Regeling vervallen per 03-08-2017

Subsidieregeling economische ontwikkeling en innovatie 2016 (SEOI)

Geldend van 03-09-2016 t/m 02-08-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Subsidieregeling economische ontwikkeling en innovatie 2016 (SEOI)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • In deze subsidieregeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. ASA 2013: de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b. Board: de Stichting Amsterdam Economic Board;

  • c. BO PRES: Bestuurlijk Overleg Platform Regionaal Economische Structuur;

  • d. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • e. HCA: Human Capital Agenda van de Board;

  • f. KIA: de Kennis en Innovatie Agenda voor de Metropoolregio Amsterdam;

  • g. Lokaal/lokale: het geografisch gebied van de gemeente Amsterdam;

  • h. MRA: het geografisch gebied dat de samenwerking beslaat tussen de 33 gemeenten, de provincies Noord-Holland en Flevoland en de Stadsregio Amsterdam welke samenwerking wordt aangeduid met de naam de Metropoolregio Amsterdam;

  • i. Penvoerder: de door een samenwerkingsverband aangewezen partij die namens het samenwerkingsverband het project inhoudelijk aanstuurt, de ontvangen betalingen van het college verdeelt onder de deelnemers, de deelnemers informeert over de voortgang van het project en de administratieve relatie met het college verzorgt, waaronder in ieder geval wordt verstaan het doen van de subsidieaanvraag en het doorgeven van wijzigingen in het projectplan of de begroting;

  • j. Prijsvraag: prijsvraag zoals is bedoeld in artikel 2.42 van de Aanbestedingswet 2012.

  • k. Project: één activiteit of een samenhangend geheel van activiteiten met een aanvangsdatum en vermoedelijke einddatum, die/dat als oogmerk heeft een bijdrage te leveren aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam inzake economische ontwikkeling en innovatie en waarvoor krachtens deze regeling subsidie wordt aangevraagd;

  • l. Raad: de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam;

  • m. Samenwerkingsverband: een afspraak tussen één of meerdere niet in een als in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk wetboek bedoelde groep verbonden rechtspersonen, neergelegd in een overeenkomst die betrekking heeft op de gezamenlijke uitvoering van een project zonder dat hiervoor een rechtspersoon is opgericht;

  • n. SMART: de voorwaarde dat doelstellingen van het project waarvoor subsidie is aangevraagd concreet, meetbaar, uitvoerbaar, realistisch en tijdsgebonden zijn;

  • o. Toekomstbestendig: de voorwaarde dat het project zal worden voortgezet na de subsidievaststelling tenzij in de aard van het project ligt besloten dat de activiteiten niet worden voortgezet. Als het project na de subsidievaststelling niet wordt voortgezet dienen de activiteiten na subsidievaststelling nog  merkbaar te zijn;

  • p. Triple Helix: het uitgangspunt dat het project op een evenwichtige wijze wordt gefinancierd door de subsidie, het bedrijfsleven en kennisinstellingen hetgeen in ieder geval met zich brengt dat voor elke euro subsidie die wordt verleend tevens vier euro aan externe bijdrage worden ingebracht om het project mee te realiseren.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel van de regeling

Het doel van deze subsidieregeling is het stimuleren van projecten die aantoonbaar bijdragen aan beleidsdoelstellingen op het gebied van economische ontwikkeling en innovatie binnen de gemeente of de MRA.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een eenmalige subsidie verlenen ten behoeve van:

    • a.

      projecten voor randvoorwaardelijke versterking van de economische structuur als omschreven in hoofdstuk 2 paragraaf 1;

    • b.

      projecten voor balans in de stad als omschreven in hoofdstuk 2 paragraaf 2;

    • c.

      regioprojecten ter bevordering van de economische structuurversterking en grootstedelijke vragenstukken en clusterversterkende projecten als omschreven in hoofdstuk 2 paragraaf 3;

    • d.

      structuurversterkende projecten als omschreven in hoofdstuk 2 paragraaf 4 (Fonds Ontwikkelingsmaatschappij Amsterdam projecten).

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie wordt alleen verstrekt voor gemaakte en betaalde kosten die direct kunnen worden toegerekend aan het project en die ten goede komt aan het bereiken van de economische doelstellingen van de gemeente Amsterdam.

  • 2. Indien in de aanvraag personele kosten zijn opgenomen, dan worden de subsidiabele kosten berekend op dezelfde wijze als omschreven in artikel 1.4 van de Regeling Europese EZ-Subsidies.

Artikel 6 Subsidieplafond

Het college stelt met inachtneming van de begroting jaarlijks subsidieplafonds vast voor de projecten die op grond van deze regeling voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 7 De aanvrager

  • 1. De subsidie kan alleen worden aangevraagd door rechtspersonen.

  • 2. Indien de subsidieaanvraag wordt ingediend door een samenwerkingsverband van rechtspersonen, dan is één van de deelnemers penvoerder voor het college.

Artikel 8 Toekenningscriteria

  • 1. De subsidies worden verleend op volgorde van binnenkomst.

  • 2. Indien subsidie wordt verstrekt naar aanleiding van een prijsvraag als bedoeld in artikel 18, dan worden de criteria voor de verdeling van de prijs bepaald in de prijsvraagprocedure.

  • 3. Tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald, komen activiteiten enkel voor subsidie in aanmerking als is voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      het project voldoet aan het triple helix uitgangspunt;

    • b.

      het project voldoet aan het SMART uitgangspunt;

    • c.

      het project is toekomstbestendig.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor subsidie, moet zijn voldaan aan de criteria die zijn opgenomen in de verschillende paragrafen van hoofdstuk 2.

Artikel 9 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Als een subsidieaanvraag wordt gedaan voor een bedrag groter dan € 125.000,-, dan bevat de aanvraag:

    • a.

      als sprake is van cofinanciering: cofinancieringsverklaringen van de cofinanciers;

    • b.

      als sprake is van een samenwerkingsverband: een samenwerkingsovereenkomst waarin het doel van de samenwerking en de taken van de deelnemende partijen zijn vastgelegd.

  • 2. Als een subsidieaanvraag wordt gedaan namens een samenwerkingsverband, dan blijkt uit de projectbegroting wat de subsidiabele kosten per deelnemer zijn.

  • 3. Bij de subsidies als omschreven in hoofdstuk 2 paragraaf 3 wordt een positief besluit van het BO PRES over de subsidieverlening overgelegd.

Artikel 10 Beslistermijn

In afwijking van artikel 8 van de ASA beslist het college binnen 12 weken na ontvangst van een volledige subsidieaanvraag.

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • Naast de gronden opgenomen in artikel 9 lid 2 van de ASA 2013 kan subsidie worden geweigerd indien sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:

  • a. de activiteiten uit de aanvraag dragen niet of onvoldoende bij aan de doelstellingen van de economische beleidskaders van de raad en het college of de effectiviteit en impact van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd staan niet in verhouding tot de hoogte van de gevraagde subsidie;

  • b. de aanvrager niet voldoet aan de regels die zijn vastgesteld om voor een financiële bijdrage in aanmerking te komen;

  • c. als voor het project op grond van een andere gemeentelijke, regionale of landelijke regeling ook subsidie kan worden verleend;

  • d. BO PRES heeft geen positief besluit gegeven over de aanvraag.

Artikel 12 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 draagt de subsidieontvanger ervoor zorg dat het gebruik van bont in kleding of de verkoop van bont geen onderdeel is van de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt, uitgezonderd bont dat vanuit kunsthistorisch perspectief wordt tentoongesteld of bont dat verwerkt is in materiaal dat hergebruikt wordt, waaronder begrepen bestaande decorstukken.

Hoofdstuk 2 Subsidiabele projecten

Paragraaf 1 Subsidie voor stimulering van de kennis en innovatie

Artikel 13 Subsidie voor stimulering van de kennis en innovatie

  • 1. Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking projecten ter stimulering van de kennis en innovatie. Daarvan is sprake als het project een bijdrage levert aan:

    • a.

      het activeren van mensen, bedrijven en instellingen op het gebied van kennis en innovatie als nader omschreven in lid 2 van dit artikel;

    • b.

      het verdiepen van de bestaande kennisbasis in een bepaalde sector als nader omschreven in lid 3 van dit artikel;

    • c.

      het verhogen van de toegevoegde waarde van de kennisbasis in een bepaalde sector als nader omschreven in lid 4 van dit artikel.

  • 2. Er is sprake van het activeren van mensen, bedrijven en instellingen op het gebied van kennis en innovatie als bedoeld onder lid 1 sub a indien het project:

    • a.

      leidt tot een aanzienlijke toename van hoofdzakelijk internationale studenten en kenniswerkers of onderzoeksinstellingen in de MRA; of

    • b.

      de MRA promoot als innovatieve kennisregio.

  • 3. Er is sprake van het verdiepen van de bestaande kennisbasis als bedoeld onder lid 1 sub b indien het project:

    • a.

      bijdraagt aan het versterken van kennis en innovatie op bèta- en technologiegebied, in het bijzonder indien het project het profiel van de bestaande kennisparken in de MRA versterkt of indien het project leidt tot de komst van nieuwe of de vergroting van bestaande onderzoeksinstituten in de MRA;

    • b.

      de samenwerking tussen verschillende marktpartijen, onderzoeksinstituten en de clusters als bedoeld in artikel 19 lid 1 vergroot.

  • 4. Er is sprake van het verhogen van de toegevoegde waarde van de kennisbasis als bedoeld onder lid 1 sub c indien het project:

    • a.

      het proces van kennisomzetting naar commercieel haalbare producten, processen of diensten bevordert;

    • b.

      het innovatieve MKB faciliteert bij het vinden van en toegang krijgen tot financiering en bij het vergroten van het aanbod van gedeelde kennis en voorzieningen;

    • c.

      het aanbod van testfaciliteiten, onderzoeks-, kantoor- en werkruimten vergroot waar startende ondernemers en innovatieve MKB'ers, kennisinstituten en onderwijsinstellingen gezamenlijk gebruik van kunnen maken;

    • d.

      leidt tot een toename van private investeringen in de R&D.

Artikel 14 Aanvullende criteria subsidie voor stimulering van de kennis en innovatie

  • 1. Naast de voorwaarden als omschreven in artikel 13 kan op grond van deze paragraaf enkel subsidie worden verleend als is voldaan aan de volgende aanvullende criteria:

    • a.

      de subsidie komt ten goede aan activiteiten die een substantiële economische waarde in de MRA genereren, maar die marktpartijen zonder subsidie niet financieren, omdat financiering niet leidt tot direct toerekenbare inkomsten of omdat het investeringsrisico zonder subsidie te groot is;

    • b.

      de subsidiabele periode beslaat ten hoogte een periode van 5 jaar. De projectduur is ten hoogste 15 jaren;

    • c.

      de resultaten en effecten van het project zijn meetbaar zijn in de MRA.

  • 2. De voorwaarde dat elke euro subsidie die wordt verleend vier euro aan externe bijdrage wordt ingebracht, zoals volgt uit artikel 8 lid 3 sub a jo. artikel 1 sub p, is niet van toepassing, als de aanvrager aannemelijk maakt dat externe financiering van het project niet in deze mate haalbaar is.

  • 3. Het college verleent geen subsidie voordat de raad hiervoor goedkeuring heeft verleend.

Paragraaf 2 Subsidie stad in balans

Artikel 15 Subsidie voor experimenten ter bevordering van de stad in balans

  • 1. Het college kan subsidie verlenen aan experimentele projecten die een bijdrage leveren aan de balans tussen wonen, werken en recreëren in de stad en de MRA.

  • 2. Het project heeft betrekking op één van de drie onderstaande thema's:

    • a.

      Verplaatsing in het verkeer;

    • b.

      Het verblijven van bewoners en bezoekers in de stad en de MRA;

    • c.

      Het recreëren van bewoners en bezoekers in de stad en de MRA.

  • 3. Het project draagt bij aan de balans in de stad indien het project:

    • a.

      leidt tot een betere spreiding van bezoekers en bewoners in Amsterdam of MRA qua tijd en plaats of door de openbare ruimte beter te benutten bij voorkeur door een innovatieve of technologische toepassing;

    • b.

      overlast vermindert veroorzaakt door drukte in de Amsterdam en de MRA als gevolg van de groei van bezoekers en bewoners van de stad en de MRA bij voorkeur door een innovatieve of technologische toepassing; en

    • c.

      bijdraagt aan het vergaren van kennis en informatie over het gebruik van de openbare ruimte binnen de stad of de MRA.

  • 4. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt rekening gehouden met:

    • a.

      De wijze waarop een project herhaalbaar is en op grotere schaal kan worden toegepast;

    • b.

      Het triple helix uitgangspunt. In afwijking van artikel 8 lid 3 sub a jo. artikel 1 sub p geldt dat het project niet door het bedrijfsleven én kennisinstellingen gefinancierd hoeft te worden, maar is cofinanciering door één van deze partijen voldoende. De voorwaarde dat elke euro subsidie die wordt verleend vier euro aan externe bijdrage wordt ingebracht is niet van toepassing, mits de subsidieaanvrager aannemelijk maakt dat de externe financiering vanwege het experimentele karakter van het project niet haalbaar is.

  • 5. Gelet op het experimentele karakter van deze bepaling komen op grond van dit artikel niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      Fysieke ingrepen met een permanent karakter;

    • b.

      Beheer van groen en de openbare ruimte.

Paragraaf 3 Regioprojecten

Artikel 16 Regioprojecten

  • 1. Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking:

    • a.

      Subsidie voor projecten ter bevordering van de economische structuurversterking binnen de MRA en grootstedelijke vraagstukken;

    • b.

      Subsidie voor sectorversterkende projecten.

  • 2. In afwijking van artikel 8 lid 3 sub a jo. artikel 1 sub p geldt voor subsidies die worden verstrekt op basis van deze paragraaf dat het project niet door het bedrijfsleven én kennisinstellingen gefinancierd hoeft te worden, maar is cofinanciering door één van deze partijen voldoende. De voorwaarde dat elke euro subsidie die wordt verleend vier euro aan externe bijdrage wordt ingebracht is niet van toepassing, als de aanvrager aannemelijk maakt dat externe financiering door het innovatieve karakter van het project niet in deze mate haalbaar is.

Artikel 17 Subsidie voor projecten ter bevordering van de economische structuurversterking binnen de MRA en grootstedelijke vraagstukken

  • 1. Het college kan ter uitvoering van een besluit van het BO PRES een prijsvraag uitschrijven waarbij aan potentiële inschrijvers wordt verzocht een oplossing aan te dragen voor een economisch grootstedelijke vraagstuk. Dit vraagstuk houdt verband met de volgende kaders:

    • a.

      De KIA;

    • b.

      Het Boardplan 2014-2020;

    • c.

      De Economische Verkenningen van de MRA en de benchmark-analyse uit het dashboard van de Board.

  • 2. De prijsvraag heeft betrekking op één van de volgende thema's:

    • a.

      Circulaire Economie;

    • b.

      Digitale Connectiviteit;

    • c.

      Gezondheid;

    • d.

      Mobiliteit;

    • e.

      Talent voor de Toekomst.

  • 3. De kwalitatieve criteria, de verdeelwijze, de invulling van het triple helix uitgangspunt, het subsidieplafond worden neergelegd in het Programma van Eisen dat het college op verzoek van BO PRES zal publiceren op TenderNed.

  • 4. Het college kan ter uitvoering van een besluit van het BO PRES subsidie verlenen aan de winnaar van de in lid 1 beschreven prijsvraag.

Artikel 18 Sectorversterkende projecten

  • 1. Het college kan subsidie verlenen aan sectorversterkende projecten die als oogmerk of effect hebben dat wordt bijgedragen aan:

    • a.

      de schaalsprong en clusterkracht van de sector:

    • b.

      het innovatief vermogen binnen de sector;

    • c.

      het economisch rendement binnen de sector en de MRA; of

    • d.

      het maatschappelijke rendement van de sector.

    • Bij de beoordeling van de projecten maakt het college gebruik van het toetsingskader dat is neergelegd  in ‘Bijlage I: Strategisch kader' van de KIA.

  • 2. De volgende aanvullende criteria gelden voor de sectorversterkende projecten:

    • a.

      Het project dient te worden uitgevoerd binnen één of meerdere van de volgende sectoren:

    • -

      handel & logistiek

    • -

      creatieve industrie

    • -

      ICT/eScience

    • -

      flowers & food

    • -

      toerisme & congressen

    • -

      Rode life sciences

    • -

      financiële- en zakelijke dienstverlening

    • -

      Maakindustrie

    • b.

      Ze dragen bij aan de in het Boardplan 2014-2020 opgenomen focusgebieden:

    • -

      kennis en innovatie;

    • -

      human capital;

    • -

      internationale connectiviteit;

    • -

      basis randvoorwaarden.

Paragraaf 4 FOM subsidies

Artikel 19 Subsidie voor structuurversterkende projecten (Fonds Ontwikkelingsmaatschappij Amsterdam projecten)

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor projecten met een structuurversterkend effect in de gemeente.

  • 2. In afwijking van artikel 8 lid 3 sub a jo. artikel 1 sub p geldt voor subsidies die worden verstrekt op basis van deze paragraaf dat het project niet door het bedrijfsleven én kennisinstellingen gefinancierd hoeft te worden, maar is cofinanciering door het bedrijfsleven voldoende.

  • 3. De maximale hoogte voor een subsidie is € 500.000,-.

  • 4. Onder projecten met een structuurversterkend effect vallen projecten die:

    • a.

      een bijdrage leveren aan het vestigingsklimaat voor ondernemingen in de gemeente;

    • b.

      een bijdrage leveren aan het duurzaam creëren van banen in de gemeente; of

    • c.

      een bijdrage leveren aan ondernemingen die actief zijn of worden binnen de gemeente en die nieuwe producten op de markt willen brengen of hun productiemethode willen innoveren.

Hoofdstuk 3 Slotbepaling

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt na de dag na de datum van publicatie in het gemeenteblad met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2016.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling economische ontwikkeling en innovatie 2016 (SEOI).

Toelichting

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Subsidieregeling Economische ontwikkeling en innovatie 2016 (hierna: SEOI) komt de Bijzondere subsidieverordening economische activiteiten Amsterdam 2009 (hierna: ESA 2009) te vervallen. Op basis van de ESA 2009 had het college de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen met betrekking tot de beleidsterreinen die vielen onder de portefeuille van de voormalige Dienst Economische Zaken (sinds 1 januari 2015 de afdeling Economie). Het was op basis van de ESA 2009 niet mogelijk om rechtstreeks te subsidiëren. De te subsidiëren activiteiten waren te globaal omschreven, waarmee een expliciete wettelijke grondslag zoals artikel 4:23 lid 1 Awb dat vereist ontbrak.

Dit had twee onwenselijke gevolgen. Ten eerste ontstond er een waaier aan nadere regelingen die werden opgesteld voor een relatief klein aantal subsidieontvangers. Dit is niet in lijn met de ambitie die bij het vaststellen van de ASA 2013 is uitgesproken om gemeentelijke regelgeving eenvoudiger en overzichtelijker te maken. Ten tweede was sprake van een aantal begrotingssubsidies, wat afbreuk doet aan de ambitie om de gemeentebegrotingen zo bondig mogelijk te houden en minder complex te maken.

Om deze reden is besloten tot het vaststellen van de SEOI. Het doel van de SEOI is om op een overzichtelijke wijze een wettelijke grondslag te bieden voor alle subsidies op het werkterrein van de Afdeling Economie voor zover deze subsidies beogen de economische ontwikkeling en innovatie binnen de gemeente en de Metropoolregio Amsterdam te bevorderen. Voor activiteiten die plaatsvinden of impact hebben op stadsdeelniveau - en voor 1 januari 2015 door de toenmalige stadsdelen werden vastgesteld - worden separate regelingen vastgesteld.

De SEOI bevat eerst een aantal algemene bepalingen die van toepassing zijn op alle subsidieverstrekkingen. Daarbij wordt zoveel mogelijke aansluiting gezocht bij de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (artikel 3). Vervolgens bevat de verordening in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 de verschillende subsidieprogramma's waarvoor ondernemers een aanvraag kunnen indien bij het Subsidiebureau. De afdeling Economie zal beoordelen of de aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Door of namens het college zal vervolgens een besluit worden genomen op de aanvraag.

Kenmerkend aan de subsidies die beogen de economische ontwikkeling en innovatie binnen de gemeente en de Metropoolregio Amsterdam te bevorderen is dat het geen ‘dertien in een dozijn subsidies' zijn. De vraag of een bepaald project tot economische ontwikkeling en innovatie zal leiden is niet op voorhand te bepalen aan de hand van een aantal criteria die zich eenvoudigweg met ja of nee laten beantwoorden. Aan het college komt in dit kader daarom ook een ruime discretionaire bevoegdheid toe bij het bepalen of een bepaald project al dan niet voor subsidie in aanmerking komt. Uiteraard dient het college daarbij de vereiste zorgvuldigheid te betrachten. Dit wordt onder meer ingekleed door advies in te winnen bij adviesorganen zoals het BO PRES. Daarnaast zal het college pas tot subsidiëring kunnen overgaan als het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd een bijdrage levert aan de realisatie van de door de raad vastgestelde beleidsdoelstellingen.

Artikelgewijs

Hoofdstuk 1

Artikel 1

Sub b

De stichting Amsterdam Economic Board is in 2013 opgericht en heeft ten doel het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling in de MRA. Het belangrijkste orgaan van de stichting is de ‘Amsterdam Economic Board.' In dit orgaan zetelen vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, de wetenschap en de politiek.

Sub c

Het BO PRES staat voor het Bestuurlijk Overleg Platform Regionaal Economische Sturing en is het bestuurlijke samenwerkingsverband op economisch gebied in de MRA. In het BO PRES zetelen de wethouders Economische zaken van de deelnemende gemeenten.

Sub f

De KIA is het document opgesteld door de Board waarin de ambitie wordt uitgewerkt om de  MRA als vooraanstaande Europese vestigingslocatie en kennisregio op lange termijn te versterken. De raad heeft bij raadsbesluit van 15 februari 2012 de KIA vastgesteld.

Sub i

De Metropoolregio Amsterdam - kortweg MRA - is het informele samenwerkingsverband van 33 gemeenten, de provincies Noord-Holland en Flevoland en de Stadsregio Amsterdam. De MRA strekt zich uit van IJmuiden tot Lelystad en van Purmerend tot Haarlemmermeer. Zie http://www.metropoolregioamsterdam.nl/.

Sub n

Uiteraard dienen de doelstellingen van het project SMART geformuleerd te zijn. Voor iedere investering stelt de indiener in overleg met de Afdeling Economie op wat de concrete, meetbare en realiseerbare doelstellingen zijn. Vervolgens worden deze doelstellingen en het behalen ervan een expliciet onderdeel van de voorwaarden van de subsidiebeschikking die door of namens het college wordt afgegeven. In ieder geval moeten de doelstellingen van het project een bijdrage leveren aan economische doelstellingen zoals economische ontwikkeling en innovatie in Amsterdam en de MRA en zoals die zijn uitgewerkt in hoofdstuk 2 van deze regeling.

Artikel 5

Als in de aanvraag personele kosten zijn opgenomen, dan worden de subsidiabele loonkosten berekend op dezelfde wijze als het geval is bij EFRO subsidies. Dit is omschreven in artikel 1.4 van de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 juni 2015, nr. WJZ / 15083650, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen op het terrein van Economische Zaken (Regeling Europese EZ-subsidies) (Staatscourant 30 juni 2015, nr. 18094). Een toelichting op deze systematiek is te raadplegen in paragraaf 4.2.1 van het Handboek EFRO 2014-2020 (http://www.kansenvoorwest2.nl/files/handboek-efro.pdf).

Artikel 9

Hoofdstuk 3 van de ASA 2013 bevat bepalingen over de subsidieaanvraag. Voorts bevat Afdeling 4.2.8 Awb bepalingen over de subsidieaanvraag. Deze Awb titel is in artikel 2 lid 2 ASA van toepassing verklaard op subsidies hoger dan € 50.000, ongeacht of het een eenmalige of een periodieke subsidie betreft. De bepalingen opgesomd in artikel 7 gelden naast de bepalingen uit de Awb en de ASA.

Hoofdstuk 2

Paragraaf 1

Paragraaf 1 heeft betrekking op het verstrekken van subsidies die worden gefinancierd uit het door de raad ter beschikking gestelde bedrag voor de stimulering van randvoorwaardelijke versterking van de economische structuur (gemeenteblad 13 februari 2015, afdeling 3a, nr. 27/45) in 2016 en 2017. In het raadbesluit heeft de raad bepaald aan welke thema's de ter beschikking gestelde gelden besteed moeten worden, waaronder i) stimuleren kennis en innovatie (artikel 15) en, ii) ondersteunen startups / snelle groeiers. Voorts heeft de raad in dit besluit criteria vastgesteld waaraan projecten moeten voldoen die voor financiering in aanmerking komen. Vooralsnog worden enkel subsidies verstrekt die passen binnen het thema stimuleren van de kennis en innovatie. Deze subsidiebepaling is de uitwerking van het door de raad vastgestelde Actieprogramma Kennis en innovatie (gemeenteblad 13 februari 2015 afdeling 3a, nr. 28/43), dat beoogt de MRA te positioneren als innovatie kennisregio om tot meer innovatie en hogere economische ontwikkeling te komen. In het kader van deze bepaling kan worden gedacht aan subsidiëring van kennisinstellingen.

Artikel 13

Projecten die mogelijk voor subsidie in aanmerking komen, hebben betrekking op één van de drie thema's uit lid 1. Die zijn uitgewerkt in de daarop volgende leden.

Lid 1 sub a jo. lid 2 - Het activeren van mensen, bedrijven en instelling op het gebied van kennis en innovatie

Dit thema richt zich erop om meer mensen, bedrijven en instellingen actief te krijgen op het gebied van kennis en innovatie in de MRA. Het aandeel hoogopgeleiden is in de MRA de afgelopen jaren gestegen van 38 procent in 2005 tot 46 procent in 2012. Een verdere groei is echter nodig om de concurrentieslag met andere regio's te kunnen volhouden. De MRA wil daarbij het eigen talent optimaal ontwikkelen en versterken, maar in aanvulling daarop vereist dit streven ook dat de regio zwaarder gaat inzetten op het aantrekken en vasthouden van (internationaal) talent. Aanvragen die aantoonbaar dit doel bereiken kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Lid 1 sub b jo. lid 3 - het verdiepen van de bestaande kennisbasis

De gemeente Amsterdam streeft ernaar de bestaande kennisbasis beter te benutten. Amsterdam heeft een sterke positie op bèta, met bijvoorbeeld het Amsterdam Science Park,  het Shell R&D Lab en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium. Tegelijkertijd beschikt de stad over een hoge concentratie  R&D georiënteerde kennisinstellingen. Deze brede kennisbasis biedt de MRA meer kansen dan andere regio's om alfa's, bèta's en gamma's met elkaar te verbinden. Een grote potentiële kracht gaat schuil in de synergievoordelen die samenwerking tussen deze disciplines oplevert. Projecten die de kennis en innovatie op bèta en technologie verbeteren of projecten die multidisciplinaire samenwerking tussen marktpartijen, onderzoeksinstituten en de clusters vergroten, komen voor subsidie in aanmerking.

Lid 1 sub c jo. lid 4 - het verhogen van de toegevoegde waarde van de kennisbasis

Subsidie kan worden verleend aan projecten die de samenwerking tussen onderwijs, onderzoek, ondernemers en overheid op een manier verbeteren, zodat wetenschappelijke inzichten omgezet kunnen worden in economische waarde. Ook kan subsidie worden verleend aan projecten waarbij het mkb gefaciliteerd wordt bij  het  vinden van en toegang krijgen tot financiering en bij het vergroten van het aanbod van gedeelde kennis en voorzieningen.

Artikel 14

In dit artikel zijn de algemene criteria neergelegd waaraan moet zijn voldaan om voor subsidie in aanmerking te komen die wordt gefinancierd uit het door de raad ter beschikking gestelde bedrag voor de stimulering van randvoorwaardelijke versterking van de economische structuur. De criteria gelden dus in aanvulling op de criteria zoals die in artikel 13 zijn bepaald.

Lid 1 sub a

Het uitgangspunt is dat de gemeente enkel investeert in situaties die de markt zelf niet (voldoende) oppakt of waar een onrendabele top is, maar die wel substantiële economische waarde opleveren. Het gaat om investeringen die meer opleveren dan zij kosten, maar waarbij de investerende partij niet de baten kan incasseren of het risico zo groot is dat marktpartijen de investering niet aandurven. Bij een investering in kennis en innovatie zijn de economische voordelen niet alleen de uitkomsten van het onderzoek zelf, maar bijvoorbeeld ook de nieuwe competenties die studenten opdoen tijdens het onderzoek. Daarnaast is van belang dat investeringen waar de gemeente aan meebetaalt iets nieuws toevoegen aan de economische structuur (of de economische structuur completeren) en niet een bestaande economische activiteit beconcurreren.

Lid 1 sub b

Op basis van deze subsidieregeling kunnen alleen eenmalige subsidies als bedoeld in de ASA worden verstrekt. In het raadsbesluit inzake  stimulering van randvoorwaardelijke versterking van de economische structuur is bepaald dat middelen alleen verstrekt kunnen worden als het project niet langer duurt dan 15 jaar. Het verstrekken van eenmalige subsidies met over een subsidiabele periode van 15 jaar brengt veel praktische belemmeringen met zich. Om deze reden kunnen eenmalige subsidies slechts zien op een tijdvlak van 5 jaar. Als sprake is van een project met een langere looptijd dan 15 jaar zal de subsidieverstrekking moeten worden opgeknipt in kleinere subsidies met een subsidiabele periode van ten hoogste 5 jaar. Dit om de verantwoording van de subsidie te vergemakkelijken en om meer rechtszekerheid te creëren voor de subsidieaanvrager.

Lid 2

In het raadsbesluit inzake  stimulering van randvoorwaardelijke versterking van de economische structuur is bepaald dat projecten een multiplier hebben op de gemeentelijke investering van tenminste 1:4, dat wil zeggen dat € 1 investering van de gemeente tenminste € 4 investering (in cash of in kind) van partijen meebrengt. Hierop kan beargumenteerd afgeweken worden voor belangrijke economische investeringen waarvoor deze multiplier niet (in deze mate) haalbaar is;

Lid 3

In het raadsbesluit inzake  stimulering van randvoorwaardelijke versterking van de economische structuur is bepaald dat verstrekkingen uit het ter beschikking gestelde budget een bepaalde omvang moeten hebben wat betreft impact. Om deze reden is besloten tot een minimumbesteding van €500.000,- per project. In het raadsbesluit is tevens bepaald dat - gelet op de omvang van de subsidies - geen bestedingen kunnen worden gedaan door het college voordat de raad daarmee heeft ingestemd. Het college gaat daarom pas over tot subsidieverlening uit hoofde van de artikelen in deze paragraaf als de raad dat voornemen heeft goedgekeurd.

Paragraaf 2

Artikel 15 Stad in Balans

De groei van de stad qua aantallen bewoners, bezoekers en bedrijven vraagt om maatregelen om de stad aantrekkelijk te houden voor alle gebruikers, nu en in de toekomst. Het college kan subsidie verlenen aan experimentele projecten zoals verwoord in het startdocument Stad in Balans (26 mei 2015 bestuurlijk vastgesteld, www.amsterdam.nl/stadinbalans). Subsidies zijn bedoeld om experimenten uit te voeren die die als doel hebben om te onderzoeken hoe een bijdrage geleverd kan worden aan de balans tussen wonen, werken en recreëren in de context van Amsterdam en de MRA die groeien wat betreft economie, toerisme en populatie. Een experiment kan slagen en kan mislukken. Van belang is dat elk experiment inzicht biedt op basis waarvan (bestuurlijke) keuzes gemaakt kunnen worden. Naast de uitgangspunten die zijn neergelegd in het startdocument Stad in Balans zal bij het verstrekken van subsidie rekening worden gehouden met de volgende voorwaarden.

  • - Herhaalbaarheid en schaalbaarheid: Experimenten die succesvol blijken te zijn, moeten ook elders in de stad of regio kunnen worden toegepast. Zeker als dit op grotere schaal kan, is dit een wenselijke eigenschap van het experiment in kwestie en een belangrijke pré om in aanmerking te komen voor subsidie.

  • - Leert de organisatie ervan/ meetbaar: In het verlengde hiervan: een experiment heeft alleen zin als we er iets van kunnen leren voor de rest van de stad en regio. Het is daarom erg belangrijk dat de resultaten meetbaar kunnen worden gemaakt.

  • - Cofinanciering: De middelen van Balans zijn beperkt. We willen projecten en experimenten die bijdragen aan Balans een zetje kunnen geven. Daarbij is het een pré als er ook andere middelen voor het project beschikbaar zijn en daarmee per definitie ook draagvlak bij andere stakeholders bestaat. Bijdragen zijn niet bedoeld als volledige dekking.

  • - Draagvlak/ doet de stad mee: Niet ‘de gemeente voert experimenten uit', maar ‘de stad zoekt naar balans'. Uitdrukkelijk zal dus samenwerking worden gezocht met andere partijen die tevens een bijdrage zullen leveren.

Subsidie kan uitdrukkelijk alleen beschikbaar worden gesteld voor de uitvoer van experimenten en dus niet aan projecten met een structureel karakter. Dit brengt onder meer met zich dat fysieke ingrepen die een permanent karakter hebben niet voor subsidie in aanmerking komen.

Paragraaf 3 regioprojecten

Algemeen (artikel 16)

Binnen de MRA wordt intensief samengewerkt op economisch gebied om grootstedelijke economische uitdagingen aan te gaan en om economische structuurversterking te bevorderen. Het BO PRES speelt een belangrijke rol. Het BO PRES is het bestuurlijke samenwerkingsverband op economisch gebied in de MRA. In het BO PRES zetelen de wethouders Economische zaken van de deelnemende gemeenten. De gemeentes die zijn afgevaardigd in het BO PRES hebben budget ter beschikking gesteld (regionaal budget MRA) dat wordt besteed aan de gezamenlijke belangen in de economie van de MRA. De gemeente Amsterdam is om administratieve redenen door het BO PRES aangewezen als beheerder van het regionaal budget MRA. Dit betekent dat als uit het regionaal budget MRA bestedingen worden gedaan middels subsidie, het college van de gemeente Amsterdam het bestuursorgaan is dat de subsidie verleent en vaststelt. De materiële beslissing of de subsidie wordt verleend, berust evenwel in de kern bij het BO PRES.  Bij een positief BO PRES besluit zal het college alleen subsidieverlening weigeren als sprake is van een beoordelingsfout, conform haar wettelijke verplichting ex artikel 3:9 Awb. Het college kan voorts alleen subsidie verlenen als daaraan een positief BO PRES advies ten grondslag ligt. De raad heeft bij besluit van 5 juni 2012 (gemeenteblad 13 juli 2012, afdeling 3a nr. 105/531) met deze systematiek ingestemd.

Artikel 17

Het BO PRES heeft besloten dat bestedingen uit het regionaal budget worden gedaan op een tweetal manieren. De eerste is beschreven in artikel 18 en betreft een prijsvraagsystematiek als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012. Dat werkt als volgt. Het BO PRES organiseert een consultatieronde met onder meer de Board, waarbij aan de hand van relevante marktgegevens en beleidskaders (waaronder de KIA en het Boardplan 2014-2020) en de grootstedelijke uitdagingen,  thema's worden besproken waarop de prijsvraag betrekking heeft.  Na advies van de Board stelt BO PRES het thema vast waarbinnen de open call wordt geformuleerd en stelt BO PRES de bijbehorende financiële bijdrage (over een bepaalde periode) uit het regionale budget beschikbaar. In opdracht van BO PRES publiceert het college van namens BO PRES de aanbestedingsleidraad met daarin de gegevens als beschreven in lid 2 op Tendernet.nl. De manier waarop de prijsvraag vorm krijgt zal afhankelijk zijn van het specifieke onderwerp. De prijsvraag  zal meestal uit twee fases bestaan, waarbij in de eerste fase  maximaal vijf meest geschikte partijen worden geselecteerd op basis van hun visie op het economische vraagstuk. In de tweede fase worden deze partijen gevraagd een ontwerp in te dienen. Een onafhankelijke jury zal deze ontwerpen beoordelen op de meegegeven beoordelingscriteria en de rangorde van de voorstellen vaststellen, waarbij zij tevens de winnaar van de prijsvraag vaststelt en daarvan verslag uitbrengt aan BO PRES. BO PRES stelt naar aanleiding van het advies van de jury de winnaar van de prijsvraag vast. Daarnaast beslist BO PRES of zij uitvoering aan het winnende voorstel wil geven door het ter beschikking stellen van een deel het uit het daarvoor beschikbare regionaal budget economie. Indien BO PRES heeft besloten een deel uit het beschikbare budget toe te wijzen, geeft de gemeente Amsterdam in opdracht van BO PRES uitvoering aan dit besluit door het afgeven van het gunningsbesluit, de subsidiebeschikking(en) (verlening en vaststelling) en het besluiten tot het aangaan van de daarbij behorende subsidieovereenkomst.

Artikel 18

Voordat is besloten tot de introductie van de prijsvraagsystematiek, is door de samenwerkende partijen binnen de MRA vooral geïnvesteerd in de verschillende sectoren (ook wel genoemd: clusters) die zijn opgesomd in artikel 18 lid 2. Het doel is om de economische slagkracht van deze clusters te bevorderen door te investeren in projecten die beogen bij te dragen aan de kennis en innovatie, Human Capital, internationale connectiviteit en de basis randvoorwaarden van de clusters. De prijsvraag methodiek beoogt de clusters met elkaar te verbinden, omdat cross-sectorale samenwerking wordt gezien als de aangewezen manier om grootstedelijke vraagstukken op te pakken. Toch kunnen zich nog steeds projecten aandienen die met name voor een specifieke sector een grote toegevoegde waarde kunnen hebben. Om subsidiëring van deze projecten mogelijk te maken, dient deze bepaling als grondslag.

Paragraaf 4

Artikel 20 FOM

Op 16 oktober 1985 (gemeenteblad, afd. 1nr. 1536) besloot de raad in te stemmen met de instelling van het Fonds Ontwikkelingsmaatschappij Amsterdam. De gedachte achter het oprichten van deze ontwikkelingsmaatschappij was de wens nieuwe economische activiteiten met een structuurversterkende werking middels een risicovolle kapitaalinbreng van de grond te kunnen helpen. Na de instelling van het FOM heeft de raad ook andere financieringsvormen uit het FOM toegestaan. Een belangrijke filosofie achter alle onttrekkingen uit het FOM is dat de financiering het oogmerk heeft om duurzame banen te creëren in de gemeente door het aantrekken van nieuwe bedrijven. De status quo van het FOM is dat het een systeemreserve is. Het college mag binnen de door de raad gestelde kaders bestedingen dekken uit onttrekkingen aan de systeemreserve (Beleidsnota reserves en voorzieningen 2013). Het college kan een voordracht doen aan de Raad voor deelname in rechtspersonen die bedrijfsactiviteiten ontplooien met een structuurversterkende uitstraling. Het College kan een bijdrage verstrekken in de voorbereidings- en aanloopkosten die (kunnen) leiden tot de eerder genoemde bedrijfsactiviteiten en voor vestigingsbijdragen voor buitenlandse bedrijven. Het college mag subsidies verlenen uit het FOM (bijlage 1 bij het raadsbesluit instelling systeemreserves 18 december 2013). De bepaling is een codificatie van de huidige praktijk, waarbij subsidies ten goede komen aan activiteiten waardoor het aantrekkelijker wordt voor bedrijven om zich te vestigen in Amsterdam met het creëren van duurzame banen als gevolg.