Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent ALGEMEEN - Verlenen van mandaat en machtiging aan de directeur van het cluster Ruimte en Economie voor het uitoefenen van de bevoegdheden in verband met de beleidsvoorbereiding en uitvoering van enkele binnenwaterbeheertaken

B. Algemene bepalingen en vereisten

• 1. De directeur neemt bij de aan hem in mandaat of machtiging opgedragen taken of bevoegdheden, de algemene instructies en de instructies per geval als bedoeld in artikel 10:6 eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van het college onderscheidenlijk de burgemeester in acht.

• 2. Het mandaat tot uitoefening van een bevoegdheid heeft mede betrekking op alle handelingen die binnen het kader van de uitoefening van de bevoegdheid moeten worden verricht, zoals het namens het college ondertekenen van stukken, het voeren van correspondentie, het verzoeken om (aanvullende) informatie, het vragen of geven van advies, het verdagen van beslissingen, het verstrekken van inlichtingen en het voldoen aan publicatieverplichtingen.

• 3. Een krachtens dit besluit genomen primair besluit of verrichte handeling

  • a.

    past binnen het bestaande beleid en binnen de wettelijke en gemeentelijke regels;

  • b.

    past binnen het daartoe beschikbaar gestelde budget;

• 4. De in dit besluit gemandateerde bevoegdheden behelzen tevens de bevoegdheid te beslissen op bezwaar, voor zover het bezwaar zich richt tegen op basis van dit besluit genomen besluiten.

• 5. De directeur is bevoegd ondermandaat en -machtiging te verlenen aan personen die werkzaam zijn bij of voor het cluster Ruimte en Economie. Onder personen werkzaam bij of voor het cluster Ruimte en Economie worden ook verstaan personen die handelen in opdracht van de directeur met het oog op de uitvoering van de aan hem opgedragen taken en bevoegdheden.