Regeling vervallen per 20-07-2017

Subsidieregeling ondersteuning Amsterdamse zoncoöperaties

Geldend van 09-02-2017 t/m 19-07-2017

Intitulé

Subsidieregeling ondersteuning Amsterdamse zoncoöperaties

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a. ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b. collectief zonproject: project waarin zonnepanelen zijn gerealiseerd op een Amsterdams dak met een minimaal totaal vermogen van 25 kWp en waarin minimaal 20 deelnemers participeren;

  • c. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d. deelnemer: particulier woonachtig in Amsterdam;

  • e. de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • f. eigenaar: opstalhouder, erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot appartementsrecht of degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend die recht geven op het gebruik van het dak of gevel van een (bij)gebouw;

  • g. onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de de-minimisverordening;

  • h. organisatie: projectorganisatie die omwille van collectieve zonprojecten in het leven is geroepen en dat verantwoordelijk is voor de structuur, administratie, beheer en communicatie van collectieve zonprojecten;

  • i. subsidieproject: geheel van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • j. zoncoöperatie: coöperatie die statutair tot doelstelling heeft duurzame energie te realiseren, waaronder in ieder geval zonne-energie wordt begrepen.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Het doel van deze regeling is het realiseren van meer zonne-energie in Amsterdam door de realisatie van collectieve zonprojecten te versnellen en de organisatie van zoncoöperaties te versterken.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor een subsidieproject gericht op het ontwikkelen en het begeleiden van collectieve zonprojecten.

  • 2. Het college kan in aanvulling op de subsidie van het eerste lid een eenmalige subsidie verlenen voor een subsidieproject gericht op het professionaliseren van de organisatie van collectieve zonprojecten.

  • 3. Subsidie als bedoeld in het tweede lid, wordt alleen verleend voor zover subsidie voor het eerste lid wordt verleend.

Artikel 5 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende algemene vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager heeft minimaal 1 jaar aantoonbare ervaring met het ontwikkelen en realiseren van collectieve zonprojecten;

    • b.

      de subsidieaanvrager heeft ten minste één collectief zonproject gerealiseerd;

    • c.

      het subsidieproject is gericht op de realisatie van ten minste 100% meer zonnepanelen in Amsterdam door de aanvrager in 1 jaar na het moment van de aanvraag in verhouding tot het aantal door de subsidieaanvrager gerealiseerde zonnepanelen in Amsterdam op het moment van de aanvraag.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt bij subsidie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, voldaan aan het vereiste dat het subsidieproject gericht is op verbetering van de huidige organisatie op ten minste één van de volgende gebieden:

    • a.

      het bieden van een totaalpakket voor de ontwikkeling en begeleiding van collectieve zonprojecten, dat deelnemers ontzorgt;

    • b.

      procesverbetering;

    • c.

      verbetering van de marketing of communicatie met stakeholders van collectieve zonprojecten;

    • d.

      het opzetten van een proces voor kennisopbouw zodat de bestaande en opgedane kennis eenvoudig kan worden vastgelegd en gedeeld.

  • 3. Bij een tweede subsidie onder deze regeling, geldt in afwijking van het vereiste onder c van het eerste lid, een percentage van 200% meer gerealiseerde zonnepanelen door de subsidieaanvrager in de periode na het moment van de aanvraag van de eerste subsidie tot 1 jaar na het moment van de aanvraag van de tweede subsidie in verhouding tot het aantal door de subsidieaanvrager gerealiseerde zonnepanelen in Amsterdam op het moment van de aanvraag van de eerste subsidie.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 3, komen de volgende daadwerkelijk gemaakte uren en kosten in aanmerking:

    • a.

      voor subsidie als bedoeld onder artikel 4, eerste lid, tot ten hoogste € 10.000 per beoogd collectief zonproject:

    • 1

      °. de ureninzet van werknemers en derden;

    • 2

      °. de kosten van een juridisch, technisch of organisatie-advies of een inspectierapport;

    • b.

      voor subsidie als bedoeld onder artikel 4, tweede lid:

    • 1

      °. de ureninzet van werknemers en derden voor kennismanagement, netwerkopbouw, procesverbetering en het werven van deelnemers of leden;

    • 2

      °. de kosten van consultancydiensten;

    • 3

      °. de kosten van de inkoop of ontwikkeling van administratieve systemen;

    • 4

      °. de kosten van het bijwonen van netwerkbijeenkomsten;

    • 5

      °. de kosten van productontwikkeling;

    • 6

      °. de kosten van communicatie en marketing.

  • 2. De subsidieaanvrager hanteert bij de uren, bedoeld in het eerste lid, een vast uurtarief van ten hoogste €50.

Artikel 7 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.

  • 3. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, bedraagt nooit meer dan de subsidie als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 4. De subsidie als bedoeld in het eerste lid en de subsidie als bedoeld in het tweede lid bedragen samen ten hoogste € 50.000.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 8 Verdeelsleutel subsidieplafond

Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van volledig ingediende subsidieaanvragen.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 9 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een zoncoöperatie.

Artikel 10 Indieningstermijnen

  • Subsidieaanvragen kunnen in de volgende aanvraagperiodes worden ingediend:

  • a. vanaf 10 februari 2017 tot en met 30 april 2017; en

  • b. vanaf 10 februari 2018 tot en met 30 april 2018.

Artikel 11 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 wordt een subsidieaanvraag ingediend met gebruikmaking van het vastgestelde digitale aanvraagformulier, vergezeld van de volgende bijlagen:

    • a.

      een projectplan met:

    • 1

      °. een omschrijving waarin aannemelijk wordt gemaakt dat en op welke wijze aan de subsidievereisten van deze regeling wordt voldaan, waarbij waar mogelijk wordt gerefereerd aan de resultaten van eerdere collectieve zonprojecten;

    • 2

      °. een verdienmodel, waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de organisatie zichzelf ten minste twee jaar na afronding van het subsidieproject in stand kan houden teneinde nieuwe collectieve zonprojecten uit te kunnen voeren;

    • 3

      °. een analyse van risico's en kansen van het gehele subsidieproject alsook een antwoord op de vraag welke uitdagingen de subsidieaanvrager voorziet bij groei en op welke wijze de subsidie bijdraagt om deze uitdaging aan te gaan;

    • 4

      °. een communicatieplan, waaruit volgt op welke wijze deelnemers en verklaringen van eigenaren van Amsterdamse daken worden geworven;

    • 5

      °. een toekomstvisie waarin de subsidieaanvrager haar ambities voor over een termijn van vijf jaar beschrijft;

    • b.

      een volledig overzicht van de gerealiseerde, onderhanden en beoogde collectieve zonprojecten die redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de subsidieaanvrager, conform het vastgestelde sjabloon;

    • c.

      kopieën van de beschikbare ondertekende verklaringen van eigenaren van Amsterdamse daken bij onderhanden collectieve zonprojecten, waarin de eigenaar toestemming geeft om zonnepanelen te plaatsen voor een collectief zonproject en waaruit het aantal vierkante meter beschikbare dakoppervlak blijkt;

    • d.

      een begroting met onderbouwing inclusief een opgave van de personen wiens uren mogelijk worden ingezet;

    • e.

      een volledig ingevulde Verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 200.000 niet wordt overschreden.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, maakt de subsidieaanvrager in het geval haar onderneming eerder op basis van deze regeling subsidie heeft ontvangen, aan de hand van de resultaten van het eerdere subsidieproject in het projectplan, aannemelijk dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd significant bijdragen aan het doel van de subsidie.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 12 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als:

    • a.

      het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 5.000;

    • b.

      de subsidieaanvrager niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet.

  • 2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

    • a.

      aan dezelfde onderneming reeds subsidie is verleend voor subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 4 met betrekking tot dezelfde subsidieperiode;

    • b.

      op basis van de aanvraag in totaal meer dan € 10.000,- subsidie per collectief zonproject zou worden verleend door de gemeente Amsterdam voor de voorbereiding en begeleiding van collectieve zonprojecten;

    • c.

      de activiteiten onvoldoende bijdragen aan het doel van de subsidie.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 13 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en artikel 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      het subsidieproject wordt binnen 1 jaar na het moment van subsidieverlening voltooid;

    • b.

      de subsidieontvanger realiseert ten minste 100% meer zonnepanelen in Amsterdam in 1 jaar na het moment van de aanvraag in verhouding tot het aantal door de ontvanger gerealiseerde zonnepanelen in Amsterdam op het moment van de aanvraag;

    • c.

      de subsidieontvanger dient uiterlijk 8 weken na afloop van de subsidieperiode een aanvraag tot subsidievaststelling in;

    • d.

      de subsidieontvanger houdt een urenadministratie op weekbasis bij die 10 dagen na afloop van een kalendermaand volledig is bijgewerkt en overlegt deze desgevraagd onverwijld aan het college;

    • e.

      de subsidieontvanger maakt de resultaten van het project openbaar.

  • 2. In afwijking van de verplichting onder b van het eerste lid, realiseert de subsidieontvanger bij een tweede subsidie onder deze regeling een percentage van 200% meer gerealiseerde zonnepanelen in de periode na het moment van de aanvraag van de eerste subsidie tot 1 jaar na het moment van de aanvraag van de tweede subsidie in verhouding tot het aantal door de subsidieontvanger gerealiseerde zonnepanelen in Amsterdam op het moment van de aanvraag van de eerste subsidie.

Artikel 14 Verantwoording subsidies

  • In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013, dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:

  • a. in het financieel verslag als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder b van de ASA 2013 een opgave van het aantal gerealiseerde uren van derden en werknemers onderverdeeld naar de concrete activiteiten;

  • b. een lijst met de status van de onderhanden, gestrande en gerealiseerde collectieve zonprojecten conform het vastgestelde sjabloon inclusief:

    • 1

      °. een opgave van het aantal beoogde en gerealiseerde zonnepanelen per collectief zonproject; en

    • 2

      °. een opgave van reden bij de gestrande collectieve zonprojecten en een omschrijving van wat de subsidieontvanger hiervan heeft geleerd.

Artikel 15 Bevoorschotting en betaling

Het college kan een voorschot verstrekken van ten hoogste 75% van het verleende subsidiebedrag.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 16. Inwerkingtreding en einddatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 9 februari 2017 en vervalt op 1 juli 2019.

Artikel 17. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ondersteuning Amsterdamse zoncoöperaties.

Toelichting

Inleiding

Veel inwoners van Amsterdam hebben geen eigen dak waarop eigen zonnepanelen gerealiseerd kunnen worden. Via collectieve zonprojecten krijgt deze groep alsnog de kans om eigen zonne-energie op te wekken. Aan de realisatie van een collectief zonproject gaat wel wat organisatie vooraf. Zo ligt aan een collectief zonproject een verdienmodel ten grondslag, moeten deelnemers worden geworven en dienen er contracten met een energieleverancier en de dakeigenaar te worden gesloten. Voordat een collectief zonproject kan worden gerealiseerd moet de initiatiefnemer daarvan vaak eerst wat hobbels overwinnen zoals het werven van voldoende deelnemers, juridische vragen die bij contracten spelen of administratieve systemen die niet op de wensen van de energieleverancier of de Belastingdienst aansluiten.

Om deze drempels te verlagen biedt de gemeente Amsterdam ondersteuning bij de ontwikkeling en begeleiding van collectieve projecten en ook bij het verstevigen van de organisaties die hiermee bezig zijn. Het doel hiervan is steeds dat meer zonne-energie in Amsterdam wordt gerealiseerd. Omdat inmiddels een gevarieerd aanbod van zoncoöperaties is ontstaan die al ervaring hebben opgedaan met het realiseren van collectieve zonprojecten, waarbij veel meer panelen worden geplaatst dan bij individuele projecten, worden deze zoncoöperaties het beste in staat geacht de groei van het aantal zonnepanelen in Amsterdam significant te versnellen.

Op het moment van bekendmaking van deze regeling is er in Amsterdam ook de Subsidieregeling Projectvoorbereiding Collectieve Duurzame Initiatieven. Startende coöperaties kunnen hier gebruik van maken. Overlap van subsidie is op basis van beide regelingen niet mogelijk.

Juridisch kader

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA 2013). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de ASA 2013. In de ASA 2013 staat onder meer aan welke vereisten de aanvrager moet voldoen, wat de beslistermijnen zijn voor het college en welke algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger gelden, zoals waaraan een aanvraag tot subsidievaststelling moet voldoen. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de ASA 2013 noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

De-minimissteun

In het kader van staatssteun is ervoor gekozen om voor deze subsidieregeling aan te sluiten bij de vrijstellingsvereisten zoals geformuleerd in de-minimisverordening. Dit betekent dat aan de onderneming van de subsidieaanvrager binnen drie belastingjaren niet meer de-minimissteun mag zijn verstrekt, vermeerderd met de aangevraagde subsidies voor dit project, dan het drempelbedrag van € 200.000. De subsidieaanvrager dient hier zelf op toe te zien en daartoe een "Verklaring de-minimissteun" te overleggen. De definitie van onderneming is in artikel 2, tweede lid van de de-minimisverordening gegeven.

Toelichting op de artikelen     

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onderdeel b. Collectief zonproject

Het kan hier zowel om in dakpannen geïntegreerde zonnepanelen als om reguliere zonnepanelen gaan, die fotovoltaïsch energie opwekken. Verder gaat het hier om deelnemers die de stroom (virtueel) van het collectief zonproject afnemen en/of deelnemers die een aandeel hebben in de opbrengsten.

Artikel 3 Doel van de subsidie

Het is de bedoeling dat de subsidie een significante bijdrage levert aan de duurzame-energiedoelstelling van de Agenda Duurzaamheid die in 2015 unaniem door de gemeenteraad van Amsterdam is vastgesteld.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Ontwikkelen en begeleiden van collectieve zonprojecten (versnellen)

In deze regeling staat het voortraject van collectieve zonprojecten dat initiatiefnemers moeten doorlopen voordat daadwerkelijk tot aanschaf en plaatsing van zonnepanelen kan worden overgegaan centraal. De subsidie is bedoeld voor meer capaciteit en ondersteuning in de voorbereidings- en begeleidingskosten, zodat sneller meer zonnepanelen door collectieve zonprojecten kunnen worden gerealiseerd.

Professionaliseren van de organisatie (versterken)

Subsidie voor deze activiteiten is alleen mogelijk en voor zover ook subsidie voor het ontwikkelen en begeleiden van collectieve zonprojecten is aangevraagd. De reden voor het opnemen van deze aanvullende subsidie is dat meer of grotere collectieve zonprojecten ook meer organisatie met zich meebrengt.

Deze subsidie is niet bedoeld voor de reguliere bestaande kosten van administratie en organisatie, maar voor de extra kosten die nodig zijn voor mogelijke extra inspanningen gerelateerd aan groei van de zoncoöperatie (bijvoorbeeld systeem voor kennisopbouw, professionalisering administratie, extra benodigde capaciteit voor werving deelnemers, juridische of financiële expertise benodigd). Dit volgt ook uit de specifieke vereisten voor het professionaliseren onder artikel 5, tweede lid en de bijbehorende subsidiabele kosten van artikel 6, eerste lid, onder b.

Artikel 5 Subsidievereisten

Algemene vereisten

Uit het eerste lid volgt dat de subsidie is bedoeld voor initiatiefnemers van meerdere collectieve zonprojecten, die zichzelf al hebben bewezen door ten minste één collectief zonproject te realiseren. Van deze organisaties verwacht het college dat zij sneller dan startende zoncoöperaties een schaalsprong in zonne-energie kunnen realiseren. Met realiseren wordt hier bedoeld dat er verplichtingen met een leverancier van de zonnepanelen en/of de installateur van de zonnepanelen zijn aangegaan, waar de zoncoöperatie op basis van het contract niet meer onderuit kan.

Bij de vereisten onder a en onder b van het eerste lid wordt tevens de ervaring van dezelfde onderneming zoals de ervaring van verbonden- en partnerondernemingen en de ervaring van bestuurders van de subsidieaanvrager in aanmerking genomen, indien die ervaring redelijkerwijs aan de onderneming van de subsidieaanvrager kan worden toegerekend.

Bij het vereiste onder c van het eerste lid dient de aanvrager aannemelijk te maken dat zij ten minste 100% meer zonnepanelen in Amsterdam kan realiseren dan op het moment van de aanvraag (bij een tweede subsidie geldt op grond van het derde lid 200% ten opzichte van het moment van de eerste aanvraag). Het makkelijkst is om dit aan te tonen aan de hand van een plan van aanpak en de bestaande administratie zoals verklaringen van eigenaren van Amsterdamse daken en een lijst van de onderhanden en beoogde projecten met een onderbouwing van de stand van zaken. Voor zover mogelijk dient in de plan van aanpak te worden gerefereerd aan de opgedane ervaringen met gestrande/gerealiseerde projecten. Zie voor alle vereisten van de aanvraag artikel 11.

Specifieke vereisten bij professionaliseren van de organisatie

Het tweede lid richt zich op het professionaliseren van de organisatie zodat kan worden omgegaan met de groei van de zoncoöperatie als gevolg van het ontwikkelen en begeleiden van meer en/of grotere collectieve zonprojecten.

Bij het bieden van een totaalpakket als bedoeld in onderdeel a gaat het om het verbreden van de bestaande diensten van de zoncoöperatie zoals het verschaffen van meer informatie of het opzetten van een proces voor administratieve verwerking met de energieleverancier.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

De subsidiabele kosten zijn opgedeeld in kosten om te versterken en kosten om te versnellen. Kosten die gemaakt worden om te versterken moeten erop gericht zijn om de organisatie blijvend te versterken. De organisatie zou niet moeten terugvallen als de subsidie stopt.

Alleen kosten die noodzakelijk en adequaat zijn voor het doel van de subsidie komen in aanmerking. Dit betekent dat het college toetst of de opgevoerde kosten wel redelijk zijn: als een hoge kostenpost in de begroting is opgenomen voor bijvoorbeeld externe advieskosten, maar deze post niet is gespecificeerd of een objectieve onderbouwing zoals een offerte ontbreekt of niet duidelijk is waarom de kosten nodig zijn voor het doel van de subsidie, dan heeft het college de mogelijkheid om de kosten af te wijzen. Het is dus aan de aanvrager om steeds aannemelijk te maken dat de opgevoerde kosten noodzakelijk zijn voor het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 3.

De ureninzet van interne medewerkers en derden (waaronder vrijwilligers) zijn subsidiabel en daarmee ook in te brengen onder de gevraagde eigen bijdrage van 50% in het gehele subsidieproject tegen een maximaal uurtarief van € 50. Dat uren van vrijwilligers kunnen worden ingebracht is een bijzondere situatie waarbij wordt uitgegaan van de integriteit van aanvrager. Daar staat tegenover dat gedurende de gehele subsidieperiode een urenadministratie op weekbasis moet worden bijgehouden, die binnen 10 dagen na afloop van elke kalendermaand is bijgewerkt. Het college kan ter controle de administratie opvragen en de subsidie korten voor zover dat evenredig is in verhouding tot het doel van de subsidie. De administratieplicht is opgenomen onder de subsidieverplichtingen van artikel 13. Op grond van artikel 14 dient na afloop van het gehele subsidieproject het aantal gerealiseerde uren in de verantwoording te worden opgenomen.

Eerste lid, onder a (versnellen)

Eerste onderdeel. De ureninzet is hier gericht op het ontwikkelen en begeleiden van collectieve zonprojecten. Het gaat daarbij om het werven van daken, het werven van deelnemers voor beschikbare daken, en alle andere activiteiten die nodig zijn om tot een concreet collectief project te komen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan gesprekken met de dakeigenaar, gesprekken en andere communicatie met (potentiële) deelnemers, het opstellen van een business case, het bepalen van de daksterkte en het opvragen en beoordelen van offertes. Ook de begeleiding van uitvoering of oplevering van collectieve projecten valt onder dit onderdeel. Daarbij gaat het om activiteiten die nodig zijn naast die van de installateur om de kwaliteit van de installatie te borgen. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om de inhuur van een externe adviseur voor een opleveringsinspectie. Kosten voor een officiële opening acht het college in ieder geval niet noodzakelijk in relatie tot het doel van de subsidie. Overigens zijn kosten voor het sluiten van contracten van zonnepanelen of het aanschaffen en plaatsen van zonnepanelen niet-subsidiabel: deze houden geen verband met de subsidiabele activiteiten ontwikkelen en begeleiden van collectieve zonprojecten, maar met de exploitatie van de collectieve zonprojecten. Zo zijn de kosten van advies van bijvoorbeeld een notaris wel subsidiabel maar niet de kosten voor het opstellen van een leveringscontract door een notaris. De laatste kosten zijn onderdeel van de investering / business case.

Tweede onderdeel. Hierbij gaat het om de externe kosten die nodig zijn om tot een collectief zonproject te komen.

Eerste lid, onder b (versterken)

Eerste onderdeel. Bij het opzetten van een proces voor kennisopbouw moet het gaan om direct relevante kennis voor het voorbereiden, begeleiden en draaiende houden van collectieve zonprojecten. Bij netwerkopbouw gaat het om netwerken die direct relevant zijn voor het voorbereiden, begeleiden en draaiende houden van collectieve zonprojecten. Bij procesverbetering gaat het om de uren die nodig zijn voor de inkoop van systemen of externe adviezen om het gehele proces van collectieve zonprojecten te versnellen. Het werven van leden is relevant voor zoncoöperaties die leden werven voordat er een concreet project is waarin ruimte is voor nieuwe deelnemers.

Derde onderdeel. Opbouw of aanschaf van administratieve systemen die nodig zijn om de groei te verwerken. Het opbouwen of verbeteren van de administratie is subsidiabel. Het doen van administratie niet. In de markt zijn er al systemen ontwikkeld, specifiek gericht op de organisatie van collectieve zonprojecten. Hierom en om de kosten te delen wordt geadviseerd om bij de inkoop van systemen met andere zoncoöperaties samen te werken.

Vijfde onderdeel. Bij productontwikkeling gaat het bijvoorbeeld om nieuwe juridische constructies, niet om het ontwikkelen van fysieke producten.

Zesde onderdeel. Bij communicatie gaat het zowel om communicatie met nieuwe als bestaande leden of deelnemers.

Artikel 7 Subsidiehoogte

50% van de subsidiabele kosten betekent dat 50% door de zoncoöperatie zelf moet worden ingebracht. Aangezien de ureninzet van werknemers en vrijwilligers ook subsidiabel zijn, kan de eigen bijdrage ook in natura worden ingebracht.

Artikel 11 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Het college heeft bij deze regeling een aanvraagformulier met verplichte sjablonen vastgesteld. Dit aanvraagformulier wordt met de bijbehorende formats op de site van de gemeente beschikbaar gesteld.

Eerste lid

Begroting met onderbouwing

Uit de begroting moet te herleiden zijn op welke wijze de begrote kosten worden gefinancierd. Dit betekent dat het gevraagde subsidiebedrag (ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten) en de eigen middelen als inkomsten in de begroting zijn opgenomen. Voor zover uit een enkele omschrijving van de kosten niet kan worden herleid op welke wijze deze objectief zijn bepaald, dient de berekening door bijvoorbeeld offertes te worden onderbouwd.

Verklaring de-minimissteun

Het bedrag van € 200.000 komt overeen met het drempelbedrag dat de

Europese Commissie heeft vastgesteld ten aanzien van de-minimissteun. Kort samengevat komt het erop neer dat de onderneming van de subsidieaanvrager in de voorgaande drie belastingjaren (bij indiening op 10 februari 2017 gaat dit om de jaren 2015, 2016 en 2017) niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun (dat wil zeggen subsidies verleend onder de de-minimisverordening) vermeerderd met de aangevraagde subsidies voor dit project mag hebben ontvangen. Steun onder deze drempel valt onder de de-minimisverordening, wat betekent dat de steun niet behoeft te worden aangemeld bij de Europese Commissie.

Onder onderneming verstaat de Commissie elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. In artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening wordt uiteengezet wanneer er sprake is van een zelfstandige onderneming.

Indien twee ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden, kan het voor de toepassing van de de-minimisverordening zo zijn dat deze ondernemingen als één zelfstandige onderneming worden gezien. Bij het invullen van de Verklaring de-minimissteun wordt een onderneming geacht daar rekening mee te houden. Onder de de-minimisverordening kan ook steun vallen die is vervat in leningen en garantstellingen, waarbij het mogelijk is om deze, onder voorwaarden, ook toe te passen op leningen en garantstellingen die langer dan drie jaar lopen. De voorwaarden hiervoor zijn uiteengezet in artikel 4 van de de-minimisverordening.

Tweede lid (tweede subsidieproject)

Op grond van deze regeling kan aan dezelfde subsidieaanvrager tweemaal subsidie worden verstrekt in respectievelijk de periode van 10 februari 2017 tot en met 30 april 2017 en de periode van 10 februari 2018 tot en met 30 april 2018. Het gaat daarbij om een project dat nadrukkelijk het eerdere subsidieproject, waarvoor reeds subsidie is ontvangen, aanvult.

Het is niet de bedoeling dat bij een tweede subsidieproject informatie wordt ingediend die de gemeente al vanwege het eerste subsidieproject in huis heeft. Wel dient aannemelijk te worden gemaakt in welk opzicht het subsidieproject het eerste subsidieproject aanvult en in hoeverre het project significant bijdraagt aan het realiseren van meer zonne-energie. Met significant wordt bedoeld dat met de subsidie overtuigend meer groei van zonnepanelen wordt gerealiseerd ten opzichte van de bestaande situatie.

Artikel 12 Weigeringsgronden

Tweede lid, onder a. Één onderneming kan binnen een concern (groep van ondernemingen die verbonden zijn met elkaar of die dezelfde moeder hebben) subsidie aanvragen voor de subsidiabele activiteiten van deze regeling. Subsidie kan dus niet tevens door de moeder/dochter/zuster van de subsidieaanvrager worden aangevraagd.

Verder sluit deze weigeringsgrond uit dat deze subsidie met andere subsidies kan worden gecumuleerd: als reeds subsidie voor de subsidiabele activiteiten van deze regeling is verleend, dan kan het college als overlap bestaat, de aanvraag weigeren. Overlap met een andere gemeentelijke subsidie voor collectieve zonprojecten zoals de Subsidie Projectvoorbereiding Collectieve Duurzame Initiatieven is hierdoor niet mogelijk. Ook is cumulatie met subsidie uit een andere bron niet toegestaan. Overigens vallen SDE+- en andere exploitatie- of investeringssubsidies buiten deze weigeringsgrond, omdat de subsidiabele activiteiten van deze regeling nadrukkelijk niet ziet op de exploitatie van collectieve zonprojecten of de aanschaffing of de productie van zonnepanelen, maar op het voortraject van en de organisatie achter het geheel van collectieve zonprojecten

Tweede lid, onder b. Deze grond sluit uit dat meerdere partijen op grond van dezelfde ervaring bij het vereiste van artikel 5, eerste lid, onder a en onder b, voor subsidie in aanmerking komen. De aanvraag vormt de basis voor de vraag of bepaalde ervaring redelijkerwijs aan de subsidieaanvrager kan worden toegerekend. Het is dus aan de subsidieaanvrager om aannemelijk te maken dat de ervaring aan haar kan worden toegerekend en niet aan een andere coöperatie. Verder wordt subsidie geweigerd voor zover overlap bestaat met collectieve zonprojecten, waarvoor al subsidie is verleend.

Tweede lid, onder c. Op grond van artikel 6, eerste lid, onder a kan maximaal € 5.000,- (beoogd vermogen tot 100 kWp) respectievelijk maximaal € 10.000,- (beoogd vermogen vanaf 100 kWp) subsidie worden aangevraagd voor de ontwikkeling en begeleiding van een collectief zonproject. Dit maximum bedrag mag over meerdere aanvragen worden verspreid. Deze weigeringsgrond geeft aan dat in totaal in ieder geval niet meer dan € 5.000,- respectievelijk € 10.000,- per collectief zonproject wordt verstrekt.

Tweede lid, onder d. Het college toetst in deze regeling of de opgevoerde activiteiten en bijbehorende begrote kosten voldoende bijdragen aan het doel van de subsidie. Het is aan de aanvrager om de onderbouwing daarvoor te leveren in de aanvraag. Als onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat aan de gestelde subsidievereisten wordt voldaan of aan de gestelde verplichtingen kan worden voldaan (bijvoorbeeld als er onvoldoende vertrouwen bestaat dat de organisatie zichzelf in stand kan houden of aan de verplichting van 100% kan worden voldaan), dan kan het college de aanvraag weigeren.

Artikel 13 Aanvullende verplichtingen

Openbaar maken van resultaten

Doel van deze verplichting is dat zoncoöperaties van elkaars project leren zodat meer efficiency kan worden bereikt en meer wordt samengewerkt. Zo kan het beschikbaar stellen van model-contracten de organisatie van een andere zoncoöperatie versterken.

Meldingsplicht op grond van artikel 14 ASA 2013

Het college benadrukt dat de subsidieontvanger op grond van artikel 14 ASA een meldingsplicht heeft. Wijzigingen in de subsidiabele activiteiten of wanneer wordt verwacht dat activiteiten of verplichtingen niet of niet geheel kunnen worden gerealiseerd, dient de ontvanger dat onverwijld, bij het college te melden op grond van artikel 14 ASA 2013. Als niet tijdig wordt gemeld dan kan een korting worden opgelegd voor zover die korting evenredig is in relatie tot het doel van de subsidie (het realiseren van meer zonne-energie). Dit laat de bevoegdheid van het college onverlet om subsidie in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen op grond van de Algemene wet bestuursrecht, bijvoorbeeld vanwege het niet realiseren van activiteiten of verplichtingen.