Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand gemeente Amstelveen

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand gemeente Amstelveen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    Wet: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • d.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering;

  • e.

    Bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

  • f.

    Uitkeringsgerechtigde: persoon bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • g.

    Referteperiode: een onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • h.

    Peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een gemiddeld inkomen dat niet hoger is dan 110 % van de voor hem geldende bijstandsnorm.

  • 2. De duur van de referteperiode wordt opgeschort met de periode waarover belanghebbende studiefinanciering heeft ontvangen in het kader van de WTOS of WSF 2000.

  • 3. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die op de peildatum of in de referteperiode een opleiding volgt of heeft gevolgd als bedoeld in de WTOS of een studie volgt of heeft gevolgd als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar

    • a.

      voor gehuwden: 40 % van de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21 aanhef en sub c van de wet;

    • b.

      voor alleenstaande ouders: 40 % van de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21 aanhef en sub b van de wet, verhoogd met de toeslag als bedoeld in artikel 25, tweede lid van de wet;

    • c.

      voor alleenstaanden: 40 % van de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21 aanhef en sub a van de wet, verhoogd met de toeslag als bedoeld in artikel 25, tweede lid van de wet.

  • 2. De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt berekend naar de bijstandsnorm per 1 januari van het kalenderjaar waarin de peildatum is gelegen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt de langdurigheidstoeslag voor belanghebbenden met een inkomen boven 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm, verminderd met 30 % van het gemiddelde meerinkomen over de referteperiode.

  • 4. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een landurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 4 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 5 Onvoorziene situaties

  • 1. In gevallen waarin de bepalingen van deze verordening niet voorzien, wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 2. In alle gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, neemt het college een besluit.

Artikel 6 Bevoegdheid

De raad mandateert het college om ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vast te stellen en/of aan te passen.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand gemeente Amstelveen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2008.

TOELICHTING

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 treedt een wetsvoorstel inwerking, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34.”

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

Doelgroep

Bij de oude Langdurigheidstoeslag waren werkenden uitgesloten van de langdurigheidstoeslag.

De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen.

Volgens dez everordening komt iedereen met een laag inkomen in aanmerking voor de langdurgheidstoeslag, ongeacht het soort inkomen.

Hoogte van de toeslag

Op dit moment is de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen.

De hoogte van de huidige langdurigheidstoeslag is op jaarbasis het verschil tussen het sociaal minimum voor personen van jonger dan 65 jaar en het sociaal minimum voor personen van 65 jaar en ouder.

Uitgegaan wordt van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB. Het genoemde percentage komt overeen met de hoogte van de langdurigheidstoeslag zoals nu is vastgesteld door het rijk.

Langdurig

De huidige referte periode is vijf jaar. Deze periode wordt door zowel de VNG als het Nibud als te lang ervaren. Gekozen wordt voor een periode van 3 jaar, een periode waarvoor ook door het Nibud is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden minimaal worden. Ook sluit dit aan bij het Amstelveens minimabeleid, waarbij onder andere bij de “Regeling duurzame gebruiksgoederen” ook is gekozen voor een periode van 3 jaar.

Laag inkomen

Het ligt het meest voor de hand hierbij aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het Amstelveen minimabeleid zijn opgenomen. Voor personen tot 65 jaar is deze grens 110 %.

Vereenvoudiging van de regelgeving

Bij het opstellen van de verordening is waar mogelijk uitgegaan van de regels en/of normen zoals zij nu worden toegepast binnen het Amstelveens minimabeleid. Dit doet recht aan het uitgangspunt van zo min mogelijk regels en maakt het voor de klanten en de uitvoering eenduidiger en daardoor eenvoudiger.

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).

Artikel 3

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. Uitgegaan wordt van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB.

Het genoemde percentage komt overeen met de hoogte van de langdurigheidstoeslag zoals nu is vastgelegd door het rijk.

In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat in de verordening rekening moet worden gehouden met participatiebevorderende vormgeving. Bedoeld wordt een glijdende schaal te gebruiken waardoor belanghebbenden niet direct de (hele) langdurigheidstoeslag in leveren indien zij iets meer gaan verdienen. Hier is in het derde lid vorm gegeven.

Indien belanghebbende in de referteperiode meer inkomen heeft genoten dan 110 % van de (relevante) bijstandnorm, dan wordt de landurigheidstoeslag verminderd met een bedrag gelijk aan 30 % van dit meerinkomen.

Artikel 8

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over het overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.