Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent maatregelenprotocol (Nadere regels maatregelenprotocol 2019)

Geldend van 01-04-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent maatregelenprotocol (Nadere regels maatregelenprotocol 2019)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

gelet op artikel 2.5b, derde lid, van de Taxiverordening Amsterdam 2012;

overwegende dat het voor het bevorderen van de kwaliteit van taxivervoer in Amsterdam wenselijk is minimale eisen te stellen aan de maatregelen die TTO’s opleggen;

besluit vast te stellen de volgende regeling:

Nadere regels maatregelenprotocol 2019

Artikel 1 Waarborgen maatregelenprotocol

Het maatregelenprotocol waarborgt in ieder geval:

  • 1.

    een redelijke termijn tussen de overtreding en de beslissing om een maatregel op te leggen;

  • 2.

    een redelijke termijn tussen de dag van bekendmaken van de maatregel aan de chauffeur en het uitvoeren of in werking treden van de maatregel, behoudens die gevallen waarin wegens spoedeisendheid of de aard van de overtreding geen redelijke termijn in acht genomen kan worden;

  • 3.

    dat rekening wordt gehouden met het aantal en aard van overtredingen die de chauffeur eerder heeft begaan;

Artikel 2 Toepassing maatregelenprotocol

Het maatregelenprotocol wordt zodanig toegepast dat:

  • 1.

    de TTO een individuele afweging maakt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval;

  • 2.

    indien er sprake is van bijzondere omstandigheden die specifiek de chauffeur betreffen, de TTO een maatregel kan aanpassen of kan afzien van het opleggen van een maatregel. Deze omstandigheden kunnen zijn:

    • 1.

      overmacht/noodsituatie;

    • 2.

      onevenredige gevolgen voor de chauffeur;

    • 3.

      staat van dienst van de chauffeur.

  • 3.

    indien de TTO besluit af te wijken van het maatregelenprotocol, zij het college hier onverwijld schriftelijk over informeert en daarbij de onderbouwing van het besluit om af te wijken meezendt.

  • 4.

    dat overtredingen van chauffeurs worden afgehandeld volgens het door het college goedgekeurde maatregelenprotocol van de TTO, zoals deze gold ten tijde van het constateren van de overtreding.

Artikel 3 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1. De nadere regels Maatregelenprotocol 2018 worden ingetrokken.

  • 2. Deze nadere regels treden in werking op 1 april 2020.

Artikel 4 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels maatregelenprotocol 2019.

Ondertekening

Amsterdam, 12 november 2019

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting Nadere regels maatregelenprotocol 2019

Algemeen

Het maatregelenprotocol is een vertaling van een aantal geformuleerde normen- en waarden naar op te leggen maatregelen door de TTO. In het maatregelenprotocol worden de gedragingen uit het normen- en waardenprotocol overgenomen met de daarbij behorende maatregelen. Op grond van artikel 2.5b, derde lid van de Taxiverordening Amsterdam 2012, kan het college nadere eisen stellen aan het maatregelenprotocol.

De TTO moet het maatregelenprotocol invullen met alle gedragingen die zijn opgenomen in het normen- en waardenprotocol. Hierbij moet de TTO zich houden aan de waarborgen opgenomen in artikel 1. De zwaarte van de daarbij op te leggen maatregelen wordt in principe aan de TTO zelf overgelaten, maar dient gebaseerd te zijn op de risicoanalyse die de TTO zelf heeft uitgevoerd.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Waarborgen maatregelenprotocol

Onder 1

De TTO hanteert een redelijke termijn tussen de overtreding en het besluit om de maatregel op te leggen. Deze termijn is ervoor bedoeld om hoor en wederhoor te kunnen plegen en, indien nodig, nader onderzoek te doen. Dit is van belang, omdat uit de procedure van hoor- en wederhoor en het nadere onderzoek bijzondere omstandigheden naar voren kunnen komen die de TTO bij de individuele afweging dient te betrekken. Chauffeur heeft binnen deze termijn de gelegenheid om de geconstateerde overtreding gemotiveerd te betwisten.

Onder 2

De redelijke termijn tussen de dag van bekendmaken en het uitvoeren of in werking treden van de maatregel is enerzijds van belang om de administratieve afhandeling goed te laten verlopen (informeren chauffeur en inname bescheiden) en anderzijds zodat chauffeur de tijd heeft om eventueel stappen te nemen om tijdens de duur van de maatregel andere werkzaakheden (als taxichauffeur) te kunnen uitvoeren.

Onder 3

Uit het maatregelenprotocol moet blijken dat bij herhaling van overtreding een zwaardere maatregel zal worden opgelegd.

Artikel 2 Toepassing maatregelenprotocol

Onder 1 en 2

Bij bepalen van de op te leggen maatregel maakt de TTO een individuele afweging met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Gelet hierop kunnen TTO’s afzien van het opleggen van de in het maatregelenprotocol opgenomen maatregelen als er sprake is van bijzondere omstandigheden van de chauffeur. Een enkele ontkenning van een chauffeur van een door een toezichthouder geconstateerde overtreding is onvoldoende. De volgende bijzondere omstandigheden kunnen worden onderscheiden:

  • Overmacht/noodsituatie

    Bij deze categorie moet worden gedacht aan bijvoorbeeld autopech, een onvoorzienbare verkeerssituatie of andere vormen van noodsituaties waardoor niet anders kon worden gehandeld dan door de chauffeur in dit geval is gedaan. Er is dan wel sprake van een overtreding, maar deze overtreding kan de chauffeur niet worden verweten.

  • Onevenredige gevolgen voor chauffeur

    Hier dient het te gaan om uitzonderlijke financiële gevolgen voor een chauffeur, zoals een faillissement met aantoonbaar blijvende financiële consequenties als gevolg van het opleggen van een minimale maatregel. Alleen het enkele feit dat een chauffeur financieel nadeel zal ondervinden is onvoldoende om van een maatregel af te zien.

  • Staat van dienst chauffeur

    In bepaalde gevallen kan er sprake zijn van een chauffeur die geruime tijd een zeer correcte staat van dienst heeft, waardoor gesproken kan worden van een ‘voorbeeldchauffeur’.

 

Onder 3

Indien de TTO afwijkt van het vergunde maatregelenprotocol, moet dit onverwijld aan het college worden doorgegeven, waarbij de motivering van het besluit om af te wijken wordt meegezonden.

 

Onder 4

Met dit artikel wordt geborgd dat op te leggen maatregelen altijd worden afgehandeld conform het door het college goedgekeurde maatregelenprotocol zoals deze gold ten tijde van de constatering van de overtreding. Een wijziging van het maatregelenprotocol waar nog geen goedkeuring op is verleend door het college, valt hier niet onder.

 

Artikel 3 Intrekking en inwerkingtreding

De wijzigingen omvatten enerzijds het laten vervallen van de minimale sancties voor de ‘Gouden 5’ gedragingen. Anderzijds omvatten ze een verdere uitwerking van de aan het maatregelenprotocol te stellen minimale eisen, het formaliseren van de afwegingsruimte, het informeren van het college bij afwijkingen van het maatregelenprotocol en het toepassen van het op de datum van overtreding geldende maatregelenprotocol.

 

Er is gekozen voor onmiddellijke werking op alle lopende aanvragen, reeds verleende vergunningen en nieuwe aanvragen.