Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening huisvestingsvoorzieningen Primair Onderwijs Amsterdam 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening huisvestingsvoorzieningen Primair Onderwijs Amsterdam 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • a. aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening;

  • b. aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag voor bekostiging van een voorziening heeft ingediend;

  • c. advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 95, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • d. besluit gedeputeerde staten: het besluit van gedeputeerde staten in een geschil als bedoeld in artikel 110, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • e. bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;

  • f. bouwplan: een verleende omgevingsvergunning of, in het geval dit niet van toepassing omdat er geen vergunning is vereist, een omschrijving van de uitvoering van de goedgekeurde voorziening;

  • g. het college: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • h. dislocatie: een gebouw al dan niet met een permanente bouwaard dat op een bepaald tijdstip voor geen van de gebruikers het hoofdgebouw is en dat voorziet in de tijdelijke huisvestingsbehoefte van een school;

  • i. eigendomsoverdracht: de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • j. gemeenteraad: de gemeenteraad van Amsterdam;

  • k. gezamenlijke akte: de akte als bedoeld in artikel 110, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • l. gymnastiekruimte: ruimte die geschikt is voor het onderwijs in lichamelijke oefening;

  • m. medegebruik: een gedeelte van een gebouw of terrein in gebruik geven ten behoeve van uit de openbare kas bekostigd onderwijs dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;

  • n. nevenvestiging: deel van een school dat door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • o. noodlokaal: verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen tenminste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • p. overzicht: het overzicht van de niet in het kader van de vaststelling van het programma ingewilligde aanvragen als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs;

  • q. permanent gebouw: schoolgebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen tenminste 60 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • r. primair onderwijs: het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs;

  • s. programma: het programma als bedoeld in artikel 95 van de Wet op het primair onderwijs;

  • t. school: een school voor basisonderwijs en een school voor speciaal basisonderwijs;

  • u. verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;

  • v. voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, 15 jaren of langer noodzakelijk is;

  • w. voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, niet langer dan 15 jaren noodzakelijk is;

  • x. voorziening: één van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;

  • y. wet: Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2: Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

  • Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:

  • a. de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:

    • 1

      °.     nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;

    • 2

      °.     uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;

    • 3

      °.     ingebruikneming van (een deel van) een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;

    • 4

      °.     verplaatsing van één of meer bestaande noodlokalen ten behoeve van de huisvesting van een school;

    • 5

      °.     terrein voor zover benodigd voor de realisering van een onder a sub 1°, 2° en 4° omschreven voorziening;

    • 6

      °.     inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair voor het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs, voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is respectievelijk zijn gebracht;

    • 7

      °.     medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is, waaronder begrepen een ruimte die geschikt is voor onderwijs in lichamelijke oefening in het primair onderwijs;

    • 8

      °.     huur van een ruimte of terrein voor het onderwijs.

  • b. aanpassingen aan gebouwen bestaande uit één of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I van deze verordening;

  • c. onderhoud aan gebouwen bestaande uit één of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I van deze verordening;

  • d. herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, alsmede uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet manifest geworden materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;

  • e. herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, schade aan het onderwijsleerpakket en/of aan het meubilair als gevolg van brand, storm of inbraak, alsmede herstel van schade als gevolg van vandalisme.

Artikel 3: Vaststelling vergoeding voorzieningen

  • 1. Bij de vaststelling van het in het programma te vermelden bedrag wordt een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerde bedragen en bedragen gebaseerd op de feitelijk onvermijdelijke kosten per geval. De genormeerde bedragen worden bepaald op basis van bijlage IV van deze verordening.

  • 2. Voor voorzieningen waarvoor in bijlage IV van deze verordening geen normering is opgenomen, geschiedt de vaststelling van het bedrag op basis van de door het college noodzakelijk geachte kosten volgens de procedure als vastgelegd in bijlage IV van deze verordening.

Artikel 4: Informatieverstrekking

  • 1. Het bevoegd gezag verstrekt aan het college de gegevens die noodzakelijk zijn voor een adequate uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Ter uitvoering hiervan kunnen door het college nadere aanwijzingen met betrekking tot de wijze van aanlevering worden gegeven.

Aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting

Artikel 5: Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor opneming van een gewenste voorziening op het programma dat betrekking heeft op het jaar volgend op het jaar van vaststelling, wordt voor 1 februari van het jaar van vaststelling door het bevoegd gezag ingediend bij het college, door middel van het daarvoor door het college vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. Indien de aanvraag niet voor 1 februari is ingediend, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het besluit de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na ontvangst van de ingediende aanvraag.

Artikel 6: Inhoud aanvraag; aanvullen; niet behandelen onvolledige aanvraag

  • 1. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening

    • c.

      de naam van de school, en voor zover van toepassing, het gebouw ten behoeve waarvan de voorziening is bestemd;

    • d.

      welke voorziening wordt aangevraagd;

    • e.

      de noodzaak en omvang van de gewenste voorziening;

    • f.

      de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening;

    • g.

      een schatting van de noodzakelijke kosten. Indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder a, sub 3°, 4° en  5° en onder b en c, worden de verwachte kosten onderbouwd met een gespecificeerde prijsopgave.

  • 2. In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van:

  • a. de opgave van het te verwachten aantal leerlingen van de school waarvoor de voorziening is bestemd op basis van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, tenzij het gaat om voorzieningen zoals genoemd in artikel 2 b t/m e;

  • b. de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd, indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder a, onderdelen 1° tot en met 4°;

  • c. een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt indien het een voorziening betreft ten behoeve van een gebouw van een school voor basisonderwijs of aan een school voor speciaal basisonderwijs bestaande uit

    • -

      nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw, of

    • -

      uit onderhoud aan, of

    • -

      uit herstel van een constructiefout.

  • 3. Bij het ontbreken van één of meer gegevens deelt het college dit vóór 15 februari van het jaar van indiening schriftelijk mee aan de aanvrager. De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld om vóór 15 maart van het jaar van indiening de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt vóór 15 maart, kan het college beslissen de aanvraag niet te behandelen.

  • 4. Het besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt voor 31 maart van het jaar van indiening.

Artikel 7: Overleg programma en overzicht

  • 1. Alvorens het college het programma en het overzicht vaststelt, vindt er overleg plaats met het bevoegd gezag over de voorgenomen inhoud van het besluit.

  • 2. Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 15 september van het jaar van indiening.

  • 3. Van de in het overleg door het bevoegd gezag naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het college op deze zienswijzen, wordt een verslag gemaakt dat wordt toegezonden aan het bevoegd gezag.

  • 4. Indien een bevoegd gezag of het college een advies wenst van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of het college tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.

  • 5. Het bevoegd gezag en het college worden in het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.

  • 6. Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad en zorgt dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijk verslag van het overleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek.

  • 7. Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan het bevoegd gezag. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot inhoudelijke bijstelling van de voorgenomen inhoud van het programma, dan wordt het bevoegd gezag door het college uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is.

  • 8. Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na toezending van het advies van de Onderwijsraad aan het bevoegd gezag. Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als bedoeld in het derde lid.

Artikel 8: Tijdstip vaststelling

  • 1. Het college kan een maximum stellen aan het budget dat beschikbaar is voor de bekostiging van de aangevraagde voorzieningen. Dit bekostigingsplafond kan worden gesplitst in afzonderlijke bedragen per onderwijssoort en/of per voorziening.

  • 2. Het college stelt het programma en het overzicht vast voor 31 december.

  • 3. Indien geen aanvragen voor opname op het programma zijn ingediend, blijven vaststelling van het programma en overzicht achterwege. Vaststelling van het overzicht blijft eveneens achterwege indien alle gewenste voorzieningen op het programma zijn opgenomen.

  • 4. Het college maakt het besluit tot vaststelling van het programma en het overzicht binnen drie weken na de datum van vaststelling bekend door het toe te zenden aan de schoolbesturen.

Artikel 9: Inhoud programma

  • 1. De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van het programma een aanvang kan worden gemaakt, komen in aanmerking voor plaatsing op het programma, voor zover het college de noodzaak heeft vastgesteld en geen van de in de wet opgenomen weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past het college de regels toe met betrekking tot:

    • a.

      beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I van deze verordening;

    • b.

      prognosecriteria als bedoeld in bijlage II van deze verordening;

    • c.

      criteria ten aanzien van oppervlakte van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III van deze verordening;

    • d.

      aan de hand van urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V van deze verordening neemt het college uitsluitend voorzieningen op in het programma voor zover het bedrag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, toereikend is.

  • 2. Naast de beoordeling als bedoeld in het eerste lid toetst het college de aangevraagde voorzieningen aan de met de betreffende bevoegde gezagsorganen gemaakte afspraken met betrekking tot de optimalisering van de huisvesting.

  • 3. Ten aanzien van de in het programma opgenomen voorzieningen wordt door het college aangegeven:

    • a.

      het bedrag dat voor de betreffende voorziening beschikbaar zal worden gesteld;

    • b.

      de urgentie van de betreffende voorziening op basis van de criteria als aangegeven in bijlage V bij deze verordening;

    • c.

      de voorwaarden betreffende ingebruikneming of buitengebruikstelling van gebouwen of lokalen.

Artikel 10: Inhoud overzicht

1.      Het overzicht bevat de voorzieningen die, gelet op het bepaalde in artikel 9, eerste en tweede lid, niet in het programma zijn opgenomen.

2.      Bij elk van de in het overzicht opgenomen voorzieningen wordt gemotiveerd waarom deze niet in het programma is opgenomen.

Artikel 11: Overleg wijze van uitvoering

  • 1. Binnen vier weken na de vaststelling van het programma door het college nodigt het college de aanvrager uit voor overleg over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. In het overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:

    • a.

      het bouwheerschap als bedoeld in de wet;

    • b.

      de planning en de wijze van indiening van het bouwplan en de begroting door de aanvrager;

    • c.

      een andere wijze van uitvoering van het besluit met inachtneming van het beschikbaar te stellen bedrag;

    • d.

      de wijze waarop door het college toepassing wordt gegeven aan de toetsing in verband met nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 12, derde lid;

    • e.

      de controle op en het afleggen van verantwoording over de besteding van de beschikbaar te stellen middelen en de realisatie van de goedgekeurde voorziening.

  • 2. Op de uitvoering van een op het programma geplaatste voorziening is het ‘Programma van Eisen Klimaatneutrale & frisse scholen Amsterdam (eisenpakket voor klimaatneutraal-ready en frisse scholen - nieuwbouw klasse B)' van toepassing.

  • 3. De gemaakte afspraken worden door het college schriftelijk vastgelegd en ter kennis gebracht van de aanvrager.

  • 4. Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 12, vierde lid, beslist het college binnen vier weken na het overleg over het tijdstip waarop het noodzakelijk geachte bedrag beschikbaar wordt gesteld. Het bepaalde in artikel 13 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, deelt het college de aanvrager mee dat hij niet kan instemmen met de door de aanvrager gewenste wijze van uitvoering.

Artikel 12: Toets bouwplan, wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden

  • 1. Nadat de afspraken als bedoeld in artikel 11, eerste lid zijn gemaakt, overlegt de aanvrager voorafgaand aan het verlenen van een bouwopdracht en met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken aan het college het bouwplan conform artikel 1, en de desbetreffende begroting.

  • 2. Binnen zes weken na ontvangst beslist het college over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het college kan onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken.

  • 3. Bij het besluit als bedoeld in het tweede lid toetst het college eveneens of de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma.

  •          Indien naar het oordeel van het college de feiten en omstandigheden ingrijpend zijn gewijzigd, deelt het college dit schriftelijk mede aan het betreffende bevoegd gezag. Het college kan besluiten dat de voorziening alsnog geheel of gedeeltelijk niet voor bekostiging in aanmerking komt.

  • 4. De toetsing kan achterwege blijven, als deze naar het oordeel van het college niet nodig is gezien de inhoud van de in het programma opgenomen voorziening. Het college deelt dit schriftelijk mede aan de aanvrager.

Artikel 13: Uitbetaling van de vergoeding

De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt, eventueel gefaseerd, op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.

Artikel 14: Vervallen aanspraak op bekostiging en verlenging termijn

  • 1. De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet door de aanvrager vóór 1 juli van het tweede jaar volgend op het jaar van de vaststelling van het programma een bouwopdracht is verleend dan wel een koop-, huur-, of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift hiervan vóór 1 augustus daaropvolgend aan het college is gezonden.

  • In de bouwopdracht zijn vermeld:

  • - de aanvangsdatum van het werk;

  • - de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, waarbinnen het werk wordt opgeleverd.

  •     In het geval van een huur- of erfpachtovereenkomst wordt daarin de datum van inwerkingtreding vermeld, de duur van de overeenkomst en de door het bevoegd gezag verschuldigde huurpenningen of erfpachtcanon. In geval van een koopovereenkomst wordt daarin de datum van aankoop en de koopsom vermeld.

  • 2. De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in het eerste lid veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager vóór 1 mei van het tweede jaar volgend op de vaststelling van het programma een gemotiveerd verzoek tot verlenging van de termijn heeft ingediend bij het college.

  • 3. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van het verzoek tot verlenging. Indien het verzoek wordt ingewilligd, geeft het college in het besluit aan tot welke datum de termijn wordt verlengd.

  • 4. Indien het college vóór 15 maart van het tweede jaar, volgend op het jaar van vaststelling, geen afschrift van de bouwopdracht dan wel koop-, huur- of erfpachtovereenkomst heeft ontvangen, meldt het college dit schriftelijk aan het bevoegd gezag. Het college wijst het bevoegd gezag hierbij op het bepaalde in het eerste en het tweede lid van dit artikel.

  • 5. Indien de aanspraak op bekostiging is vervallen, treedt het college in overleg met het bevoegd gezag over het treffen van een regeling in verband met de reeds beschikbaar gestelde vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 21.

Artikel 15: Aanvragen met spoedeisend karakter; Indiening aanvraag

Een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden en die niet eerder voor opname in het programma als bedoeld in artikel 5 kon worden ingediend, wordt ingediend bij het college.

Artikel 16: Aanvragen met spoedeisend karakter; Inhoud aanvraag

  • 1. Voor het indienen van de aanvraag maakt het bevoegd gezag gebruik van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. Het formulier wordt volledig ingevuld en wordt vergezeld van de noodzakelijke bijlagen, zoals in het formulier vermeld.

  • De aanvraag bevat in ieder geval de gegevens die op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, dienen te worden vermeld. In aanvulling daarop verstrekt de aanvrager de volgende gegevens

  • a. een nadere aanduiding van de omstandigheden die de voorziening in de huisvesting spoedeisend maken;

  • b. de reden waarom de voorziening in de huisvesting niet kon worden aangevraagd in het kader van een nog vast te stellen programma;

  • c. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2 onder a, onderdelen 6º tot en met 8º en artikel 2 onder b en c;

  • d. een begroting van de kosten van de uitvoering indien het een voorziening betreft waarvoor in bijlage IV geen genormeerde vergoeding is opgenomen.

  • 3. Indien naar het oordeel van het college één of meer gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken, deelt het college dit binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag mede aan het bevoegd gezag.

  • 4. Het bevoegd gezag krijgt de gelegenheid de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling aan te vullen.

  • 5. Indien het bevoegd gezag de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in het vierde lid vermelde termijn heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 17: Aanvragen met spoedeisend karakter; Tijdstip besluit

  • 1. Het college neemt binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen zes weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt, een besluit over de noodzaak van de aangevraagde voorziening. Voor de hoogte van de bekostiging is het gestelde in bijlage IV van deze verordening bepalend. De uitvoering van de voorziening geschiedt volgens het bepaalde in artikel 19.

  • 2. Indien een besluit niet binnen zes weken kan worden genomen, stelt het college de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 18: Aanvragen met spoedeisend karakter; Inhoud besluit

  • 1. De aangevraagde voorziening wordt noodzakelijk geacht, indien het college heeft vastgesteld dat

    • a.

      het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden,

    • b.

      de voorziening niet eerder voor opname in het programma als bedoeld in artikel 8 kon worden ingediend,

    • c.

      geen van de in de Wet op het primair onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past het college de regels toe met betrekking tot:

    • de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;

    • de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;

    • de oppervlakte en indeling van gebouwen als bedoeld in bijlage III.

  • 2. Het besluit van het college kan inhouden dat slechts een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere dan de gevraagde voorziening als noodzakelijk wordt beschouwd.

  • 3. Indien de noodzaak en de spoedeisendheid van de voorziening naar het oordeel van het college zijn aangetoond, kent het college de aanvraag toe en stelt met toepassing van artikel 3 een vergoeding vast.

  • 4. Het besluit van het college wordt binnen twee weken aan het bevoegd gezag toegezonden.

Artikel 19: Aanvragen met spoedeisend karakter; Uitvoering besluit

  • 1. Binnen een week na de bekendmaking van het besluit als bedoeld in artikel 17 treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering.

  •          Het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 13 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In het overleg wordt vastgesteld vóór welke datum een bouwopdracht  zoals beschreven in artikel 14 eerste lid, wordt verleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst wordt gesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan het college wordt gezonden.

Artikel 20: Aanvragen met spoedeisend karakter; Vervallen en verlengen

  • 1. Indien niet vóór de in artikel 19, tweede lid bedoelde datum een bouwopdracht is verleend, dan wel een koop-, huur-, of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift daarvan is gezonden aan het college, vervalt de aanspraak op bekostiging.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing als de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en de aanvrager uiterlijk vier weken vóór het verstrijken van deze datum een schriftelijk, gemotiveerd verzoek tot verlenging van de termijn heeft ingediend bij het college. Het college beslist binnen vier weken.

  • 3. Dit verzoek schort het vervallen van de termijn op bekostiging op totdat het college op het verzoek heeft beslist. Indien het college het verzoek inwilligt, noemt het college een nieuwe datum waarop de aanspraak op vergoeding vervalt. Indien het college het verzoek afwijst, geldt de datum van beslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum niet vóór de oorspronkelijke vervaldatum kan liggen.

Artikel 21: Aanvraag kosten bouwvoorbereiding

  • 1. Indien het college een aangevraagde voorziening op het programma heeft opgenomen, dan wel heeft ingestemd met het treffen van een voorziening met een spoedeisend karakter, kan het bevoegd gezag een aanvraag indienen voor bekostiging van bouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding die voorafgaat aan de aanbesteding van de realisatie van die voorziening.

  • 2. Het college beslist binnen acht weken over het beschikbaar te stellen bedrag voor de bouwvoorbereiding.

Artikel 22: Ruimte voor lichamelijke oefening; Omvang gebruik

  • 1. De omvang van het bekostigde gebruik van een ruimte voor lichamelijke oefening door een school voor basisonderwijs en voor een school voor speciaal basisonderwijs bedraagt maximaal het aantal klokuren per week als bereken op basis van de formule die is opgenomen in bijlage III van deze verordening.

  • 2. In een ruimte voor het onderwijs in lichamelijke oefening, behorende bij een in het eerste lid bedoelde school kan, indien deze ruimte uitsluitend voor basisonderwijs, of speciaal basisonderwijs wordt gebruikt, ten minste 26 klokuren onderwijs in lichamelijke oefening worden gegeven.

Artikel 23: Ruimte voor lichamelijke oefening; Opgave en inroostering gebruik

  • 1. Het bevoegd gezag verstrekt jaarlijks voor 1 juni aan het college een gespecificeerde opgave van het aantal klokuren dat de onder zijn gezag vallende scholen voornemens zijn per 1 augustus van het daaropvolgende schooljaar gebruik te maken van door de gemeente te bekostigen ruimten voor het onderwijs in lichamelijke oefening, alsmede de plaatsen waar het bedoelde onderwijs wordt gegeven. Bij de bepaling van het aantal klokuren wordt rekening gehouden met het maximum aantal klokuren per groep zoals is aangegeven in artikel 22, eerste lid.

  • 2. De bevoegde gezagsorganen stellen op basis van de in het eerste lid bedoelde opgaven een voorstel tot inroostering op van het onderwijsgebruik door scholen voor primair onderwijs van de in de gemeente gelegen gymnastiekruimten.

  • 3. Het college stelt een regeling op voor de wijze waarop de inroostering tot stand komt. Hierin wordt opgenomen dat medegebruik van een gymnastiekruimte slechts mogelijk is, voor zover er na inroostering van het aantal op basis van artikel 22, eerste lid, berekende aantal uren van de school die eigenaar is van het gymnastieklokaal, nog ruimte beschikbaar is.

  • 4. Indien het college niet instemt met het gemelde gebruik, dan wel de voorgestelde inroostering als bedoeld in het tweede lid, maakt het college dat onder opgave van redenen vóór 1 augustus aan de bevoegde gezagsorganen kenbaar.

Artikel 24: Ruimte voor lichamelijke oefening; Vergoeding

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor primair onderwijs dat eigenaar is van een gymnastiekruimte, ontvangt jaarlijks een vergoeding van het college. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage IV van deze verordening op basis van de door het betreffende bevoegd gezag verstrekte gegevens en het op grond van artikel 23 vastgestelde rooster.

  • 2. Wanneer sprake is van medegebruik van de gymnastiekruimte door een of meer scholen voor primair onderwijs wordt voor de bepaling van de hoogte van de bekostiging het aantal klokuren getotaliseerd.

Artikel 25: Leegstand

  • 1. Teneinde vast te stellen of sprake is van leegstand bepaalt het college aan de hand van bijlage III van deze verordening voor een school, dan wel indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, voor elke hoofdvestiging en nevenvestiging afzonderlijk:

    • a.

      de bruto vloeroppervlakte van elk in gebruik zijnde gebouw, zoals omschreven in bijlage III, deel A tenzij op basis van een nulmeting het bevoegd gezag en het college tot overeenstemming zijn gekomen over een aangepaste capaciteit;

    • b.

      het aantal vierkante meters benodigd op basis van het leerlingaantal.

  • 2. De leegstand in een in gebruik zijnde schoolgebouw is het verschil tussen de getallen bedoeld in het eerste lid, onder a en b.

  • 3. Indien de uitkomst van de berekening als bedoeld in het tweede lid het afstoten, het medegebruik of de verhuur van een gebouw mogelijk maakt, treedt het college hierover in overleg met het bevoegd gezag. Hierbij wordt rekening gehouden met de afspraken als bedoeld in artikel 9, tweede lid.

Artikel 26: Medegebruik en verhuur

  • 1. In verband met de toepassing van de artikelen 107 en 108 van de Wet op het primair onderwijs stelt het college een regeling vast voor het gebruik van een gedeelte van een gebouw of terrein, dat volgens de berekening in artikel 25 tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school.

  • 2. De regeling houdt onder meer voorschriften in ter voorkoming van schade en van hinder voor het onderwijs en voor de wijze waarop de kosten van dat gebruik worden berekend.

Artikel 27: Einde gebruik gebouw of terrein/staat van onderhoud

  • 1. Het gebruik van een gebouw of terrein van een niet door de gemeente in stand gehouden school wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 6 weken, volgend op de datum waarop de akte als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primair onderwijs is getekend of gedeputeerde staten een besluit hebben genomen inzake een geschil omtrent de toepassing van artikel 110, eerste lid van voormelde wet, beëindigd.

  • 2. Indien naar het oordeel van het college sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid behoort van het bevoegd gezag en dat, gezien de ontvangen vergoedingsbedragen voor onderhoud, redelijkerwijs door het bevoegd gezag had kunnen worden uitgevoerd, wordt voordat de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110, vierde lid, van de wet op het primair onderwijs heeft plaatsgevonden, een staat van onderhoud opgemaakt.

  • 3. Het bevoegd gezag verstrekt aan het college alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opmaken van de staat van onderhoud.

  •          Het college kan bepalen dat het opmaken van een staat van onderhoud achterwege kan blijven.

  • 4. Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien sprake is van verrekenbaar achterstallig onderhoud, vastgesteld welke elementen van het onderhoud door of voor rekening van het bevoegd gezag worden uitgevoerd. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, bepaalt het college welke handelwijze wordt gevolgd. 

Artikel 28: Herbestemming

Op een gebouw of terrein dat op grond van artikel 27, lid 1, aan de onderwijsbestemming is onttrokken, zijn de Gemeentelijke Richtlijnen voor de waardebepaling van terreinen en/of opstallen in het kader van intern-gemeentelijke beheersoverdrachten van toepassing.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29: Besluit college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 30: Indexering

De in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de bekostiging van voorzieningen in bijlage IV, deel D van deze verordening worden jaarlijks geïndexeerd (vermelden welk prijsindexcijfer en waar te vinden.)

Artikel 31: Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam 2014.

  • 2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

Bijlage 1 Criteria voor beoordeling van aangevraagde voorzieningen.pdf (73 Kb)

Bijlage 2 Criteria voor opstelling van leerlingenprognoses.pdf (13 Kb)

Bijlage 3 Criteria voor oppervlakte en indeling.pdf (74 Kb)

Bijlage 4 Financiele normering.pdf (62 Kb)

Bijlage 5 Criteria urgentie aangevraagde voorzieningen.pdf (8 Kb)