Regeling vervallen per 11-03-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent onderwijs Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014

Geldend van 22-02-2019 t/m 10-03-2022

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent onderwijs Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • b. schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c. school:

  • - school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • - school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, en een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra:

  • - school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs;

  • d. nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • e. periodieke subsidie: subsidie die in afwijking van artikel 1, aanhef en onder f., van de ASA 2013 per schooljaar aan een schoolbestuur wordt verstrekt of voor een aantal schooljaren met een maximum van vier jaar.

  • f. voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage voorzieningen van de Verordening lokaal onderwijsbeleid gemeente Amsterdam;

  • g. aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde tijdelijke voorziening;

  • h. toekenningscriteria: de criteria zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen waaraan een schoolbestuur moet voldoen om in aanmerking tekomen voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • i. schooljaar: de periode die loopt van 1 augustus van een jaar tot en met 31 juli van het daaropvolgende jaar

  • j. tijdvak: periode waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • k. feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • l. ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • m. VloA: Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam, zoals vastgesteld op 30 september 2009 (Gemeenteblad 2009, afd. 3A, nr. 20/612) en laatstelijk gewijzigd op 6 december 2013 (Gemeenteblad 2013, afd.3A, nr. 243/1042).

Artikel 2 Reikwijdte verordening en bevoegdheid college

  • 1. Deze verordening bestaat uit een algemeen juridisch kader en een aantal bijlagen waarin de afzonderlijke voorzieningen waarvoor een schoolbestuur in aanmerking kan komen, nader worden geregeld.

  • 2. Het college is bevoegd om in het kader van deze verordening aan een schoolbestuur een voorziening te verstrekken in de vorm van het feitelijk beschikbaar stellen van een voorziening of van een subsidie.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Het college stelt de criteria vast waaronder de aanvullende voorziening kan worden toegekend.

  • 3. Na de bekrachtiging van de aanvullende voorziening door de raad of na verloop van een periode van 12 weken na de vaststelling van de aanvullende voorziening door het college wordt de aanvullende voorziening toegevoegd aan de bijlage Voorzieningen.

Artikel 4 ASA 2013

De ASA 2013 is van toepassing op besluiten betreffende subsidies die op grond van deze verordening worden genomen, voor zover van de ASA 2013 niet is afgeweken bij deze verordening, de bijlage Voorzieningen of een aanvullende voorziening.

Hoofdstuk 2 Aanvraagprocedures en weigeringsgronden

Artikel 5 Indiening aanvraag

  • 2. Het schoolbestuur dat voor een voorziening of aanvullende voorziening in aanmerking wil komen, dient een schriftelijke aanvraag in bij het college. Ingeval het college een aanvraagformulier heeft vastgesteld, wordt van dit formulier gebruikgemaakt.

  • 1. Een aanvraag voor een voorziening of aanvullende voorziening wordt vóór 1 maart voorafgaand aan het tijdvak waarvoor de voorziening of aanvullende voorziening wordt aangevraagd, ingediend bij het college, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening anders is bepaald.

  • 3. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 4. Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mede aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen twee weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening daarvoor een andere termijn wordt gesteld. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 6 Beslissingstermijn

  • 1. Het college besluit binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag of indien van toepassing na het verstrijken van een indieningsdatum over het toekennen van de voorziening, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening anders is bepaald.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met vier weken verdagen. Bij verdaging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn hiervan schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden van de verdaging aan.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • Het college weigert de voorziening of aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a. de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b. niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria zoals opgenomen in de voorzieningen of aanvullende voorzieningen.

Artikel 8 Tijdvak

Het college verstrekt een voorziening of een aanvullende voorziening voor het tijdvak van een schooljaar, tenzij in de voorziening of de aanvullende voorziening anders is bepaald.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen schoolbestuur

Artikel 9 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Artikel 10 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Aanvraag tot vaststelling van voorzieningen die in de vorm van periodieke subsidies zijn verleend

Artikel 11 Indieningstermijnen voor aanvraag vaststelling periodieke subsidie hoger dan € 5.000

In afwijking van artikel 15 van de ASA 2013 dient het schoolbestuur na afloop van het gesubsidieerde schooljaar een aanvraag in voor vaststelling van de periodieke subsidie.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de school afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 13 Overgangsbepaling

  • 1. De voorzieningen en daarbij behorende nadere regels en beoordelingskaders die in de bijlage bij de VloA zijn opgenomen, worden vanaf de datum van intrekking van die verordening geacht te zijn opgenomen in de bijlage behorende bij déze verordening.

  • 2. De intrekking van de VloA heeft geen gevolgen voor de geldigheid van bepalingen in voorzieningen of aanvullende voorzieningen, nadere regels of beleidsregels waarin wordt verwezen naar genoemde verordening, mits de bepaling waarnaar wordt verwezen, naar de strekking ook is opgenomen in deze verordening.

Bijlage 1 Voorziening kwaliteitsaanpak basisonderwijs amsterdam

Bijlage 2 De voorziening kwaliteitstrajecten in het kader van de kwaliteitsimpus voortgezet onderwijs amsterdam

Bijlage 3 Voorziening vakleerkracht cultuur

Bijlage 4 Voorziening vakleerkracht bewegingsonderwijs

Bijlage 5 Voorziening onderwijsondersteunend personeel

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze voorziening wordt verstaan onder:

  • a.

    Onderwijsondersteunende medewerker: een conciërge of een administratief medewerker of een combinatiefunctionaris.

  • b.

    Combinatiefunctionaris: medewerker die zowel conciërge-, als administratieve taken uitvoert.

Artikel 2. Doel Voorziening

Het doel van deze voorziening is dat iedere school voor basisonderwijs en speciaal onderwijs en de daarbij behorende nevenvestigingen en dislocaties, kunnen beschikken over extra uren onderwijsondersteunend personeel, waardoor de werkdruk van het onderwijsgevende en leidinggevende  personeel wordt verminderd en tevens de veiligheid in en rondom de school wordt vergroot.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de periodieke subsidie

  • 1.

    Het college kan een periodieke subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de aanstelling van één of meerdere onderwijsondersteunende medewerkers die op één of meerdere scholen werkzaam kunnen zijn, afhankelijk van de grootte van de school of scholen.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor een basisschool en een nevenvestiging van een basisschool wordt bepaald op grond van het aantal ongewogen leerlingen dat op 1 oktober in het schooljaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak ingeschreven stond op de vestiging waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Hierbij gelden de volgende criteria:

    • a.

      indien sprake is van minder dan 400 leerlingen wordt de subsidie berekend op basis van 0,2 fte en bedraagt € 7.722,00 per schooljaar;

    • b.

      indien er sprake is van 400 leerlingen of meer wordt de subsidie berekend op basis van 0,4 fte en bedraagt € 15.444,00 per schooljaar.

  • 3.

    De subsidie voor een dislocatie van een basisschool wordt bepaald op grond van het aantal leerlingen dat op 1 oktober in het schooljaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak de dislocatie daadwerkelijk bezocht. De criteria genoemd onder a. en b. van het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid komt een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs, voor zover de school beschikt over een eigen brinnummer, in aanmerking voor een subsidie ter hoogte van 0,2 fte, welke € 7.722,00 per schooljaar bedraagt.

  • 5.

    De subsidie is bedoeld als aanvulling op de rijksbekostiging die een school per leerling ontvangt en waarin een percentage is opgenomen voor onderwijsondersteunend personeel.

Hoofdstuk 2  Subsidieaanvraag

Artikel 4. De aanvrager

Subsidie voor de voorziening onderwijsondersteunend personeel kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen.

Hoofdstuk 3  Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 5 Aanvullende verplichtingen  

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    Het schoolbestuur is verplicht per afzonderlijke hoofdvestiging, nevenvestiging of dislocatie van een school waarvoor de subsidie is verstrekt minimaal 0,4 fte uit de rijksbekostiging bij te dragen in de kosten verbonden aan de aanstelling van onderwijsondersteunend personeel.

  • b.

    Het schoolbestuur is verplicht het onderwijsondersteunend personeel in dienst te nemen conform het van toepassing zijnde functieprofiel FUWA-PO 2014, functieprofiel conciërges functieschaal 3 trede 7;

  • c.

    Het schoolbestuur streeft ernaar om bij de aanstelling van een nieuwe onderwijsondersteunende medewerker, een inwoner van Amsterdam in dienst te nemen.

Hoofdstuk 4   Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 6 Aanvraag om vaststelling

  • 1.

    In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt:

    • a.

      het aantal fte onderwijsondersteunend personeel dat over het gesubsidieerde tijdvak aangesteld is geweest, uitgesplitst naar functie en inzet per school met de daaraan verbonden kosten;

    • b.

      de bijdrage van het schoolbestuur per school voor het onderwijsondersteunend personeel.

  • 4.

    De in het eerste lid aanhef en onder a. bedoelde informatie kan worden verstrekt door het overleggen van een loonstaat betreffende het gesubsidieerde tijdvak of door het overleggen van een bewijs van aanstelling.

Bijlage 6 Voorziening hoogbegaafdheid

Bijlage 7 Voorziening bevorderen burgerschap

Bijlage 8 Voorziening vroegsschoolse educatie

Bijlage 9 Voorziening cultuurvouchers en basispakket cultuureducatie

Bijlage 10 Voorziening schoolzwemmen

Bijlage 11 Voorziening schooltuinprogramma en natuur- en milieueducatie

Bijlage 12 Voorziening verkeerseducatie

Bijlage 13 Voorziening Kansenaanpak Primair Onderwijs

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Amsterdamse doelgroepleerling: leerling van een school voor basisonderwijs vanaf groep 3 die een risico heeft op een onderwijsachterstand heeft en om die reden extra ondersteuning nodig heeft;

  • b.

    Drempel: percentage van 10% van het totaal aantal leerlingen van een school voor basisonderwijs vanaf groep 3 dat behoort tot de categorie Amsterdamse doelgroepleerlingen, waaronder een school niet in aanmerking komt voor deze voorziening;

  • c.

    Kansenaanpak PO: Beleid met als doel onderwijsachterstanden binnen het primair onderwijs, vanaf groep 3 in aansluiting op de voor- en vroegschoolse educatie, te voorkomen en te bestrijden;

  • d.

    Kopklas: Klas gevestigd op een middelbare school, waarin 10 tot 15 leerlingen een extra jaar basisonderwijs krijgen gericht op het verbeteren van taal;

  • e.

    Maatwerkplan: Samenhangend pakket van onderwijsinterventies op het gebied van de verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid;

  • f.

    Onderwijsinterventie: Activiteiten gericht op het uitbreiden van effectieve leertijd voor Amsterdamse doelgroepleerlingen en daaraan gerelateerd het versterken van de ouderbetrokkenheid;

  • g.

    Ouderbetrokkenheid: Gelijkwaardige samenwerking tussen ouders en school waarin ouders en school vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid werken aan de (school)ontwikkeling van het kind;

  • h.

    Verlengde leertijd: Uitbreiding van de effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen uit groep 3 en hoger van een school voor basisonderwijs die tijdens de reguliere schooltijd of in aansluiting daarop individueel of in groepsverband extra ondersteuning ontvangen op het gebied van taal, rekenen, begrijpend lezen en studievaardigheden;

  • i.

    Zomerschool: Speciaal onderwijsprogramma gericht op taal, rekenen en studievaardigheden gedurende 3 weken van elk minimaal 24 uur in de zomervakantie voor tenminste 30 leerlingen per klas van verschillende basisscholen in een wijk die van groep 7 naar 8 gaan.

Artikel 2. Doel Voorziening

Het doel van deze voorziening is om Amsterdamse scholen voor basisonderwijs in staat te stellen doelgroepleerlingen op dat taal- en rekenniveau te brengen en te houden dat past bij hun mogelijkheden en daarmee onderwijsachterstanden bij deze leerlingen te voorkomen.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van de uitvoering:

  • a.

    een maatwerkplan, waarin voor zover het betreft de onderwijsinterventies op het gebied van de verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid;

  • b.

    onderwijsinterventie Zomerschool;

  • c.

    onderwijsinterventie Kopklas.

Artikel 4. Hoogte en besteding subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van een Maatwerkplan als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a

  • a.

    wordt berekend aan de hand van het aantal Amsterdamse doelgroepleerlingen dat op 1 oktober van  het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school  voor basisonderwijs vermenigvuldigd met het bedrag dat jaarlijks beschikbaar is per doelgroepleerling;

  • b.

    Het bedrag bedoeld in het eerste lid onder a. dat per doelgroepleerling per subsidietijdvak beschikbaar is, wordt berekend op grond van de formule A = B / (X- Y), waarbij

  • i.

    A staat voor bedrag per doelgroepleerling,

  • ii.

    B voor het subsidieplafond dat door het college voor dat tijdvak voor verlengde leertijd op grond van artikel 4 is vastgesteld;

  • iii.

    X voor het totaal aantal Amsterdamse doelgroepleerlingen;

  • iv.

    Y voor het totaal aantal Amsterdamse doelgroepleerlingen dat op een school voor basisonderwijs ingeschreven staat, op 1 oktober van het schooljaar bedoeld in het eerste lid onder a. waar het percentage doelgroepleerlingen minder is dan de drempel.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor de Zomerschool is afhankelijk van het totaal aantal uren dat extra onderwijs geboden wordt met een maximum € 20.000 per klas voor tenminste 84 uur les;

  • 3.

    De hoogte van de subsidie voor de Kopklas bedraagt maximaal €50.000 per klas.

  • 4.

    Indien voor de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten een leraar werkzaamheden verricht, kunnen de in het derde lid genoemde subsidiebedragen tevens ingezet worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50,- per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.

  • 5.

    Indien voor de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten gebruik wordt gemaakt van een externe deskundige, dan kan niet meer dan € 125,- per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht worden.

Artikel 5. Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks drie afzonderlijke subsidieplafonds vast voor de onderwijsinterventies als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, b, en c.

Artikel 6. De aanvrager

  • 1.

    Subsidie voor de onderwijsinterventies als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a (een maatwerkplan) kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur van een school die een percentage Amsterdamse doelgroepleerlingen heeft dat gelijk aan of groter is dan de drempel;

  • 2.

    Subsidie voor de onderwijsinterventie Zomerschool kan uitsluitend worden aangevraagd door het schoolbestuur dat mede namens andere schoolbesturen in een onder zijn gezag vallende school een Zomerschool voor de scholen in een wijk verzorgt.

  • 3.

    Subsidie voor de onderwijsinterventie Kopklas kan uitsluitend worden aangevraagd door het schoolbestuur dat deze onderwijsinterventie namens alle Amsterdamse schoolbesturen coördineert en uitvoert.

Artikel 7. Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij een subsidieaanvraag de volgende gegevens ingediend:

  • a.

    voor de onderwijsinterventies als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, wordt een maatwerkplan met bijbehorende begroting ingediend, waarin wordt aangegeven:

  • i.

    welke activiteiten het schoolbestuur wil uitvoeren ten behoeve van het uitbreiden van de effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen en in samenhang daarmee welke activiteiten de school in zet om de ouderbetrokkenheid te stimuleren, met welke doelen en in samenwerking met welke andere organisaties;

  • ii.

    wat de samenhang is tussen enerzijds visie en ambitie en anderzijds de uit te voeren activiteit(en) gericht op het terugdringen van onderwijsachterstanden bij de leerlingen op de school;

  • iii.

    op welke wijze de activiteiten aansluiten op bestaande activiteiten, aandachtsgebieden en prioriteiten van de school of scholen;

  • iv.

    op welke wijze de school de kwaliteit van de uitgevoerde onderwijsinterventies borgt, conform de maatstaven die in de WPO als minimale wettelijke vereiste zijn opgenomen;

  • v.

    een beschrijving van hoe de school er voor zorgt dat de leerkracht die de onderwijsinterventie (mede) uitvoert, is toegerust voor het geven van intensief onderwijs en hoe dit wordt geborgd;

  • vi.

    de wijze waarop de school met deze onderwijsinterventies een doorlopende leerlijn voor doelgroepleerlingen wil garanderen;

  • vii.

    de criteria aan de hand waarvan de doelgroepleerlingen worden geselecteerd voor deze interventies.

  • b.

    voor de onderwijsinterventie Zomerschool een activiteitenplan met bijbehorende begroting, waarin wordt ingegaan op:

  • i.

    locatie van de Zomerschool;

  • ii.

    overzicht van de deelnemende basisscholen;

  • iii.

    specificatie van het aantal leerlingen en het aantal groepen;

  • iv.

    beschrijving van het lesprogramma;

  • v.

    beoogde doelen en te verwachten resultaten.

  • c.

    voor de onderwijsinterventie Kopklas een activiteitenplan met bijbehorende begroting, waarin wordt ingegaan op:

  • i.

    locatie van de Kopklas;

  • ii.

    specificatie van het aantal leerlingen;

  • iii.

    beschrijving van het lesprogramma;

  • iv.

    beoogde doelen en te verwachten resultaten.

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 9, eerste lid van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen:

  • a.

    voor de uitvoering van een maatwerkplan als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, indien het aantal Amsterdamse doelgroepleerlingen op de school voor basisonderwijs minder bedraagt dan de drempel;

  • b.

    voor de onderwijsinterventie Zomerschool, indien het betreffende schoolbestuur deze onderwijsinterventie niet namens andere schoolbesturen in een onder zijn gezag vallende school een Zomerschool verzorgt;

  • c.

    voor de onderwijsinterventie Kopklas, indien het betreffende schoolbestuur deze onderwijsinterventie niet namens alle Amsterdamse schoolbesturen coördineert en uitvoert.

  • d.

    Indien een onderwijsinterventie, als bedoeld in artikel 3 niet voldoet aan de minimale wettelijke vereisten zoals opgenomen in de WPO;

  • 2.

    In aanvulling op artikel 9, tweede lid van de ASA 2013 kan het college een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren te verlenen als naar het oordeel van het college:

  • a.

    onvoldoende blijkt uit de aanvraag dat er sprake is van een effectief en duurzaam aanbod van de onderwijsinterventies in het Maatwerkplan, Zomerschool of Kopklas, waardoor niet wordt bijgedragen aan het terugdringen van onderwijsachterstanden bij de Amsterdamse doelgroepleerlingen.

  • b.

    als de kwaliteit van een in het eerste lid van dit artikel onder a, b of c genoemde onderwijsinterventie onvoldoende is geborgd.

Artikel 9. Aanvullende verplichtingen

  • a.

    Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • b2.

    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de leerkracht of externe partij die wordt ingezet voor de uitvoering van een interventie binnen de kansenaanpak po in staat is zijn kennis en expertise bij te houden en te actualiseren door middel van bijscholing;

  • c.

    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de uitvoering van lessen in het kader van verlengde leertijd, worden verzorgd door, of onder toezicht van een vaste en gediplomeerde leerkracht gedurende het hele schooljaar.

  • d.

    Het schoolbestuur zorgt indien nodig voor een geschikte aparte ruimte om les te geven, en draagt zelf zorg voor de financiering hiervan.

  • i.

    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de school waarvoor hij subsidie ontvangt meewerkt aan:

  • ii.

    (tussentijdse) evaluatie, monitoring en rapportering van de gesubsidieerde activiteiten;

  • iii.

    het inzichtelijk maken van de vorderingen van de doelgroep op schoolniveau;

het delen van kennis en ervaringen met andere scholen voor basisonderwijs in Amsterdam .

Artikel 10. Verantwoording

In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling een activiteitenverslag van de uitgevoerde activiteiten, corresponderend met de beschreven activiteiten in de subsidieaanvraag, waaruit in ieder geval blijkt:

  • a.

    het aantal leerlingen dat is bereikt en de duur van de gerealiseerde leertijdverlening (gemiddeld per leerling) voor de uitgevoerde onderwijsinterventies;

  • b.

    welke (externe) partijen ingezet zijn voor het realiseren van de activiteiten;

  • c.

    de (uren)uitbreiding van het aantal fte personeel dat over het gesubsidieerde tijdvak aangesteld is geweest in het kader van de uitvoering van het activiteitenplan voor de uitgevoerde onderwijsinterventies, uitgesplitst naar de functies en de daaraan verbonden loonkosten;

  • d.

    de in het eerste lid onder c bedoelde informatie kan worden verstrekt door het overleggen van een loonstaat betreffende het gesubsidieerde tijdvak of door het overleggen van een bewijs van aanstelling.

TOELICHTING

Artikelsgewijze toelichting:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De onder a. genoemde Amsterdamse doelgroepleerling is een leerling van groep 3 tot en met 8 die (een risico op) een onderwijsachterstand heeft. Dit risico is bepaald op basis van de factoren: indicatie Vroeg en Voorschoolse Educatie, opleiding ouders en inkomen van het huishouden. Deze VVE-indicatie wordt bepaald volgens de procedure die is opgenomen in het op 15 maart 2017 door de Amsterdamse gemeenteraad vastgestelde beleidsplan ‘Één voorziening voor alle Amsterdamse peuters – beleidsplan 2018-2022’. Niet elke leerling met een VVE-indicatie wordt aangemerkt als doelgroepleerling in het kader van deze voorziening Uitgezonderd hiervan zijn de leerlingen met een VVE-indicatie én minimaal één hoogopgeleide ouder/verzorger (afgeronde HBO of WO opleiding). Indien de VVE-indicatie van de betreffende leerling niet bekend is, wordt een doelgroepleerling gedefinieerd aan de hand van de volgende criteria: het opleidingsniveau van beide ouder(s)/verzorger(s) lager is dan mbo-2 (of een daarmee vergelijkbaar niveau) of het gezinsinkomen het lager is dan het landelijke bijstandsniveau.

Op basis van de voorgenoemde indicatoren wordt de omvang van het aantal, en de spreiding van het Amsterdamse doelgroepleerlingen over de Amsterdamse basisscholen jaarlijks door middel van een statistisch wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek wordt in opdracht van de Gemeente Amsterdam uitgevoerd door de dienst Onderzoek Informatie en Statistiek, die hiervoor gegevens gebruikt van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de basisschool. Dit in verband met de beschikbaarheid van de gegevensbestanden van de gebruikte indicatoren;

De onder b. genoemde drempel heeft als gevolg dat het beschikbare subsidieplafond verdeeld wordt over minder Amsterdamse doelgroepleerlingen en minder scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een relatief laag percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen van deze leerlingen eenvoudiger binnen het normale curriculum kunnen opvangen. Hierdoor wordt bovendien verwatering van het beschikbare budget voorkomen en zijn scholen met een hoog percentage doelgroepleerlingen beter in staat een voldoende aanbod aan onderwijsinterventies te realiseren (omdat zij meer budget kunnen aanvragen). De drempel wordt berekend op basis van de gegevens van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor basisonderwijs.  

De onder c. genoemde Kansenaanpak PO betreft het in december 2017 door de gemeenteraad vast te stellen nieuwe beleidsplan, waarin is opgenomen op welke wijze de gemeente onderwijsachterstanden in samenwerking met de schoolbesturen voor het basisonderwijs tracht te bestrijden. Deze voorziening maakt onderdeel uit van dit plan;

In de punten d, g. en i zijn de definities opgenomen van een Maatwerkplan, een Zomerschool en een Kopklas.

De onder h. genoemde verlengde leertijd kan gerealiseerd worden door het uitvoeren van bijvoorbeeld schakelklassen, leerlabs, vakantieschool taal of de inzet van extra (ondersteunend) onderwijspersoneel in de klas. Anders dan tot nu toe het geval was, heeft een schoolbestuur in het kader van de uitvoering van de onderwijsinterventie Maatwerkplan meer regie over de uitvoering het soort activiteiten dat het beste past bij bijvoorbeeld de leerling populatie, de schoolontwikkeling of bestaande activiteiten of inzet op de school.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

De eenmalige subsidies als bijdrage in de kosten van de uitvoering van de onderwijsinterventies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen voor (taal)onderwijs in kleinere groepen en verlengde leertijd.

Artikel 5. Subsidieplafond

In deze voorziening zijn voor drie onderdelen subsidies aan te vragen. Het onderdeel uitvoering onderwijsinterventies in het kader van het Maatwerkplan, de onderwijsinterventie Zomerschool en de onderwijsinterventie Kopklas. Het college stelt jaarlijks drie afzonderlijke subsidieplafonds voor deze onderdelen.

Artikel 6. De aanvrager

De subsidie voor deze voorziening is aan te vragen door schoolbesturen van zowel basisscholen als scholen in het speciaal basisonderwijs (SBO).

Artikel 3. Subsidiabele activiteitenDe hoogte van de subsidie voor de uitvoering een maatwerkplan als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a wordt berekend aan de hand van de het aantal Amsterdamse doelgroepleerlingen vanaf groep 3 dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school vermenigvuldigd met het bedrag dat jaarlijks beschikbaar is per doelgroepleerling. Dit zogenoemde normbedrag wordt berekend op grond van de volgende formule: A = B / (X- Y), waarbij A staat voor bedrag per doelgroepleerling, B voor het subsidieplafond onderdeel verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid, X voor het totaal aantal Amsterdamse doelgroepleerlingen in de stad en Y voor het aantal doelgroepleerlingen dat op een school onderwijs volgt, waar het percentage Amsterdamse doelgroepleerlingen vanaf groep 3 gelijk of minder is dan 10 procent van de totale leerlingenpopulatie vanaf groep 3;

De activiteiten gericht op ouderbetrokkenheid kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:

in relatie met achterstand het versterken van de doorgaande lijn in het kader van ouderbetrokkenheid van de VVE naar groep 3 t/m 8 van de school voor

  • *

    basisonderwijs in afstemming met de gekoppelde peutervoorziening;

  • *

    kennisuitwisseling over ouderbeleid tussen samenwerkende scholen te organiseren en informatiebijeenkomsten voor ouders bij de overstap naar vervolgonderwijs binnen een school of samenwerkende scholen.

  • *

    het organiseren van informatie(bijeenkomsten) voor ouders bij de overstap naar vervolgonderwijs binnen een school of samenwerkende scholen.

Bijlage 14 Lerarenbeurs

Bijlage 15 Scholenbeurs

Bijlage 16 Tegemoetkoming voor schoolgebouwen met overdimensionering en voor schoolgebouwen in de fijnstofzone

Bijlage 17 Voorziening Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Ouderbetrokkenheid: een gelijkwaardige samenwerking tussen ouders en school waarin ouders en school vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid werken aan de (school)ontwikkeling van het kind.

  • 2.

    Kerngroep: een groep van scholen die zorgdraagt voor brede kennisdeling en het in gang zetten van een beweging om ouderbetrokkenheid een vaste plaats te geven in het Amsterdamse voortgezet onderwijs.

  • 3.

    OSVO: vereniging van schoolbesturen in het Amsterdamse voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs.

 

Artikel 2 Doel voorziening  

Het doel van deze voorziening is om Amsterdamse scholen voor het voortgezet onderwijs in staat te stellen om de ouderbetrokkenheid te versterken, waardoor de ouders in samenwerking met de school de ontwikkeling van het kind in relatie tot het onderwijs kunnen stimuleren.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

1. Het college kan een eenmalige subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de uitvoering van één of meerdere onderstaande activiteiten van een school betreffende:

  • 1.

    Ontwikkeling, aanpassing of uitbreiding van ouderbetrokkenheidsbeleid;

  • 2.

    Kennisuitwisseling over ouderbetrokkenheid tussen scholen, leraren en/of ouders gericht op het delen van ervaringen en goede voorbeelden en het stimuleren van samenwerking;

  • 3.

    Het verstrekken van informatie aan en het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders over één van de onderstaande onderwerpen:  i. de overstap po naar vo; ii. ondersteuning keuze vervolgonderwijs; iii. schoolloopbaan.

  • 4.

    Begeleiding en ondersteuning van ouders op het gebied van ouderbetrokkenheid die

  • i. de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig zijn;

    • 1.

      ii. niet bekend zijn met het Nederlandse onderwijssysteem;

    • 2.

      iii. die onvoldoende aansluiting hebben bij het schoolniveau van hun kind.  

    • 3.

      Ontwikkeling en/of toepassing van communicatiemethodieken op het gebied van ouderbetrokkenheid die het contact tussen school en individuele ouder vergemakkelijken en ondersteunen.

2. Het college kan tevens een eenmalige subsidie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel verlenen voor de kosten verbonden aan een schooloverstijgend project van minimaal drie en maximaal acht Amsterdamse scholen betreffende de gezamenlijke uitvoering van één of meerdere van de activiteiten bedoeld onder de punten a. tot en met e. van dit artikel.

3. De hoogte van de subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal € 10.000,- en van de subsidie als bedoeld in het tweede lid maximaal € 80.000,-.

4. Indien een leraar werkzaamheden verricht in het kader van één van de gesubsidieerde activiteiten, kan het in het derde lid genoemde subsidiebedrag tevens ingezet worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50,- per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.  

5. Indien voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten gebruik wordt gemaakt van een externe deskundige, dan kan niet meer dan € 125,- per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht worden.

 

Artikel 4 Subsidieplafond

Het college stelt voor deze voorziening een subsidieplafond vast voor het tijdvak 01-08-2017 tot en met 31-07-2018 en voor het tijdvak 01-08-2018 tot en met 31-7-2019.

 

Artikel 5 Verdeelsleutel subsidieplafond en advies

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen op een prioriteitenlijst.

  • 2.

    Over de rangschikking en de hoogte van de te verlenen subsidie laat het college zich adviseren door een adviescommissie.

  • 3.

    De rangschikking wordt bepaald door het aantal punten dat wordt gehaald op basis van de volgende criteria:

a. de mate waarin het plan als bedoeld in artikel 8 aanhef en onder a. getuigt van een samenhang tussen visie en ambitie in relatie tot de uit te voeren activiteit(en) en bijdraagt aan de structurele inbedding van ouderbetrokkenheid op de school of scholen.

b. de evenwichtige verhouding tussen de kosten van de te subsidiëren activiteiten met de daarmee te bereiken doelen, het bereik van het aantal ouders en de daarvan te verwachten resultaten;

c. de mate van financiële en inhoudelijke borging voor de toekomst van de te ontwikkelen activiteiten;

d. de mate van onderlinge samenwerking op het terrein van ouderbetrokkenheid tussen scholen.

  • 1.

    Per criterium genoemd in het derde lid van dit artikel kan 0 tot en met 30 punten worden behaald.

5. De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst.  

 

Artikel 6 De aanvrager

  • 1.

    Subsidie voor een individuele school kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van een onder zijn gezag vallende school in het voortgezet onderwijs.  

  • 2.

    Subsidie voor een schooloverstijgend project kan uitsluitend worden aangevraagd door het schoolbestuur dat door de betrokken schoolbesturen is aangewezen als penvoerder.

  • 3.

    Per subsidietijdvak als bedoeld in artikel 4 kan een schoolbestuur slechts één aanvraag indienen voor een onder zijn gezag vallende school voor de activiteiten bedoeld onder artikel 3, eerste lid of voor de activiteiten bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

 

Artikel 7 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

In afwijking van artikel 5, tweede lid van de VloA 2014 wordt een subsidieaanvraag voor het schooljaar 2017-2018 uiterlijk  3 april 2017 ingediend bij het college.

 

Artikel 8 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • 1.

    Een plan van de uit te voeren activiteiten op het terrein van de ouderbetrokkenheid, waarin een toelichting wordt gegeven op de volgende onderdelen:

  • 2.

    de visie op en ambitie op het terrein van ouderbetrokkenheid;

  • 3.

    de doelgroep van de ouderbetrokkenheid;

  • 4.

    de te verwachten resultaten van de gesubsidieerde activiteiten;

  • 5.

    de wijze waarop de activiteiten in samenhang leiden tot een structurele inbedding van ouderbetrokkenheid;

  • 6.

    of en op welke manier de samenwerking met andere scholen en schoolbesturen wordt vormgegeven;

  • 7.

    de wijze van financiële en inhoudelijke borging van de activiteiten na afsluiting van de gesubsidieerde periode.

  • 8.

    Een sluitende begroting waarin in ieder geval zichtbaar wordt of en welke financiële en of personele investering het schoolbestuur zelf van plan is te doen op het terrein van ouderbetrokkenheid.

  • 9.

    Het advies van de medezeggenschapsraad of ouderraad van de betrokken school of scholen over de i aanvraag.

 

Artikel 9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen indien:

  • 1.

    de aanvraag op het beoordelingscriterium bedoeld in artikel 5, derde lid onder a minder dan 20 punten scoort;

  • 2.

    de aanvraag in totaal op alle beoordelingscriteria genoemd in artikel 5, derde lid minder dan 60 punten scoort;

  • 3.

    de subsidieaanvrager voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en) een subsidie ontvangt op grond van een andere regeling.

 

Artikel 10  Aanvullende verplichtingen

In aanvulling op de verplichtingen artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

a. Het schoolbestuur draagt ervoor zorg dat een school waarvoor het schoolbestuur subsidie ontvangt deelneemt aan een door de gemeente en OSVO te organiseren kerngroep  en in dat kader meewerkt aan kennisdeling door middel van een actieve bijdrage in netwerkbijeenkomsten voor scholen in het voortgezet onderwijs;

b. De school waarvoor het schoolbestuur subsidie ontvangt maakt in het kader van de kerngroep de opgedane kennis en ervaring zoveel mogelijk deelbaar en zichtbaar.

 

Artikel 11  Inwerkingtreding en duur

Deze voorziening treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en eindigt van rechtswege op 31 december 2019.

Toelichting bij de Voorziening Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs Algemene toelichting:

Met deze voorziening wordt uitvoering gegeven aan de beleidsbrief brief  ‘Ouders centraal. Het stimuleren van ouderbetrokkenheid en een goede samenwerking tussen ouder en school’  vastgesteld op 30 maart 2016 door de gemeenteraad en de nadere uitwerking daarvan in het college besluit op 25 oktober 2016 met de volgende geformuleerde doelstellingen:

  • 1.

    Amsterdamse scholen in het vo hebben eind schooljaar 2018-2019 een ouderbetrokkenheidsbeleid;

  • 2.

    Amsterdamse scholen richten zich op ouders die het meeste baat hebben bij begeleiding en ondersteuning;

  • 3.

    Amsterdamse scholen gaan gezamenlijk aan de slag met (gebiedsgerichte) projecten. Er is extra aandacht voor de overstap van po naar vo, stimuleren van gemengde scholen, schoolloopbaan en vroegtijdige schoolverlaters;

  • 4.

    Amsterdamse scholen en ouders informeren elkaar wederzijds over de ontwikkeling van de leerling. Er is extra aandacht voor communicatie op maat om zo het contact met ouders structureel te onderhouden;

  • 5.

    Amsterdamse scholen dragen bij aan het ondersteunen van ouders en de leerling bij het maken van een keuze voor vervolgonderwijs, de overstap van po naar vo en de verdere schoolloopbaan van de leerling;

  • 6.

    Amsterdamse scholen delen onderling kennis, resultaten en stellen werkbare elementen ter beschikking.

 

Is de beleidsbrief is vastgesteld dat we in het Amsterdams onderwijs een continue samenwerking tussen ouder, school en kind voor vve, po, vo en mbo willen realiseren. De ambitie van het college is om ouderbetrokkenheid in het onderwijs kwalitatief en kwantitatief te versterken en een goede samenwerking tussen ouders en school te stimuleren, zodat ouders samen met de school hun rol kunnen pakken om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Het college vindt het belangrijk dat juist ook ouders in hun kracht gezet worden om hun kinderen te begeleiden en ondersteunen bij het goed doorlopen van de schoolloopbaan.

 

In verband met het doel van de beleidsbrief  ‘Ouders centraal. Het stimuleren van ouderbetrokkenheid en een goede samenwerking tussen ouder en school’, zijn de uitgangspunten voor de subsidieregeling de volgende:

  • 1.

    Aan de scholen wordt een eenmalige subsidie verleend om hun ambities op het terrein van ouderbetrokkenheid te realiseren. Het doel is om ouderbetrokkenheid in het Amsterdamse voortgezet onderwijs kwalitatief en kwantitatief te versterken en een goede samenwerking tussen ouders en school te stimuleren, zodat ouders samen met de school hun rol kunnen pakken om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren.

  • 2.

    De deelnemende scholen zullen zich in verschillende fasen van ouderbetrokkenheid bevinden. Daarom bestaat de mogelijkheid voor scholen om in verschillende fasen een impuls te geven aan ouderbetrokkenheid.

  • 3.

    Scholen zijn zelf aan zet om hun ouderbetrokkenheidsambities vorm te geven. Dit doen zij door ambitieuze, haalbare plannen op te stellen. De gemeente daagt hen hiertoe uit en faciliteert de scholen hierbij.

  • 4.

    Een adviescommissie zal de aanvragen beoordelen en de beste aanvragen komen in aanmerking voor een eenmalige subsidie.

  • 5.

    De schoolbesturen die de subsidie ontvangen voor één of meerdere scholen die onder hun bevoegdheid vallen, dragen ervoor zorg dat deze scholen deelnemen aan de kerngroep. De deelnemers aan de kerngroep wisselen actief kennis uit en maken deze voor de andere Amsterdamse scholen zichtbaar. Het doel is om informatie, good practices en resultaten te delen, zodat dit ten goede komt aan het Amsterdamse onderwijs.  

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Behoeft geen toelichting

Artikel 2 Zie inleiding

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

De aanvragen die in aanmerking komen voor de eenmalige subsidie tonen visie en ambitie op het terrein van ouderbetrokkenheid. In de aanvraag geeft het schoolbestuur aan hoe de uit te voeren activiteiten door de onder zijn gezag vallende school in samenhang leiden tot een structurele inbedding van ouderbetrokkenheid. De school kiest daarbij zelf, afhankelijk van de fase waarin zij zich bevindt, de ouderbetrokkenheidambities en welke activiteiten zij wil opzetten. De activiteiten moeten daarbij vallen onder activiteiten genoemd in het eerste lid.

 

In het tweede lid van dit artikel wordt geregeld dat ook schooloverstijgende projecten voor een eenmalige subsidie in aanmerking komen.

 

In het kader van ouderbetrokkenheid kunnen scholen ervoor kiezen om kennisuitwisseling te laten plaatsvinden op school-overstijgend-niveau, schoolniveau, leraarniveau of leerling/ouderniveau om ervaring te delen en lange termijn samenwerking tussen scholen te stimuleren. Ook digitale uitwisseling kan gestimuleerd worden, door bijvoorbeeld skypen. Voor de kennisuitwisseling van scholen kunnen peer reviews gefinancierd worden. Het gaat hierbij om vervangings- en organisatiekosten om mogelijk te maken dat docenten bij elkaar in de klas kunnen kijken en van elkaar te leren. Scholen kunnen dit zelf met andere scholen organiseren.

 

Artikel 4 Behoeft geen toelichting

Artikel 5 Verdeelsleutel subsidieplafond en advies

Over de rangschikking en de hoogte van de te verlenen subsidie laat het college zich adviseren door een adviescommissie bestaande uit de volgende vier leden:

a. twee ambtelijk vertegenwoordigers van het college;

b. een ambtelijk vertegenwoordiger van een betrokken bestuurscommissie (netwerkfunctionaris);

c. een vertegenwoordiger vanuit de ‘vereniging van schoolbesturen in het Amsterdamse voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs’ (OSVO).

 

In het derde lid wordt geregeld aan de hand van welke criteria de adviescommissie de aanvragen beoordeeld. Punt a betreftde doelstellingen voor het voortgezet onderwijs als vervat in de beleidsbrief  ‘Ouders centraal. Het stimuleren van ouderbetrokkenheid en een goede samenwerking tussen ouder en school’  en de nadere uitwerking hiervan in het collegebesluit van 25 oktober 2016.

 

Artikel 6 Behoeft geen toelichting

Artikel 7 Behoeft geen toelichting

 

Artikel 8 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

De aanvragen die in aanmerking komen voor de subsidie tonen visie en ambitie op het terrein van ouderbetrokkenheid. In de aanvraag geeft het schoolbestuur aan hoe de activiteiten in samenhang leiden tot een structurele inbedding van ouderbetrokkenheid. Ook geeft het schoolbestuur in zijn aanvraag aan of en op welke wijze samenwerking wordt gezocht en of hij bereid is om financieel dan wel met personeel te investeren in de aanpak van ouderbetrokkenheid. Bij de aanvraag dient tevens het advies van de medezeggenschapsraad of ouderraad van de betrokken school of scholen worden  bijgevoegd, omdat de gemeente het bij ouderbetrokkenheid essentieel vindt dat een  school over het (voorgenomen) beleid met ouders zelf in gesprek gaat en blijft. Om de aanvrager te faciliteren in het aanleveren van de juiste informatie zal er een aanvraagformulier verstrekt worden.

   

Artikel 9 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen in aanvulling op de algemene weigeringsgronden zoals vermeld in de ASA 2013. Onder punt a. is opgenomen dat een subsidie wordt geweigerd als een aanvraag onvoldoende past in het Amsterdamse beleid op het gebied van ouderbetrokkenheid. In punt b. is bepaald dat als de aanvraag minder scoort op de beoordelingscriteria genoemd in artikel 5, derde lid van deze subsidieregeling, eveneens een afwijzing volgt. Tot slot wordt de subsidie geweigerd als aanvrager voor dezelfde activiteit al van een andere bron bekostiging ontvangt.

 

Artikel 10 Aanvullende verplichtingen

De aanvullende verplichtingen zijn gericht op deelname aan de kerngroep en op kennisdeling. Voor wat dit laatste punt betreft ook na afloop van de uitgevoerde activiteiten. Dit gebeurt door een actieve deelname aan minimaal twee kennisdelingsbijeenkomsten (circa 1,5 á 2 uur) over ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs.

 

Artikel 11 Behoeft geen toelichting

Bijlage 18 Voorziening Nieuwkomersonderwijs

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Aan ongedocumenteerde leerlingen gelijkgestelde leerlingen: Niet Nederlands sprekende leerlingen, waarvoor een school, omdat de leerlingen een Nederlands paspoort hebben, in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk.

  • b.

    Nieuwkomersonderwijs: gezamenlijk door de Amsterdamse schoolbesturen georganiseerd onderwijs voor leerlingen van 5 t/m 12 jaar die nog geen jaar in Nederland wonen en de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn voor het volgen van regulier onderwijs.

  • c.

    Ongedocumenteerde leerlingen: Leerlingen waarvoor een school in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk. Het gaat daarbij om leerlingen waarvan niet de door het Rijk vereiste documenten of verklaringen zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet kunnen worden overlegd, maar waarvan wel kan worden aangetoond dat zij minder dan een jaar in Nederland woonachtig zijn.

Artikel 2.Doel Voorziening

Het doel van deze voorziening is om basisscholen door middel van het verstrekken van subsidie voor nieuwkomersonderwijs in staat te stellen om leerling die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen een jaar op het taalniveau te krijgen dat past bij zijn/haar mogelijkheden, waardoor de leerling daarna (weer) volledig mee kan doen aan het reguliere onderwijs.

Artikel 3.Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan een eenmalige subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan  

    • a.

      de extra inzet van een leerkracht met NT2 expertise van 6uur per week  in een reguliere basisschoolgroep 1 of 2 ten behoeve van nieuwkomersonderwijs aan minimaal 5 leerlingen in de leeftijdscategorie 5- 6 jaar, waarbij de subsidie maximaal € 15.000 per groep bedraagt,

    • b.

      een nieuwkomersgroep, waarin leerlingen in de leeftijdscategorie  6-12 jaar in groepen van 10 tot en met 15 leerlingen les krijgen in een apart lokaal, De subsidie per groep bedraagt maximaal € 40.000 en is bedoeld als bijdrage in de kosten voor onder andere inzet van de leerkracht, nazorg aan de leerlingen en materialen.

  • 2.

    De subsidie voor nieuwkomersonderwijs gaat uit van cofinanciering. De in het eerste lid onder b genoemde subsidiebedrag is bedoeld als aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen voor taalonderwijs in kleinere groepen.

  • 3.

    Na afloop van het gesubsidieerde schooljaar kan een schoolbestuur in aanmerking komen voor een aanvullende subsidie voor het nieuwkomersonderwijs, indien een schoolbestuur aantoont dat gemiddeld gedurende het gesubsidieerde tijdvak meer dan 4 ongedocumenteerde leerlingen categorie 6-12 jaar, inclusief degenen die aan hen gelijkgesteld zijn, per klas hebben deelgenomen aan het nieuwkomersonderwijs. Hiertoe dient een schoolbestuur per betrokken school de beschikking van het Rijk te kunnen overleggen, waarin voor deze groep leerlingen de extra bekostiging is afgewezen.

Artikel 4. Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, van deze voorziening.

Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag

Artikel 5. De aanvrager

Uitsluitend het schoolbestuur dat in  een of meer onder zijn gezag vallende basisscholen mede namens andere schoolbesturen  het nieuwkomersonderwijs verzorgt, kan een subsidieaanvraag indienen.

Artikel 6. Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

  • 1.

    In aanvulling op de aanvraag die voorafgaand aan het te subsidiëren  schooljaar op grond van  artikel 5, eerste lid van de VloA 2014 moet worden ingediend, kan gedurende dat  schooljaar, indien de instroom van nieuwkomers dit noodzaakt, een aanvullende subsidie subsidieaanvraag voor de activiteiten genoemd in artikel 3, eerste lid worden ingediend worden ingediend  .

  • 2.

    Een aanvraag voor een aanvullende subsidie, zoals omschreven in artikel 3, derde lid, dient vóór 1 juli van het lopende schooljaar te zijn ingediend bij het college.

Artikel 7. Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 wordt bij de subsidieaanvraag verstrekt een plan van aanpak voor het nieuwkomersonderwijs , waarin wordt aangegeven:

  • a.

    een onderbouwing van de inzet en positionering van het nieuwkomersonderwijs binnen het reguliere onderwijs;

  • b.

    een omschrijving van de wijze waarop het taalonderwijs zal worden verzorgd en waaruit de extra begeleiding van de leerlingen zal bestaan;

  • c.

     de kwalificaties van de betrokken leerkracht(en) op het gebied van het geven van NT2 onderwijs aan nieuwkomers en het borgen hiervan;

  • d.

    een beschrijving van de ambitieuze en haalbare doelstellingen, die de school hanteert voor de leerlingen in het nieuwkomersonderwijs;

  • e.

    de wijze waarop de school zorgt voor overdracht van de leerling die deel heeft genomen aan nieuwkomersonderwijs naar het reguliere onderwijs en voorziet in nazorg om de vooruitgang van de leerlingen vast te houden.

  • f.

    hoe ervaringen met nieuwkomersonderwijs in voorgaande jaren worden meegenomen in het nieuwe subsidietijdvak;

  • g.

    op welke wijze de school ouders betrekt bij het taalonderwijs van hun kind en hen een actieve rol hierin geeft;

  • h.

    hoe de school ouders informeert over de individuele voortgang van hun kind;

  • i.

    op welke wijze in een jaarplanning wordt aangegeven welke algemene bijeenkomsten voor ouders worden gehouden.

Hoofdstuk 3 Verlening subsidie

Artikel 7.Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerstel lid van de ASA 2013 weigert het college geheel of gedeeltelijk een subsidie als:

  • a.

    naar het oordeel van het college er onvoldoende zicht is op het met het nieuwkomersonderwijs te bereiken kwaliteitsniveau en de borging daarvan;

  • b.

    de lessen niet verzorgd worden door een gediplomeerde leerkracht zoals bedoeld in Artikel 3, eerste lid Wpo;

  • c.

    naar het oordeel van het college onvoldoende invulling wordt gegeven aan de stimulering van ouderbetrokkenheid.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 8. Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de leerkracht die wordt ingezet voor de uitvoering van nieuwkomersonderwijs in staat is zijn kennis en expertise bij te houden en te actualiseren door middel van professionalisering.

  • b.

    de schoolbesturen zorgen zelf voor een geschikte aparte ruimte om les te geven en dragen zelf zorg voor financiering hiervan.

Hoofdstuk 5 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 9.Verantwoording

In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie tevens toetsresultaten van deelnemende leerlingen, waaruit de taalontwikkeling van de leerlingen gedurende het schooljaar valt af te leiden.

Bijlage 19 voorziening eenmalige overbrugging‘Stadsscholen020’

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 . Begripsomschrijvingen

In deze voorziening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Maatwerkplan Kansenaanpak Primair Onderwijs: samenhangend pakket van onderwijsinterventies op het gebied van de verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid als bedoeld in artikel 3 van de Voorziening Kansenaanpak PO (bijlage 13 VloA 2014);

  • 2.

    Maatwerkplan Stadsscholen020: samenhangend pakket van activiteiten en doelen van een basisschool als bedoeld in artikel 3 van de voorziening Pilot Stadsscholen020 2016-2018 (Bijlage 22 VloA 2014) en artikel 3 van de voorziening uitbreiding ‘Stadsscholen020 tweede tranche 2017-2018 (bijlage 24 VloA 2014);

  • 3.

    Voorzieningen Stadsscholen020: de voorziening Pilot Stadsscholen020 2016-2018 (Bijlage 22 VloA 2014) en de voorziening uitbreiding ‘Stadsscholen020 tweede tranche 2017-2018).

 

Artikel 2. Doel Voorziening

Het doel van deze voorziening is om het voor een basisschool mogelijk te maken in het schooljaar 2018-2019 de uitvoering te continueren van één of meerdere activiteiten uit haar maatwerkplan Stadsscholen020 over het schooljaar 2017-2018. Dit voor die activiteiten die de school niet kan uitvoeren in het kader van het maatwerkplan Kansenaanpak POvanwege een beperkter subsidiebudget dan in het schooljaar 2017-2018 beschikbaar was.

 

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan een eenmalige subsidie van maximaal € 40.000 verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de continuering van de uitvoering van een of meerdere activiteiten uit het maatwerkplan Stadsscholen 020 van een basisschool.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt berekend door het totale subsidiebedrag dat een schoolbestuur voor een basisschool heeft ontvangen in schooljaar 2017-2018 op grond van

    • a.

      de voorzieningen Stadsscholen020 (bijlage 22en 24 van de VloA 2014);

    • b.

      de voorziening taalinterventies (Bijlage 13 van de VloA 2014);

    • c.

      de voorziening ouderbetrokkenheid (bijlage 19 van de VloA 2014);

  • te verminderen met het totale subsidiebedrag dat het schoolbestuur ontvangt voor deze basisschool in het schooljaar 2018-2019 op grond van

    • d.

      de voorziening Kansenaanpak PO (bijlage 13 van de VloA 2014)

    • e.

      de eenmalige subsidie in verband met het vervallen van de voorgenoemde voorzieningen taalinterventies en ouderbetrokkenheid (conform collegebesluit dd. 14-02-2018)

 

Hoofdstuk 2. Subsidieaanvraag

 

Artikel 4. De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van een onder zijn gezag vallende basisschool voor zover dit schoolbestuur voor deze school in het schooljaar 2017-2018 een subsidie heeft ontvangen in het kader van een van de voorzieningen Stadsscholen020.

 

Artikel 5. Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 wordt bij de subsidieaanvraag aangegeven wat de inhoudelijke relatie is tot het reeds ingediende maatwerkplan Kansenaanpak PO 2018-2019. Specifiek ten aanzien van de activiteiten uit het maatwerkplan Stadsscholen020 die door het verminderde subsidiebudget in 2018-2019, ten opzichte van het 2017-2018, niet meer of onvoldoende kunnen worden uitgevoerd. Daarbij geeft het schoolbestuur aan welke activiteiten de basisschool in aanvulling op het maatwerkplan Kansenaanpak PO 2018-2019 in dat kader nog extra uitvoert.

 

Artikel 6. Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

In afwijking van artikel 5, tweede lid van de VloA 2014 wordt een aanvraag voor een subsidie vóór 31 maart 2019 ingediend bij het college.

 

Hoofdstuk 3. Verlening subsidie

 

Artikel 7. Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen indien:

  • a.

    het schoolbestuur voor de basisschool waarvoor hij de subsidie heeft aangevraagd geen subsidie heeft ontvangen in het kader van een van de voorzieningen Stadsscholen020;

  • b.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd onvoldoende samenhangen met het maatwerkplan Stadsscholen020 en het maatwerkplan Kansenaanpak PO 2018-2019 van de basisschool, waarvoor de aanvraag is ingediend.

 

Hoofdstuk 4. Verantwoording en vaststelling van de subsidie

 

Artikel 8. Verantwoording

In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verantwoordt het schoolbestuur de subsidie die hij op basis van deze subsidieregeling heeft ontvangen tegelijkertijd met de subsidie Kansenaanpak PO.

Hoofdstuk 5. Slotbepaling

 

Artikel 9. inwerkingtreding en duur

Deze voorziening treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en eindigt van rechtswege op 31 december 2019.

   

Toelichting

Bijlage 19 voorziening eenmalige overbrugging‘Stadsscholen020’

ALGEMEEN

Stadsscholen020 staat voor een integrale aanpak die vanaf september 2016 is gestart op twaalf Amsterdamse basisscholen voor een periode van twee jaar (eerste tranche). De uitbreiding Stadsscholen020 is gestart vanaf september 2017 op 33 nieuwe Amsterdamse basisscholen voor een periode van één jaar (tweede tranche). Het beleid richtte zich op de scholen in wijken met een hoog percentage leerlingen die te maken hebben met grootstedelijke problematiek (bijvoorbeeld armoede, taalachterstand, opvoedproblemen). Zodat de leerlingen optimaal de kans krijgen om hun talenten te ontwikkelen en de meest succesvolle schoolloopbaan kunnen volgen. Met de aanpak Stadsscholen020 en de daarbij behorende voorzieningen werd beoogd:

  • 1.

    Het ontzorgen van het schoolteam. Om rust en tijd en tijd te creëren om aan de slag te gaan met de ontwikkeling van de school.

  • 2.

    Ondersteunen van de school bij het toespitsen van het onderwijs op de uitdagingen die kwetsbare leerlingen hebben in de grootstedelijke omgeving waarin ze opgroeien.

  • 3.

    Ontzorgen rondom de school. Optimaliseren van de (ondersteunings)structuren rond de school zodat kinderen in de school weer aan leren toekomen.

Stadsscholen020 was bedoeld om te experimenteren en in dat kader uit te proberen wat werkt. Inmiddels zijn deze activiteiten geëvalueerd en de aanbevelingen die hieruit naar voren zijn gekomen worden meegenomen in de ontwikkeling van het onderwijsbeleid dat naar verwachting wordt ingevoerd met ingang van schooljaar 2019-2020. In afwachting van dit beleid kunnen de basisscholen, met behulp van deze voorziening, het fundament dat ze hebben gelegd binnen Stadsscholen020 continueren in het schooljaar 2018-2019 voor zover dat niet mogelijk bleek in het kader van het maatwerkplan Kansenaanpak PO. In de aanvraag moet een schoolbestuur aangeven welke activiteiten de basisschool uit het maatwerkplan Stadsscholen 020 over het schooljaar 2017-2018 aanvullend uitvoert op het maatwerkplan Kansenaanpak 2019-2019. De verantwoording van deze subsidie vindt gelijktijdig plaats met de subsidie die de basisschool in het kader van de voorziening Kansenaanpak PO.

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Doel voorziening De eenmalige overbrugging Stadsscholen020 wordt verstrekt met het oog op mogelijke nieuwe met de Stadsscholen020 vergelijkbare voorzieningen, die met ingang van het schooljaar 2019-2020 zullen worden ingevoerd. De voorziening dient ter voorkoming van stagnatie in de ontwikkelde activiteiten.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

Bij de vaststelling van de voorziening Kansenaanpak Primair Onderwijs (bijlage 13 VloA 2014) heeft het college op 14 februari 2018 ingestemd met het verlenen van een eenmalige subsidie op grond van artikel 4.51 Awb. Deze eenmalige subsidie was bedoeld voor de scholen die door de invoering van de voorziening Kansenaanpak PO voor minder subsidie in aanmerking kwamen (voor schooljaar 2018-2019) dan ze op grond van de ingetrokken voorziening Taalinterventies en de voorziening ouderbetrokkenheid (voor het schooljaar 2017-2018) hebben ontvangen. Deze eenmalige subsidie wordt betrokken bij de berekening van het totale budget dat de scholen maximaal kunnen aanvragen voor de overbrugging Stadsscholen02 .

 

Artikel 4 t/m 9

Geen toelichting

Bijlage 19: voorziening statushouders voor de klas

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1  Begripsomschrijvingen

In deze voorziening wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemer: statushouder die het oriëntatietraject leraar worden in Amsterdam volgt;

  • b.

    lerarenopleiding: een opleiding tot leraar basisonderwijs of leraar voortgezet onderwijs in een van de tekortvakken;

  • c.

    onderwijs ondersteunende functie: de functie van onderwijsassistent , lerarenondersteuner of technisch onderwijsassistent, waarbij de deelnemer de mogelijkheid heeft om gedurende de oriëntatieperiode bij een leraar basisonderwijs, of een leraar voortgezet onderwijs in de praktijk kennis kan maken en ervaring op kan doen met het Nederlandse onderwijs;

  • d.

    oriëntatietraject: programma van september 2018 tot augustus 2019, om hoogopgeleide statushouders voor te bereiden op het zij-instroom traject, waar 4 dagdelen per week werkervaring opdoen als ondersteuner op een school onderdeel van is;

  • e.

    statushouder: een asielzoeker met een verblijfsvergunning; voor bepaalde of onbepaalde tijd;

  • f.

    VO: Voortgezet Onderwijs;

  • g.

    zij-instromer: persoon met een afgeronde HBO- of WO-opleiding die wordt aangesteld als leraar in het PO, SO of V(S)O zonder dat hij voldoet aan de voor de functie geldende bevoegdheidseisen met een benoeming van maximaal twee jaar waarbinnen hij het voor de functie vereiste diploma dient te behalen.

 

Artikel 2 Doel voorziening

Deze voorziening beoogt in het kader van het actieplan lerarentekort de instroom van hoog opgeleide statushouders als leraar in het Amsterdamse onderwijs te bevorderen, waardoor het Amsterdamse lerarentekort wordt teruggedrongen.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen van maximaal € 4220,- als bijdrage in de kosten verbonden aan de tijdelijke aanstelling van een deelnemer in een onderwijs ondersteunende functie op een school voor 4 dagdelen per week over een periode van minimaal 6 en maximaal 12 maanden. De hoogte van de subsidie is daarbij afhankelijk van de lengte van het dienstverband.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

 

Artikel 4 Subsidieplafond

Het College stelt voor deze voorziening voor het tijdvak van 01-09-2018 tot 01-03-2020 een subsidieplafond vast van €67.520,-.

 

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

 

Artikel 5 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van een of meerdere onder zijn gezag vallende scholen.

 

Artikel 6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Het schoolbestuur verstrekt bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens :

  • a.

    een bewijs dat de deelnemer het oriëntatietraject volgt;

  • b.

    een bewijs van de aanstelling van de deelnemer, waaruit blijkt de periode van aanstelling, de salarisschaal, het aantal uren per week en een omschrijving van de onderwijsondersteunende functie;

  • c.

    een beschrijving van de begeleidingsactiviteiten door de school van de deelnemer.

 

Artikel 7 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies en behandeling in volgorde van binnenkomst

In afwijking van artikel 5, tweede lid van de VloA 2014 kan een aanvraag voor een subsidie ingediend worden bij het college van 25 september 2018 tot en met 31 december 2018. De aanvragen worden in behandeling genomen op het moment dat deze compleet zijn ingediend en in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

     

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen indien:

  • a.

    het schoolbestuur geen bewijs van aanstelling kan overleggen voor 4 dagdelen per week en voor een periode van tenminste  6 maanden;

  • b.

    het schoolbestuur geen bewijs overlegt waaruit blijkt dat de aan te stellen persoon een deelnemer is van het oriëntatietraject;

  • c.

    het brutosalaris dat de deelnemer ontvangt omgerekend naar een fulltime aanstelling lager is dan 1766 euro bruto per maand;

  • d.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond,  zoals bedoeld in artikel 4 van deze voorziening zou worden overschreden.

 

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Artikel 9 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de deelnemer waarvoor hij subsidie ontvangt een ondersteunende functie uitoefent bij een docent van  het vak  waarin hij wil lesgeven;  

  • b.

    het schoolbestuur draagt zelf minimaal 50% van de kosten bij verbonden aan de aanstelling van de deelnemer op een school;

  • c.

    het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de school waarvoor hij subsidie ontvangt meewerkt aan een onderzoek door de gemeente ten behoeve van evaluatie en monitoring van het project statushouders voor de klas;

  • d.

    het schoolbestuur is verplicht om het college onverwijld te informeren indien de aanstelling van de deelnemer voortijdig wordt beëindigd.

 

Hoofdstuk 6 Slotbepaling

 

Artikel 10 Inwerkingtreding en duur

Deze voorziening treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en vervalt van rechtswege op 1 oktober 2020.

 

Toelichting bij de subsidieregeling

 

Algemene toelichting

 

Het doel van deze voorziening is het bevorderen van de instroom van hoogopgeleide statushouders met relevante werkervaring in het land van herkomst in het Amsterdams onderwijs. Hierbij ligt de nadruk op een leerzame werkplek voor de deelnemers op een school voor (speciaal) basisonderwijs of school voor voortgezet onderwijs of een school voor speciaal (voortgezet) onderwijs, opdat zij na het oriëntatietraject succesvol instromen in het zij-instroom traject.

 

Er is een groeiend tekort aan leraren in Amsterdam. Om dit tekort het hoofd te bieden hebben schoolbesturen, lerarenopleidingen en de gemeente Amsterdam vanuit de Stuurgroep Amsterdamse Onderwijsopgaven in december 2016 samen het Actieplan Lerarentekort opgesteld. Deze Amsterdamse samenwerking toont aan dat de urgentie rond het lerarentekort breed wordt gedragen. Samen spannen partijen zich in om meer leraren voor Amsterdam te werven en de huidige leraren te behouden.

 

Het actieplan is een belangrijke uitwerking van de derde lijn van de Amsterdamse Lerarenagenda; ‘voldoende aanwas en begeleiding van nieuwe leraren’. Met de subsidie wordt beoogd om hoogopgeleide statushouders met relevante werkervaring, die het oriëntatietraject volgen voor te bereiden op het zij-instroom traject om leraar te worden in het Amsterdamse onderwijs.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Geen toelichting

 

Artikel 2 Doel voorziening

Deze subsidieregeling beoogt in het kader van het actieplan de instroom van hoogopgeleide statushouders met relevante werkervaring het Amsterdamse onderwijs te bevorderen.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Omdat mogelijk de aanstellingen van de deelnemers niet allemaal te realiseren vallen in het schooljaar 2018-2019, is besloten de periode waarbinnen de deelnemer moet worden aangesteld te verlengen tot 1 maart 2020. De deelnemer dient voor een minimale periode aangesteld te worden in de ondersteunende functie van 6 maanden, met een maximum van 12 maanden.

De hoogte van de subsidie is berekend op basis van salarisschaal 8 onderwijsondersteunend personeel (OOP) uit de cao voortgezet onderwijs, waarbij er van uit wordt gegaan dat het schoolbestuur zelf minimaal 50% van de loonkosten voor zijn rekening neemt.

 

Artikel 4 Subsidieplafond

De hoogte van het plafond is berekend naar 16 deelnemers, die ieder 12 maanden worden aangesteld. .

 

Artikel 5 De aanvrager

Geen toelichting

 

Artikel 6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

 

Met een ‘bewijs dat de deelnemer het oriëntatietraject volgt’ wordt bijvoorbeeld een inschrijvingsbewijs van de deelnemer bedoeld.

 

Met een bewijs van aanstelling wordt bijvoorbeeld bedoeld een door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst.

 

Artikel 7 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies en behandeling in volgorde van binnenkomst

Omdat de verwachting is dat op 1 september 2018 niet alle deelnemers een werkplek hebben gekregen, is gekozen voor een langere gesubsidieerde periode en een daarmee samenhangende aanvraagperiode.

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

Geen toelichting

 

Artikel 9 Aanvullende verplichtingen

Geen toelichting

 

Artikel 10 Inwerkingtreding en duur

Geen toelichting

Bijlage 20 Voorziening internationalisering van het primair en voortgezet (speciaal) onderwijs

Bijlage 21 Voorziening pilot co-docent in het vmbo

Bijlage 22 Voorziening pilot 'Stadsscholen020' 2016-2018

Bijlage 24 Voorziening uitbreiding stadsscholen020 tweede tranche 2017-2018

Bijlage 25 Voorziening tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    OOP: onderwijsondersteunend personeel;

  • b.

    Personeelsleden: Leraren, onderwijsondersteunend personeel (OOP) en directieleden volgens de Wet op het voortgezet onderwijs (VO), de Wet op het primair onderwijs (PO) of de Wet op de expertisecentra ((V)SO), werkzaam op een Amsterdamse school of in een vervangingspool van een schoolbestuur of van samenwerkende schoolbesturen;

  • c.

    (V)SO: (Voortgezet) speciaal onderwijs

Artikel 2. Doel voorziening

  • 1.

    Het doel van de voorziening is om in het kader van het lerarentekort inAmsterdam schoolbesturen te ondersteunen bij het werven van nieuwe en het behouden van leraren, OOP en schooldirectieleden, die verder weg wonen van hun werklocatie dan 21,5 km (PO) en 25 km (VO).

  • 2.

    Dit doel wordt bereikt door schoolbesturen in staat te stellen om aan de in het eerste lid genoemde personeelsleden een hogere tegemoetkoming te verstrekken in de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer dan op basis van de cao’s PO en VO gebruikelijk is.

 

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie

  • 1.

    Het college kan per schooljaar een eenmalig subsidie verlenen als bijdrage in de kosten die een bestuur maakt, in aanvulling op de vergoedingen die de cao’s PO en VO voorschrijven voor woon-werkverkeer van leraren, OOP en directieleden die verder weg wonen van hun werklocatie dan 21,5 km (PO) en 25 km (VO).

  • 2.

    De hoogte van de subsidie wordt berekend op basis van de uitkomst van de volgende som: aantal fte per afstandscategorie genoemd in de in lid 3 opgenomen tabel, vermenigvuldigd met het van toepassing zijnde bedrag per schooljaar.

  • 3.

Afstand woon-werk

enkele reis

Maximale vergoeding gemeente per leraar per schooljaar

(uitgaande van 10 maanden)

21,5-25 km

€ 345

25-30 km

€ 440

30-40 km

€ 598

Meer dan 40 km

€ 880

 

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt voor deze voorziening voor het schooljaar 2017-2018 en voor het schooljaar 2018-2019 een afzonderlijk subsidieplafond vast.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond onvoldoende is om alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen te honoreren, vermindert het college de te verlenen subsidies met eenzelfde percentage, zodat het subsidieplafond wel toereikend is.

  

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 5. De aanvrager

De voorziening tegemoetkoming openbaar vervoer kan uitsluitend door het schoolbestuur PO, (V)SO of VO worden aangevraagd voor het personeel van de onder zijn gezag vallende scholen.

 

Artikel 6. Aanvraagtermijn en in behandeling name eenmalige subsidies

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, eerste lid van de VloA 2014 kan een schoolbestuur deze voorziening aanvragen:

  • a.

    voor het schooljaar 2017 - 2018 van 13 november tot en met 15 december 2017;

  • b.

    voor het schooljaar 2018-2019 van 30 augustus tot en met 15 oktober 2018.

 

Artikel 7. Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid van de ASA 2013 wordt bij de subsidieaanvraag

een begroting verstrekt , waarin een berekening is opgenomen van de meerkosten die een schoolbestuur maakt voor de reiskosten aanvullend op de cao .De berekening wordt gemaakt aan de hand van het aantal fte dat bij aanvang van het te subsidiëren schooljaar als bedoeld in artikel 6 bij het schoolbestuur werkzaam is , onderverdeeld naar de afstandscategorieën genoemd in artikel 3, derde lid.

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 8. Aanvullende verplichtingen

  • 1.

    Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, is het schoolbestuur verplicht eenzelfde bedrag als het verleende subsidiebedrag voor de reiskosten van de leraren bedoeld in artikel 3, eerste lid bij te dragen per leraar, OOP of directielid.

  • 2.

    Kennis te nemen van het subsidieplafond dat het college bij besluit van 18 september jl. heeft vastgesteld voor de voorziening Tegemoetkoming reiskosten. Dit plafond is voor schooljaar 2018 2019 vastgesteld op € 900.000 onder voorbehoud van goedkeuring van de Begroting 2019.

 

Hoofdstuk 5 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 9. Verantwoording

In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt:

  • a.

    hoeveel fte op meer dan 21,5 km woonachtig waren gedurende de 10 maanden van het schooljaar waarop de verantwoording betrekking heeft, waarbij het schoolbestuur een onderverdeling maakt naar de afstandscategorieën genoemd in de tabel van artikel 3, tweede lid en de daarbij behorende bedragen aan uitgekeerde reiskostenvergoeding;.

  • b.

    het bedrag dat het schoolbestuur zelf heeft bijgedragen aan de reiskosten.

 

Artikel 10. Overgangsbepaling

Een subsidie die is verleend op grond van de Voorziening tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten , zoals vastgesteld door het college op 31 oktober 2017 en bekrachtigd door de gemeenteraad op 29 november 2017 (gemeenteblad 2017, nr. 334/1453), wordt vastgesteld op grond van de bepalingen van deze voorziening.

Artikel 11. Inwerkingtreding en duur

Deze voorziening treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en eindigt van rechtswege op 1 januari 2020.

  

Toelichting

 

Inleiding

Amsterdamse scholen zijn in toenemende mate genoodzaakt om leraren, OOP en directieleden van buiten de stad te werven. Leraren die van buiten de regio moeten komen, maken relatief veel reiskosten, omdat de cao PO, respectievelijk VO de vergoeding maximeert bij 21,5 km (PO en (V)SO) en 25 km (VO). De cao PO is ook van toepassing op het (V)SO. De voorziening is bedoeld om nieuwe leraren, OOP en directieleden voor het Amsterdamse onderwijs te werven en leraren, OOP en directieleden die in dienst zijn te behouden.

De lage reiskostenvergoeding is voor veel leraren, OOP en directieleden een belemmering om in de stad les te (blijven) geven. Met deze regeling maken de schoolbesturen en de gemeente het aantrekkelijker om van buiten de stad les te komen of blijven geven. Met de Voorziening tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten worden via de besturen de leraren OOP en directieleden die verder weg wonen dan de cao-grens gedeeltelijk tegemoet gekomen in deze reiskosten. De aanvullende reiskosten worden voor de helft vergoed door de gemeente en voorde andere helft door de schoolbesturen. Deze voorziening moet er voor zorgen dat de reiskosten minder een obstakel vormen om in Amsterdam les te komen of te blijven geven. Een ruimere reiskostenvergoeding maakt de stad een meer aantrekkelijke plek om voor het onderwijs te werken.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De gemeente zal de subsidie uitkeren aan de schoolbesturen De schoolbesturen zijn er vervolgens voor verantwoordelijk dat de tegemoetkoming voor de reiskosten bij hun personeel terecht komt.

Artikel 2

De subsidieregeling is een uitwerking van de Amsterdamse Lerarenagenda die onder andere tot doel heeft om bij te dragen aan voldoende en goed opgeleide leraren in Amsterdam.

 

Artikel 3

De gemeente vraagt een eigen bijdrage van de schoolbesturen van 50%. Dit kan het bestuur aantonen met een overzicht van de reiskosten conform cao en een overzicht van de te maken kosten ‘boven cao’. De gemeente heeft in kaart gebracht hoe de cao PO en VO eruit zou zien als deze zou doorlopen tot 50 km. Bij de berekening van de gemiddelde kosten is de gemeente uitgegaan van een dienstverband van 0,8 fte. In de tabel zijn vier categorieën opgenomen vanaf 21,5 km (PO en (V)SO) en 25 km (VO op basis van extrapolatie van de bestaande bedragen in de cao PO en VO).

 

Artikel 4

Het college stelt voor het schooljaar 2017-2018 en 2018-2019 een afzonderlijk subsidieplafond vast. Op grond van artikel 4:25 van de Awb dient het college een subsidie te weigeren zodra door het verstrekken van de subsidie het plafond wordt overschreden. Indien het subsidieplafond onvoldoende is om alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen te honoreren, worden alle te verlenen subsidies met eenzelfde percentage verlaagd, zodat het subsidieplafond toereikend zal zijn.

 

Artikel 6

De aanvraag voor deze voorziening mag alleen worden ingediend door het schoolbestuur.

 

Artikel 7

Het schoolbestuur dient bij de aanvraag om de subsidie een begroting te overleggen betreffende de geraamde meerkosten, dus de kosten aanvullend op de cao-vergoeding.

 

Artikel 8

De gemeente en de schoolbesturen gaan samen het lerarentekort tegen. De aanvullende reiskostenvergoeding betreft een cofinanciering en kan nooit alleen bestaan uit de subsidie van de gemeente. De extra bijdrage vanuit het schoolbestuur is tenminste even hoog als de subsidie vanuit de gemeente.

 

Artikel 9

Scholen dienen bij de verantwoording aan te kunnen tonen dat het bedrag is uitgekeerd aan reiskosten aan personen die verder weg woonden dan 21,5 km PO en 25 km VO.

Artikel 10

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11

Behoeft geen nadere toelichting.

Bijlage 26 Voorziening ‘Amsterdamse Lerarenbrigade 2018-2020’

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 . Begripsomschrijvingen

In deze voorziening wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie: een groep van onafhankelijke experts op het terrein van kwaliteitsverbetering en onderwijs in het primair onderwijs;

  • b.

    Community of practice: netwerk waarin wordt geleerd, kennis gedeeld en aan vernieuwing wordt gewerkt met het oog op het verhogen van de onderwijskwaliteit.

  • c.

    Collegiale consultatie:  is een georganiseerde vorm van feedback-gesprekken met collega's waarbij informatie en adviezen worden uitgewisseld en problemen besproken met als doel het bevorderen van de eigen professionalisering en die van de organisatie/het team.

  • d.

    Maatwerkplan: plan waarin de activiteiten zijn opgenomen gericht op verhoging van de kwaliteit van het onderwijs van de betreffende school;

  • e.

    Lerarenteam: Een intrinsiek gemotiveerd team van samenwerkende leerkrachten werkzaam op een basisschool;

  • f.

    School: basisschool gevestigd op het grondgebied van de gemeente Amsterdam.

 

Artikel 2. Doel Voorziening

  • 1.

    Het doel van deze voorziening is te onderzoeken op welke wijze het mogelijk is om de onderwijskwaliteit aan Amsterdamse basisscholen  te verhogen door de inzet van daartoe gemotiveerde samenwerkende lerarenteams van twee of meer verschillende basisscholen.

  • 2.

    Dit doel wordt in de voorziening bereikt door:

    • a.

      het bieden van mogelijkheden aan  samenwerkende  lerarenteams van twee of meer basisscholen om op basis van zelf geformuleerde kwaliteitsvragen en bijbehorende doelstellingen, een kwaliteitsslag te maken en zo instrumenten te ontwikkelen en deze te testen op bruikbaarheid en effectiviteit.

    • b.

      de instrumenten als bedoeld in punt a. , die in de praktijk succesvol blijken te zijn beschikbaar te stellen aan en de opgedane ervaringen te delen met andere Amsterdamse basisscholen.

 

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan een eenmalige subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de uitvoering van de in het maatwerkplan opgenomen activiteiten van samenwerkende lerarenteams van twee of meer basisscholen .      

  • 2.

    De hoogte van de subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal 75% van de kosten  die verband houden met de uitvoering van het maatwerkplan  tot maximaal € 60.000,00.

  • 3.

    Indien een leraar werkzaamheden verricht in het kader van een van de gesubsidieerde activiteiten, kan het in het eerste lid genoemde subsidiebedrag tevens ingezet worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50,- per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht wordt.

  • 4.

    Indien voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten gebruik wordt gemaakt van een externe deskundige, dan kan niet meer dan € 125,- bruto per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht worden.

   

Hoofdstuk 2. Subsidieplafond

 

Artikel 4. Subsidieplafond en looptijd subsidieregeling

Het college stelt voor de activiteiten die volgens deze voorziening voor subsidie in aanmerking komen voor de periode 1 april 2018 tot 1 augustus 2020 een subsidieplafond vast van € 600.000.

 

Artikel 5 Verdeelsleutel subsidieplafond en advies

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen op een prioriteitenlijst.

  • 2.

    Over de rangschikking en de hoogte van de te verlenen subsidie laat het college zich adviseren door een door hem in te stellen adviescommissie.

  • 3.

    De rangschikking wordt bepaald door het aantal punten dat wordt gehaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de wijze waarop in het maatwerkplan vorm wordt gegeven aan onderlinge kennisdeling tussen de deelnemende lerarenteams en initiatieven gericht op collegiale consultatie;

    • b.

      de mate waarin er sprake is van een kwaliteitsvraag met betrekking tot het effectiever inrichten van het onderwijs;

    • c.

      de mate waarin het maatwerkplan zich onderscheidt in originaliteit en bijdraagt aan kwaliteitsverbetering van het onderwijs op de school;

    • d.

      de mate waarin het maatwerkplan getuigt van een samenhang tussen visie en ambitie van het lerarenteam in relatie tot de nog te ontwikkelen en uit te voeren activiteit(en);

    • e.

      de link die wordt gelegd vanuit het maatwerkplan met het strategisch beleidsplan of –plannen van het betrokken schoolbestuur of schoolbesturen;

    • f.

      de evenwichtige verhouding tussen de kosten van de te subsidiëren activiteiten met de daarmee te bereiken doelen en de daarvan te verwachten resultaten;

    • g.

      de mate waarin het maatwerkplan realiseerbaar is.

  • 3.

    Voor het in het derde lid van dit artikel genoemde criterium onder a. kan maximaal 30 punten worden gehaald, voor de criteria onder b., c. en d. maximaal 20 punten en voor de criteria onder e., f. en g. maximaal 10 punten.

  • 4.

    De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst.

  

Hoofdstuk 3. Subsidieaanvraag

 

Artikel 6. De aanvrager

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van onder zijn gezag vallende basisscholen in Amsterdam.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen in geval de basisscholen niet onder één bevoegd gezag vallen, de betrokken schoolbesturen een van hen machtigen om namens hen een aanvraag in te dienen.

 

Artikel 7.

Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    Bij de subsidieaanvraag wordt een maatwerkplan met bijbehorende begroting verstrekt, waarin wordt aangegeven:

    • a.

      Een beschrijving van de kwaliteitsvragen  en de onderbouwing hiervan;

    • b.

      Een beschrijving van de (nog te ontwikkelen en) uit te voeren activiteit(en) in relatie tot de geformuleerde kwaliteitsvragen en de te bereiken doelen en de daarvan te verwachten resultaten;

    • c.

      Een beschrijving van de activiteiten gericht op kennisdeling tussen de samenwerkende lerarenteams en de wijze van de onderlinge collegiale consultatie;

    • d.

      Een beschrijving van de bestaande expertise binnen het lerarenteams om zelf de aanpak van de kwaliteitsaanvraag te kunnen uitvoeren in relatie tot de in te schakelen externe expertise;

    • e.

       Een planning van de activiteiten over de schooljaren 2017-2018, 2018-2019 en 2019-2020 met een evenwichtige verhouding tussen de kosten van de te subsidiëren activiteiten met de daarmee te bereiken doelen en de daarvan te verwachten resultaten;

    • f.

       op welke wijze hiervoor tijdelijke formatie zal worden ingezet en met welke doelen.

 

Artikel 8. Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

In afwijking van artikel 5, tweede lid van de VloA 2014 wordt een aanvraag voor een subsidie voor 1 april 2018 ingediend bij het college.

  

Hoofdstuk 4. Verlening subsidie

 

Artikel 9. Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen:

  • a.

    indien de aanvraag in het totaal op alle beoordelingscriteria genoemd in artikel 5, derde lid van deze subsidieregeling minder dan  61 punten scoort;

  • b.

    voor zover de subsidieaanvrager voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en) een subsidie ontvangt op grond van een andere regeling;

  • c.

    voor zover de te subsidiëren activiteiten betrekking hebben op het aanschaffen van roerende zaken, leermiddelen en aanpassingen aan de onderwijshuisvesting;

  • d.

    voor zover het schoolbestuur op grond van deze voorziening voor een andere aanvraag die hoger eindigt in de rangschikking zoals bedoeld in artikel 5 tweede lid, in aanmerking komt voor een subsidie.

  

Hoofdstuk 5. Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Artikel 10. Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen voor het schoolbestuur verbonden:

  • a.

    Het schoolbestuur draagt minimaal 25 procent van de kosten verbonden aan de uitvoering van het maatwerkplan zelf bij;

  • b.

    Het schoolbestuur verstrekt binnen 6 weken na afloop van het schooljaar 2018-2019 een tussentijds inhoudelijk en financieel verslag, dat aansluit op het maatwerkplan en bijbehorende begroting;

  • c.

    Het schoolbestuur draagt er voor zorg dat de lerarenteams, waarvoor hij subsidie ontvangt hun kennis en ervaring die zij hebben opgedaan door deelname aan de Amsterdamse Lerarenbrigade beschikbaar stellen middels twee kennisdelingsbijeenkomsten over de periode van twee jaar;

  • d.

    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat lerarenteams waarvoor hij subsidie ontvangt meewerkt aan evaluatie en monitoring van de gesubsidieerde activiteiten, door de gemeente;

  • e.

    Indien de aanvraag is ingediend namens meerdere schoolbesturen, draagt het gemachtigde schoolbestuur er voor zorg dat de betrokken schoolbesturen gezamenlijk voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, zoals opgenomen in dit artikel.

  

Hoofdstuk 6. Verantwoording en vaststelling van de subsidie

 

Artikel 11. Verantwoording

  • 1.

    In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling een activiteitenverslag waaruit in ieder geval blijkt de (uren)uitbreiding van het aantal fte personeel dat over het gesubsidieerde tijdvak aangesteld is geweest in het kader van de uitvoering van het maatwerkplan, uitgesplitst naar de functies en de daaraan verbonden loonkosten.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde informatie kan worden verstrekt door het overleggen van een loonstaat betreffende het gesubsidieerde tijdvak of door het overleggen van een bewijs van aanstelling.

  • 3.

    Het schoolbestuur dat namens een of meerdere andere schoolbesturen een subsidie heeft ontvangen, draagt zorg voor de gezamenlijke verantwoording.

  

Hoofdstuk 7 Slotbepaling

 

Artikel 12. inwerkingtreding en duur

Deze voorziening treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en eindigt van rechtswege op 31 oktober 2020.

           

Toelichting bij de subsidieregeling

 

Algemene toelichting:

 

Met deze VloA-voorziening wordt uitvoering gegeven aan het initiatiefvoorstel ‘Amsterdamse Lerarenbrigade’ van 13 april 2016 en de bestuurlijke reactie daarop door het college, dd. 13 december 2016.

 

Met de voorziening Amsterdamse Lerarenbrigade wordt beoogd:

Het versterken en/of aanjagen van initiatieven vanuit de lerarenteam(s), als deskundige professionals, m.b.t. het verbeteren van hun onderwijs met een link naar het strategisch beleidsplan van het schoolbestuur. Hierbij ligt de nadruk op (onderlinge) kennisdeling door leren van en met elkaar en de inzet van initiatieven gericht op collegiale consultatie. Het beschikbaar maken en delen van de opgedane kennis met andere scholen in de stad (een actieve kennisdeling) is essentieel. Voor de uitvoering van het kwaliteitstraject is cofinanciering van toepassing. Schoolbesturen dragen zelf 25% bij, de gemeente Amsterdam financiert 75%.

 

Doel Voorziening

Het doel van deze voorziening is te onderzoeken hoe de onderwijskwaliteit aan Amsterdamse basisscholen  kan worden verhoogd door de inzet van daartoe gemotiveerde samenwerkende lerarenteams van twee of meer verschillende basisscholen.

Op basis van zelf geformuleerde kwaliteitsvragen en bijbehorende doelstellingen, maken zij een kwaliteitsslag door instrumenten te ontwikkelen en deze te testen op bruikbaarheid en effectiviteit. De opgedane ervaringen en de instrumenten die in de praktijk succesvol blijken te zijn, delen zij met andere Amsterdamse basisscholen.

 

Uitgangspunten

De basis voor deze voorziening vormt het initiatiefvoorstel ‘Amsterdamse Lerarenbrigade’, de bestuurlijke reactie daarop en de informatie die is opgehaald in gesprekken met vertegenwoordigers van schoolbesturen en vanuit verschillende initiatieven voor kwaliteitsverbetering en schoolontwikkeling, waaronder de PO Raad, de Onderwijscoöperatie en Stichting LeerKRACHT (schoolcoaches). Hieraan zijn de uitgangspunten voor de subsidieregeling ontleend.

 

De lerarenbrigade bestaat uit de lerarenteams van de deelnemende scholen, die eigenaar zijn van hun kwaliteitstraject en vanuit die rol verantwoordelijk zijn voor een actieve kennisdeling hierover richting het Amsterdamse basisonderwijs. De deelnemende lerarenteams vormen samen een Community of practice: het netwerk waarin wordt geleerd, kennis gedeeld en aan vernieuwing wordt gewerkt met het oog op het verhogen van de onderwijskwaliteit. Centraal staat hierbij dat de leraren van de bestaande expertise binnen het eigen team, maar ook van die van het andere team of teams waarmee wordt samengewerkt, kunnen leren.

 

De samenwerkende lerarenteams kunnen organisatorisch en inhoudelijk worden begeleid door experts uit het onderwijsveld. Scholen kunnen er ook voor kiezen om dit door eigen leraren of leraren van de school of scholen waarmee wordt samengewerkt uit te laten voeren.

 

De scholen in de voorziening staan centraal en de lerarenteams zijn leidend in het kwaliteitstraject binnen de school. De kwaliteitsverbetering wordt vanuit de eigen organisatie in gang gezet, met een link naar het strategisch beleidsplan van het schoolbestuur, met als doel een veranderkundig meer duurzaam resultaat. Doordat de voorziening is gericht op het verhogen van de onderwijskwaliteit in relatie tot het lerarenteam, is het belangrijk dat de middelen daarvoor worden ingezet en gericht zijn op activiteiten die een school uitvoert om de kwaliteit van het onderwijs en de professionaliteit van de leraren en de schoolorganisatie te bevorderen en geen betrekking hebben op het aanschaffen van roerende zaken, leermiddelen en aanpassingen aan de onderwijshuisvesting.

 

Als voorbeeld van de te subsidiëren activiteiten kan gedacht worden aan (geen limitatief overzicht):

  • -

    Het organiseren van klassenbezoeken bij elkaar ( school- en bestuur overstijgend), informeel leren middels bijvoorbeeld collegiale consultatie.

  • -

    Het inzetten van critical friends. Een systematische vorm van collegiale consultatie waarbij relatieve buitenstaanders onderbouwde feedback geven op de wijze waarop het lerarenteam werkt aan verbetering en ontwikkeling.

  • -

    Leren met elkaar, door een platform te creëren voor professionele groei binnen de school of het schoolbestuur.

  • -

    Het inkopen of organiseren van activiteiten ten behoeve van het schoolteam, bijvoorbeeld op het gebied van professionalisering of teamontwikkeling.

  • -

    Het (tijdelijk) uitbreiden van personele capaciteit gericht op de aanpak van de kwaliteitsvraag, bijvoorbeeld extra uren interne begeleiding of een externe leerkracht met een specifieke expertise gericht op de kwaliteitsvraag in het maatwerkplan.

  • -

    Het vrij roosteren van een leerkracht met specifieke expertise binnen het team om uitvoering te geven aan het opgestelde maatwerkplan.

  • -

    Het laten (doen) van een onderzoek of een analyse, bijvoorbeeld naar het vergroten van de ontwikkelkansen van kinderen.

 

Beschikbare middelen

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen van maximaal € 60.000 als bijdrage in de kosten verbonden aan de uitvoering van de in het maatwerkplan opgenomen activiteiten van samenwerkende lerarenteams van twee of meer basisscholen. Voor de uitvoering van het kwaliteitstraject is cofinanciering van toepassing. Schoolbesturen dragen zelf 25% bij, de gemeente Amsterdam financiert 75%. Het college stelt voor de activiteiten die volgens deze voorziening voor subsidie in aanmerking komen voor de uitvoeringsperiode die loopt van 1 april 2018 tot 1 augustus 2020 een subsidieplafond vast van € 600.000.

 

Verdeelsleutel en adviescommissie

Het college rangschikt de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen op een prioriteitenlijst. Over de rangschikking en de hoogte van de te verlenen subsidie laat het college zich adviseren door een door hem in te stellen adviescommissie. Deze adviescommissie beoordeelt de plannen op basis van in de voorziening vastgestelde criteria en kent punten toe aan de plannen. Zie voor verdere details artikel 5, derde lid.

  

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De lerarenteam(s) en de schoolleider(s) zijn mede verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het onder punt f. genoemde maatwerkplan.

 

Artikel 2. Doel

Zie inleiding

 

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

De plannen die in aanmerking komen voor de subsidie betreffen een bottom-up kwaliteitsaanpak gericht op duurzaamheid en kennisdeling en tonen visie en ambitie. Ze worden georganiseerd op het niveau van de leraar en de lerarenteams doordat leraren leren met en van elkaar (in het lerarenteam en/of bovenschools). De trajecten hebben als doel het aanjagen van professionalisering van de leraar (mogelijke ontwikkelperspectieven) en de school (het lerarenteam) en leiden tot kwaliteitsverbetering van het onderwijs.

In het plan geven de scholen aan hoe de activiteiten in samenhang leiden tot het verhogen van de onderwijskwaliteit in relatie tot het lerarenteam. Het betreft zodoende activiteiten die een school uitvoert om de kwaliteit van het onderwijs en de professionaliteit van de leraren en de schoolorganisatie te bevorderen. Er worden in principe geen losse activiteiten gesubsidieerd, maar het gaat om een samenhangend plan, waarbij ook een link wordt gelegd met het strategisch beleidsplan van het desbetreffende schoolbestuur.

 

Artikel 4. Subsidieplafond

Geen toelichting.

 

Artikel 5. Verdeelsleutel subsidieplafond

Het college rangschikt alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking op een prioriteitenlijst. Het college laat zich daarbij adviseren door de adviescommissie.

De adviescommissie beoordeelt de plannen op basis van de in het derde lid van dit artikel genoemde criteria. Bij de toekenning van de punten wordt gekeken naar de kwaliteit van de aanvraag. De adviescommissie kent punten toe aan de plannen, max. 120 punten en brengt een rangorde aan op basis van het aantal behaalde punten.

De adviescommissie kent punten toe aan de hand van de volgende onderdelen van het maatwerkplan. Er kan maximaal 30 punten toegekend worden aan onderdelen uit het plan die expliciet gericht zijn op het verhogen van onderlinge kennisdeling en de inzet van initiatieven gericht op collegiale consultatie. Maximaal 20 punten voor de mate waarin er een kwaliteitsvraag is met betrekking tot het effectiever inrichten van het onderwijs. Tevens maximaal 20 punten voor de mate waarin er sprake is van een kwaliteitsvraag met betrekking tot het effectiever inrichten van het onderwijs. En maximaal 20 punten voor de mate waarin het maatwerkplan zich onderscheidt in originaliteit en bijdraagt aan kwaliteitsverbetering van het onderwijs op de school.

Scholen geven middels een goed onderbouwde begroting met bijbehorende activiteiten aan hoeveel subsidie ze willen aanvragen. Er kan max. 10 punten behaald worden voor de evenwichtige verhouding tussen de kosten van de te subsidiëren activiteiten met de daarmee te bereiken doelen. In de plannen moet tot uiting komen hoe de scholen ervoor zorg dragen dat de plannen duurzaam zijn en geborgd worden in het schoolbeleid. Dit komt tot uiting in een duidelijke link die wordt gelegd vanuit het maatwerkplan met het strategisch beleidsplan of –plannen van het betrokken schoolbestuur of schoolbesturen. Hiervoor worden maximaal 10 punten toegekend. Als laatste kunnen er maximaal 10 punten worden verdiend met betrekking tot de realiseerbaarheid van het plan (10).

 

Daarbij komt de aanvraag die het hoogste scoort op de criteria genoemd in artikel 5 het eerst in aanmerking voor subsidie. Vervolgens worden de subsidies toegekend op basis van de volgorde op de prioriteitenlijst totdat het subsidieplafond is bereikt.

 

Artikel 6. De aanvrager

Doordat de subsidie uitsluitend kan worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van onder zijn gezag vallende basisscholen in Amsterdam, kunnen in het geval dat de basisscholen niet onder één bevoegd gezag vallen, de betrokken schoolbesturen één van hen machtigen om namens hen een gezamenlijke aanvraag in te dienen.

 

Artikel 7. bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Geen toelichting.  

 

Artikel 8. Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

Geen toelichting.

 

Artikel 9. Weigeringsgronden

Als een schoolbestuur op grond van de beoordeling van zijn aanvraag minder dan 61 punten haalt, wordt de aanvraag geweigerd. Ook zal een aanvraag (gedeeltelijk) geweigerd worden, als een aanvrager voor dezelfde activiteiten op grond van een andere subsidieregeling subsidie krijgt.

 

Artikel 10. Aanvullende verplichtingen

De schoolbesturen zorgen ervoor dat de lerarenteams van de school of scholen waarvoor zij subsidie ontvangen zich committeren aan de community of practice. Ze wisselen actief kennis en vaardigheden uit, zoeken verbindingen met relevante partijen en zorgen ervoor dat er een beweging op gang komt.

 

Artikel 11. Verantwoording

Geen toelichting.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding en duur

Geen toelichting

Bijlage 27: Voorziening begeleiding zij-instromers

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1  Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Lerarenopleiding: een opleiding tot leraar basisonderwijs of leraar voortgezet onderwijs in een van de tekortvakken;

  • b.

    PO: Primair Onderwijs;

  • c.

    Scholingsovereenkomst: een overeenkomst afgesloten tussen het schoolbestuur of de schooldirecteur van de school waar de zij-instromer wordt aangesteld, de lerarenopleiding en de zij-instromer,  waaruit blijkt dat de zij-instromer een aanstelling heeft voor maximaal twee jaar en ingeschreven staat bij een lerarenopleiding voor zij-instromers.

  • d.

    School: school, instelling of nevenvestiging, voor zover onderwijs wordt verstrekt in een vestiging op het grondgebied van de gemeente Amsterdam;

  • e.

    SO; Speciaal Onderwijs;

  • f.

    Tekortvakken  VO: de vakken Informatica, Wiskunde, Scheikunde, Natuurkunde, Duits, Klassieke talen en Frans;

  • g.

    VO: Voortgezet Onderwijs;

  • h.

    Zij-instromer: persoon met een afgeronde HBO- of WO-opleiding die wordt aangesteld als leraar in het PO, SO of V(S)O zonder dat hij voldoet aan de voor de functie geldende bevoegdheidseisen met een benoeming van maximaal twee jaar waarbinnen hij het voor de functie vereiste diploma dient te behalen.

 

Artikel 2 Doel voorziening

Het doel van deze voorziening is om begeleiding van zij-instromers te verbeteren en daarmee de instroom in het lerarenberoep te bevorderen, waardoor het Amsterdamse lerarentekort wordt teruggedrongen.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan een eenmalige subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de begeleiding van een zij-instromer door de school waar de zij-instromer is aangesteld.

  • 2.

    De eenmalige subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal:

    • a.

      voor een school in het PO of SO € 8500 per zij-instromer;

    • b.

      voor een school in het V(S)O € 2500 per zij-instromer in een van de tekortvakken;

  

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

 

Artikel 4 Subsidieplafond

Het College stelt voor deze voorziening voor het tijdvak van 01-01-2018 tot 31-12-2020 een subsidieplafond vast van €323.000 in het PO en een subsidieplafond van €47.500 in het VO.

 

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

 

Artikel 5 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van een of meerdere onder zijn gezag vallende scholen of instellingen.

 

Artikel 6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

 

In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden door het schoolbestuur bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    Een beschrijving van de begeleidingsactiviteiten;

  • b.

    Een rechtsgeldige scholingsovereenkomst.

 

Artikel 7 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies en behandeling in volgorde van binnenkomst

  • 1.

    In afwijking van artikel 5, tweede lid van de VloA 2014 wordt een aanvraag voor een subsidie vóór 1 september 2018 ingediend bij het college;

  • 2.

    De aanvragen worden in behandeling genomen op het moment dat deze compleet zijn ingediend en in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

 

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen indien:

  • a.

    Het schoolbestuur geen scholingsovereenkomst kan overleggen;

  • b.

    De zij-instromer niet is of wordt aangesteld in het kalenderjaar 2018;

  • c.

    Door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond voor de betreffende onderwijssector zoals bedoeld in artikel 4 van deze voorziening zou worden overschreden.

  

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Artikel 9 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de school waarvoor hij subsidie ontvangt meewerkt aan een onderzoek door de gemeente ten behoeve van evaluatie en monitoring;

  • b.

    Indien voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten gebruik wordt gemaakt van een externe deskundige, dan mogen de kosten die hieraan verbonden zijn niet meer bedragen dan € 125,- per uur.

  • c.

    De school is verplicht om het college onverwijld te informeren indien de scholingsovereenkomst met de zij-instromer voortijdig wordt beëindigd.

  

Hoofdstuk 6 Slotbepaling

 

Artikel 10 Inwerkingtreding en duur

Deze voorziening treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en vervalt van rechtswege op 1 juli 2021.

  

Toelichting bij de subsidieregeling

 

Algemene toelichting

 

Het doel van deze verordening op het lokaal onderwijsbeleid is het bevorderen van instroom van Leraren in het Amsterdams onderwijs. Het gaat hier om leraren in het MBO, primair onderwijs, speciaal onderwijs en leraren van de tekortvakken in het VO. De tekortvakken in het VO zijn Informatica, Wiskunde, Scheikunde, Duits, Engels, Frans, Klassieke talen. De tekortvakken in het MBO zijn de technische vakken, ICT, Zorg en Welzijn, Nederlands, Engels, Duits, Wiskunde, Rekenen, Natuurkunde en Scheikunde. Hierbij ligt de nadruk op het verbeteren van de begeleiding van zij-instromers in het Amsterdamse onderwijs, ten einde dat zowel de school als de zij-instromer niet voortijdig het traject stop zet. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven aan een gedeelte van het actieplan aanpak lerarentekort in Amsterdam.

 

Omdat de VloA niet van toepassing is op het MBO, is de subsidieregeling Begeleiding zij-instromers MBO separaat vastgelegd in een subsidieregeling behorende bij de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013. Inhoudelijk zijn de regelingen hetzelfde.

 

Er is een groeiend tekort aan leraren in Amsterdam. Om dit tekort het hoofd te bieden hebben schoolbesturen, lerarenopleidingen en de gemeente Amsterdam vanuit de Stuurgroep Amsterdamse Onderwijsopgaven in december 2016 samen het Actieplan Lerarentekort opgesteld. Deze Amsterdamse samenwerking toont aan dat de urgentie rond het lerarentekort breed wordt gedragen. Samen spannen partijen zich in om meer leraren voor Amsterdam te werven en de huidige leraren te behouden.

 

Het actieplan is een belangrijke uitwerking van de derde lijn van de Amsterdamse Lerarenagenda; ‘voldoende aanwas en begeleiding van nieuwe leraren’. Met de subsidie wordt beoogd de begeleiding van zij-instromers te verbeteren. Daarmee zal naar verwachting het aantal leraren met een zij-instromersachtergrond in het Amsterdams onderwijs toenemen. .

  

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Geen toelichting

 

Artikel 2 Doel voorziening

Deze subsidieregeling beoogt in het kader van het actieplan de instroom van nieuwe leraren in het Amsterdamse onderwijs te bevorderen.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Lid 1

Geen toelichting

  

Lid 2

In november 2017 is uit onderzoek van Regioplan gebleken dat de kosten gemaakt door een bestuur per zij-instromer niet volledig kunnen worden gedekt vanuit de bijdrage van €20.000 die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt. Vooral bij het PO en SO blijkt de begeleiding van een zij-instromer veel meer kosten met zich mee te brengen. Dit onderzoek is gebruikt als algemene indicatie voor het bepalen van de hoogte van de subsidie op grond van deze voorziening voor de verschillende onderwijssectoren. In overleg met de schoolbesturen is besloten om een subsidie van € 8.500 beschikbaar te stellen voor het PO en SO en € 2.500 voor het V(S)O en MBO, waardoor per sector de Rijkssubsidie kostendekkend wordt aangevuld.

 

Artikel 4 Subsidieplafond

De tekortprognoses in het PO zijn hoger dan in het VO. Daarom is er bij het PO voor een hoger subsidieplafond gekozen. De subsidie is bedoeld voor de begeleiding van de zij-instromers die in dienst treden in het kalenderjaar 2018. Een zij-instromerstraject duurt twee jaar. Dit is vertaald in het subsidietijdvak dat hoort bij het subsidieplafond.

  

Artikel 5 De aanvrager

Geen toelichting

 

Artikel 6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Geen toelichting

 

Artikel 7 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies en behandeling in volgorde van binnenkomst

Geen toelichting

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

Geen toelichting

 

Artikel 9 Aanvullende verplichtingen

Geen toelichting

 

Artikel 10 Inwerkingtreding en duur

Geen toelichting

Bijlage 28 Combinatiefunctie Voor- en Vroegschool.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 . Begripsomschrijvingen

In deze voorziening wordt verstaan onder:

  • a.

    Combinatiefunctie: functie waarbij een pedagogisch medewerk(st)er op MBO (3/4) of HBO niveau zowel werkzaam is op een voorschool als op de vroegschool om de doorgaande leerlijn vorm te geven;;

  • b.

    Combinatiefunctionaris: pedagogisch medewerk(st)er op MBO (3/4) of HBO niveau werkzaam op zowel de voorschool als de vroegschool die de combinatiefunctie uitvoert en die voldoet aan de taalnorm en vve-gecertificeerd is ;

  • c.

    Dagdeel: 3 aaneengesloten uren in binnen een schooldag

  • d.

    Gekoppelde voorschool: een voorschool met een samenwerkingsverband met de vroegschool, zoals geregistreerd in de schoolwijzer;

  • e.

    Kleutergroep: groep 1 of 2 of een combinatie daarvan op een basisschool.

  • f.

    Samenwerkingspartners: het schoolbestuur onder wiens gezag de vroegschool valt en de door de gemeente erkende houder van de aan de vroegschool gekoppelde voorschool, die gezamenlijk zorgdragen voor de combinatiefunctie; .

  • g.

    Taalnorm: de landelijke norm voor spreek- en leesvaardigheden Nederlandse taal op niveau 3F en schrijfvaardigheden op niveau 2F voor beroepskrachten op voor- en vroegscholen;

  • h.

    Vroegschool: een basisschool waar vroegschoolse educatie wordt aangeboden aan leerlingen in de kleutergroepen, waarbij sprake is van meer dan 10% gewichtenleerlingen krachtens de Wpo;

  • i.

    Vroegschoolvariant: een basisschool waar vroegschoolse educatie wordt aangeboden in de kleutergroepen waarbij sprake is van maximaal 10% gewichtenleerlingen krachtens de Wpo;

  • j.

    voorschoolse educatie: een door de gemeente gesubsidieerd onderwijsprogramma dat gericht is op het verminderen van onderwijsachterstanden;

  • k.

    Voorschool: kindercentrum waar op een groep van maximaal 12 kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar een door de gemeente gesubsidieerd onderwijsprogramma wordt uitgevoerd gericht  op het verminderen van onderwijsachterstanden;

  • l.

    Vve-programma: programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • m.

    VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie:

 

Artikel 2. Doel voorziening

Het doel van de voorziening is  het stimuleren van een doorlopende leerlijn van peuter naar kleuter  door de extra inzet van een combinatiefunctionaris in een kleutergroep naast de gebruikelijke bezetting van leerkrachten en onderwijsassistenten, waardoor hetzelfde pedagogisch klimaat in zowel de voorschool als de vroegschool geborgd wordt. 

 

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

Het college kan een periodieke subsidie van € 3.894,0o  verlenen voor de kosten verbonden aan de inzet van een combinatiefunctionaris voor een dagdeel per week gedurende een schooljaar in een kleutergroep van een basisschool die erkend is als vroegschool.

  

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

 

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond van de voorziening Combinatiefunctie VVE  bedraagt voor het schooljaar 2018-2019 € 2.000.000.

  • 2.

    Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

 

Hoofdstuk 3 Aanvraag

Artikel 5. De aanvrager

Deze  voorziening kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van een of meerdere onder zijn gezag vallende basisscholen.

 

Artikel 6 . Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag

verstrekt: een samenwerkingsdocument inclusief een bijbehorende begroting van het schoolbestuur onder wiens gezag de vroegschool valt en de door de gemeente erkende houder van de aan de vroegschool gekoppelde voorschool, waarin zij aangeven:

  • a.

     op welke wijze de samenwerkingspartners gezamenlijk vorm willen geven aan de combinatiefunctie en de daarbij behorende doelen en resultaten;

  • b.

    op welke wijze de combinatiefunctionaris wordt aangesteld op de vroegschool;

  • c.

    of de leerkracht, de onderwijsassistent en de combinatiefunctionaris voldoen aan de taalnorm en de VVE-certificering;

  • d.

    de wijze waarop de combinatiefunctionaris wordt begeleid door de basisschool;

  • e.

    met welk vve-programma de voorschool en vroegschool werken;

  • f.

    van welk gezamenlijk ontwikkel-volg-systeem de samenwerkingspartners gebruik maken;

  • g.

    op welke wijze na het uitvoeren van de activiteiten wordt geëvalueerd of de gestelde resultaten zijn bereikt;. 

  • h.

    of de combinatiefunctionaris als onderdeel wordt opgenomen in de uitvoeringsafspraken van de alles-in-één school;

 

Artikel 7. Aanvraagtermijn periodieke subsidie

In afwijking van artikel 5, tweede lid van de VloA 2014 wordt een aanvraag voor een subsidie voor 1 april 2018 ingediend bij het college.

  

Hoofdstuk 4 Verstrekking voorziening en verlening subsidie

 

Artikel 8. Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als:

  • a.

    de basisschool erkend is als vroegschoolvariant;

  • b.

    als de basisschool niet in aanmerking komt voor de Voorziening Vroegschool, Bijlage 8 van de VloA 2014;

  • c.

    de basisschool niet voldoet aan de basiskwaliteit van de Onderwijsinspectie;

  • d.

    de voorschool niet voldoet aan de wettelijke -en Amsterdamse kwaliteitseisen voor de VVE;

  • e.

    de pedagogisch medewerker die wordt voorgedragen voor de combinatiefunctie, niet werkzaam is op de gekoppelde voorschool;

  • f.

    de vroegschool niet werkt met een erkend VVE-programma;

  • g.

    de gekoppelde voorschool een startsubsidie ontvangt op grond van de Subsidieregeling Voorschoolse Educatie Amsterdam 2018

  

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Artikel 9. Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de leerkrachten en onderwijsassistenten die worden ingezet voor de uitvoering van vroegschoolse educatie voldoen aan de taalnorm en zijn aanvullend geschoold voor de vroegschoolse educatie;

  • b.

    de vroegschool en gekoppelde voorschool maken gebruik van een gezamenlijk  ontwikkel-volg-systeem voor de VVE;

  • c.

    de combinatiefunctionaris mag uitsluitend worden ingezet boven op de normale voor de kleutergroep geldende personele bezetting en niet worden ingezet ter vervanging van leerkrachten bij ziekte of lerarentekort .

    

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

 

Artikel 10.Verantwoording en vaststelling

In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt:

  • a.

    hoeveel het schoolbestuur per basisschool aantoonbaar gebruik heeft gemaakt in uren van de combinatiefunctionaris. Deze informatie kan worden verstrekt door het overleggen van een bewijs van aanstelling dan wel detachering;

  • b.

    de inzet in uren van de combinatiefunctionaris op een vroegschool gedifferentieerd naar groepen waar de combinatiefunctionaris is ingezet;

  • c.

    een evaluatie van de inzet van de combinatiefunctionaris aan de hand van datgene dat hierover is opgenomen in het samenwerkingsdocument.

  

Hoofdstuk 7 Slotbepaling

 

Artikel 11. inwerkingtreding en duur

Deze voorziening treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en eindigt van rechtswege op 31 december 2019.

 

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Voorziening Combinatiefunctie VVE

  

Toelichting

 

Algemeen

De gemeente zet in op de kwaliteit van de voorschoolse educatie op de voorscholen. Een van de speerpunten uit het beleidsplan “ontwikkelrecht voor alle peuters” betreft het goed laten aansluiten van de peutervoorzieningen op kleutergroepen van de basisscholen onder meer door inzet van de de combinatiefunctie

De combinatiefunctie houdt in dat de gecertificeerde pedagogisch medewerkster van de voorschool een dagdeel per week meedraait in de kleuterklas van de gekoppelde vroegschool Zij levert een inhoudelijk en zinvolle bijdrage aan de doorgaande ontwikkeling binnen de voor- en vroegschoolse educatie. Deze functie draagt ook bij aan een intensivering van de samenwerking tussen voor- en vroegschool en verbetering van de expertises.

Deze functie kan ook uitgevoerd worden door een hbo opgeleide pedagogisch medewerker in de vve (hbo’er op de groep), die sinds 2014 als extra inzet worden gefinancierd door de gemeente.

De voorziening Combinatiefunctie VVE is begonnen als pilot met 22 scholen (1e fase) en is in de 2e fase uitgebreid naar 32 scholen. De combinatiefunctie is aanvankelijk opgenomen als onderdeel in de uitvoeringsafspraken van de alles-in-een school.

Binnen de pilot zijn de middelen verstrekt aan de voorschoolorganisaties waar de pedagogisch medewerkers werkzaam zijn. Nu de combinatiefunctie als structurele voorziening wordt opgenomen, krijgen de schoolbesturen de regie om zelf de combinatiefunctie in te kopen middels de VLOA. De voorziening kan alleen aangevraagd worden voor reguliere vroegscholen, omdat daar de meeste doelgroepleerlingen geplaatst zijn. Vroegschoolvariantscholen zijn uitgesloten van deze voorziening.

Er hebben 32 vroegscholen meegedaan aan de pilot. Dat betekent dat er nog 104 vroegscholen resteren die nog geen combinatiefunctie hebben.

De voorziening wordt nu aangedragen als aparte extra voorziening omdat de VLOA 2018-2019 al is vastgesteld. De werkgroep vroegschool werkt aan een opgave om de vroegschoolvoorziening inclusief coördinatie te herijken voor 2019-2020. De combinatiefunctie zal dan als structurele voorziening hierin worden opgenomen.

 

Artikel 1 Begripsbeschrijvingen

Geen toelichting

 

Artikel 2 doel van de voorziening

Het doel van de voorziening is een goede doorlopende ontwikkeling van peuter naar kleuter. Door de herkenning van de persoon van de combinatiefunctionaris, thema’s en methodiek heeft de peuter een veilige, vertrouwde en herkenbare overgang van voorschool naar de basisschool. Daarnaast daagt door de inzet van de combinatiefunctie school en kindcentrum uit gebruik te maken van elkaars personeel en expertise, wat de samenwerking en doorgaande lijn versterkt en borgt. Daarvoor is een nauwe samenwerking tussen voor- en vroegschool essentieel. Voor deze methode is een breed draagvlak binnen het veld.

Met de combinatiefunctie kan de voorschoolprofessionals zich profileren als deskundig op het  de gebied van het voor- en vroegschoolse programma en kennis van het jonge kind richting de basisschool. .

Door de krapte op de arbeidsmarkt dreigt er een groot tekort aan leraren, pedagogisch medewerkers en onderwijsondersteunend personeel. .De combinatiefunctie biedt een nieuwe mogelijkheid voor pedagogisch medewerkers die zowel qua inhoud als omvang aantrekkelijk kan zijn en doorstroommogelijkheden tussen kinderopvang en onderwijs bevordert. Dit is een positief neveneffect van deze inzet.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

De hoogte van het subsidiebedrag is berekend op basis van een vve gecertificeerde pedagogisch medewerker van de voorschool die een aaneengesloten blok van drie uur per week gedurende een schooljaar van 40 weken werkt op een vroegschool.  Dit kan zowel een mbo als hbo opgeleide medewerker zijn. Het uurtarief a € 32,45 is een gemiddelde van een mbo en hbo tarief conform de cao Kinderopvang.

 

Artikel 4 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de Combinatiefunctie is voor 2018 vastgesteld op 2 miljoen Euro, ervan uitgaande dat maximaal 95% van de vroegschoolgroepen  gebruik zal maken van deze voorziening.

 

Artikel 5 De aanvrager

Geen toelichting

 

Artikel 6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Al hoewel de scholen verantwoordelijk zijn voor de aanvraag van de voorziening, moet wel uit de aanvraag blijken dat deze door de samenwerkingspartners gezamenlijk wordt gedragen. In het samenwerkingsdocument (aanvraagformulier) moeten zij aangeven op welke wijze zij vormgeven aan de samenwerking. Verder moeten zij aantonen of zij voldoen aan de vereisten om voor de subsidie in aanmerking te komen.

  

Artikel 7 Aanvraagtermijn periodieke subsidie

Geen toelichting

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

Een aanvraag wordt onder meer afgewezen als de basisschool of de voorschool de kwaliteit niet op orde hebben, of als de voorgedragen combinatiefunctionaris niet in dienst is de gekoppelde voorschool.

Startende voorscholen worden  eveneens uitgesloten. Dus wanneer een vroegschool ervoor kiest te wisselen van voorschoolpartner, zal de voorschool eerst volledig moeten voldoen aan de randvoorwaarden  die gelden voor een periodieke subsidie die wordt verleend op grond van de subsidieregeling Voorschoolse Educatie Amsterdam 2018. Dat houdt in dat na erkenning er eerst een jaarlijkse GGD inspectie met goed gevolg is uitgevoerd.

 

Artikel 9 Aanvullende verplichtingen

Deze verplichten kunnen gedurende de loop van de subsidie worden ingelost. Indien het nog niet op orde is bij de aanvraag, wordt hen nog een tijd gegund om aan deze verplichtingen te voldoen. Het gaat daarbij om de volgende verplichtingen.

Een basisschool is verplicht om er voor te zorgen dat het onderwijspersoneel voldoet aan de taalnorm en aanvullend is geschoold op het gebied van de VVE.

De voorschool en vroegschool moeten werken met een gezamenlijk ontwikkel-volg-systeem voor de VVE.

De combinatiefunctionaris mag niet worden ingezet al vervanger voor het reguliere personeel.

 

Artikel 10 Verantwoording en vaststelling

In aanvulling op de normale verantwoording van een voorziening dient een schoolbestuur aan te tonen op welk wijze hij gebruik heeft gemaakt van combinatiefunctionarissen. Per groep dient hij inzichtelijk te maken het aantal uren dat een combinatiefunctionaris is ingezet. Ook dienen de samenwerkingspartners de inzet van de combinatiefunctionaris te evalueren aan de hand van de aspecten genoemd in het samenwerkingsdocument.

 

Artikel 11 inwerkingtreding en duur

Geen toelichting.

 

Artikel 12. Citeertitel

Geen toelichting

Toelichting

Toelichting bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014

Wanneer de gemeente aan scholen ter ondersteuning van het onderwijs bovenop de rijksvergoeding extra gemeentelijke middelen beschikbaar wil stellen, dan kan dit alleen op basis van een verordening. Deze verplichting is neergelegd in artikel 140 Wet op het primair onderwijs, artikel 134 Wet op de expertisecentra en artikel 96g Wet op het voortgezet onderwijs. In deze wettelijke bepalingen is voorgeschreven dat deze verordening de voorzieningen bevat waarvoor een schoolbestuur in aanmerking kan komen, inclusief de procedure voor het doen van een aanvraag. Belangrijk is hierbij dat er in de verordening geen onderscheid mag worden gemaakt op basis van denominatie. De scholen dienen op grond van dezelfde maatstaf te worden behandeld. Om dit te waarbogen heeft de wetgever ervoor gekozen om in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een aantal specifieke voorschriften op te nemen. In dit kader kan gewezen worden op de procedure voor spoedeisende voorzieningen, waarbij het college een zogenoemde tijdelijke aanvullende voorziening vaststelt, die achteraf bekrachtigd moet worden door de gemeenteraad. Als de gemeenteraad deze tijdelijke aanvullende voorziening bekrachtigt, wordt de voorziening als bijlage aan de verordening toegevoegd. Verder kan een schoolbestuur in afwijking van artikel 8:1 van de Awb beroep aantekenen tegen een voorziening of een wijziging daarvan.

De Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 (VloA 2014) vervangt de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam uit 2009, hierna verordening. De verordening uit 2009 was een getrouwe kopie van de modelverordening financiële en materiële gelijkstelling van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

Naar aanleiding van de invoering van de nieuwe subsidiesystematiek binnen de gemeente Amsterdam, zoals neergelegd in de ASA 2012, en de daarmee beoogde uniforme uitvoering van het Amsterdamse subsidieproces was het noodzakelijk om de verordening uit 2009, voor zover het de verstrekking van subsidies betreft, hierop af te stemmen. In de praktijk worden deze subsidies al verleend op de ASA 2012 en haar voorganger de ASA 2004. De wijzigingen van de VloA 2014 ten opzichte van de verordening uit 2009 hebben dan ook vooral een technisch karakter. Verder is gekeken naar de redactie van de bepalingen in de verordening uit 2009. Dit heeft geleid tot nog een aantal redactionele aanpassingen en veranderingen in de volgorde, op grond waarvan is besloten om de verordening uit 2009 in te trekken en te vervangen door de VloA 2014.

Aan de VloA 2014 is een nieuw artikel 2 toegevoegd, dat de reikwijdte en de bevoegdheid van het college regelt. Het artikel bepaalt dat de VloA 2014 bestaat uit een algemeen juridisch kader en een aantal bijlagen, waarin de voorzieningen nader worden geregeld. Voorts bepaalt het tweede lid dat het college een voorziening kan verstrekken in de vorm van het feitelijk beschikbaar stellen van een voorziening in natura of in de vorm van een subsidie.

Artikel 4 regelt dat de inmiddels ingevoerde opvolger van de ASA 2012, de ASA 2013, van toepassing is op besluiten betreffende voorzieningen in de vorm van een subsidie die op grond van de VloA 2014 worden genomen voor zover er in de VloA 2014 of in een (aanvullende) voorziening van de ASA 2013 niet wordt afgeweken.

Artikel 3 en de artikelen 5 tot en met 9 van de VloA 2014 komen in grote lijnen overeen met artikel 3 en de artikelen 5 tot en met 17 van de verordening uit 2009. De uiteenlopende aanvraag en beslistermijnen die de verordening 2009 kende met betrekking tot de aanvraag van een voorziening en aanvullende voorziening zijn daarbij geüniformeerd en bovendien zijn de aanvraagtermijnen en de beslistermijnen afgestemd op de termijnen die de ASA 2013 hanteert.

In artikel 11 is een overgangsbepaling opgenomen, waardoor de voorzieningen en de daarbij horende nadere regels en beoordelingskaders die als bijlage zijn opgenomen bij de verordening uit 2009, vanaf de datum van intrekking van de verordening 2009 in de bijlage bij de VloA 2014 opgenomen worden.