Regeling vervallen per 25-05-2017

Nadere regels subsidieverordening opvang en begeleiding van kwetsbare burgers

Geldend van 01-01-2008 t/m 24-05-2017

Intitulé

Nadere regels subsidieverordening opvang en begeleiding van kwetsbare burgers

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    evidence-based methodiek: methodiek waarvan de effectiviteit met behulp van wetenschappelijk onderzoek is aangetoond;

  • b.

    practice-based methodiek: methodiek waarvan kennis van de effectiviteit gebaseerd is op ervaringsgegevens;

  • c.

    face-to-face contact: professioneel contact tussen hulpverlener en cliënt waarbij beiden in dezelfde ruimte verblijven;

  • d.

    indirect cliëntgebonden contact: contact van een professionele hulpverlener met een derde ten behoeve van de cliënt;

  • e.

    kwartiermaken: het voorbereiden van maatschappelijke structuren op de maatschappelijke participatie van mensen met een beperking;

  • f.

    maatschappelijk steunsysteem: een georganiseerd netwerk van personen, diensten en voorzieningen dat kwetsbare personen ondersteunt in hun pogingen om in de samenleving te participeren; de kwetsbare persoon maakt zelf deel uit van het netwerk, evenals eventuele mantelzorgers; de diensten en voorzieningen hebben betrekking op zorg en welzijn en omvatten zowel formele als informele zorg;

  • g.

    prevalentie: de prevalentie van een aandoening is het aantal gevallen per duizend of per honderdduizend op een specifiek moment in de bevolking;

  • h.

    verordening: Bijzondere subsidieverordening voor opvang en begeleiding van kwetsbare burgers.

Hoofdstuk 2 Producten, teleenheden, prestatie-indicatoren en weigeringsgronden

Artikel 2.1 Productgroep preventie

  • 1. Binnen de productgroep preventie worden op basis van artikel 1.2, derde lid, van de verordening de volgende producten vastgesteld, waarvoor een subsidieaanvraag ingediend kan worden:

    • a.

      individuele preventie:

      I. de teleenheid voor individuele preventieactiviteiten is het aantal unieke personen per preventieactiviteit dat op jaarbasis participeert in individuele preventieactiviteiten;

      II. de prestatie-indicatoren voor individuele preventieactiviteiten zijn het aantal face-to-face contacten op jaarbasis en de gemiddelde duur van het contact naar preventieactiviteit;

    • b.

      collectieve preventie:

      I. de teleenheid voor collectieve preventieactiviteiten met een selectief karakter is het aantal unieke personen dat op jaarbasis participeert in selectieve preventieactiviteiten van de instelling in verhouding tot de prevalentie van de doelgroep van de specifieke preventieactiviteit, voor zover prevalentiegegevens beschikbaar zijn;

      II. de prestatie-indicatoren voor collectieve preventieactiviteiten met een selectief karakter zijn het aantal eenmalige contacten, het aantal seriële contacten en het aantal cursuscontacten op jaarbasis;

      III. de teleenheid voor preventieve verstrekkingen is het aantal verstrekkingen op jaarbasis;

      IV. de prestatie-indicator voor preventieve verstrekkingen is de openstelling van de verstrekkingslocatie in aantal uren op jaarbasis;

    • c.

      preventieve verstrekking:

      I. de teleenheid voor preventieve verstrekkingen is het aantal verstrekkingen per jaar;

      II. de prestatie-indicator voor preventieve verstrekkingen is het aantal openingsuren op jaarbasis.

  • 2. Subsidie voor individuele preventieactiviteiten kan alleen verleend worden indien:

    • a.

      de activiteiten betrekking hebben op:

      I. voorkomen van huiselijk en eergerelateerd geweld;

      II. gezondheidspreventie bij dak- en thuislozen, zwerfjongeren, veelplegers met ernstige verslavings- of geestelijke gezondheidsproblematiek en zelfstandig wonende OGGZ-cliënten.

  • 3. Subsidie voor collectieve preventieactiviteiten kan alleen verleend worden indien de activiteiten in de subsidieaanvraag:

    • a.

      betrekking hebben op universele of selectieve interventies op het gebied van psychische problemen (inclusief verslavingsproblemen) of de bestrijding van huiselijk geweld;

    • b.

      tot doel hebben om:

      I. begrip en herkenning van (ernstige) psychische klachten of herkenning van huiselijk geweld te bevorderen;

      II. burgers bewust te maken van wat zij zelf kunnen doen aan (het voorkomen van) psychische klachten en burgers toerusten met vaardigheden hiertoe, of

      III. burgers duidelijk maken hoe zij hulp kunnen vragen bij instanties voor gezondheidszorg en hulpverlening;

    • c.

      in hun aanpak rekening houden met specifieke grootstedelijke problematiek, waaronder de aanwezigheid van bevolkingsgroepen met een niet-Nederlandse achtergrond;

    • d.

      onderdeel uitmaken van een preventieve keten en afgestemd zijn op het zorgaanbod in de regio;

    • e.

      aansluiten op het beleid zoals geformuleerd in de nota Volksgezondheid en de nota Preventie genotsmiddelengebruik van de gemeente, voor zover de subsidieaanvraag betrekking heeft op psychische of verslavingsproblematiek en;

    • f.

      aansluiten op het beleid zoals geformuleerd in het bestuursakkoord, het programakkoord en het Plan van aanpak huiselijk geweld, voor zover de subsidieaanvraag betrekking heeft op de bestrijding van huiselijk geweld.

Artikel 2.2 Productgroep ambulante begeleiding en dienstverlening

  • 1. Binnen de productgroep ambulante begeleiding en dienstverlening worden op basis van artikel 1.2, derde lid, van de verordening de volgende producten vastgesteld, waarvoor een subsidieaanvraag ingediend kan worden:

    • a.

      ambulant begeleidingstraject:

      I. de teleenheid voor ambulante begeleidingstrajecten is het aantal voltooide trajecten op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor ambulante begeleidingstrajecten zijn het aantal unieke cliënten op jaarbasis, het aantal face-to-face contacten op jaarbasis en het aantal indirect cliëntgebonden contacten op jaarbasis;

    • b.

      eenmalig dienstverleningscontact of begeleidingscontact:

      I. de teleenheid voor eenmalige dienstverleningscontacten of begeleidingscontacten is het aantal unieke personen met wie contact is gerealiseerd op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor dienstverleningsactiviteiten zijn het aantal face-to-face contacten en de gemiddelde duur van het contact;

    • c.

      consultatie:

      I. de teleenheid voor consultatie is het aantal consulten op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor consultatie zijn de gemiddelde duur van het consult en het aantal consultontvangers op jaarbasis;

    • d.

      vrijwilligersbemiddeling:

      I. de teleenheid voor vrijwilligersbemiddeling is het aantal geslaagde bemiddelingen op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor bemiddelingsactiviteiten zijn het aantal unieke cliënten voor wie bemiddeld wordt op jaarbasis en het aantal aangesloten vrijwilligers;

    • e.

      externe deskundigheidsbevordering:

      I. de teleenheid voor externe deskundigheidsbevordering is het aantal bereikte professionals en intermediairs op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor externe deskundigheidsbevordering zijn het aantal bijeenkomsten op jaarbasis, het gemiddelde aantal deelnemers per bijeenkomst en de gemiddelde duur van de bijeenkomst.

  • 2. Subsidie kan alleen verleend worden indien de activiteiten betrekking hebben op dak- en thuislozen, zwerfjongeren, veelplegers met ernstige verslavings- of psychiatrische problematiek, zelfstandig wonende OGGZ-cliënten met verslavingsproblematiek of mensen die ten gevolge van een delict psycho-sociale ondersteuning nodig hebben;

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan subsidie voor vrijwilligersbemiddeling tevens worden verleend indien de activiteiten betrekking hebben op zelfstandig wonende OGGZ-cliënten zonder verslavingsproblematiek en mensen met een psychiatrische aandoening die gebruikmaken of hebben gemaakt van de geestelijke gezondheidszorg.

Artikel 2.3 Productgroep zorgtoeleiding

  • 1. Binnen de productgroep zorgtoeleiding worden op basis van artikel 1.2, derde lid, van de verordening de volgende producten vastgesteld, waarvoor een subsidieaanvraag ingediend kan worden:

    • a.

      veldwerk/cliënttoeleiding:

      I. de teleenheid voor veldwerk/cliënttoeleiding is het aantal cliënten dat op jaarbasis via bemoeizorg in behandeling/begeleiding komt bij de subsidieaanvrager of bij ketenpartners;

      II. de prestatie-indicatoren voor veldwerk/cliënttoeleiding zijn het aantal mensen met wie face-to-face contact wordt onderhouden op jaarbasis, het aantal mensen dat wordt overgedragen aan de hulpverlening op jaarbasis en het aantal face-to-face contacten op jaarbasis;

    • b.

      indicatiestelling:

      I. de teleenheid voor indicatiestelling is het aantal gestelde indicaties op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicator voor indicatiestelling is het aantal gestelde indicaties in verhouding tot het aantal aangevraagde indicaties;

    • c.

      instroomhuis:

      I. de teleenheid voor instroomhuizen is het aantal overnachtingen op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor instroomhuizen zijn het aantal unieke cliënten op jaarbasis, de gemiddelde verblijfsduur in dagen en het aantal opgestelde integrale trajectplannen op jaarbasis.

  • 2. Subsidie voor veldwerk/cliënttoeleiding kan alleen verleend worden indien de activiteiten betrekking hebben op dak- en thuislozen, zwerfjongeren, veelplegers met ernstige psychiatrische of verslavingsproblematiek, mensen die ten gevolge van een delict psycho-sociale ondersteuning nodig hebben of zelfstandig wonende OGGZ-cliënten.

  • 3. Subsidie voor indicatiestelling en instroomhuizen kan alleen verleend worden indien de gemeentelijke ketenbenadering voorziet in deze producten.

Artikel 2.4 Productgroep wonen

  • 1. Binnen de productgroep wonen worden op basis van artikel 1.2, derde lid, van de verordening de volgende producten vastgesteld, waarvoor een subsidieaanvraag ingediend kan worden:

    • a.

      nachtopvangvoorziening:

      I. de teleenheid voor nachtopvangvoorzieningen is het aantal overnachtingen op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicator voor nachtopvangvoorzieningen is de gemiddelde bezettingsgraad op jaarbasis;

    • b.

      woonvoorziening:

      I. de teleenheid voor woonvoorzieningen is het aantal overnachtingen op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor woonvoorzieningen voor dak- en thuislozen en zwerfjongeren zijn de gemiddelde bezettingsgraad op jaarbasis, de gemiddelde verblijfsduur per traject op jaarbasis en de gemiddelde uitstroom per traject op jaarbasis;

      III. de prestatie-indicator voor woonvoorzieningen voor slachtoffers, getuigen en daders van huiselijk geweld is de gemiddelde verblijfsduur per traject op jaarbasis;

    • c.

      begeleid zelfstandig wonen:

      I. de teleenheid voor begeleid zelfstandig wonen is het aantal overnachtingen op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor begeleid zelfstandig wonen voor dak- en thuislozen en zwerfjongeren zijn de gemiddelde bezettingsgraad op jaarbasis, de gemiddelde verblijfsduur per traject op jaarbasis en de gemiddelde uitstroom per traject op jaarbasis;

      III. de prestatie-indicator voor begeleid zelfstandig wonen voor slachtoffers, getuigen en daders van huiselijk geweld is de gemiddelde verblijfsduur per traject op jaarbasis;

    • d.

      ambulante woonbegeleiding:

      I. de teleenheid voor ambulante woonbegeleiding is het aantal trajecten op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor ambulante woonbegeleiding zijn de gemiddelde trajectduur, het aantal face-to-face contacten op jaarbasis en de gemiddelde uitstroom op jaarbasis.

  • 2. Subsidie voor nachtopvangvoorzieningen, woonvoorzieningen en begeleid zelfstandig wonen kan alleen verleend worden indien het product wordt verstrekt aan dak- en thuislozen, zwerfjongeren, veelplegers met ernstige pscyiatrische of verslavingsproblematiek en slachtoffers, getuigen en daders van huiselijk geweld.

  • 3. Subsidie voor ambulante woonbegeleiding kan alleen verleend worden voor activiteiten ter voorkoming van huisuitzetting bij zorgproblematiek, ter bestrijding van extreme overlast en ter voorkoming van terugval na recente dakloosheid.

Artikel 2.5 Productgroep inloopvoorzieningen

  • 1. Binnen de productgroep inloopvoorzieningen worden op basis van artikel 1.2, derde lid van de verordening, de volgende producten vastgesteld, waarvoor een subsidieaanvraag ingediend kan worden:

    • a.

      inloophuis:

      I. de teleenheid voor inloophuizen is het aantal uren openstelling op jaarbasis en het gemiddelde aantal unieke bezoekers per dag;

      II. de prestatie-indicatoren voor inloophuizen zijn het aantal unieke geregistreerde bezoekers op jaarbasis, het totaal aantal personen dat gebruik maakt van aanvullende hulpverlening op jaarbasis en het totaal aantal personen dat gebruik maakt van dagbesteding op jaarbasis;

    • b.

      activeringsproject:

      I. de teleenheid voor activeringsprojecten is het aantal deelnames op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicatoren voor activeringsprojecten zijn de gemiddelde duur van de deelname en het aantal personen dat op jaarbasis wordt toegeleid naar individuele arbeidsmatige trajecten;

    • c.

      verblijfsruimte:

      I. de teleenheid voor verblijfsruimten is het aantal uren openstelling op jaarbasis en het gemiddelde aantal unieke bezoekers per dag;

      II. de prestatie-indicatoren voor verblijfsruimten zijn het aantal unieke geregistreerde bezoekers op jaarbasis, het aantal personen dat gebruikmaakt van aanvullende hulpverlening en het aantal personen dat gebruikmaakt van dagbesteding op jaarbasis.

  • 2. Subsidie voor inloopvoorzieningen kan alleen verleend worden indien:

    • a.

      de deelnemers uit verschillende stadsdelen komen;

    • b.

      de voorziening zich richt op dak- en thuislozen, zwerfjongeren en zelfstandig wonende OGGZ-cliënten.

  • 3. Subsidie voor activeringsprojecten kan bovendien alleen verleend worden indien:

    • a.

      de subsidieaanvrager zinvolle dagbesteding aanbiedt in groepsverband;

    • b.

      de activeringsprojecten gericht zijn op personen die als gevolg van zorgproblematiek nog niet in staat zijn om voor langere tijd een individueel traject te volgen dat bestaat uit arbeidsactiviteiten;

    • c.

      de projecten deelnemers activeren in die zin dat ze gericht zijn op meedoen in de samenleving en op het aanleren van vaardigheden;

    • d.

      de activeringsprojecten gericht zijn op toeleiding naar individuele dagbesteding die bestaat uit arbeidsactiviteiten.

Artikel 2.6 Productgroep sociaal netwerk: cliëntgestuurde activiteiten

  • 1. Binnen de productgroep sociaal netwerk worden op basis van artikel 1.2, derde lid van de verordening, de volgende producten vastgesteld, waarvoor een subsidieaanvraag ingediend kan worden:

    • a.

      cliëntactiviteiten:

      I. de teleenheid voor cliëntactiviteiten is het aantal deelnames op jaarbasis;

      II. de prestatie-indicator voor cliëntactiviteiten is het aantal bijeenkomsten op jaarbasis;

    • b.

      cliëntondersteuning, informatie en advies:

      I. de teleenheid voor cliëntinformatie, informatie en advies is het aantal unieke deelnemers op jaarbasis;

    • c.

      projecten die bijdragen aan het scheppen van voorwaarden voor de sociale en maatschappelijke participatie van mensen met een psychiatrische aandoening.

  • 2. Subsidie kan alleen verleend worden indien de producten gericht zijn op mensen met een psychiatrische aandoening die gebruik maken of hebben gemaakt van de geestelijke gezondheidszorg en indien de activiteiten:

    • a.

      bijdragen aan (het scheppen van voorwaarden voor) de sociale en maatschappelijke participatie van (ex-)GGZ-cliënten, met uitzondering van activiteiten gericht op belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding;

    • b.

      hoofdzakelijk door (ex-)GGZ-cliënten worden georganiseerd en/of uitgevoerd;

    • c.

      aantoonbaar aansluiten bij de behoeften van (ex-)GGZ-cliënten;

    • d.

      aantoonbaar toegankelijk zijn voor nieuwe deelnemers;

    • e.

      een bijdrage leveren aan maatschappelijke steunsystemen;

    • f.

      niet toewijsbaar zijn aan een specifiek stadsdeel.

Hoofdstuk 3 Vaststelling

Artikel 3.1 Vaststelling op basis van productievolume

Voor de onderstaande producten wordt de hoogte van het subsidiebedrag vastgesteld overeenkomstig artikel 3.2, eerste lid, van de verordening:

  • a.

    individuele preventie;

  • b.

    eenmalige dienstverleningscontact of begeleidingscontact;

  • c.

    consultatie;

  • d.

    indicatiestelling;

  • e.

    nachtopvangvoorziening;

  • f.

    woonvoorziening;

  • g.

    begeleid zelfstandig wonen;

  • h.

    ambulante woonbegeleiding;

  • i.

    inloophuis;

  • j.

    verblijfsruimte.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen

Artikel 4.1 Algemene kwaliteitsverplichtingen

  • 1. Op basis van artikel 2.6, derde lid, van de verordening gelden de volgende kwaliteitsverplichtingen voor alle subsidieontvangers:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent medewerking aan interne en externe cliënttevredenheidsonderzoeken;

    • b.

      de subsidieontvanger gebruikt evidence-based methodieken voor zover er wetenschappelijk onderzoek met positief resultaat verricht is naar methodieken.

Artikel 4.2 Kwaliteitsverplichtingen productgroep wonen

  • 1. Conform artikel 2.6, derde lid, van de verordening gelden de volgende kwaliteits-verplichtingen vast voor subsidieontvangers die subsidie ontvangen voor producten in de productgroep wonen:

    • a.

      aanmelding en toelating van personen tot voorzieningen die onder de productgroep wonen vallen, vinden plaats conform door het college te bepalen toegangsbeleid en ketenafspraken;

    • b.

      de begeleiding is planmatig, hetgeen inhoudt dat:

      I. de bewoner een mentor krijgt toegewezen;

      II. in overleg met de bewoner een probleeminventarisatie is opgesteld;

      III. in overleg met de bewoner een individueel en integraal begeleidingsplan is opgesteld;

      IV. de bewoner regelmatig face-to-face contact met de mentor heeft;

      V. de bewoner en de mentor het begeleidingsplan evalueren vóór beëindiging van het verblijf, en

      VI. minstens eenmaal per jaar een gesprek plaatsvindt tussen mentor en bewoner over de mogelijkheid tot doorstroom naar een voorziening met grotere zelfstandigheid;

    • c.

      de subsidieontvanger vraagt alle bewoners periodiek medewerking aan een cliënttevredenheidsonderzoek;

    • d.

      de subsidieontvanger kent de verblijfsplaats van de bewoner na beëindiging van het verblijf;

    • e.

      de bewoner ontvangt ten minste schriftelijke en mondelinge informatie over:

      I. huisregels;

      II. beschikbare begeleiding en zorg;

      III. financiële voorwaarden, en

      IV. klachtrecht.

    • f.

      de subsidieontvanger heeft een klachtenregeling en doet jaarlijks verslag in zijn jaarverslag van het aantal klachten, de aard en de verwerking daarvan;

    • g.

      de subsidieontvanger hanteert de veldnorm “Recept voor goed handelen” voor het medisch-farmaceutisch handelen;

    • h.

      de subsidieontvanger voert een beleid conform de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen en geeft het college in zijn jaarverslag inzicht in de wijze waarop dit wordt uitgevoerd;

    • i.

      de subsidieontvanger onderhoudt contacten met omwonenden, reageert op klachten van omwonenden en neemt passende maatregelen om overlast zo veel mogelijk te voorkomen;

    • j.

      de subsidieontvanger neemt deel aan een begeleidingscommissie indien sprake is van een noodzakelijke doch omstreden voorziening;

    • k.

      de bewoner heeft recht op inzage in het begeleidingsplan en het cliëntdossier.

  • 2. De verplichtingen gesteld in het eerste lid onder b, c en d, zijn niet van toepassing op subsidieontvangers die subsidie ontvangen voor nachtopvangvoorzieningen.

Artikel 4.3 Registratieverplichtingen product ambulante begeleidingstrajecten

Conform artikel 2.6, tweede lid, van de verordening gelden de volgende registratieverplichtingen voor subsidieontvangers die subsidie ontvangen voor het product ambulante begeleiding:

  • a.

    de subsidieontvanger registreert op cliëntniveau de gestelde doelen en de behaalde doelen per traject;

  • b.

    indien een cliënt een traject voortijdig afbreekt, registreert de subsidieontvanger de reden hiervan.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 De citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels subsidieverordening opvang en begeleiding van kwetsbare burgers.

Artikel 5.2 De inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2008.