Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan 2019

Geldend van 23-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan 2019

De raad van de gemeente Amsterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2019

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieverordening wordt verstaan onder:

  • a.

     

Amsterdam Bis

Amsterdamse Basis Infrastructuur bestaande uit daartoe in de Hoofdlijnen aangewezen kunstinstellingen en de instellingen die subsidie ontvangen voor een in deze verordening genoemde functie;

  • b.

     

AFK

Amsterdams Fonds voor de Kunst;

  • c.

     

AKr

Amsterdamse Kunstraad;

  • d.

     

ASA 2013

Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • e.

     

college

college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • f.

     

contouren

de vooruitblik op een komende Kunstenplanperiode met een beschrijving op Hoofdlijnen van de beleidsdoelstellingen welke de basis vormt voor gesprekken met de kunstsector;

  • g.

     

culturele infrastructuur

het samenhangend geheel van door de gemeente Amsterdam en het AFK gesubsidieerde instellingen die samen het culturele leven van Amsterdam bepalen;

  • h.

     

functie

onderdeel van de Amsterdamse Basisinfrastructuur dat in de Hoofdlijnen wordt gedefinieerd en waarop instellingen kunnen inschrijven;

  • i.

     

gemeenteraad

gemeenteraad van Amsterdam;

  • j.

     

Hoofdlijnen

de door de gemeenteraad vastgestelde nota waarin het inhoudelijke beleid ten aanzien van de kunst en cultuur, de cultuurpolitieke doelen en het financiële kader voor een periode van vier jaar is uitgezet;

  • k.

     

inrichtingseisen

de door de gemeenteraad vastgestelde eisen behorende bij de Hoofdlijnen over de wijze waarop een aanvraag wordt ingediend en welke informatie door een kunstinstelling dient te worden versterkt bij de aanvraag;

  • l.

     

Kunstenplan

de door de gemeenteraad ter uitwerking van de Hoofdlijnen vastgestelde nota over het gemeentelijk beleid en een overzicht van de door het college te subsidiëren instellingen in de Amsterdam Bis en door het AFK te subsidiëren overige instellingen;

  • m.

     

kunstinstelling

professionele instelling met rechtspersoonlijkheid gevestigd in Amsterdam die binnen de gemeente Amsterdam activiteiten uitvoert op het gebied van kunst en cultuur;

  • n.

     

Kunstenplanperiode

vierjaarlijkse periode waarbinnen subsidie kan worden verstrekt aan kunstinstellingen door het college en het AFK;

  • o.

     

kunstschouw

een bijzondere adviseur van het college en de gemeenteraad;

  • p.

     

Verkenning

het door de AKr halverwege de Kunstenplanperiode geschetst beeld van het culturele landschap, aanwezige functies en hun spreiding binnen de stad, een overzicht van de sterkten en zwakten binnen de cultuursector, de relatie met andere portefeuilles en stadsdelen;

Hoofdstuk 2 Totstandkoming van het Kunstenplan en de rolverdeling tussen de verschillende hierbij betrokken instellingen

Artikel 2 Verkenning, Contouren, Hoofdlijnen en het Kunstenplan

  • 1. Op grond van de Verordening op de Amsterdamse Kunstraad stelt de AKr halverwege de Kunstenplanperiode de Verkenning op.

  • 2. Het college heeft, volgend op de Verkenning, tot taak om de Contouren op te stellen.

  • 3. Het college stelt uiterlijk twee maanden voorafgaand aan de termijn waarin de vierjarige Kunstenplansubsidies kunnen worden aangevraagd met inachtneming van de Verkenning en de Contouren, de Hoofdlijnen op en legt deze ter vaststelling voor aan de gemeenteraad.

  • 4. De Hoofdlijnen bevatten in ieder geval:

    • a.

      de beleidsdoelstellingen binnen de culturele infrastructuur ter realisatie waarvan activiteiten voor subsidie in aanmerking komen;

    • b.

      de aanwijzing van de kunstinstellingen die een aanvraag kunnen doen voor een periodieke subsidie;

    • c.

      de omschrijving van de functies waarvoor periodieke subsidie kan worden aangevraagd;

    • d.

      de criteria en de uitwerking daarvan die bij de beoordeling van de subsidieaanvragen gehanteerd worden;

    • e.

      het financieel kader waarbinnen de subsidieverstrekking geschiedt en

    • f.

      de subsidieregelingen en -reglementen op basis waarvan subsidies in het kader van het Kunstenplan worden verstrekt.

  • 5. Voorafgaand aan het eerste jaar van de Kunstenplanperiode stelt het college het Kunstenplan op en legt dit voor zover het gemeentelijk beleid betreft ter instemming voor aan de gemeenteraad. Bij het Kunstenplan wordt ter kennisname een overzicht gevoegd van de subsidies die het college op grond van deze verordening aan de instellingen in de Amsterdam Bis verstrekt en die het AFK op grond van de Hoofdlijnen en de daarbij behorende regelingen verstrekt.

  • 6. Het college kan de termijn als bedoeld in het derde en vijfde lid, met ten hoogste een maand verlengen.

Artikel 3 De AKr

  • 1. De AKr is een adviescommissie ingesteld op grond van artikel 84 van de Gemeentewet, die het college en de gemeenteraad adviseert op verzoek of uit eigen beweging, over het te voeren beleid op het gebied van kunst en cultuur en over wet- en regelgeving.

  • 2. De Verordening op de Amsterdamse Kunstraad 2016 is op de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de AKr van toepassing.

  • 3. De Akr adviseert het college over de subsidieaanvragen voor de functies genoemd in artikel 8 van deze verordening.

Artikel 4 Het AFK

  • 1. Het AFK is bevoegd om, binnen het kader van de Hoofdlijnen, te besluiten over het verstrekken van subsidies ingevolge de regelingen die het college op grond van het tweede lid vaststelt;

  • 2. Het college is bevoegd subsidieregelingen, binnen het kader van de Hoofdlijnen, vast te stellen. Het AFK doet hiervoor een voordracht. Deze regelingen maken onderdeel uit van de Hoofdlijnen.

  • 3. Het college stelt het subsidieplafond vast voor de regelingen als bedoeld in het tweede lid. Het AFK is bevoegd om deelplafonds vast te stellen.

  • 4. In het Kunstenplan wordt tevens een overzicht opgenomen van de door het AFK gehonoreerde en afgewezen subsidieaanvragen.

Artikel 5 Kunstschouwen

  • 1. Op voordracht van het college bepaalt de gemeenteraad per Kunstenplanperiode of er kunstschouwen worden aangesteld, wie de kunstschouwen zijn en gedurende welke periode zij werkzaam zijn.

  • 2. De kunstschouwen hebben tot taak om een visie te ontwikkelen over kunst en cultuur in Amsterdam en om nieuwe ontwikkelingen aan te jagen en het college en de gemeenteraad daarover te adviseren.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast over de taak en het functioneren van de kunstschouwen.

Hoofdstuk 3 Periodieke subsidiëring van kunstinstellingen

Paragraaf 3.1 Inleidende bepalingen

Artikel 6 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze verordening uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 7 Doel subsidieverordening

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op de vierjarige periodieke subsidies voor activiteiten op het gebied van kunst en cultuur voor zover deze worden uitgevoerd door kunstinstellingen die behoren tot de Amsterdam Bis en passen binnen de beleidsdoelstellingen van de Hoofdlijnen.

Artikel 8 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een vierjarige periodieke subsidie verstrekken aan een kunstinstelling die onderdeel uitmaakt van de Hoofdlijnen voor activiteiten die passen binnen de beleidsdoelstellingen van die Hoofdlijnen.

  • 2. Het college kan een vierjarige periodieke subsidie verstrekken voor de functies genoemd in artikel 9 van deze verordening. Deze functies maken onderdeel uit van de Amsterdam Bis.

  • 3. De aanvragen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden getoetst aan de criteria als bedoeld in artikel 10. De Akr adviseert het college over de te nemen besluiten en neemt daarbij de beoordelingscriteria in acht.

Artikel 9 Functies

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken voor de functie Theatergezelschap of theaterproductiemaatschappij dat/die vanuit een duidelijke missie gericht op de inclusieve stad nieuwe/onvertelde verhalen van jonge en/of nieuwe makers centraal stelt, interdisciplinair werkt, een sterke verbinding met de stad heeft en een breed en divers publiek trekt onder meer in grote zalen. In deze functie zijn 2 plekken beschikbaar.

  • 2. Het college kan subsidie verstrekken voor de functie Dansgezelschap met productiehuisfunctie dat hedendaags repertoire en nieuwe dansvormen centraal stelt, een sterke verbinding met de stad heeft en een breed en divers publiek trekt onder meer op grote podia. In deze functie is 1 plek beschikbaar.

  • 3. Het college kan subsidie verstrekken voor de functie Dansgezelschap dat vanuit een duidelijke missie gericht op de inclusieve stad nieuwe dansvormen en jonge en/of nieuwe makers centraal stelt, een sterke verbinding met de stad heeft en een breed en divers publiek trekt onder meer op grote podia. In deze functie is 1 plek beschikbaar.

  • 4. Het college kan subsidie verstrekken voor de functie Presentatie-instelling voor hedendaagse beeldende kunst die vanuit een duidelijke missie gericht op de inclusieve stad nieuw werk van jonge en/of nieuwe makers centraal stelt, interdisciplinair werkt, een sterke verbinding met de stad heeft en een breed en divers publiek trekt. In deze functie zijn 2 plekken beschikbaar.

  • 5. Het college kan subsidie verstrekken voor de functie Instelling voor woordkunst en letteren die vanuit een duidelijke missie gericht op de inclusieve stad programma’s ontwikkelt, een sterke verbinding met de stad heeft en een breed en divers publiek trekt. In deze functie is 1 plek beschikbaar.

  • 6. Het college kan subsidie verstrekken voor de functie Multidisciplinair productiehuis voor talentontwikkeling en cultuureducatie voor kinderen en jongeren, gericht op bestaande kunstvormen en op het ontdekken van nieuwe kunstvormen door jonge makers. In deze functie is 1 plek beschikbaar.

  • 7. Het college kan subsidie verstrekken voor de functie Presentatie- en ontwikkelinstelling die opereert op het kruispunt van kunst, wetenschap en technologie en zich richt op de culturele impact van nieuwe technologieën. In deze functie is 1 plek beschikbaar.

  • 8. Het college kan subsidie verstrekken voor de functie Podium en platform voor debat en programma’s over kunst, cultuur, politiek en ontwikkelingen in de stad. In deze functie is 1 plek beschikbaar.

  • 9. Muziekgezelschap (ensemble) dat op zowel nationale als internationale podia optreedt, aandacht heeft voor verbinding met andere genres en voor talentontwikkeling. In deze functie zijn vier plekken beschikbaar, te weten voor een blazersensemble, een strijkersensemble, een ensemble voor hedendaagse muziek en een koor.

Artikel 10 Beoordelingscriteria

  • 1. De aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 8 eerste en tweede lid worden beoordeeld aan de hand van de volgende vier criteria:

    • a.

      artistiek belang;

    • b.

      belang voor de stad;

    • c.

      uitvoerbaarheid;

    • d.

      diversiteit en inclusie;

  • 2. In de Hoofdlijnen zijn de criteria genoemd in het eerste lid en de wijze waarop deze dienen te worden toegepast, nader uitgewerkt.

Paragraaf 3.2 Subsidieaanvraag

Artikel 11 Aanvragers

  • 1. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 8 lid 1 kan uitsluitend worden aangevraagd door een kunstinstelling die in de Hoofdlijnennota op naam is aangewezen.

  • 2. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 8 lid 2 kan uitsluitend worden aangevraagd door een kunstinstellingen die voldoet aan de omschrijving van de functie. De Akr beoordeelt of de aanvrager aan de omschrijving voldoet en adviseert het college hierover.

Artikel 12 Aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 geldt een aanvraagtermijn die loopt van 20 december tot en met 3 februari van het jaar voorafgaand aan de nieuwe Kunstenplanperiode, waarbij de aanvraag om uiterlijk 17.00 uur in het bezit moet zijn van de gemeente.

  • 2. Een aanvraag bevat in ieder geval de informatie als opgenomen in de Inrichtingseisen en dient te geschieden op de wijze als voorgeschreven in de Inrichtingseisen en de daarin opgenomen formulieren of formats.

  • 3. Het college toetst of een aanvraag voldoet aan de inrichtingseisen en of de aanvraag alle voorgeschreven informatie bevat.

  • 4. Indien een aanvraag niet volledig is, geeft het college de aanvrager een redelijke termijn om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 13 Advies AKr

  • 1. De AKr beoordeelt de aanvragen ingediend op grond van artikel 8 van deze verordening aan de hand van de criteria genoemd in artikel 10 en adviseert het college over de mate waarin een instelling voldoet aan de criteria en over de hoogte van de subsidieverlening.

  • 2. Het college verstrekt de AKr in verband met zijn adviestaak informatie betreffende de zakelijke kwaliteit van een aanvrager, financiële aandachtspunten en de aangevraagde subsidie voor het meerjarenonderhoudsplan aan de hand van door de aanvrager overgelegde jaarrekeningen, meerjarenbegrotingen en meerjarenonderhoudsplan.

  • 3. Mocht de aanvraag naar de mening van de AKr inhoudelijk niet aan een of meerdere van de gestelde eisen voldoen, dan wordt de aanvrager door de AKr een redelijke termijn gegund om de aanvraag aan te passen.

Artikel 14 Besluitvorming

  • 1. In afwijking van artikel 8 van de ASA 2013 beslist het college op een aanvraag ingediend op grond van artikel 8 van deze verordening om een vierjarige periodieke subsidie uiterlijk drie maanden voorafgaande aan het eerste jaar van de Kunstenplanperiode.

  • 2. Een besluit van het college inzake een verlening van een vierjarige periodieke subsidie vindt uitsluitend plaats onder de voorwaarde dat de gemeenteraad voldoende gelden hiervoor beschikbaar stelt op de begroting.

  • 3. De subsidieverlening maakt onderdeel uit van het Kunstenplan zoals genoemd in artikel 2, vijfde lid van deze verordening.

  • 4. Het college kan de termijn voor het nemen van een besluit met ten hoogste een maand verlengen.

Paragraaf 3.3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 15 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      de subsidieontvanger neemt actief verantwoordelijkheid voor de culturele infrastructuur door bijvoorbeeld toe te zien op (delen van) culturele ketens;

    • b.

      de subsidieontvanger gaat aantoonbaar structurele samenwerkingsverbanden aan met andere kunst- en cultuurinstellingen. Van de podia verwachten we dat zij onderling meer samenwerken en zich optimaal inzetten om met een zo divers en gevarieerd mogelijke reeks van producerende instellingen (bespelers) samen te werken;

    • c.

      de subsidieontvanger is actief zijn op het gebied van cultuureducatie en/of talentontwikkeling en/of cultuurparticipatie. In samenhang met het rijksbeleid vragen we een substantiële bijdrage aan cultuureducatie en/of talentontwikkeling, al naar gelang de aard en activiteiten van de instelling;

    • d.

      de subsidieontvanger zet zich aantoonbaar in voor het bereiken van nieuwe publieksgroepen (met name jong en divers);

    • e.

      de subsidieontvanger geeft uitvoering aan de Governance Code Cultuur, de Code Diversiteit & Inclusie en de Fair Practice Code en indien de subsidieontvanger een museum betreft, staat de subsidieontvanger ingeschreven in het Museumregister en geeft uitvoering aan de Ethische Code voor Musea (ICOM) ;

    • f.

      de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat het gebruik van bont in kleding of de verkoop van bont geen deel is van de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt, uitgezonderd bont dat vanuit kunsthistorisch perspectief wordt tentoongesteld of bont dat verwerkt is in materiaal dat hergebruikt wordt waaronder begrepen bestaande decorstukken;

    • g.

      het college kan de aanvrager bij een positief financieel resultaat verplichten een bestemmingsfonds te vormen dat uitsluitend besteed mag worden aan nog niet gerealiseerde activiteiten waarvoor de gemeente subsidie heeft verstrekt in de periode 2021-2024.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde verplichtingen nader uitwerken in het besluit waarmee de subsidie wordt verleend, dan wel deze verplichtingen gedeeltelijk van toepassing verklaren.

Hoofdstuk 4 Slotbepaling

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van publicatie in het Gemeenteblad.

  • 2. De eerste Kunstenplanperiode waarop deze verordening van toepassing is, vangt aan op 1 januari 2021.

  • 3. De Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan is van toepassing op subsidies verleend in het kader van het Kunstenplan 2017-2020 en blijft van kracht tot het moment dat alle op basis van die verordening verleende subsidies zijn vastgesteld. De hiervoor bedoelde verordening wordt ingetrokken met ingang van de achtste dag na die waarop de laatste subsidie is vastgesteld.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting bij de Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan

Omdat de verordening voor een deel criteria bevat die niet wijzigen ten opzichte van de huidige verordening, wordt in deze toelichting ingegaan op de belangrijke wijziging in de systematiek.

Algemeen

De Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan 2019 is de opvolger van huidige Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan In de gewijzigde verordening wordt, net als bij haar voorganger in het algemeen ingegaan op de wijze van totstandkoming van het Kunstenplan en de rolverdeling tussen de verschillende hierbij betrokken instellingen.

Het college kan de vierjarige periodieke subsidies verlenen aan de kunstinstellingen die in de Hoofdlijnen zijn aangewezen. Daarnaast kan het college voor een aantal functies subsidie verlenen. Andere kunstinstellingen kunnen subsidie aanvragen bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK).

Hoofdstuk 3 is opgesteld aan de hand van het model dat de gemeente hanteert voor het opstellen van nieuwe subsidieverordeningen. De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze verordening uitdrukkelijk wordt afgeweken.

De Hoofdlijnen 2021-2024 bevatten het beleidskader voor de komende Kunstenplanperiode waarin tevens omschreven wordt op welke wijze een kunstinstelling voor subsidie in aanmerking kan komen. Daarbij worden in de Hoofdlijnen de beoordelingscriteria, zoals genoemd in artikel 10 van deze verordening, nader uitgewerkt en wordt aangeven op welke wijze deze dienen te worden toegepast. De toelichting op deze verordening is dan ook grotendeels te vinden in de Hoofdlijnen.

Artikel 4 Het AFK

AFK besluit binnen de door de raad en het college gestelde kaders zelfstandig over aanvragen om subsidies die zijn aangevraagd op basis van de vierjarige subsidieregeling en de projectsubsidieregeling. Deze regelingen worden door het college vastgesteld. Het AFK is niet bevoegd tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak inzake SCE- Eindhoven. Het AFK wordt geattribueerd subsidie te verstrekken op basis van de subsidieregelingen die het college - op voordracht van het AFK - vaststelt.

AFK is tevens bevoegd tot het in eigen naam afhandelen van bezwaarschriften naar aanleiding van door het AFK afgegeven subsidiebesluiten.

De gemeenteraad acht het van belang dat AFK alleen subsidies toekent binnen het inhoudelijke en financiële kaders van de Hoofdlijnen en vindt het voorts van belang dat aanvragers en derden dezelfde rechtsbeschermingsmogelijkheden behouden als voorheen. Om dat te realiseren moet het AFK als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b van de Algemene wet bestuursrecht functioneren. Het AFK kan - functionerend als bestuursorgaan - subsidies verstrekken in de zin van de subsidietitel van de Awb, met alle rechtsbeschermingsmogelijkheden voor aanvragers en derde belanghebbenden van dien.

De gemeente baseert zich hiermee op de lijn die de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitgezet in zijn uitspraak van 17-09-2014, ECLI:NL:RVS:2014:3394. Hierin heeft de Raad van State bepaald dat privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen voorzieningen aan derden verstrekken (zoals AFK), aangemerkt kunnen worden als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, ook als geen openbaar gezag bij wettelijk voorschrift wordt toegekend.

Hierbij dient te worden voldaan aan twee cumulatieve eisen:

  • 1.

    de inhoudelijke criteria voor het verstrekken van geldelijke uitkeringen of voorzieningen worden in beslissende mate bepaald door een bestuursorgaan van de gemeente (gemeenteraad - Hoofdlijnennota en college - regelingen).

  • 2.

    de verstrekking van deze uitkeringen of voorzieningen worden in overwegende mate, dat wil zeggen in beginsel voor twee derden of meer, gefinancierd door een of meerdere bestuursorganen.

Aan beide eisen wordt in het geval van het AFK voldaan. Met betrekking tot de eerste eis geldt dat de regelingen die AFK voordraagt, door het college worden vastgesteld. Aan de tweede eis wordt ook voldaan, aangezien de gemeente de subsidies die het AFK in dit kader verstrekt volledig financiert.

Artikel 7 Doel subsidieverordening

Dit artikel beperkt het toepassingsbereik van deze verordening tot de vierjarige periodieke subsidies die worden verstrekt aan kunstinstellingen die onderdeel uitmaken van de Amsterdam Bis. De verordening is in ieder geval niet van toepassing op subsidies die enerzijds worden verstrekt door het AFK of anderzijds door het college voor wat betreft het cluster cultuureducatie, de Openbare Bibliotheek Amsterdam en de lokale media op grond van de Mediawet.

Artikel 14 Aanvullende verplichtingen

Er kan (tussentijds) de verplichting worden opgelegd om een bestemmingsfonds te vormen wanneer blijkt dat het subsidiebedrag niet volledig is besteed.