Regeling vervallen per 31-12-2018

Besluit van het college van B&W van Amsterdam regelende het stimuleren van de aanschaf van elektrische bestelauto's door in Amsterdam en aangrenzende gemeenten gevestigde ondernemingen, middels een subsidieregeling [Subsidieregeling aanschaf elektrische bestelauto voor gebruik in Amsterdam]

Geldend van 15-12-2017 t/m 30-12-2018

Intitulé

Subsidieregeling aanschaf elektrische bestelauto voor gebruik in Amsterdam

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 12 december 2017 hebben besloten:

De huidige subsidieregeling elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik in Amsterdam aan te passen en een aanvullende subsidieregeling aanschaf elektrische bestelauto voor gebruik in Amsterdam vast te stellen zodat meer ondernemers gestimuleerd worden een elektrische bestelauto aan te schaffen. Hiermee wordt bijgedragen aan een verdere verwezenlijking van de in de Agenda Duurzaamheid gestelde doelen.

Beslispunten:

1. De ‘Subsidieregeling elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik in Amsterdam’ aan te passen, zodat stapeling met aanvullende subsidieregeling mogelijk is;

2. De aanvullende ‘Subsidieregeling aanschaf elektrische bestelauto voor gebruik in Amsterdam’ vast te stellen, met als belangrijkste kenmerken:

- Deze aanvullende subsidie is stapelbaar met de huidige subsidieregeling;

- Het subsidiebedrag dat op basis van deze subsidieregeling kan worden aangevraagd is €5.500 per bestelauto;

- De subsidie richt zich op de zakelijke rijder uit Amsterdam en aangrenzende gemeenten;

- Het subsidieplafond voor deze subsidieregeling wordt vastgesteld op € 333.333;

3. De directeur van de RVE Ruimte en Duurzaamheid te mandateren subsidie te verstrekken op basis van de gewijzigde Subsidieregeling elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik in Amsterdam en de Aanvullende subsidieregeling aanschaf elektrische bestelauto voor gebruik in Amsterdam.

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aangrenzende gemeenten : de gemeenten Amstelveen, Diemen, Haarlemmerliede, Spaarnewouden, Haarlemmermeer, Landsmeer, Gooise Meren, Oostzaan, Ouder-Amstel, De Ronde-Venen, Waterland, Weesp en Zaanstad;

  • b.

    aanschaf : het uitvoering geven aan een koopovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), dan wel aan een rechtsgeldige leaseovereenkomst. In geval van koop geldt voor toepassing van deze subsidieregeling het moment van levering, zoals bedoeld in artikel 7:9 BW, als moment van aanschaf. In geval van lease wordt het moment van feitelijke in gebruik gave van de elektrische bestelauto door de lessor aan de lessee als moment van aanschaf aangemerkt;

  • c.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening : Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.01.2014);

  • d.

    ASA 2013 : de ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013’;

  • e.

    BW : het Burgerlijk Wetboek;

  • f.

    bestelauto :een voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwd motorvoertuig met ten minste vier wielen met de voertuigclassificatie N1, zoals bedoeld in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 (tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd), met een technisch toegestane maximummassa tot 3.500 kg;

  • g.

    college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • h.

    concern :een economische eenheid waarin rechtspersonen onder centrale leiding organisatorisch zijn verbonden en waarbij de eenheid is gericht op een duurzame deelneming aan het economisch verkeer;

  • i.

    de-minimisverklaring :de verklaring waarin de aanvrager aangeeft of hij in het lopende en de twee direct voorafgaande belastingjaren reeds de-minimissteun heeft ontvangen, en zo ja, tot welk bedrag. Dit zoals bepaald in de De-minimisverordening;

  • j.

    De-minimisverordening : Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen daarvan;

  • k.

    elektrische bestelauto :een equivalent van een bestelauto die volledig elektrisch wordt aangedreven door middel van een batterij of waterstof brandstofcel;

  • l.

    grote onderneming : een onderneming met meer dan 250 werknemers, een jaaromzet van meer dan € 50 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van meer dan € 43 miljoen, zoals kan worden afgeleid uit Bijlage I van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • m.

    kleine onderneming : een onderneming met minder dan 50 werknemers, een jaaromzet van maximaal € 10 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van minder dan € 10 miljoen, zoals bepaald in Bijlage I bij de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • n.

    lease :zowel financiële lease, waarop de bepalingen van Boek 7, Titel 2b, Afdeling 1 BW van toepassing zijn, als operationele lease, waarop de bepalingen van Boek 7, Titel 4 BW van toepassing zijn;

  • o.

    middelgrote onderneming : een onderneming, niet zijnde een kleine onderneming, met minder dan 250 werknemers, een jaaromzet van minder dan € 50 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van minder dan € 43 miljoen, zoals bepaald in Bijlage I bij de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • p.

    onderneming :iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een economische activiteit uitvoert, ongeacht de rechtsvorm of de wijze van financiering. Met uitzondering van onderdelen van de gemeente Amsterdam vallen hier tevens bestuursorganen onder;

  • q.

    Subsidieregeling elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik in Amsterdam : subsidieregeling van de gemeente Amsterdam, door het college vastgesteld op 5 januari 2016 en na publicatie in het Gemeenteblad (2016, afd. 3B, nr. 8) in werking getreden op 18 januari 2016, met inbegrip van nadien vastgestelde en eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen daarvan.

Artikel 2 – Toepasselijkheid ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013’

De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 – Doel subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is het stimuleren van de aanschaf van elektrische bestelauto’s door in Amsterdam en aangrenzende gemeenten gevestigde ondernemingen. Dit om zo bij te dragen aan verdere verwezenlijking van de in de Agenda Duurzaamheid gestelde doelen voor uitstootvrij verkeer in 2025.

Door ondernemingen die gebruik maken van een bestelauto te stimuleren over te stappen op elektrisch vervoer, wordt met deze regeling een impuls gegeven aan het verwezenlijken van de (gedeelde) doelstelling van de subsidieregeling ‘Subsidieregeling elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik in Amsterdam’.

Artikel 4 – Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verstrekken voor:

  • a.

    de aanschaf van een nieuwe elektrische bestelauto, mits deze aantoonbaar tenminste gemiddeld driemaal per week door de aanvrager binnen de gemeente Amsterdam zal worden ingezet;

  • b.

    de aanschaf van een nieuwe elektrische bestelauto die geen voertuigclassificatie N1 heeft, maar wel voldoet aan alle volgende criteria:

    • i.

      de auto is volledig vergelijkbaar met een bestelauto;

    • ii.

      de auto voldoet aan alle eisen voor het gebruik op de openbare weg;

    • iii.

      de auto is uitsluitend bedoeld voor goederenvervoer;

    • iv.

      de auto heeft een gesloten laadruimte van minimaal 2 m3 of een open laadruimte met een oppervlakte van minimaal 2 m2,

en aantoonbaar tenminste gemiddeld driemaal per week door de aanvrager binnen de gemeente Amsterdam zal worden ingezet.

Artikel 5 – Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn de extra investeringskosten verbonden aan de aanschaf van de nieuwe elektrische bestelauto, afgezet tegen de investeringskosten van aanschaf van een vergelijkbare diesel aangedreven bestelauto.

Artikel 6 – Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor een activiteit als omschreven in artikel 4 van deze subsidieregeling bedraagt de subsidie maximaal

  • 2. € 5.500,-- per aan te schaffen elektrische bestelauto.

  • 3. Indien de aanvrager geen de-minimisverklaring overlegt, dan wel als uit de overgelegde de- minimisverklaring blijkt dat de-minimisdrempel reeds is overschreden of met de gevraagde subsidie zal worden overschreden, wordt ter voorkoming van onrechtmatige staatssteun de subsidie beperkt tot het in artikel 36 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening bepaalde percentage van de in aanmerking komende kosten;

  • 4. Gedurende de looptijd kan op grond van deze subsidieregeling per aanvrager maximaal € 11.000,-- aan subsidie worden verkregen. Als de aanvrager tot een concern behoort, geldt dit maximum voor het gehele concern.

Artikel 7 – Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 333.333,--.

Artikel 8 – De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een binnen de gemeente Amsterdam of binnen een aangrenzende gemeente gevestigde onderneming, die de aan te schaffen nieuwe elektrische bestelauto tenminste gemiddeld driemaal per week binnen de gemeente Amsterdam zal inzetten.

Artikel 9 – Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op het bepaalde in artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij een subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • 1.

    een koopofferte of leasevoorstel met betrekking tot de nieuw aan te schaffen elektrische bestelauto;

  • 2.

    indien de aanvrager deel uitmaakt van een concern: een organogram van het concern;

  • 3.

    een volledig ingevulde en rechtsgeldig ondertekende de-minimisverklaring. Als de aanvrager geen ondertekende de-minimisverklaring overlegt, dan wel als uit de overgelegde de-minimisverklaring blijkt dat de-minimisdrempel reeds is overschreden of met de gevraagde subsidie zal worden overschreden, dan dient de aanvrager die gegevens te overleggen die nodig zijn om de extra investeringskosten te berekenen die verbonden zijn aan de aanschaf van de nieuwe elektrische bestelauto, afgezet tegen de investeringskosten van aanschaf van een vergelijkbare diesel -aangedreven bestelauto;

  • 4.

    indien de aanvrager buiten de gemeente Amsterdam is gevestigd: een rittenadministratie, uitdraai van de zakelijke agenda en/of een overzicht klantenbestand waaruit objectief kan worden opgemaakt dat de aanvrager de nieuw aan te schaffen elektrische bestelauto gemiddeld ten minste driemaal per week binnen de gemeente Amsterdam zal inzetten;

  • 5.

    indien de subsidieaanvraag wordt gedaan door een onderneming met bedrijfsactiviteiten waarvoor een vergunning is vereist, dient tevens een afschrift van deze vergunning te worden overgelegd.

Artikel 10 – Weigeringsgronden

In aanvulling op het bepaalde in artikel 9 van de ASA 2013 weigert het college subsidie te verlenen als:

  • a.

    de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden en criteria die met artikel 4, 8 en 9 van deze subsidieregeling zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • b.

    de elektrische bestelauto niet voldoet aan alle vereisten die aan een vergelijkbare auto met een diesel- of benzinemotor worden gesteld;

  • c.

    de aan te schaffen elektrische bestelauto niet als nieuw is aan te merken. Een nieuw voertuig voldoet aan alle van de volgende criteria:

    • i.

      voor het voertuig is niet eerder een kentekenbewijs afgegeven. Bij een voertuig zonder kenteken is voldaan aan dit criterium als uit de factuur met chassisnummer en een verklaring van de importeur of distributeur van het voertuig blijkt dat het voertuig nieuw is en voor het eerst wordt ingezet;

    • ii.

      het voertuig is niet eerder geregistreerd geweest om gebruikt te worden op de openbare weg en is niet eerder op de openbare weg gebruikt;

  • d.

    de aanvrager in geval van koop of financiële lease niet de eerste eigenaar, of in geval van operationele lease niet de eerste gebruiker van de elektrische bestelauto is. De datum van eerste toelating (DET) moet overeenkomen met de datum van eerste tenaamstelling zoals opgenomen op het kentekenbewijs van de aanvrager of van de (lease)onderneming die het voertuig levert (de lessor). De aanvrager is niet aan te merken als de eerste eigenaar als het voertuig al eerder binnen het concern waartoe de aanvrager behoort is aangeschaft. Bij een voertuig zonder kenteken dient uit een factuur en verklaring van de importeur of distributeur te blijken dat de aanvrager de eerste eigenaar van het voertuig is;

  • e.

    de subsidiabele activiteit reeds is uitgevoerd voordat de aanvraag om subsidie is ingediend;

  • f.

    de aanvrager geen vergunning heeft voor uitvoering van haar primaire bedrijfsactiviteiten in Amsterdam, in gevallen waarin voor die bedrijfsactiviteiten een vergunning is vereist en de aanvrager niet binnen de gemeente Amsterdam is gevestigd;

  • g.

    de aanvrager heeft verzuimd om voor een oplaadmogelijkheid voor de elektrische auto te zorgen;

  • h.

    tegen de aanvrager een bevel uitstaat tot terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun;

  • i.

    de aanvrager voor de subsidiabele activiteit reeds subsidie ontvangt van de gemeente Amsterdam, anders dan op grond van de ‘Subsidieregeling elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik in Amsterdam’.

Artikel 11 – Aanvullende verplichtingen

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de subsidieontvanger dient de elektrische bestelauto binnen een half jaar na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening aan te schaffen;

  • b.

    de subsidieontvanger dient de elektrische bestelauto in geval van koop of financiële lease vanaf de tenaamstelling tenminste twee jaar in eigendom te houden, of in geval van operationele lease tenminste twee jaar te leasen;

  • c.

    de subsidieontvanger dient de elektrische bestelauto gedurende de hiervoor bedoelde twee jaar tenminste gemiddeld driemaal per week binnen de gemeente Amsterdam in te zetten.

Artikel 12 – Verantwoording en vaststelling van de subsidie

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling:

    • a.

      facturen van de aangeschafte elektrische bestelauto, de betalingsbewijzen en een kopie van het kentekenbewijs. Als de elektrische bestelauto een leaseauto is, overlegt de subsidieontvanger tevens een getekende leaseovereenkomst met een getekende SEPA-overeenkomst voor automatische incasso, of betalingsbewijzen ten bedrage van tenminste de verleende subsidie;

    • b.

      indien de aangeschafte elektrische bestelauto een voertuig zonder kenteken betreft, overlegt de subsidieontvanger tevens een factuur en verklaring van de importeur of distributeur waaruit blijkt dat de aanvrager de eerste eigenaar van het voertuig is;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 15 van de ASA 2013 dient de subsidieontvanger binnen 8 maanden na de verlening van de subsidiebeschikking een aanvraag tot subsidievaststelling in.

Artikel 13 – Bevoorschotting

  • 1. Indien de subsidieontvanger de subsidiabele kosten heeft aanbetaald, verleent het college op schriftelijk verzoek van de aanvrager een voorschot op de verleende subsidie ten bedrage van die aanbetaling, tot ten hoogste 80% van het subsidiebedrag.

  • 2. Bij de aanvraag tot bevoorschotting overlegt de subsidieontvanger de getekende koop- of leaseovereenkomst, een factuur van de aanbetaling en een betaalbewijs.

Artikel 14 – Inwerkingtreding en looptijd

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na publicatie in het Gemeenteblad.

  • 2. Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2018, dan wel eerder indien het subsidieplafond als bepaald in artikel 7 van deze subsidieregeling is bereikt.

Artikel 15 – Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: ‘Subsidieregeling aanschaf elektrische bestelauto voor gebruik in Amsterdam’.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,
J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester
A.H.P. Van Gils, gemeentesecretaris

Toelichting

Artikelsgewijs

Ad artikel 1:

(Begripsomschrijvingen)

Met dit artikel zijn enkele kernbegrippen uit de subsidieregeling gedefinieerd. Meest spreken de gegeven definities voor zich.

De definitie van bestelauto is ontleend aan Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van

5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd.

In de gegeven definitie van elektrische bestelauto is opgenomen dat deze een equivalent vormt van een niet- elektrische bestelauto, om te waarborgen dat de elektrische bestelauto daadwerkelijk kan worden ingezet als volwaardig alternatief voor een diesel- of benzine-aangedreven bestelauto.

De definitie(s) van (kleine, middelgrote en grote) onderneming zijn ontleend aan (Bijlage I bij) de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.01.2014). Het onderscheid tussen kleine, middelgrote en grote ondernemingen is van belang voor het bepalen van het toegestane steunpercentage in geval subsidieverstrekking niet onder reikwijdte van de De- minimisverordening mogelijk is.

Het begrip concern is niet wettelijk bepaald. Vandaar dat er in deze subsidieregeling een definitie van is opgenomen. De centrale leiding is een kernbegrip bij een concern. In hoeverre hiervan sprake is kan worden bepaald aan de hand van de volgende factoren:

  • -

    de centrale leiding heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van andere ondernemingen;

  • -

    de centrale leiding heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan; en

  • -

    de centrale leiding heeft een directe of indirecte overheersende invloed.

De ‘Subsidieregeling elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik in Amsterdam’ kan worden geraadpleegd via: http://www.regelgeving.amsterdam.nl/subsidieregeling_voor_de_aanschaf_van_elektrische_voertuigen_voor_ zakelijk_gebruik_in_amsterdam.

Ad artikel 2 (Toepasselijkheid ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013’):

De ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013’ kan worden geraadpleegd via: http://www.regelgeving.amsterdam.nl/algemene_subsidieverordening_amsterdam_2013.

Ad artikel 3 (Doel subsidieregeling):

Eind 2014 is de Agenda Duurzaamheid door het college van B&W vastgesteld. Op 11 maart 2015 heeft de gemeenteraad hiermee unaniem ingestemd. In de Agenda Duurzaamheid is opgenomen dat Amsterdam inzet op uitstootvrij verkeer in 2025 voor zakelijke doelgroepen. Maatregelpakketten met stimulerende, faciliterende

en regulerende maatregelen per doelgroep moeten dit bewerkstelligen. Het beleidsdoel van deze subsidieregeling is gekoppeld aan de Agenda Duurzaamheid.

Met deze subsidieregeling is een samenloop met subsidie op grond van de Amsterdamse ‘Subsidieregeling elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik in Amsterdam’ expliciet mogelijk gemaakt. Dit omdat beide regelingen een verdere verwezenlijking van de gestelde doelen voor uitstootvrij verkeer in 2025 beogen, en elkaar hierin als zodanig kunnen versterken.

Ad artikel 4 : (Subsidiabele activiteiten)

De subsidiabele activiteit in dezen is het aanschaffen (waaronder voor de toepassing van deze subsidieregeling zowel koop als lease wordt begrepen) van een nieuwe elektrische bestelauto voor gebruik – tenminste gemiddeld driemaal per week – binnen de gemeente Amsterdam. Een niet binnen de gemeente zelf gevestigde ondernemer dient de beoogde inzet van de bestelauto binnen Amsterdam aan te tonen (voldoende aannemelijk te maken) middels het overleggen van objectieve bewijsstukken, zoals een rittenadministratie van het te vervangen voertuig, een, uitdraai van de zakelijke agenda en/of een overzicht van klantenbestand binnen Amsterdam.

Met het bepaalde in sub b. kan het college ook subsidie verlenen voor elektrische auto's die het college als bestelauto aanmerkt, maar geen voertuigclassificatie N1 hebben. Het college kan de subsidie verlenen als de voertuigen volledig vergelijkbaar zijn met bestelauto's en voldoen aan alle eisen voor het gebruik op de openbare weg. De reden hiervoor is dat de subsidie bedoeld is voor elektrische voertuigen die een volwaardig alternatief bieden voor een benzine- of diesel-aangedreven bestelauto. Er zijn voertuigen op de markt die, ondanks dat ze niet aan categorie N1 voldoen, in de stad wél een volwaardig alternatief voor een zgn. conventioneel bestelvoertuig vormen. Dergelijke voertuigen dragen dus bij aan het behalen van de doelstelling van de regeling.

Ad artikel 5 : (Subsidiabele kosten)

Als subsidiabele kosten zijn aangemerkt de extra investeringskosten die verbonden zijn aan de aanschaf van een nieuwe elektrische bestelauto, afgezet tegen de investeringskosten van aanschaf van een vergelijkbare diesel- aangedreven bestelauto. ‘Vergelijkbaar’ betekent in dezen dat het voertuig waarmee de aan te schaffen elektrische bestelauto vergeleken wordt in technisch opzicht vergelijkbaar moet zijn, zodat de elektrische bestelauto dus daadwerkelijk kan worden ingezet als volwaardig alternatief voor een diesel- of benzine- aangedreven bestelauto.

Deze bepaling sluit aan bij Europese staatssteunregels. In geval subsidieverstrekking niet mogelijk is onder werking van de De-minimisverordening, en subsidie derhalve wordt verleend onder voorwaarden van (artikel 36 van) de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, mag subsidie ook enkel betrekking hebben op (extra) investeringskosten die de ondernemer in staat stelt verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming. Exploitatiesteun zou in dezen onrechtmatige staatsteun vormen en is derhalve niet toegestaan.

Ad artikel 6 : (Hoogte van de subsidie)

Lid 1 en 2 – De hoogte van de subsidie is gemaximeerd op € 5.500,-- per aan te schaffen elektrische bestelauto. In geval subsidieverstrekking niet mogelijk is onder werking van de De-minimisverordening, is de hoogte van de subsidie evenwel mede afhankelijk van Europese staatsteunregels. In dat geval mag de subsidie in ieder geval niet meer bedragen dan een maximaal percentage van de subsidiabele kosten, zoals bepaald in artikel 36 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Lid 3 – Per aanvrager kan op grond van deze subsidieregeling niet meer dan € 11.000,-- subsidie worden verkregen. Als een aanvrager tot een concern behoort geldt dit maximum voor het hele concern. Hierdoor is het niet mogelijk om meer dan het gestelde maximum aan subsidie te verkrijgen, door vanuit verschillende project B.V.’s subsidieaanvragen in te dienen.

Ad artikel 7 : (Subsidieplafond)

In dit artikel is vermeld dat het subsidieplafond € 333.333,-- bedraagt, wat betekent dat geen nieuwe subsidies meer kunnen en zullen worden verstrekt indien daarmee het totaal aan op grond van deze subsidieregeling verstrekte subsidies de som van € 333.333,-- zou overschrijden. Dit subsidiebudget is door het Ministerie van I&M aan de gemeente Amsterdam beschikbaar gesteld, met als doel om in en rond Amsterdam gevestigde ondernemers die worden geraakt door de Amsterdamse milieuzone voor bestelvoertuigen te stimuleren een zgn. zero-emissie voertuig aan te schaffen ter vervanging van hun oude bestelvoertuig.

Het beschikbare subsidiebudget zal in beginsel worden verdeeld volgens het principe ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt'. Dit betekent dat volledige subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst zullen worden beoordeeld. In geval zich de situatie zou voordoen dat twee (of meer) volledige aanvragen die gelijktijdig zijn ingediend wegens het bereiken van het subsidieplafond niet beide (/ alle) verstrekt kunnen worden, zal het college de dan nog mogelijke subsidie verstrekken aan de aanvrager wiens activiteiten het meest overeenkomen met het omschreven doel van deze subsidieregeling.

Ad artikel 8 : (De aanvrager)

Subsidie kan enkel worden aangevraagd door binnen de gemeente Amsterdam of een van de aangrenzende gemeenten gevestigde ondernemingen. Dit betreft een voorwaarde die is gesteld door het Ministerie van I&M bij de beschikbaarstelling van het subsidiebudget aan de gemeente Amsterdam.

Omdat – zoals ook hiervoor aangegeven – de subsidie bedoeld is om ondernemers die geraakt worden door de Amsterdamse milieuzone voor bestelauto’s te stimuleren om ter vervanging van hun oude voertuig een elektrisch bestelauto aan te schaffen, en subsidie ingevolge de ASA 2013 ook slechts verstrekt wordt ten behoeve van activiteiten die in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de gemeente of haar ingezetenen, is als aanvullende voorwaarde opgenomen dat slechts ondernemers die de nieuw aan te schaffen elektrische bestelauto tenminste gemiddeld driemaal per week binnen Amsterdam zullen gebruiken voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Ad artikel 9 : (Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens)

In dit artikel zijn die gegevens en stukken opgesomd, die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of een aanvrager voldoet aan de in artikelen 4 en 8 van deze regeling gestelde criteria om in aanmerking te komen voor subsidie. Deze gegevens en stukken dienen door de subsidieaanvrager bij de aanvraag te worden overgelegd.

Ad artikel 10 : (Weigeringsgronden)

In aanvulling op de algemene weigeringsgronden die zijn genoemd in artikel 9 van de ASA 2013 zijn in dit artikel een negental gronden genoemd die in voorkomend geval zullen leiden tot afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van deze regeling. Dit betreft allereerst het niet voldoen aan de in de artikelen 4 en 8 gestelde cumulatieve voorwaarden/criteria voor subsidieverlening, dan wel het niet overleggen van de (met artikel 9 voorgeschreven) bewijsstukken daarvoor. Deze weigeringsgrond spreekt voor zich.

Met het bepaalde in sub b. zijn eisen gesteld aan de aan te schaffen elektrische bestelauto. Het voertuig waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet een volwaardig alternatief vormen voor een diesel- of benzine-

aangedreven variant, en dus voldoen aan alle vereisten die ook aan een zgn. conventionele bestelauto worden gesteld.

Het bepaalde in sub c. en d. houdt verband met het feit dat slechts subsidie kan worden verkregen voor aanschaf van een nieuwe elektrische bestelauto. Voor tweedehands voertuigen wordt geen subsidie verstrekt.

Het bepaalde in sub e. houdt in dat een aanvraag om subsidie op grond van deze regeling moet worden ingediend vóórdat tot aanschaf van een nieuwe elektrische bestelauto wordt overgegaan. Dit omdat de subsidie een stimulerend karakter draagt. Een achteraf ingediende subsidieaanvraag zal worden afgewezen.

Het bepaalde in lid f. houdt verband met het feit dat de subsidieontvanger de elektrische bestelauto daadwerkelijk tenminste gemiddeld driemaal per week binnen Amsterdam moet kunnen inzetten. In geval voor de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager binnen de gemeente Amsterdam vergunning vereist is, maar die vergunning ontbreekt, dan is het niet aannemelijk dat een niet binnen de gemeente Amsterdam gevestigde aanvrager de bestelauto daadwerkelijk binnen Amsterdam zal inzetten.

Het bepaalde in lid g. houdt een waarborg in dat de aanvrager zelf zorgdraagt voor een oplaadfaciliteit voor de elektrische bestelauto. Dit kan zijn op eigen terrein, via een publiek laadpunt of op terrein van derden. Een publiek laadpunt kan alleen worden aangevraagd indien de berijder van het voertuig niet beschikt over een eigen (parkeer)terrein. Deze eis garandeert optimale inzet van de elektrisch auto. Indien aannemelijk is dat een voertuig niet of niet voldoende binnen Amsterdam zal rijden omdat er geen laadmogelijkheden zijn kan het college aldus de subsidie weigeren.

Het bepaalde in lid h. vloeit direct voort uit Europese staatssteunregels.

Met lid i. is tot slot bepaald dat bij de aanschaf van een nieuwe elektrische bestelauto ‘stapeling’ van verschillende subsidies in beginsel niet mogelijk is. Een samenloop met subsidie op grond van de Amsterdamse ‘Subsidieregeling elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik in Amsterdam’ is echter expliciet wél mogelijk gemaakt. Dit omdat beide subsidieregelingen bijdragen aan een verdere verwezenlijking van de in de Agenda Duurzaamheid gestelde doelen voor uitstootvrij verkeer in 2025, en hierin elkaar als zodanig kunnen versterken.

Ad artikel 11 : (Aanvullende verplichtingen)

In dit artikel zijn enkele aanvullende verplichtingen opgenomen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen. De bevoegdheid tot het vaststellen van deze nadere verplichtingen is gebaseerd op artikel 4:37 Awb. Als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan kan dit reden zijn de subsidie te verlagen of in te trekken (artikel 4:48 en 4:49 Awb).

Een eerste verplichting die aan de subsidieverlening is verbonden is dat de subsidieontvanger de elektrische bestelauto waarop de subsidie betrekking heeft binnen een zes maanden te rekenen vanaf de datum van de verleningsbeschikking daadwerkelijk dient aan te schaffen. Wanneer de subsidieontvanger voorziet dat hij het voertuig niet binnen deze termijn kan/zal aanschaffen, is hij op grond van artikel 10, eerste lid, van de ASA 2013 verplicht het college hierover zo spoedig als mogelijk schriftelijk te informeren.

Het bepaalde in lid b. en c. houdt verband met de aan deze subsidieregeling ten grondslag liggende voorwaarde dat enkel binnen de gemeente Amsterdam of omliggende gemeenten gevestigde ondernemingen die de nieuw aan te schaffen elektrische bestelauto tenminste gemiddeld driemaal per week binnen Amsterdam zullen inzetten voor subsidie in aanmerking komen.

Ad artikel 12 : (Verantwoording en vaststelling van de subsidie)

Op grond van artikel 14 van de ASA 2013 dient voor subsidies hoger dan € 5.500,-- door de subsidieontvanger een verantwoording (aanvraag tot subsidievaststelling) te worden ingediend. Daarbij dienen door de subsidieontvanger die stukken en gegevens te worden overgelegd die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of de subsidie daadwerkelijk is besteed aan het doel waarvoor deze is verleend, in dit geval de aanschaf van een nieuwe elektrische bestelauto. Daarom is in dezen de verplichting opgenomen om bij de aanvraag tot subsidievaststelling een factuur van het aangeschafte voertuig, de daarop betrekking hebbende betaalbewijzen en een kopie van het kentekenbewijs te overleggen. In geval van lease wordt tevens een afschrift van de getekende leaseovereenkomst met een getekende SEPA-overeenkomst voor automatische incasso gevraagd.

Ad artikel 13 : (Bevoorschotting)

In geval een subsidieontvanger voor de aanschaf van een nieuwe elektrische bestelauto een aanbetaling heeft gedaan kan hij het college verzoeken om een voorschot op de verleende subsidie. Dit voorschot bedraagt in ieder geval niet meer dan het bedrag dat door de subsidieontvanger daadwerkelijk is aanbetaald, en ten hoogste 80% procent van de verleende subsidie.

In lid 2 zijn die gegevens en stukken opgesomd die de subsidieontvanger bij een schriftelijk verzoek om voorschot moet overleggen, en die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of de subsidieontvanger in aanmerking komt voor voorschot, en zo ja tot welk bedrag.

Ad artikel 14 : (Inwerkingtreding en looptijd)

Met dit artikel is bepaald vanaf welk moment subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd, en wanneer de regeling eindigt. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:40 Awb kan subsidie eerst worden aangevraagd nadat het collegebesluit tot vaststelling van deze subsidieregeling op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De subsidieregeling komt te vervallen op 31 december 2018, dan wel op het moment dat het subsidieplafond als bepaald in artikel 7 is bereikt indien dat moment eerder is dan 31 december 2018.

Ad artikel 15 : (Citeertitel)

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Staatssteun

Op grond van deze regeling zal subsidie worden verstrekt aan ondernemingen, en in dat geval dient dan ook rekening gehouden te worden met Europese regels omtrent staatsteun. Op grond van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) is sprake van staatssteun als cumulatief wordt voldaan aan vijf criteria. Er moet sprake zijn van een steunmaatregel die:

  • 1.

    wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • 2.

    met staatsmiddelen wordt bekostigd;

  • 3.

    een economisch voordeel verschaft dat niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen (non- marktconformiteit);

  • 4.

    selectief is: d.w.z. geldt voor één of enkele ondernemingen, een specifieke sector/regio, etc.; en

  • 5.

    (in potentie) de mededinging vervalst en leidt (of dreigt te leiden) tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

Subsidie op grond van deze regeling zal in beginsel voldoen aan deze criteria en daarmee aan te merken zijn staatssteun, tenzij met de subsidie de drempel voor de-minimissteun aan een onderneming niet wordt overschreden. De verleende steun is in dat geval per definitie te gering om te spreken van het vervalsen van de

mededinging en ongunstige beïnvloeding van het Europese handelsverkeer, zodat het hiervoor benoemde vijfde criterium niet wordt vervuld. De-minimissteun is daarmee géén staatssteun.

Echter, ook als subsidieverstrekking niet onder reikwijdte van de De-minimisverordening mogelijk is, en dus sprake zal zijn van staatssteun, betekent dit niet dat per definitie sprake zal zijn van ongeoorloofdestaatssteun. De subsidie kan ‘staatssteun-proof’ worden gemaakt als deze onder de werking van een vrijstellingsverordeningen – zoals de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) – kan worden gebracht.

De-minimissteun (EU 1407/2013 PB L 351)

Op grond van de De-minimisverordening is het toegestaan om aan ondernemingen steun te verlenen tot een totaal bedrag van € 200.000,-- gerekend over drie opvolgende belastingjaren. Voor ondernemingen die in het wegvervoer actief zijn geldt een de-minimisdrempel van € 100.000,--. Indien het een onderneming betreft die onderdeel uitmaakt van een concern, gelden genoemde drempels voor het gehele concern.

Indien een aanvrager bij zijn subsidieaanvraag een de-minimisverklaring overlegt, waaruit volgt dat hij in de laatste drie (d.i. het lopende en de twee direct voorafgaande) belastingjaren niet meer dan de maximaal toegestane de-minimissteun heeft ontvangen en ook met de aangevraagde subsidie de geldende de- minimisdrempel niet zal overschrijden, kan de subsidie zondermeer rechtmatig worden verleend. De subsidie wordt in dat geval in het geheel niet aangemerkt als staatsteun.

Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU 651/2014 PB L 187)

In geval subsidieverstrekking onder bereik van de De-minimisverordening niet mogelijk blijkt, kan nog beroep worden gedaan op de AGVV. Op grond van deel 7 van de AGVV is steun voor milieubescherming namelijk onder voorwaarden toegestaan. Artikel 36 van de AGVV heeft betrekking op investeringssteun die ondernemingen in staat stelt verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming. Aangezien elektrisch rijden niet verplicht is op grond van Unienormen, zal met de subsidieverstrekking de aanvrager gestimuleerd om een aanschaf te doen die verder gaat dan huidige wettelijk verplichtingen. In het vierde lid wordt nogmaals benadrukt dat, indien het aanschaf van nieuwe vervoersmiddelen voor vervoer over de weg betreft, vereist is dat ten tijde van de aanschaf van het vervoermiddel Unienormen (nog) niet van toepassing zijn.

Op grond van artikel 36 AGVV is dan ook subsidie mogelijk voor de aanschaf van nieuwe vervoersmiddelen die technisch verder gaan dan de Europese milieunormen die gelden voor vervoersmiddelen. Dergelijke subsidie mag enkel betrekking hebben op investeringskosten (waarvan sprake is bij koop of financiële lease), exploitatiesteun (waarvan sprake zou zijn bij operationele lease) is in dit geval niet toegestaan. Voorts geldt, ingevolge Hoofdstuk 1 van de AGVV, dat de subsidie een stimulerend effect moet hebben, wat inhoudt dat geen subsidie mag worden verstrekt als de betreffende elektrische bestelauto al is aangeschaft vóórdat een subsidieaanvraag is ingediend.

Artikel 36, vijfde lid, AGVV definieert de voor subsidie in aanmerking komende kosten als de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om verder te gaan dan de toepasselijke Unienormen, of indien er geen Unienormen toepasselijk zijn, de investeringskosten die nodig zijn om het niveau van milieubescherming te verhogen. Ingevolge sub b worden in onderhavig geval de in aanmerking komende kosten gevormd door de additionele investeringskosten die niet gemaakt zouden zijn bij aanschaf van een vergelijkbaar, conventioneel (diesel- of benzine-aangedreven) voertuig. De toegestane steunintensiteit bedraagt voor grote ondernemingen ten hoogste 40% van de in aanmerking komende kosten. Voor middelgrote onderneming geldt een toegestane steunintensiteit van ten hoogste 50%. Voor kleine onderneming is dit ten hoogste 60%.

Door toepassing van de AGVV kan worden volstaan met een kennisgeving aan de EU en hoeft de meldingsprocedure (ex artikel 108, derde lid, VWEU) niet te worden doorlopen.