drie daaropvolgende jaren zijn de opgegeven bedragen indicatief van karkater;

    • d.

      de volumen van de betreffende jaarschijf van de bouwgrondexploitaties en de locatieontwikkelingsprojecten, zoals die bij de laatste actualisering (artikel 8, lid 1) zijn vastgesteld;

    • e.

      het subsidieplafond.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijk productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4. In de programmabegroting en programmarekening wordt per programma een overzicht gegeven van de toedeling van de bestuurlijke producten.

Artikel 5 Uitvoering en beheersing

  • 1. Op basis van de vastgestelde programmabegroting geeft het college de directie opdracht tot uitvoering, met de ramingen per bestuurlijk product als financieel kader.

  • 2. Het college vervaardigt een nota begrotingsbeheer, waarin het referentiekader is geformuleerd waarbinnen de uitvoering van de begroting door het college dient plaats te vinden. De raad stelt deze nota vast.

  • 3. Het college vervaardigt middels de nota budgetbeheer financiële beheersregels, waarbinnen het ambtelijk management de uitvoering van de begroting ter hand neemt. Het college brengt deze nota ter kennis van de betreffende raadscommissie.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Naast hetgeen voortvloeit uit de nota begrotingsbeheer (artikel 5, lid 2) informeert het college de raad door middel van de tijdvakrapportage over de tussentijdse stand van zaken omtrent de realisatie van de begroting van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De uitkomsten van de tijdvakrapportages worden aan de raad aangeboden tijdig voor de behandeling van de begroting van het komend begrotingsjaar.

  • 3.

    De inrichting van de tijdvakrapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4.

    De rapportage gaat in op afwijkingen wat betreft de baten en de lasten, de prestaties en, indien daar aanleiding voor is, de maatschappelijke effecten. De rapportage heeft betrekking op de onderdelen zoals genoemd in het tweede lid van artikel vier.

  • 5.

    De raad wordt met ingang van 1 januari 2009 gedurende het jaar tussentijds geïnformeerd door middel van een tweetal tijdvakrapportages over de voortgang van het lopende begrotingsjaar. De eerste tijdvakrapportage betreft een periode van de eerste vier maanden en de tweede tijdvakrapportage betreft een periode van de eerste 8 maanden van een jaar.

Titel 2 Financiele beleid en beheer

Artikel 7 Materiële vaste activa

  • 1. In relatie met het meerjarig financieel kader, zoals bedoeld in artikel 2, draagt het college zorg, middels een (bijstelling van de) nota, voor een actueel beleid met betrekking tot de materiële vaste activa. In deze nota is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een inzicht voor de middellange termijn van de verwachte jaarlijkse en meerjarige onderhoudskosten en de verwachte onderhouds- en vervangingsinvesteringen met betrekking tot activa met economisch nut en de inpassing daarvan in de meerjarenraming van de gemeente;

    • b.

      een inzicht voor de middellange termijn van de verwachte jaarlijkse en meerjarige onderhoud en vervanging van activa met maatschappelijk nut;

    • c.

      de grondslagen van waardering en afschrijving (inclusief de onderscheidene afschrijvingstermijnen).

  • 2. De raad stelt de nota vast.

  • 3. a. In de paragraaf “onderhoud kapitaalgoederen” van de begroting geeft het college een samenvattende schets van het vigerende beleidskader met daarop de belangrijkste ontwikkelingen;

    • b.

      in de paragraaf “onderhoud kapitaalgoederen” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de stand van de onderhoudssituatie in relatie tot het vigerend beleidskader.

Artikel 8 Grondbeleid, grondexploitaties en locatieontwikkeling

  • 1. Het college legt vóór of gelijktijdig met de behandeling van de jaarstukken de actualiseringen van de gronden in exploitaties en overige locatieontwikkelingsprojecten voor, welke de raad vaststelt.

  • 2. Het college draagt zorg voor en besluit over een actuele grondprijzentabel.

  • 3. a. In de paragraaf “grondbeleid” van de begroting beschrijft het college het beleidskader;

    • b.

      in de paragraaf “grondbeleid” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkelingen betreffende het grondbeleid in relatie tot het vigerend beleidskader.

Artikel 9 Reserves en voorzieningen

  • 1. In relatie met het meerjarig financieel kader, zoals bedoeld in artikel 2, draagt het college zorg, middels een (bijstelling van de) nota, voor een actueel beleid met betrekking tot reserves en voorzieningen.

  • 2. De raad stelt de nota vast.

  • 3. De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 4. Voor zowel de publiekrechtelijke als privaatrechtelijke vorderingen wordt jaarlijks bij de opmaak van de jaarstukken een voorziening wegens dubieuze vorderingen gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen naar ouderdom.

  • 5. a. In de paragraaf “weerstandvermogen” van de begroting wordt op basis van de reserve en voorzieningenpositie van de gemeente Amstelveen de weerstandscapaciteit bepaald. Een nadere toelichting op de belangrijkste ontwikkelingen is opgenomen in een bijlage van de programmabegroting;

    • b.

      in de paragraaf “weerstandsvermogen” in de jaarstukken wordt op basis van de reserve en voorzieningenpositie de weerstrandscapaciteit bepaald. De weerstandscapaciteit wordt afgezet tegen de onderkende risico’s. Een nadere toelichting op de belangrijkste ontwikkeling is opgenomen in een bijlage van de programmarekening.

Artikel 10 Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zoveel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een marktconform rendement op de uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de in het treasurystatuut opgenomen richtlijnen in acht.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college, indien mogelijk, zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels, alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit treasurystatuut. Het college legt het treasurystatuut ter besluitvorming aan de raad.

  • 5. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf “financiering” in ieder geval verslag van:

    • a.

      de ontwikkeling van de financieringsbehoefte;

    • b.

      de rentevisie;

      c de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 11 Lokale heffingen

  • 1. In relatie met het meerjarig financieel kader, zoals bedoeld in artikel 2, draagt het college zorg middels een (bijstelling van de) nota tarievenbeleid. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de omvang en samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • b.

      het beleidskader en de relevante ontwikkelingen voor de verschillende heffingen;

    • c.

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • d.

      de druk van de lokale belastingen en heffingen en de verdeling daarvan;

    • e.

      het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 2. De raad stelt de nota vast.

  • 3. Als onderdeel van de jaarlijkse begrotingscyclus vervaardigt het college de tarievennota, met daarin de tariefsvoorstellen voor het komend begrotingsjaar. De tariefsvoorstellen worden tegelijkertijd met de begroting vastgesteld door de raad.

  • 4. a. In de paragraaf “lokale heffingen” van de begroting geeft het college een samenvattende schets van het vigerende beleidskader met daarop de belangrijkste ontwikkelingen;

    b in de paragraaf “lokale heffingen” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkeling van de gemeentelijke lokale heffingen in relatie tot het vigerend beleidskader.

Artikel 12 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Hierbij draagt het college er zorg voor dat de lasten en baten eenduidig en transparant zijn toegewezen aan de begrotingsonderdelen. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten ook de indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Dit systeem en de te hanteren kostenverdeelsleutels legt het college in een nota vast en brengt die nota ter kennis van de betreffende raadscommissie.

  • 3.

    De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten betreft een door de raad vastgestelde (meerjarige) rekenrente.

Titel 3 Financiele organisatie en administratie

Artikel 13 Organisatie en bedrijfsvoering

  • 1. Het college stelt een bedrijfsfilosofie vast dat dient als kader en leidraad voor de inrichting van de organisatie en de bedrijfsvoering en voor de dagelijkse praktijk van besturen, leiding geven en werken. De nota wordt ter kennisgeving aan de raad gezonden.

  • 2. Het college draagt zorg voor en besluit over een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de verschillende organisatie-onderdelen.

  • 3. Het college draagt zorg voor een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd.

  • 4. Het college draagt zorg voor en besluit over de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

  • 5. Het college draagt zorg voor een adequate beschrijving van werkprocessen.

  • 6. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf bedrijfsvoering verslag van de bestuurlijk relevante ontwikkelingen betreffende de bedrijfsvoering.

  • 7. Het college draagt zorgt voor regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer.

Artikel 14 Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de verschillende organisatieonderdelen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enz.;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid;

    • e.

      het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • g.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie;

    • h.

      de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 15 Registratie bezittingen

Het college draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

Artikel 16 Interne controle

Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Titel 4 Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2010.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Amstelveen” vastgesteld door de raad op 13 december 2006.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Amstelveen”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 2009.

INLEIDING EN ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE FINANCIËLE VERORDENING GEMEENTE AMSTELVEEN

Inleiding

Artikel 212 van de gemeentewet stelt dat de raad een verordening opstelt over het financieel beleid, het financieel beheer en de financiële organisatie. Het doel van het artikel 212 Gemeentewet is dat de raad de uitgangspunten vastlegt voor de uitvoering van de financiële functie.

De verordening is voor het eerst opgesteld in november 2003 en is getoetst aan de praktijk en aan nieuwe inzichten, hetgeen na drie jaar leidt tot deze nieuwe versie.

Artikel 212 gemeentewet

  • 1.

    De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

    • c.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

De structuurkenmerken van de verordening kunnen als volgt worden samengevat:

  • ·

    De verordening regelt de relatie tussen raad en college, niet de relatie tussen college en ambtelijke organisatie;

  • ·

    De verordening sluit aan bij de opzet van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

  • ·

    De verordening werkt de duale taakverdeling tussen raad en college uit;

  • ·

    De verordening bevat belangrijke elementen van planning en control zowel voor de raad als voor het college.

Van belang is te onderkennen dat de relatie tussen de raad en het college ingericht wordt op hoofdlijnen. De verordening geeft hiervoor het raamwerk. Op enkele cruciale onderdelen van het financieel beleid wordt het college verplicht met nota’s te komen, die de raad vaststelt. Op de meeste aspecten echter strekt de verordening niet verder dan het college te verplichten zaken goed te regelen en vast te leggen. Dit past goed bij de verhouding tussen raad en college, omdat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op die aspecten aan het college toebehoren.

Aan de begroting en verantwoording worden ook eisen gesteld middels het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). De eisen die daarin gesteld worden betreffen vooral inrichtingseisen van de begroting en de jaarstukken. De inhoud van deze verordening sluit daarop aan, waarmee de verordening en het BBV in elkaars verlengde dienen te worden gezien. De voorschriften uit het BBV zijn (vanzelfsprekend) niet nogmaals verwoord in deze verordening.

Dit laatste geldt ook voor de eisen die worden gesteld vanuit de wet Fido (Financiering decentrale overheden).

Ten behoeve van de eerste invoering in 2003 hebben de VNG en het ministerie van BZK een modelverordening vervaardigd. Deze handreiking hebben zij inmiddels bijgesteld. Dit vanuit hun onderzoek naar de praktijk waaruit bleek dat de modelverordening erg uitgebreid was, waarmee gemeenten meer verplichtingen in huis haalden dan nodig, met onnodige administratieve lasten en rechtmatigheidsproblemen als gevolg.

Evenals de werkwijze in 2003 is de modelverordening als handreiking benut; delen zijn overgenomen, maar de inhoud is toegespitst op de Amstelveense situatie. Dat houdt ondermeer in dat rekening is gehouden met de organisatieverordening, het bedrijfsvoeringsconcept en het bestaand bestuurlijk instrumentarium. Daarbij wordt aangetekend dat de modelverordening naar onze beleving een sterk beheerstechnisch karakter heeft. De nadruk ligt op inrichtingseisen van onderdelen van de begrotings- en verantwoordingscyclus, de administratie en de financiële organisatie. Het lijkt erop dat de modelverordening sterk is gevoed vanuit het hedendaags rechtmatigheidsdenken, en te veel voorbij gaat aan de mogelijkheid middels deze verordening de raad meerjarige kaderstellende instrumenten in handen te geven.

Voor de uitwerking van de verordening voor Amstelveen is er voor gekozen vooral ook de belangrijke sturingsinstrumenten, zoals het financieel meerjarenperspectief en de kadernota, en de samenhang tussen die sturingsinstrumenten en het beleid ten aanzien van reserves, activa en tarieven een plaats te geven. Naar onze mening ontstaat daarmee een beter evenwicht tussen de kaderstellende en de controlerende rol van de raad, zonder daarbij voorbij te gaan aan de te stellen eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle.

Hieronder volgt de artikelgewijze toelichting op de verordening. De verordening zelf is verwoord in een raadsbesluit. Ter informatie is de oude verordening bijgevoegd met daarin de doorgevoerde wijzigingen, zodat vergelijking mogelijk wordt.

Toelichting op de artikelen

Titel 1 begroting en verantwoording

Titel 1, de artikelen 2 tot en met 6, behandelen de hoofdbestanddelen van de begrotingscyclus (ook meerjarig).

Artikel 2 Meerjarige financiële kaders

Dit artikel is bedoeld om de grondslagen van het meerjarig financieel beleid neer te zetten. Ook al is deze insteek in de modelverordening niet terug te vinden, in Amstelveen is het gebruik van tijd tot tijd een (herzien) financieel meerjarenperspectief uit te werken, waarin de uitgangspunten en speerpunten van beleid ten aanzien van het raadsprogramma, het beleid omtrent reserves, activa en tarieven samenkomen. Dit meerjarig kader vormt de basis voor de jaarlijkse begrotingscyclus.

Artikel 3 Kadernota

Jaarlijks legt het college de kadernota voor, waarin de meerjarige kaders worden geactualiseerd naar de meest recente inzichten, zoals die voortkomen uit het jaarverslag van het afgelopen jaar, veranderingen in het gemeentefonds en consequenties van gemeentelijke beleidskeuzen. Met de kadernota ontstaat een voortschrijdende cyclus van vier jaar. De kadernota vormt de basis voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.

Artikel 4 Programmabegroting en jaarstukken

Dit artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de indicatoren waarop de raad wil sturen en controleren.

Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de raad de indeling vast. Uitgangspunt is dat die vaststelling voor een gehele raadsperiode geldt.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zijn in de praktijk indicatoren nodig. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook bieden zij de raad de gelegenheid zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen.

De gemeente Amstelveen kent geen separate productenbegroting meer. In de programmabegroting is de uitsplitsing naar bestuurlijke producten opgenomen. De baten en lasten per bestuurlijk product is het niveau waarop het college het ambtelijk apparaat opdracht geeft de uitvoering ter hand te nemen.

Artikel 5 Uitvoering en beheersing

In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting en het omgaan met afwijkingen tijdens de uitvoering noodzakelijk zijn. Deze zijn verwoord in de nota ‘begrotingsbeheer’, die recent is geactualiseerd.

In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college. Parallel aan de uitwerking van de nota ‘begrotingsbeheer’ heeft het college ook budgetregels vervaardigd waarbinnen het ambtelijk apparaat de uitvoering ter hand neemt. Deze nota ‘budgetbeheer’ is de raad ter informatie toegestuurd.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 6 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan, de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken. In combinatie met de uitgangspunten van begrotingsbeheer (zie artikel 5) kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.

Artikel 6 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. Er is gekozen voor één allesomvattende tussenrapportage, net vóór de begrotingsbehandeling. Op ambtelijk en college-niveau wordt ook eerder in het jaar bezien in hoeverre de realiteit past op de begrotingskaders. Voor de raad relevante afwijkingen zullen, zoals neergelegd in de nota begrotingsbeheer, aan de orde worden gesteld.

Ook de voor de zomervakantie door de raad te behandelen kadernota (artikel 3) geeft op hoofdlijnen een tussentijdse actualisering van de structurele begrotingspositie van het lopende jaar.

Voor 2007 wordt (naast de tijdvakrapportage) voor het eerst gewerkt met een speerpuntrapportage. Omdat hiermee eerst een jaar ervaring wordt opgedaan, zijn de vorm, frequentie en inhoud hiervan nog niet verwoord in de verordening.

De stand van zaken van en prognose voor het lopende begrotingsjaar kunnen overigens, naast de jaarstukken van het afgelopen jaar, mede een belangrijke basis zijn voor het inzicht voor en het opstellen van de komende begroting. De uitkomsten van de tijdvakrapportage zullen derhalve beschikbaar moeten zijn voor de begrotingsbehandeling.

Titel 2 Financieel beleid en beheer

De artikelen 7 tot en met 12 gaan in op grondslagen van het beleid en beheer.

Artikel 7 Materiële vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Binnen Amstelveen is het activabeleid vormgegeven middels een specifieke nota op dit gebied. Essentieel daarin is dat het college inzicht verschaft in de verwachte onderhouds- en vervangingssituatie voor de toekomst.

De wijze waarop Amstelveen omgaat met de vraagstelling wel of niet activeren, waarderingsgrondslagen, afschrijvingstermijnen e.d. dient ook onderdeel te zijn van de activanota.

Aangezien de nota geldt als meerjarig kaderstellend is het evident dat jaarlijks in de begroting en de jaarstukken de ontwikkelingen t.o.v. het beleidskader worden geschetst.

Artikel 8 Grondbeleid, grondexploitaties en locatieontwikkeling

Amstelveen kent de jaarlijkse actualiseringen van de grondexploitaties en de locatieontwikkelingsprojecten in voorbereiding en in uitvoering, hetgeen is verwoord in lid 1. Verder is kaderstellend in lid 2 opgenomen dat het college zorgdraagt voor een jaarlijkse herziening van de grondprijzentabel.

Artikel 9 Reserves en voorzieningen

Dit artikel bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor het beleid en de omvang van de reserves.

Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk om in de nota in te gaan op de voorzieningen.

Lid 4 gaat in op de bepaling van de hoogte van de voorziening voor vermoedelijk oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening worden percentages gehanteerd gerelateerd aan de ouderdom van de vorderingen.

Aangezien de nota geldt als meerjarig kaderstellend is het evident dat jaarlijks in de begroting en de jaarstukken de ontwikkelingen t.o.v. het beleidskader worden geschetst.

Artikel 10 Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven.

In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden. Het vierde lid van het artikel draagt het college op een treasurystatuut op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering.

Onderwerpen die in zo’n statuut aan de orde komen betreffen met name het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie. Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer en het interne liquiditeitsbeheer.

In het tweede lid onder a wordt gesproken van een vereiste rating die een financiële instelling moet hebben. De regelgeving schrijft voor dat het minimaal om een A-rating moet gaan. Amstelveen hanteert ook deze norm, maar stelt een zwaardere rating naarmate de uitzettingen voor langere termijn zijn.

De kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn wettelijk geregeld (Wet financiering decentrale overheden, artikel 3 en 4, respectievelijk 5 en 6). Overschrijding is niet toegestaan. Gedeputeerde staten van de provincie moeten in hun hoedanigheid van toezichthouder ingrijpen, maar kunnen onder bijzondere omstandigheden een tijdelijke overschrijding tolereren. Bij overschrijding kan de gemeente worden geconfronteerd met preventief toezicht op het sluiten van kortlopende (kasgeldlimiet) of langlopende (renterisiconorm) leningen. De raad dient daarom, wanneer overschrijding dreigt, terstond geïnformeerd te worden.

Ter informatie wordt vermeld dat tegelijk met de wet Fido de ‘Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden’ en het ‘Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden’ zijn vastgesteld. In deze stukken is bepaald dat:

  • -

    overtollige geldmiddelen uitsluitend worden uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

  • -

    derivaten uitsluitend worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s;

  • -

    overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

Vanwege deze regelgeving zijn deze onderdelen niet langer opgenomen in de verordening.

Artikel 11 Lokale heffingen

Artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In de verordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financieel beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren (zie artikel 12). Daarmee zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale tarieven.

Het eerste lid van artikel 11 regelt, dat het college een nota tarievenbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling, waarbij de minimale eisen zijn verwoord.

Het derde lid regelt de jaarlijkse tarievennota, zoals we die in Amstelveen gewend zijn als onderdeel van het begrotingstraject.

Aangezien de nota geldt als meerjarig kaderstellend is het evident dat jaarlijks in de begroting en de jaarstukken de ontwikkelingen t.o.v. het beleidskader worden geschetst.

Artikel 12 Kostprijsberekening

In artikel 12 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven. Dit zijn integraliteit, eenduidigheid en transparantie.

Artikel 12, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling.

Het derde lid betreft het uitgangspunt dat in Amstelveen gewerkt wordt met een vaste rekenrente.

De uitwerking van de grondslagen voor kostentoerekeningen is in een separate notitie weergegeven en is vastgesteld door het college.

Titel 3 Financiële organisatie en administratie

Titel 3 gaat voornamelijk in op de eisen die de raad stelt aan de gegevensvastlegging, de administratie organisatie, interne controle en het bestaan van protocollen op specifieke processen.

Artikel 13 Organisatie en bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In dit artikel staat dat dan ook dat de bedrijfsfilosofie slechts ter kennisgeving aan de raad wordt overlegd.

In de leden 2, 3 en 4 worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan zij zich moet houden.

In de leden 2 en 3 worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In lid 4 worden eisen gesteld in de vorm van mandatering, wat de basis is voor de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

In plaats van de vier artikelen 21 tot en met 24 van de oude verordening, is lid 5 van dit artikel neergezet.

Artikel 14 Administratie

In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet, inherent aan het dualisme, de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor de komende artikelen.

Artikel 15 Registratie bezittingen

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk.

Met de term bezittingen wordt niet alleen gedoeld op de materiële vaste activa, al of niet geactiveerd, maar ook gronden, vorderingen, voorraden en liquiditeiten; feitelijk de activa-zijde van de balans, aangevuld met vaste activa die niet geactiveerd zijn.

Artikel 16 interne controle

De raad legt in dit artikel de uitgangspunten vast voor de interne controle, waarmee het college de verantwoordelijkheid draagt voor continue toetsing van rechtmatigheid en getrouwheid, en voor het nemen van maatregelen in geval van afwijkingen.