Regeling vervallen per 01-09-2014

Subsidieverordening monumentale gebouwen, complexen en gebieden

Geldend van 06-02-2012 t/m 31-08-2014

Intitulé

Subsidieverordening monumentale gebouwen, complexen en gebieden

Inhoud

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Bijzondere projecten:cultuurhistorisch onderzoek in het kader van (gebiedsgerichte) herbestemmingsopgaven;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      casco: de hoofdstructuur van een pand, bestaande uit:

      - dragende onderdelen (funderingen, gevels, balkdragende muren, kapconstructies en balklagen);

      - vloeren en trappen;

      - binnenafwerkingen (zoals binnenpleisterwerk en gewelven);

      - buitenafwerkingen (schilderwerk, pleisterwerk en voegwerk);

      - schoorstenen, dakkapellen, kozijnen, ramen en deuren;

      - dakbedekkingen, goten en hemelwaterafvoeren;

      - rookkanalen;

    • d.

      eigenaar: onder eigenaar wordt mede verstaan:

      - de economisch-eigenaar;

      - de erfpachter;

      - de vruchtgebruiker;

    • e.

      haalbaarheidsonderzoek: een onderzoek naar de bouwtechnische gebreken van een te restaureren monument, dat tevens uitsluitsel geeft over de kosten van de herstelwerkzaamheden die noodzakelijk zijn om het monument in een goede bouwtechnische staat te brengen, zoals bedoeld in art. 6 van deze verordening: kleine subsidies;

    • f.

      monument:

      1. een rijksmonument: pand dat is opgenomen in het Monumentenregister zoals bedoeld in art. 6 van de Monumentenwet 1988;

      2. een gemeentelijk monument: pand dat is opgenomen in de monumentenlijst zoals bedoeld in art. 1 van de Monumentenverordening 2010;

    • g.

      monumentale gebouwen, complexen en gebieden:

      1. aangewezen monumenten en/of gebouwen/complexen en/of gebieden;

      terreinen van archeologische betekenis, hoge archeologische waarde en/of beschermde archeologische monumenten;

      2. gebouwen/complexen of gebieden die als monument geselecteerd zijn in het kader van het Monumenten Selectie Project, het Gemeentelijk Monumenten Project, de rijks en gemeentelijke top 100 na-oorlogse bouwkunst, maar nog niet zijn aangewezen;

      3. karakteristieke beeldpalende panden en panden gewaardeerd als "orde 2" zoals opgenomen op de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht van stadsdeel Centrum, behorende bij de welstandsnota.

    • h.

      noodherstel: het treffen van voorzieningen aan een monument, noodzakelijk om het voortbestaan van het pand te waarborgen in de periode die vooraf gaat aan de restauratie;

    • i.

      onderhoudsplan: een door het college goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van 6 jaar nodig worden geacht, teneinde het kwaliteitsniveau dat met de uitvoering van een restauratie wordt bereikt te handhaven;

    • j.

      restauratie: herstelwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een monument en die het normale onderhoud te boven gaan;

    • k.

      restaurerende instelling: privaatrechtelijke rechtspersonen, die  aantoonbaar zonder winstoogmerk uitsluitend de instandhouding van monumenten tot doel hebben en van wie de statuten door het college als zodanig zijn goedgekeurd.

    • l.

      stedelijke vernieuwing: de fysieke, economische en sociale aanpak van het nieuwe stedenbeleid gericht op de kwalitatieve verbetering van de woningvoorraad en de leefomgeving, waaronder ook het maatschappelijke vastgoed valt;

    • m.

      subsidiabele kosten: kosten die noodzakelijk zijn om de onderdelen van een monument of beeldbepalend pand, die monumentale of beeldbepalende waarden bezitten, op sobere en doelmatige wijze te herstellen of te conserveren;

    • n.

      toegelaten instelling: een toegelaten instelling als bedoeld in art. 70, lid 1, van de Woningwet, werkzaam in de gemeente Amsterdam;

    • o.

      werkingssfeer van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV): het gehele gemeentelijke grondgebied.

Artikel 2 Jaarprogramma

  • 1. Het college stelt jaarlijks een programma vast van monumentale gebouwen en bijzondere projecten die op grond van deze verordening in aanmerking komen voor een subsidie.

  • 2. De samenstelling van dit programma vindt plaats na de dagelijkse besturen van de stadsdelen in de gelegenheid te hebben gesteld hun wensen dienaangaande kenbaar te maken.

  • 3. Het college is bevoegd, de dagelijkse besturen van de stadsdelen gehoord, het programma tussentijds te wijzigen indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 3 Criteria

  • Bij hun beslissing om aanvragen om een subsidie op te nemen in een jaarprogramma houdt het college in ieder geval rekening met:

    • a.

      de monumentale waarde van het pand;

    • b.

      de bouwtechnische staat van het pand;

    • c.

      de prioriteit die het uitvoeren van de werkzaamheden waarvoor een subsidie wordt gevraagd, heeft in het kader van de stedelijke vernieuwing;

    • d.

      het huidige en toekomstige gebruik van het pand;

    • e.

      de mate waarin op andere wijze in subsidie kan worden voorzien; een gemeentelijk monument heeft hogere prioriteit dan een rijksmonument;

    • f.

      het beschikbare jaarbudget.

Artikel 4 Kosten waarvoor een subsidie kan worden toegekend

  • 1. Het college kan de eigenaar van een monument een subsidie verlenen in de subsidiabele kosten van restauratie, noodherstel, haalbaarheidsonderzoek of bijzondere projecten.

  • 2. Onder de subsidiabele kosten van een restauratie wordt verstaan:

    • a.

      het deel van de aanneemsom dat betrekking heeft op het herstel van (onderdelen van) het casco, alsmede onderdelen die de monumentale waarde van het pand mede bepalen, zoals decoratieve gevelelementen en stoepen, en interieuronderdelen, zoals betimmeringen, plafonds en schoorsteenmantels;

    • b.

      de kosten van architect en constructeur, alsmede de kosten van toezicht en de kostenbewaking, voor zover deze betrekking hebben op de ondera bedoelde restauratiewerkzaamheden;

    • c.

      de kosten die voortvloeien uit het herstel van onvoorziene bouwkundige gebreken die tijdens de restauratiewerkzaamheden worden geconstateerd, mits bijtijds gemeld en geaccordeerd, tot een maximum van 10% van de kosten zoals vermeld onder a en b;

    • d.

      het deel van de legeskosten dat betrekking heeft op de onder a, b en c bedoelde subsidiabele kosten;

    • e.

      de BTW over de onder a, b en c bedoelde subsidiabele kosten, voor zover deze niet bij de rijksbelastingen kan worden teruggevorderd.

  • 3. Onder de subsidiabele kosten van noodherstel wordt verstaan:

    • a.

      de kosten van het op sobere en doelmatige wijze waterdicht maken van daken, goten en raampartijen met het doel lekkage te voorkomen in de periode die vooraf gaat aan de restauratie van een pand;

    • b.

      de kosten van stutten en inpakken, noodzakelijk om de standzekerheid van een pand te waarborgen in de periode die vooraf gaat aan de restauratie van een pand.

  • 4. Onder de subsidiabele kosten van een haalbaarheidsonderzoek zijn begrepen de kosten van een technische opname, een schetsplan en een, door een architect op te stellen, gedetailleerde begroting.

  • 5. Onder subsidiabele kosten voor bijzondere projecten wordt verstaan:

    • a.

      de kosten voor een cultuurhistorisch onderzoek in het kader van herbestemmingsopgaven met bijbehorende rapportage waarin een waardering van de bijzondere waarden van het gebouw/complex/gebied is weergegeven;

    • b.

      de kosten voor het  opstellen van studiemodellen voor het hergebruik voor minimaal twee verschillende herbestemmingen (functioneel), uitgevoerd op het niveau van voorlopig ontwerp.

    • c.

      kosten voor schriftelijke analyse(-s) van de gevolgen voor de beschreven cultuurhistorische waarden van het gebouw/complex/gebied in relatie tot de ontwikkelde studiemodellen.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen voor het doen van cultuurhistorisch onderzoek in het kader van bijzondere projecten.

Artikel 5 Doelgroepen voor subsidieverlening en subsidiepercentages

  • 1. Het college kan aan de volgende monumenteneigenaren een subsidie verlenen, die bestaat uit een percentage van de subsidiabele restauratiekosten:

  • 2. Het percentage bedraagt, in geval van restauratie en noodherstel:

    • a.

      voor toegelaten instellingen: 15% met een maximum van € 200.000,- per beschermd woningbouwblok;

    • b.

      restaurerende instellingen: 30% met een maximum van € 250.000,-;

    • c.

      eigenaren van beschermde kerken: 30% met een maximum van € 250.000,-;

    • d.

      eigenaren van beschermde scholen: 15% met een maximum van € 120.000,-;

    • e.

      geregistreerde verenigingen of stichtingen die eigenaar zijn van beschermde panden die van oorsprong bedoeld zijn voor de uitoefening van sport, culturele activiteiten, kunstbeoefening, kunst-uiting en die als zodanig gebruikt worden: 15% met een maximum van € 50.000,-;

    • f.

      eigenaren van beschermde panden, die van oorsprong bedoeld zijn voor de uitoefening van de nijverheid, zoals traditionele ambachten, landbouw en veeteelt, werkplaatsen en scheepsbouw: 15% met een maximum van € 30.000,-.

  • 3. Het percentage bedraagt, in geval van bijzondere projecten, 80% met een maximum subsidiebedrag van € 25.000,-.

  • 4. Het college kan op verzoek van de aanvrager een voorschot op de subsidie verstrekken. Het voorschot bedraagt maximaal 70% van de verleende subsidie.

Artikel 6 Kleine subsidie

  • 1. Indien de subsidiabele restauratiekosten zoals bedoeld in art 5 minder zijn dan € 10.000,- kan het college de subsidie direct vaststellen en kan deze worden verleend ter grootte van 50% van de subsidiabele kosten voor de volgende onderzoeken of objecten:

    • a.

      bij leegstaande beschermde monumenten: haalbaarheidsonderzoek tot een maximum van € 2.500,-;

    • b.

      voor herstel van kleine objecten in de openbare ruimte tot een maximum van € 5.000,-;

    • c.

      voor herstel van de structuur van beschermde groenvoorzieningen en beschermde parken tot een maximum van € 5.000,-.

  • 2. Een subsidie van 50% voor de volgende onderzoeken kan verleend worden voor zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten en uitsluitend op basis van goedkeuring door bureau Monumenten & Archeologie:

    • a.

      voor bouwhistorisch of architectuurhistorisch onderzoek van beschermde monumenten tot een maximum van € 2.500,-;

    • b.

      onderzoek van belang voor de instandhouding en kleuronderzoek van beschermde monumenten tot een maximum van € 2.500,-;

    • c.

      dendrochronologisch onderzoek met een maximum van € 1.500,-.

  • 3. Een kleine subsidie van minder dan € 750,- wordt niet uitgekeerd.

Artikel 7 Weigering

  • 1. Een subsidie wordt niet verleend, indien:

    • a.

      met de werkzaamheden het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • b.

      de kosten van de werkzaamheden niet geacht kunnen worden in een redelijke  verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • c.

      de subsidie wordt aangevraagd voor werkzaamheden aan onderdelen van een pand waarvoor in een periode van 15 jaar voorafgaande aan de aanvraag  reeds een subsidie van overheidswege werd verleend, behoudens bijzondere projecten;

    • d.

      het werk waarvoor een subsidie wordt aangevraagd, reeds is uitgevoerd of indien een begin is gemaakt met de werkzaamheden zonder schriftelijke toestemming van het college.

  • 2. Indien de Gemeenteraad een besluit heeft genomen tot onteigening van een pand dan wel beëindiging van het erfpachtrecht, wordt een subsidie voor het betrokken pand geweigerd, tenzij deze is ingediend door een gemeentelijke dienst of bedrijf, of een instelling als bedoeld in art. 5, tweede lid.

  • 3. Aanvragen die slechts om redenen van onvoldoende budget niet in het jaarprogramma kunnen worden opgenomen, worden aangehouden voor het daaropvolgend jaarprogramma; indien ook dan geen opname in het programma volgt, wordt de subsidie geweigerd.

Artikel 8 Wijze van aanvragen

  • 1. Voor de aanvraag van een subsidie wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de aanvraag dienen tevens te worden overgelegd:

    • a.

      het bewijs van eigendom door middel van een gewaarmerkt recent uittreksel uit de kadastrale legger;

    • b.

      tekeningen (schaal 1 : 100) van zowel de bestaande toestand als de te maken toestand, de plattegronden, dwars- en langsdoorsneden, de gevels met de belendingen en de plaatselijke situatie;

    • c.

      een gedetailleerde werkomschrijving of bestek;

    • d.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • e.

      de naam en het adres van de aannemer;

    • f.

      een inspectierapport waarin de bouwkundige gebreken zijn opgenomen, opgesteld door de Stichting Monumentenwacht Noord-Holland dan wel een naar het oordeel van het college gelijkwaardige onafhankelijke instelling, die inspecties uitvoert naar de algehele bouwkundige en onderhoudssituatie van panden. 

  • 3. Een aanvraag dient vóór 1 oktober te zijn ingediend teneinde betrokken te kunnen worden bij het jaarprogramma van het daarop volgende jaar. Een uitzondering geldt voor aanvragen voor bijzondere projecten, deze kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend.

Artikel 9 Beslissing op de aanvraag

  • Het college beslist binnen twaalf weken na de dag waarop een aanvraag als bedoeld in art. 8 door hen is ontvangen of de aanvraag wordt opgenomen in een jaarprogramma.

    Indien het college niet binnen twaalf weken beslist over de aanvraag, stellen zij de aanvrager schriftelijk in kennis van de termijn waarbinnen een beslissing tegemoet kan worden gezien.

Artikel 10 Verplichtingen

  • De subsidie wordt verleend onder oplegging van de verplichting dat:

    • a.

      binnen een bij de verlening te bepalen termijn een begin met de werkzaam-heden wordt gemaakt en hiervan schriftelijk melding wordt gedaan aan het college;

    • b.

      de werkzaamheden zijn voltooid vóór een bij de verlening te bepalen tijdstip;

    • c.

      niet wordt afgeweken van het goedgekeurde plan, behalve voor zover voorafgaande toestemming van het college is verkregen;

    • d.

      bij de uitvoering van de werkzaamheden niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 3 van het Vestigingsbesluit bedrijven.

Artikel 11 Vaststelling subsidie

  • Het college stelt de subsidie als volgt vast nadat de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk gereed zijn gemeld en verklaard is dat de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd en van gemeentewege zijn gecontroleerd en akkoord bevonden:

    • a.

      subsidies tot € 5.000 kunnen direct door het college worden vastgesteld.

    • b.

      als de subsidie meer bedraagt dan € 5.000, maar minder dan € 50.000 dient de subsidieontvanger de originele rekeningen, betalingsbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden, de kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de begroting en, voor zover van toepassing, een lijst van meer- en minderwerk in.

    • c.

      als de subsidie meer bedraagt dan € 50.000 dient de subsidieontvanger de onder b genoemde gegevens in. Indien de onder b genoemde gegevens niet kunnen worden overlegd kan een door een accountant afgegeven controleverklaring conform het controlprotocol ISV monumenten 2012 worden gevraagd.

    • d.

      een onderhoudsplan voor zes jaar heeft ingediend en dit plan door het college is goedgekeurd.

Artikel 12 Onderhoudsverplichting

  • 1. Een subsidie wordt verleend onder oplegging van de verplichting dat de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, het pand conform een onderhoudsplan zal onderhouden.

  • 2. het college kan nadere eisen stellen met betrekking tot het onderhoudsplan en de uitvoering ervan.

  • 3. De eigenaar van een monument is verplicht, een abonnement te nemen bij de Stichting Monumentenwacht Noord-Holland of een naar het oordeel van het college gelijkwaardige onafhankelijke instantie die tot taak heeft tweejaarlijkse inspecties uit te voeren en dit abonnement in ieder geval af te sluiten tot zes jaar na uitbetaling van de subsidie. Een afschrift van het periodieke inspectierapport wordt aan het college verzonden.

  • 4. Indien niet aan de onderhoudsverplichting wordt voldaan, kan het college besluiten:

    • a.

      de subsidie geheel of gedeeltelijk in te trekken, al naar gelang de ernst van de overtreding, en/of

    • b.

      reeds betaalde voorschotten op de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Artikel 13 Hardheidsclausule

  • In bijzondere gevallen kan het college in het belang van de monumentenzorg afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

  • 1. Op aanvragen van subsidie voor restauraties, noodherstel of haalbaarheidsonderzoeken waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, wordt met toepassing van deze verordening een beslissing genomen.

  • 2. Op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop een bijdrage is toegekend, blijven de bepalingen van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing Amsterdam 2003 onverkort van toepassing.

Artikel 15 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als: Subsidieverordeningmonumentale gebouwen, complexen en gebieden, Amsterdam 2012.