Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie voor buurtteams (Subsidieregeling Buurtteams Amsterdam 2021-2026)

Geldend van 01-09-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie voor buurtteams (Subsidieregeling Buurtteams Amsterdam 2021-2026)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op Gemeentewet, art 160 eerste lid , Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, artikel 3, gezien het Hoofdlijnenbesluit inrichting Buurtteams Amsterdam zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 6 november 2019 en het Uitvoeringsbesluit Buurtteams Amsterdam zoals vastgesteld in de Raadsvergadering van 11 maart 2020,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling Buurtteams Amsterdam 2021-2026

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvullende ondersteuning Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): maatwerkvoorzieningen die betrekking hebben op aanvullende individuele ondersteuning, dagbesteding, hulp bij huishouden, logeeropvang, ondersteuning en opvang van slachtoffers bij huiselijk geweld en maatschappelijk opvang/beschermd wonen in het kader van de Wmo;

  • b.

    ambulante ondersteuning: ondersteuning bij zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, zijnde het bevorderen, stabiliseren of begeleiden in geval van achteruitgang, in het kader van de Wmo;

  • c.

    ASA: de Algemene Subsidieverordening Gemeente Amsterdam 2013;

  • d.

    buurtteam: team dat in een buurt van Amsterdam advies, informatie, ondersteuning en zorg biedt aan volwassenen;

  • e.

    buurtteamactiviteiten: de activiteiten van een samenwerkingsverband of buurtteamorganisatie als bedoeld in artikel 4 van deze regeling;

  • f.

    buurtteamorganisatie: een rechtspersoon opgericht door ten minste maar niet uitsluitend een MaDi die op het moment van de subsidieaanvraag gesubsidieerd wordt voor maatschappelijke dienstverlening in het stadsdeel waarvoor de subsidie wordt aangevraagd en een zorgaanbieder ambulante ondersteuning met als doel om binnen het betreffende stadsdeel buurtteams op te zetten dan wel in te richten en in stand te houden, alsmede op stadsdeelniveau het sociaal raadsliedenwerk en de (integrale) schuldhulpverlening te organiseren en zo een sluitend aanbod van buurtteamactiviteiten in de buurt aan te bieden;

  • g.

    buurtteamorganisatie in oprichting: de nog op te richten buurtteamorganisatie;

  • h.

    cliëntenvertegenwoordigers: een behartiger van de positie en het belang van cliënten;

  • i.

    continuïteitsplan: een beschrijving van de wijze waarop de continuïteit van zorg en ondersteuning aan de Amsterdammer wordt gegarandeerd in een situatie van onvoorziene omstandigheden, waaronder in ieder geval de situatie waarin een aanbieder van buurtteamactiviteiten in moeilijkheden komt te verkeren en/of ophoudt te bestaan;

  • j.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • k.

    Doorbraakteam: team dat professionals in buurtteams kunnen inschakelen bij casuïstiek waarin sprake is van een (dreigende) escalatie of een stagnatie in het proces en waar aanvullende expertise en inzet nodig is;

  • l.

    ervaringsdeskundigheid: het vermogen om op grond van eigen herstelervaring voor anderen ruimte te maken voor herstel, door eigen ervaringen en ervaringen van deelgenoten op een professionele (en soms ook op een vrijwillige) manier in te zetten;

  • m.

    governance: de wijze waarop binnen een samenwerkingsverband of buurtteamorganisatie, de bevoegdheden, rollen en verantwoordelijkheden omtrent bestuur en toezicht daarbinnen zijn georganiseerd;

  • n.

    hoofdlijnenbesluit: het Hoofdlijnenbesluit inrichting Buurtteams Amsterdam zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 6 november 2019;

  • o.

    Indicatieorgaan pgb: de door de gemeente aangewezen organisatie die een indicatie-advies inzake persoonsgebonden budget Wmo kan opstellen;

  • p.

    locaties: gebouwen van waaruit deelnemers aan een samenwerkingsverband of een Buurteamorganisatie hun activiteiten verrichten;

  • q.

    MaDi: een rechtspersoon op het gebied van Maatschappelijke Dienstverlening die thans ten minste algemeen maatschappelijk werk, sociaal raadsliedenwerk en de (integrale) schuldhulpverlening aanbiedt in een stadsdeel (of een deel daarvan indien deze taken in een stadsdeel zijn verkaveld);

  • r.

    multi problematiek: complexe problematiek die speelt op meerdere leefgebieden bij Amsterdamse gezinnen of personen;

  • s.

    netwerk: personen en organisaties die op formele of informele wijze actief zijn op het gebied van wonen, welzijn, participatie, werk, inkomen, jeugd, veiligheid, schuldenproblematiek en (gezondheids-)zorg in de regio Amsterdam;

  • t.

    OKT: Ouder- en Kindteams; organisatie binnen Amsterdam waar ouders, kinderen, jongeren en professionals die met jeugd werken, terecht kunnen met vragen en zorgen over opvoeden, opgroeien en gezondheid;

  • u.

    Participatiewet: de wet die ervoor moet zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking. Iedereen die kan werken maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning niet redt, valt onder de Participatiewet;

  • v.

    penvoerder: een MaDi of – indien de partijen van het samenwerkingsverband daartoe gezamenlijk besluiten – een aangewezen andere deelnemer van het samenwerkingsverband die mede namens de andere deelnemers aan het samenwerkingsverband de subsidieaanvraag indient en verantwoordelijkheid draagt voor de naleving van de eisen in deze subsidieregeling alsmede voor de uitvoering van de in de beschikking aangeduide subsidiabele activiteiten, de daaraan verbonden verplichtingen en de aanvraag voor subsidievaststelling en waarbij aan de penvoerder betaalde voorschotten en subsidiebetalingen, gelden als betalingen aan de van het samenwerkingsverband deel uitmakende subsidieontvangers, zijnde de deelnemers;

  • w.

    prestatiedialoog: het bespreken van de voortgang van het behalen van de gestelde doelen;

  • x.

    Route020: de Amsterdamse werkwijze van integrale schuldhulpverlening die stresssensitief is en uitgaat van maatwerk en de integrale hulpvraag van de klant;

  • y.

    samenwerkingsverband: een groep van rechtspersonen, waaronder ten minste maar niet uitsluitend een MaDi die op het moment van de subsidieaanvraag gesubsidieerd wordt voor maatschappelijke dienstverlening in het stadsdeel waarvoor de subsidie wordt aangevraagd en een zorgaanbieder ambulante ondersteuning, die samen werken met als doel om binnen het betreffende stadsdeel van Amsterdam buurtteams op te zetten dan wel in te richten en in stand te houden, alsmede op stadsdeelniveau het sociaal raadsliedenwerk en de (integrale) schuldhulpverlening te organiseren en zo een sluitend aanbod van buurtteamactiviteiten in de buurt aan te bieden;

  • z.

    Sociale Basis: breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning overwegend in de eigen buurt om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad;

  • aa.

    stadsdeel: een stadsdeel binnen de gemeente Amsterdam, zoals opgesomd in artikel 1 van de Verordening op lokaal bestuur;

  • bb.

    subsidieontvanger(s): de deelnemers van het samenwerkingsverband gezamenlijk respectievelijk de buurtteamorganisatie;

  • cc.

    taalniveau B1: eenvoudig Nederlands dat door de meerderheid van de bevolking wordt begrepen;

  • dd.

    transitieplan: een plan gericht op de transitie naar het werken in buurtteams en het oprichten van een buurtteamorganisatie;

  • ee.

    uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit Buurtteams Amsterdam zoals vastgesteld in de Raadsvergadering van 11 maart 2020;

  • ff.

    Werkkader: gemeentelijke richtlijn voor de werkwijze van de buurtteamorganisatie;

  • gg.

    Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • hh.

    Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • ii.

    WPI dienstverlening: dienstverlening van de gemeentelijke directies Werk, Participatie en Inkomen gericht op het ondersteunen van mensen die niet op eigen kracht aan het werk of uit de uitkering komen;

  • jj.

    zorgaanbieder ambulante ondersteuning: een zorgaanbieder die aantoonbare ervaring heeft met het aanbieden van ambulante ondersteuning.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

  • 1. Deze subsidieregeling is van toepassing op het beleidsterrein van de Wmo, de Participatiewet en de Wgs.

  • 2. Deze subsidieregeling heeft een tweeledig doel:

    • a.

      ondersteuning aan Amsterdammers, zoals omschreven in het Hoofdlijnenbesluit en het Uitvoeringsbesluit Buurtteams Amsterdam, zo doeltreffend en doelmatig mogelijk te organiseren in de Amsterdamse buurten, door middel van het organiseren en inrichten van buurtteams en het financieren van buurtteamactiviteiten, te verrichten door één samenwerkingsverband of buurtteamorganisatie per stadsdeel.

    • b.

      de transitie naar buurtteamorganisaties te faciliteren en financieren.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan voor de periode van 1 april 2021 tot en met 31 december 2026 aan de deelnemers van een samenwerkingsverband of buurtteamorganisatie per stadsdeel een periodieke subsidie verlenen voor het verrichten van de volgende activiteiten:

    • a.

      het op buurtniveau organiseren en uitvoeren van de volgende buurtteamactiviteiten;

      • i.

        informatie en advies over dienstverlening, over activiteiten in de buurt en over wonen, werk, participatie en inkomen, schulden, veiligheid, pgb en andere beschikbare voorzieningen in het sociale en medisch domein;

      • ii.

        een breed vraagverhelderingsgesprek en het maken van een integraal ondersteuningsplan met aandacht voor de omgeving van de Amsterdammer. Het voeren van regie over het integrale plan voor zover de cliënt daar niet toe in staat is;

      • iii.

        ambulante ondersteuning;

      • iv.

        ondersteuning en zorg op de sociale leefgebieden wonen, (psychische) gezondheid en veiligheid, in samenwerking met de sociale basis, OKT, zorgaanbieders, het veiligheidsnetwerk, de directie Wonen en de GGD van de gemeente Amsterdam;

      • v.

        ondersteuning en activering op het gebied van werk, participatie en inkomen in samenwerking met de directies Werk, Participatie, Inkomen (WPI) van de gemeente Amsterdam en waar nodig toeleiden naar aanvullende WPI dienstverlening: het aanbod participatie, re-integratie en werk, inkomensvraagstukken en inburgering;

      • vi.

        ondersteuning van huishoudens met multi problematiek;

      • vii.

        toeleiden naar activiteiten en mogelijkheden in de Sociale Basis;

      • viii.

        samenwerken met het OKT om gezamenlijk de spil in de wijk te vormen voor Amsterdamse huishoudens met ondersteuningsvragen.

      • ix.

        organiseren van netwerksamenwerking zowel stedelijk, binnen het stadsdeel als in de buurt, in samenhang met andere buurtteams en andere partijen zoals het stadsdeel en de Sociale Basis. Hierbij wordt ook aandacht gevraagd voor het behouden van en bijdragen aan stedelijke netwerken;

      • x.

        toeleiden naar aanvullende Wmo-dienstverlening waaronder wordt verstaan: hulp bij het huishouden, dagbesteding, het aanbod aanvullende individuele (voorheen ambulante) ondersteuning, logeeropvang, maatschappelijke opvang en beschermd wonen en ondersteuning en opvang van slachtoffers bij huiselijk geweld;

      • xi.

        toeleiden naar het indicatieorgaan pgb;

      • xii.

        het leveren van een actieve bijdrage aan de doorontwikkeling van het Amsterdamse sociale domein en de rol van de buurtteams daarbinnen.

    • b.

      Het organiseren en uitvoeren op stadsdeelniveau van:

      • i.

        het sociaal raadsliedenwerk;

      • ii.

        de (integrale) schuldhulpverlening (waaronder de aanpak vroegsignalering) conform route 020.

  • 2. In aanvulling op lid 1 kan het college in 2021 een eenmalige subsidie verlenen voor activiteiten die bijdragen aan, respectievelijk leiden tot:

    • i.

      het voortzetten van hulprelaties;

    • ii.

      de overname van betrokken personeel van latende organisaties die voorheen de buurtteamactiviteiten hebben uitgevoerd;

    • iii.

      het faciliteren van de overdracht van alle met betrekking tot de uitvoering van deze activiteiten te verrichten werkzaamheden;

    • iv.

      de overige voorbereidingen voor de start van de dienstverlening van de buurtteams en bijdragen aan de transitie in het Amsterdamse zorgstelsel

    • v.

      de transitie naar het samenwerkingsverband en/of de vorming van een buurtteamorganisatie.

  • 3. Het college verleent uitsluitend subsidie voor de gecombineerde uitvoering van de activiteiten in het eerste lid onder a. en b. en het tweede lid.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt gedurende de periode 1 april 2021 tot en met 31 december 2026 voor de activiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder a. en b. van deze subsidieregeling voor elk kalenderjaar een subsidieplafond vast. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor 1 januari van het jaar waarvoor het subsidieplafond geldt.

  • 2. Het college stelt binnen het subsidieplafond bedoeld in het eerste lid, gelijktijdig per stadsdeel voor de activiteiten die volgens artikel 4, lid 1 onder a. respectievelijk onder b. voor subsidie in aanmerking komen twee afzonderlijke deelsubsidieplafonds vast.

  • 3. Het college bepaalt voor 2021 het subsidieplafond per stadsdeel voor de activiteiten in artikel 4, lid 1 onder a. op basis van de verantwoordingsgegevens van de partijen maatschappelijke dienstverlening en aanbieders Ambulante Ondersteuning over 2018 en het verwachte tijdsbestek en omvang waarin de overdracht van cliënten vanuit Ambulante Ondersteuning naar de buurtteams zal plaatsvinden. Voor de periode 1 april tot en met 31 december 2021 zijn de subsidieplafonds per stadsdeel voor de activiteiten in artikel 4, lid 1 onder a. in de toelichting bij deze subsidieregeling opgenomen.

  • 4. Het college bepaalt in 2021 en volgende jaren, het voor het daarop volgende jaar geldende subsidieplafond per stadsdeel voor de activiteiten bedoeld in artikel 4, lid 1 onder a. op basis van:

    • a.

      gegevens over historisch zorggebruik in het voorgaande jaar;

    • b.

      objectieve maatstaven, waaronder het aantal inwoners, de demografische kenmerken en ontwikkelingen in een stadsdeel.

  • 5. Een wijziging, als gevolg van aanpassing van de verdeelsystematiek zoals bepaald in lid 4 van een deelplafond voor een stadsdeel betreffende de activiteiten bedoeld in artikel 4, lid 1 onder a. kan vanaf 2022 jaarlijks niet meer bedragen dan 2,5 procent en voor de subsidieperiode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026 maximaal 10 procent.

  • 6. Het college bepaalt jaarlijks het subsidieplafond per stadsdeel voor de activiteiten bedoeld in artikel 4, lid 1 onder b. op basis van verwachte aantallen te leveren producten en inzet van Sociaal Raadslieden in een stadsdeel. Voor de periode 1 april tot en met 31 december 2021 zijn de subsidieplafonds per stadsdeel voor de activiteiten in artikel 4, eerste lid onder b. in bijlage 11 bij deze subsidieregeling opgenomen.

  • 7. Het college stelt voor de activiteiten die volgens artikel 4, lid 2 voor subsidie in aanmerking komen een subsidieplafond vast voor 2021.

Artikel 6 Beoordeling aanvragen

  • 1. Het college beoordeelt de aanvragen voor subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4, voor zover deze niet zijn geweigerd en in beginsel voor subsidie in aanmerking komen, aan de hand van de criteria als bedoeld in lid 5.

  • 2. Ten behoeve van de beoordeling laat het college zich adviseren door een ambtelijke commissie die bestaat uit elf leden. De ambtelijke commissie kan in het kader van de totstandkoming van het advies (onafhankelijke) experts raadplegen.

  • 3. De beoordeling van de aanvragen vindt plaats in drie rondes.

  • 4. Bij de beoordeling van de aanvragen in de eerste en de tweede ronde zijn de door de aanvrager ingediende stukken leidend.

  • 5. In het kader van de eerste ronde worden de aanvragen aan de hand van de volgende criteria beoordeeld:

    • i.

      de mate waarin aanvrager blijk geeft van een op het gemeentelijk beleid aansluitende visie over de opzet en ontwikkeling van de organisatie van buurtteamactiviteiten en de concrete uitwerking hiervan in:

      • a)

        hulpverlening die laagdrempelig en nabij de cliënt is;

      • b)

        integrale dienstverlening aan de cliënt

      • c)

        verbinding met WPI dienstverlening;

      • d)

        ondersteuning en coördinatie van huishoudens met complexe problematiek, de wijze waarop de medewerkers Samen DOEN hier een rol in spelen, de borging van de kwaliteit en de relatie met het veiligheidsdomein;

      • e)

        de ontwikkeling van een lerende organisatie.

    • ii.

      de mate waarin aanvrager blijk geeft van een op het gemeentelijk beleid aansluitende visie over de opzet en ontwikkeling van het samenwerkingsverband, respectievelijk de buurtteamorganisatie en de concrete uitwerking hiervan in de inrichting van integrale schuldhulpverlening (inclusief vroegsignalering) en sociaal raadsliedenwerk;

    • iii.

      de mate waarin aanvrager kennis heeft van bestaande netwerken en problematiek in de buurten en wijken van het stadsdeel waarop de aanvraag betrekking heeft en een realistische aanpak schetst over hoe het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie (in oprichting) op lokale netwerken kan aansluiten;

    • iv.

      de mate waarin blijkt dat aanvrager continuïteit van zorg en ondersteuning aan de Amsterdammer biedt;

    • v.

      de wijze waarop de aanvrager het samenwerkingsverband heeft vormgegeven, invulling geeft aan de transformatie naar een buurtteamorganisatie, de visie op governance en sturing van het samenwerkingsverband, respectievelijk de buurtteamorganisatie en de mate waarin de aanvrager in staat is een efficiënte bedrijfsvoering en efficiënte en effectieve ondersteunende processen in te richten;

    • vi.

      de mate waarin de begroting realistisch en sluitend is en de in artikel 7 bepaalde subsidiabele kosten juist en in redelijkheid zijn opgenomen.

  • 6. Het maximale aantal punten dat op grond van lid 5 kan worden behaald is 780 punten:

    • Aan het criterium genoemd in lid 5 onderdeel i kunnen maximaal 200 punten worden toegekend;

    • Aan het criterium genoemd in lid 5 onderdeel ii kunnen maximaal 200 punten worden toegekend;

    • Aan het criterium genoemd in lid 5 onderdeel iii worden maximaal 120 punten toegekend;

    • Aan het criterium genoemd in lid 5 onderdeel iv worden maximaal 120 punten toegekend;

    • Aan het criterium genoemd in lid 5 onderdeel v worden maximaal 100 punten toegekend;

    • Aan het criterium genoemd in lid 5 onderdeel vi worden maximaal 40 punten toegekend.

  • 7. Als een aanvrager niet voor ieder criterium als bedoeld in lid 5 afzonderlijk ten minste de helft van de punten scoort die hij op grond van lid 6 kan scoren, dan wel voor ieder criterium als bedoeld in lid 5 afzonderlijk ten minste de helft van de punten scoort die hij op grond van lid 6 kan scoren, maar in totaal niet meer dan 440 punten scoort, gaat de aanvrager door naar de tweede ronde.

  • 8. Als een aanvrager voor ieder criterium als bedoeld in lid 5 afzonderlijk meer dan de helft van de punten scoort die hij op grond van lid 6 kan scoren en in totaal gelijk aan of meer dan 440 punten scoort, gaat de aanvrager direct door naar de derde ronde.

  • 9. Voorafgaand aan de tweede ronde verbetert de aanvrager zijn aanvraag aan de hand van de vragen van het college en de ambtelijke commissie en met inachtneming van de beoordeling in het kader van de eerste ronde.

  • 10. In het kader van de tweede ronde worden de criteria als bedoeld in lid 5 opnieuw beoordeeld met inachtneming van werkwijze in lid 2.

  • 11. Als een aanvrager voor ieder criterium als bedoeld in lid 5 afzonderlijk meer dan de helft van de punten scoort die hij op grond van lid 6 kan scoren en in totaal gelijk aan of meer dan 440 punten scoort, gaat de aanvrager door naar de derde ronde.

  • 12. In het kader van de derde ronde voert de aanvrager een gesprek met een vertegenwoordiging van de ambtelijke commissie en verzorgt de aanvrager een presentatie waarin hij de aanvraag toelicht op de volgende onderdelen:

    • i.

      de mate waarin blijkt dat aanvrager continuïteit van zorg en ondersteuning aan de Amsterdammer biedt, ook in een situatie waarin de aanvrager of een partij in het samenwerkingsverband in moeilijkheden verkeert en/of ophoudt te bestaan en

    • ii.

      de wijze waarop de aanvrager het samenwerkingsverband heeft vormgegeven, invulling geeft aan de transformatie naar een buurtteamorganisatie, de visie op governance en sturing van het samenwerkingsverband en de buurtteamorganisatie.

  • 13. Het maximale aantal punten dat op grond van lid 12 kan worden behaald is 220 punten.

  • 14. Subsidie wordt uitsluitend verleend aan de aanvrager die voor ieder criterium als bedoeld in de leden 5 en 12 meer dan de helft van de punten scoort die hij op grond van de leden 6 en 13 kan scoren én in totaal gelijk aan of meer dan 660 punten scoort.

  • 15. Als er in een stadsdeel meer dan één subsidieaanvraag is ingediend, wordt de subsidie verleend aan de hoogst scorende aanvrager die voldoet aan de vereisten van lid 14.

Artikel 7 Hoogte van het subsidiebedrag en subsidiabele kosten

  • 1. Het college verleent voor de activiteiten als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder a. per stadsdeel subsidie volgens een functiebekostiging (lump sum) waarbinnen deze activiteiten volledig worden uitgevoerd.

  • 2. Het college verleent voor de activiteiten als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder b. per stadsdeel subsidie volgens productgebonden financiering, op basis van de verwachte aantallen te leveren producten, met een vergoeding per resultaat zoals vermeld in de bijlage 12 van deze subsidieregeling.

  • 3. Het college verleent voor de activiteiten als bedoeld in artikel 4, tweede lid per stadsdeel subsidie voor de werkelijke kosten van het uitvoeren van de activiteiten in het activiteitenplan.

  • 4. Voor de uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder a. komen voor verstrekking van subsidie in aanmerking kosten voor loon van medewerkers in de buurtteams die inzet leveren voor het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten, opleiding, continueren van eerder opgebouwde certificering en waar nodig het verkrijgen ervan, ontwikkeling van de dienstverlening, inzet van teamleiders, kosten voor algemene overhead en overige kosten voor zover deze direct gerelateerd aan en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten in het activiteitenplan.

  • 5. Indien het subsidieplafond als bedoeld in artikel 5, zevende lid ontoereikend blijkt, verdeelt het college het budget, met inachtneming van het bepaalde in lid 6 evenredig over de aanvragers die op grond van artikel 6 voor subsidie in aanmerking komen.

  • 6. Voor de uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, komen voor verstrekking van subsidie in aanmerking:

    • a.

      de werkelijk gemaakte kosten voor personeel dat tijdelijk extra inzet moet plegen voor continuïteit van zorg bij de overdracht van cliënten vanuit de Ambulante Ondersteuning,

    • b.

      kosten in verband met extra tijd voor opleiding en trainingen en kosten die samenhangen met de overname en inpassing van personeel van latende partijen,

    • c.

      noodzakelijke kosten die verband houden met de transitie naar het samenwerkingsverband en/of de vorming van een buurtteamorganisatie, waaronder notariële kosten.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 8 De aanvrager

  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een samenwerkingsverband of een buurtteamorganisatie (in oprichting).

  • 2. Als de subsidie wordt aangevraagd door een samenwerkingsverband, kan de aanvraag uitsluitend worden gedaan door de penvoerder.

Artikel 9 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 6, tweede lid, van de ASA worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a.

    een meerjarig Activiteitenplan met een opgave van de resultaten gericht op de uitvoering van de dienstverlening met een gedetailleerde uitwerking van het eerste jaar. De elementen die daarin ten minste moeten terugkomen, staan vermeld bij artikel 9 onder a. in de artikelsgewijze toelichting van deze subsidieregeling;

  • b.

    een samenvatting van vijf (5) pagina’s van het activiteitenplan gericht op de uitvoering van de dienstverlening geschreven op B1 niveau mede ten behoeve van de beoordeling door cliëntenvertegenwoordigers;

  • c.

    een begroting voor het jaar 2021 op basis van het beschikbaar gestelde format. De elementen die daarin ten minste moeten terugkomen, staan vermeld bij artikel 9 onder c. in de artikelsgewijze toelichting van deze subsidieregeling;

  • d.

    een geldig certificaat van ISO 9001, HKZ, NEN-EN 15224, of een eigen vergelijkbaar werkend kwaliteitsmanagementsysteem op naam van de penvoerder dan wel op naam van één van de rechtspersonen in het desbetreffende samenwerkingsverband, of indien wordt aangevraagd door een buurtteamorganisatie (in oprichting) op naam van die organisatie;

  • e.

    een geldig certificaat van ISO 27001, NEN 7510, Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) of een eigen vergelijkbaar werkend informatiemanagementsysteem op naam van de penvoerder dan wel op naam van één van de rechtspersonen in het desbetreffende samenwerkingsverband, of indien wordt aangevraagd door een buurtteamorganisatie (in oprichting) op naam van die organisatie;

  • f.

    een NVVK-lidmaatschap op naam van de penvoerder dan wel op naam van één van de rechtspersonen in het desbetreffende samenwerkingsverband, of indien wordt aangevraagd door een buurtteamorganisatie (in oprichting) op naam van die organisatie;

  • g.

    ingevuld Aanvraagformulier: Integrale Schuldhulpverlening inclusief Vroegsignalering;

  • h.

    Ingevuld Referentieformulier: Referentie Ambulante zorgaanbieder;

  • i.

    Ingevulde Verklaring: Onafhankelijke toeleiding;

  • j.

    indien de aanvraag wordt ingediend namens een samenwerkingsverband:

    • i.

      een verklaring van alle deelnemers van het samenwerkingsverband waaruit blijkt dat alle deelnemers instemmen met de penvoering, de inhoudelijke en financiële verantwoording door de penvoerder en waarin de penvoerder wordt gemachtigd om namens de deelnemers betalingen in ontvangst te nemen en eventuele (terug)betalingen te verrichten in het kader van eventuele terugvordering van subsidie(voorschotten);

    • ii.

      een beschrijving van de governance van het samenwerkingsverband.

  • i.

    indien de aanvraag wordt ingediend door een buurtteamorganisatie (in oprichting):

    een beschrijving van de governance van de buurtteamorganisatie.

Artikel 10 Aanvraagtermijnen

  • 1. In afwijking van artikel 6 van de ASA wordt de aanvraag voor subsidie uiterlijk 26 augustus 2020, 17:00 uur ingediend bij het college. Aanvragen worden ingediend via https://www.amsterdam.nl/subsidies/subsidies-onderwerp/ of per post gericht aan het Subsidiebureau gemeente Amsterdam.

  • 2. Het college kan gedurende de looptijd van de regeling, de regeling openstellen voor nieuwe aanvragen in het geval dat:

    • a.

      geen subsidie wordt verstrekt op grond van artikel 6;

    • b.

      in een stadsdeel geen buurtteamorganisatie beschikbaar is, danwel dat een buurtteamorganisatie geheel of gedeeltelijk ophoudt met het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      er als gevolg van een gemeentelijke fusie of stedelijke uitbreiding, naar het oordeel van het college, in een wezenlijk groot gebied geen buurtteamactiviteiten beschikbaar zijn.

  • 3. Het college deelt het opnieuw openstellen van de regeling mee in het gemeenteblad via https://officiëlebekendmakingen.nl.

Artikel 11 Beslistermijn

In afwijking van artikel 8 van de ASA beslist het college op een aanvraag voor subsidie voor 14 oktober 2020. Het college kan deze termijn éénmaal met acht weken verlengen.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 12 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9 van de ASA weigert het college de subsidie als:

  • a.

    niet is voldaan aan één van de eisen van de regeling;

  • b.

    niet aannemelijk is dat sprake zal zijn van onafhankelijke toeleiding;

  • c.

    de aanvraag in totaal op alle beoordelingscriteria genoemd in artikel 6 minder dan 660 punten scoort;

  • d.

    de aanvraag op een afzonderlijk beoordelingscriterium genoemd in artikel 6 minder dan 50% van het aantal te behalen punten scoort;

  • e.

    een partij die een contract met de gemeente heeft voor aanvullende ondersteuning Wmo en/of MO/BW, overwegende invloed heeft binnen het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie;

  • f.

    de aanvrager deel uitmaakt van een rechtspersoon waarvan ook meer dan twee andere aanvragers voor andere stadsdelen onderdeel uitmaken.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie aan een buurtteamorganisatie in oprichting

Artikel 13 Verlening onder ontbindende voorwaarden

Het college verleent de subsidie voor buurtteamactiviteiten aan een samenwerkingsverband onder de ontbindende voorwaarden dat:

  • i.

    de rechtspersonen die deel uitmaken van het samenwerkingsverband uiterlijk op 1 juli 2022 een buurtteamorganisatie hebben opgericht;

  • ii.

    de buurtteamorganisatie de subsidieaanvraag bekrachtigt die de penvoerder namens de deelnemers aan het samenwerkingsverband heeft ingediend;

  • iii.

    de buurtteamorganisatie de standpunten erkent die de penvoerder jegens de subsidieverstrekker heeft ingenomen als standpunten van de deelnemers aan het samenwerkingsverband en verklaart deze voor haar rekening te nemen;

  • iv.

    de buurtteamorganisatie verklaart te zullen treden in de rechten en plichten van alle subsidieontvangers binnen het samenwerkingsverband;

  • v.

    een partij die een contract met de gemeente heeft voor aanvullende ondersteuning Wmo en/of MO/BW, geen overwegende invloed heeft binnen het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie;

  • vi.

    het college instemt met de voorgestelde governance van de buurtteamorganisatie;

  • vii.

    het college instemt het continuiteitsplan van de buurtteamorganisatie.

Hoofdstuk 6 Verlening onder opschortende voorwaarde van voldoende middelen op de begroting

Artikel 14 Begrotingsvoorbehoud

De subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat er jaarlijks voldoende middelen voor het Programma Buurtteams Amsterdam op de door de gemeenteraad vast te stellen begroting worden opgenomen.

Hoofdstuk 7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 15 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Naast de verplichtingen op grond van artikel 10, 11 en 12 van de ASA, zijn aan de subsidieverlening de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      de subsidieontvanger draagt zorg voor de instandhouding van een zodanig samenwerkingsverband en een zodanige buurtteamorganisatie dat de omvang, kwaliteit en continuïteit van buurtteamactiviteiten ten alle tijden is geborgd. De subsidieontvanger maakt daarvoor gebruik van door het college vastgestelde protocollen;

    • b.

      de subsidieontvanger vraagt op voorhand schriftelijke instemming van het college voor het wijzigen van (de governance van) het samenwerkingsverband en de buurtteamorganisatie;

    • c.

      de subsidieontvanger voert de buurtteamactiviteiten uit binnen het gemeentelijk beleid voor de Wmo, integrale schuldhulpverlening, Participatiewet en binnen de van toepassing zijnde landelijke regelgeving. Ook maakt de subsidieontvanger gebruik van de daarvoor relevante applicaties;

    • d.

      de subsidieontvanger draagt zorg voor de nadere uitwerking en implementatie van voorschriften en richtlijnen over de verwerking van persoonsgegevens die in het kader van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten plaatsvindt;

    • e.

      de subsidieontvanger maakt gebruik van en draagt zorg voor de ontwikkeling (2020), doorontwikkeling (na 2020) en implementatie van de applicatie Buurtteams Amsterdam en andere ontwikkelingen op het gebied van informatievoorziening en kennisdeling vanuit de gemeente Amsterdam, binnen de voorschriften en richtlijnen als bedoeld onder d.

    • f.

      de subsidieontvanger draagt zorg voor passende huisvesting van de buurtteams conform de richtlijnen uit de huisvestingsvisie van de gemeente Amsterdam;

    • g.

      de buurtteam beschikt voor 1 januari 2023 over de certificaten en het lidmaatschap als bedoeld in artikel 9 op naam van de buurtteamorganisatie;

    • h.

      de subsidieontvanger werkt samen met andere partijen – waaronder gemeentelijke directies en/of partijen die gecontracteerd zijn in het kader van de Inkoop Aanvullende ondersteuning Wmo inclusief MO/BW – mee aan de totstandkoming van een (1) plan per huishouden;

    • i.

      de subsidieontvanger voert de activiteiten uit met inachtneming van en respect voor verschillen bij Amsterdammers in geloof, etnische afkomst, sociaaleconomische afkomst en seksuele oriëntatie.

    • j.

      de subsidieontvanger voert de afspraken met de subsidieverstrekker over monitoring, evaluatie en bijsturing uit. De subsidie wordt jaarlijks mede vastgesteld op basis van de uitkomsten van de resultaten van de monitoring en evaluaties en kan tussentijds door de subsidieverstrekker worden beëindigd als de beoogde resultaten niet worden behaald;

    • k.

      de subsidieontvanger dient jaarlijks voor 1 oktober voorafgaand aan een nieuw kalenderjaar vallend in het subsidietijdvak, een geactualiseerde versie van het activiteitenplan en de begroting in, , ter goedkeuring door het college;

    • l.

      de subsidieontvanger levert in samenwerking met de gemeente en andere samenwerkingsverbanden en/of buurtteamorganisaties vanuit eigen expertise en capaciteit een evenredige bijdrage aan stedelijke en landelijke projecten op het gebied van bijvoorbeeld kennisdeling, kwaliteitsontwikkeling, verbetertrajecten, onderzoek, communicatie, klanttevredenheid, digitale dienstverlening en dienstverlening aan specifieke groepen.

    • m.

      de subsidieontvanger is beschikbaar voor het bijdragen of deelnemen aan projecten binnen het Amsterdamse sociale stelsel;

    • n.

      de subsidieontvanger neemt tijdens de transitie- en transformatieperiode van de buurtteams actief deel aan een stedelijke stuur- en werkgroep, waarin de transitie en transformatie worden vormgegeven en gemonitord in nauwe samenwerking tussen de subsidieontvangers en gemeente Amsterdam;

  • 2. Het college kan in de subsidieverleningsbeslissing tevens bepalen dat de subsidieontvanger een egalistiereserve als bedoeld in artikel 4:72 Awb vormt.

  • 3. De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 8 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 16 Verantwoording

  • 1. Na afloop van ieder boekjaar vallend in het subsidietijdvak, dient subsidieontvanger, dan wel de penvoerder namens de subsidieontvangers, een aanvraag om subsidievaststelling in conform de bepalingen zoals opgenomen in artikel 15 van de ASA.

  • 2. In aanvulling op artikel 15 van de ASA geldt de verplichting dat bij de aanvraag om vaststelling na afloop van het gesubsidieerde tijdvak een financiële verantwoording wordt overgelegd met een gelijke indeling als de bij de aanvraag om een subsidieverlening ingediende begroting.

Artikel 17 Intrekking en terugvordering

Als een subsidie die is verstrekt aan een samenwerkingsverband (gedeeltelijk) wordt gewijzigd, ingetrokken of lager vastgesteld, dan kan het college de alsdan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en -voorschotten niet alleen terugvorderen bij de subsidieontvangers, zijnde de deelnemers aan het samenwerkingsverband, maar ook in zijn geheel bij de penvoerder.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 18 Looptijd regeling

Deze regeling treedt in werking op 01 juli 2020.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Buurtteams Amsterdam 2021-2026.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 juni 2020.

Femke Halsema,

Burgemeester

Peter Teesink,

Gemeentesecretaris

Bijlage 11: toelichting bij aanvraagformulier 2021: Integrale Schuldhulpverlening inclusief Vroegsignalering

Voor het aanvragen van subsidie voor de uitvoering van taken onder artikel 4.1.b van de subsidieregeling buurtteams Amsterdam, vult u het bijgevoegde Excel bestand (Bijlage 12 aanvraagformulier 2021: Integrale Schuldhulpverlening inclusief Vroegsignalering) in. Hieronder treft u een nadere toelichting bij het invullen.

Nadere verdeling subsidieplafonds activiteiten onder artikel 4 lid 1 sub b

De subsidieplafonds zoals opgenomen onder artikel 5 lid 6 kennen voor de activiteiten Schuldhulpverlening en Sociaal Raadsliedenwerk voor 2021 de volgende nadere onderverdeling:

Bedrag per stadsdeel

SHV (excl. I&A)

I&A

Jongeren

SHV Bijstands-gerechtigden

VEOA/EOA

SR

Budget tbv verbeter-initiatieven

Totaal (subsidie-plafond)

Noord

945.675

408.750

232.500

163.500

312.750

412.500

56.250

2.531.900

Zuid

604.725

427.500

90.750

405.000

298.500

581.250

56.250

2.464.000

Centrum

269.700

217.500

78.750

153.750

300.750

254.250

56.250

1.331.000

Oost

599.175

276.750

212.250

258.750

422.250

538.500

56.250

2.363.900

Zuidoost

1.327.350

302.250

168.750

238.500

329.250

500.250

56.250

2.922.600

West

1.248.075

282.750

212.250

244.500

333.750

661.500

56.250

3.039.100

Nieuw West

1.214.025

351.750

225.000

235.500

678.750

878.250

56.250

3.639.500

 
 
 
 
 
 
 
 
 

Totaal in euro

6.208.725

2.267.250

1.220.250

1.699.500

2.676.000

3.826.500

393.750

18.292.000

Totaal in %

34%

12%

7%

9%

15%

21%

2%

100%

De plafonds per stadsdeel staan vast. De onderverdeling van de stadsdeelplafonds naar onderwerp is indicatief en kan in overleg tussen aanvrager en gemeente worden bijgesteld.

Geen wachtlijsten en oplopende doorlooptijden

De subsidie die u ontvangt is gebaseerd op de activiteiten op basis van historische gegevens, de populatie in het betreffende stadsdeel en de ambities van het college.

Dit betekent dan ook dat bij onverwachte hoge instroom of als een uitbreiding van vroegsignalering leidt tot meer gesprekken dan vooraf voorzien, er altijd in samenspraak gekeken wordt of de bestaande capaciteit afdoende is gelet op de gerealiseerde aantallen.

Dit geldt voor zowel Schuldhulpverlening als voor het sociaal raadsliedenwerk.

Wachtlijsten, oplopende wachttijden, oplopende doorlooptijden en het niet oppakken van meldingen vroegsignalering zijn niet acceptabel. We spreken van een wachtlijst op het moment dat een klant niet binnen twee weken een eerste gesprek kan krijgen na aanmelding (online, via de receptie of na een aanmeldgesprek). Idealiter vindt het eerste gesprek direct of in ieder geval binnen vijf werkdagen plaats omdat de ervaring is dat de motivatie afneemt na die periode. Er is ook sprake van een wachtlijst als de wachttijd voor de intake schuldhulpverlening langer

U dient een hogere instroom e.d. die leiden tot beduidend meer activiteiten, tijdig aan te geven, zodat de gemeente in staat is om hierop in te spelen en een aanvullende subsidieaanvraag bij meer capaciteitsinzet, tijdig en in goede samenspraak af te kunnen handelen. U acteert hierin dus proactief met als uitgangspunt dat u alle Amsterdammers tijdig kunt bedienen.

Financiering Schuldhulpverlening

Op basis van route 020 bestaat de schuldhulpverlening uit (afzonderlijk) afrekenbare fasen en de activiteit crisisinterventie:

Vergoeding

Fase 0 – Informatie en Advies

€ 76,-

(op uurbasis)

Fase 1 – voortraject (intake)

€ 600,-

Fase 2 – stabilisatie

€ 800,-

Fase 3 – schuldregeling

€450,-

Fase 4 – nazorg

€ 200,-

Aanvullende stabilisatie

€ 800,-

Crisisinterventie

€ 300,-

In de schuldhulpverlening wordt per unieke klant geregistreerd. De fasen en activiteiten zijn afrekenbaar op het moment dat ze zijn afgerond. Daarbij geldt voor fase 3 (schuldregeling) dat deze fase afrekenbaar is op het moment dat de Kredietbank het dossier in behandeling heeft genomen.

In beginsel kunnen fasen en activiteiten slechts eenmalig per klant per jaar opgestart worden. Er wordt een uitzondering gemaakt voor:

  • Crisisinterventie;

  • Voortraject

  • Informatie & Advies (onderdeel van fase 0)

Financiering Schuldhulpverlening bijstandsgerechtigden (Integrale Schuldhulpverlening voor Participatiewetgerechtigden waaronder Geregelde Betaling)

Activiteit

Vergoeding (afhankelijk van aantal uren)

Budgetadviesgesprek

€ 76,- per uur

Inkomensreparatie

€ 76,- per uur

Betalingsregeling

€ 76,- per uur

Financiering vindt plaats op uurbasis van het aantal daadwerkelijke gerealiseerde uren.

Financiering Vroeg Eropaf en Eropaf

Vroeg Eropaf en Eropaf wordt bekostigd op basis van het resultaat. In onderstaand overzicht vindt u de vergoedingen per resultaat.

Resultaat Vroeg Eropaf en Eropaf

Wat behoort hier toe?

Vergoeding

Ja, contact met plan van aanpak

Plan van aanpak incl. indien mogelijk een budgetplan, betalingsregeling en toeleidingen

€ 355,-

Ja, contact, niet conform vereisten plan van aanpak

Er is contact gelegd. De groep die zelfstandig een oplossing vindt (‘Lost het zelf op’)

€ 175,-

Ja contact, betalingsregeling met melder

De melder kan voor de afronding van de melding aangeven dat de klant reeds zelf een betalingsregeling getroffen heeft en zal wijzen op de mogelijkheden van hulp

€ 175,-

Ja, contact, maar weigert hulp

Klanten met wie contact wordt gelegd maar niet meewerken aan een oplossing.

€ 100,-

Niet opgepakt door verhuizing, overlijden, detentie, al een betalingsregeling, dubbele melding etc.

Onbereikbaar door verhuizing, overlijden, detentie of dat voor pogingen bereik blijkt dat er al een regeling is of geen achterstand blijkt te zijn.

€ 35,-

Niet opgepakt door gebrek aan capaciteit

Meldingen die niet zijn opgepakt door een gebrek aan capaciteit.

€ 0,-

Nee, lopend dossier

Cliënten die een lopende traject hebben bij Maatschappelijke dienstverlening (het gaat hier niet om kortdurende contacten of bezoeken bij financiële inlopen)

€ 35-

Nee, geen contact

Wel benaderd via telefoon en ,of huisbezoek maar klanten geven niet thuis, geen contact

€ 35,-

Financiering Sociaal Raadslieden

Voor de dienstverlening voor Sociaal Raadslieden wordt gewerkt met een vast bedrag.

Financiering Innovatiebudget

Voor de doorontwikkeling en continue verbetering van de integrale schuldhulpverlening en sociaal raadsliedenwerk is een apart budget beschikbaar. Financiering vindt plaats op basis van uren op basis van een vooraf ingediend en goedgekeurd plan dat bij goedkeuring onderdeel wordt van een stadsbrede verbeteragenda.

Bijlage 12: aanvraagformulier 2021: Integrale Schuldhulpverlening inclusief Vroegsignalering

Aanvraagformulier 2021: Integrale Schuldhulpverlening inclusief Vroegsignalering

 
 
 
 
 
 

Naam organisatie:

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Schulddienstverlening (incl. jongerenschuldhulpverlening en Schuldhulpverlening GGZ)

 
 

Aanvraag

 
 

Verlening

 

Concept verlening

 
 
 

Vergoeding (Fase)

 

Aantal

Budget

 

Budget

 

Aantal

Uren

 

Bedrag

Fase 0 Informatie en Advies (uurbasis)

76,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 
 

Fase 1 Intake

600,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Fase 2 Stabilisatie

800,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Aanvullende Stabilisatie

800,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Fase 3 Schuldregeling

€450,-

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Fase 4 Nazorg

200,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Crisisinterventies

300,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Totalen

 
 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Integrale SHV voor Participatiewetgerechtigden (incl. Geregelde Betaling)

 
 

Aanvraag

 
 

Verlening

 

Concept verlening

 
 
 

Vergoeding (Uurbasis)

 

Aantal

Budget

 

Budget

 

Aantal

Uren

 

Bedrag

Budgetadvies/Betalingsregeling/Inkomensreparatie

76,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Totalen

 
 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Vroeg Eropaf: alle toeleiders inclusief aanpak wanbetalersregeling

 
 

Aanvraag

 
 

Verlening

 

Concept verlening

 
 
 

Vergoeding (Resultaat)

 

Aantal

Budget

 

Budget

 

Aantal

 
 

Bedrag

Ja, contact met PvA

355,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Ja contact, niet conform vereisten PvA

175,00

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Ja, contact met betalingsregeling melder

175,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Ja contact, maar weigert hulp

100,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Niet opgepakt door verhuizing, overlijden, detentie, dubbele melding, al regeling etc.

35,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Niet opgepakt door gebrek aan capaciteit

-

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Lopend dossier

35,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Geen contact

35,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Vervolg VEOA (op uurbasis)

76,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Totalen

 
 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Eropaf: alle toeleiders inclusief aanpak ontzorgen

 
 

Aanvraag

 
 

Verlening

 

Concept verlening

 
 
 

Vergoeding (Resultaat)

 

Aantal

Budget

 

Budget

 

Aantal

 
 

Bedrag

Ja, contact met PvA

355,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Ja contact, niet conform vereisten PvA

175,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Ja, contact met betalingsregeling melder

175,00

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Ja contact, maar weigert hulp

100,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Niet opgepakt door verhuizing, overlijden, detentie, dubbele melding, al regeling etc.

35,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Niet opgepakt door gebrek aan capaciteit

-

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Lopend dossier

35,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Geen contact

35,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Vervolg VEOA (op uurbasis)

76,00

 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

Totalen

 
 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Budget tbv verbeterinitiatieven

 
 

Aanvraag

 
 

Verlening

 
 
 
 
 
 

Prijs (uurbasis)

 

Aantal

Budget

 

Budget

 

Concept verlening

 
 

Verbeterinitiatieven algemeen

76,00

 
 

-

 

-

 
 
 
 

-

Totalen

 
 

-

-

 

-

 
 
 
 

-

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Totaal Aanvraag Integrale SHV/VEOA/EOA

Aanvraag

Verlening

 
 
 
 
 
 
 
 
 

Bedrag specifiek

-

-

 
 
 
 
 
 
 
 
 

Totaal

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Toelichting bij de subsidieregeling

Deze toelichting maakt integraal onderdeel uit van de Subsidieregeling Buurtteams Amsterdam 2021-2026 (verder de Subsidieregeling). Deze toelichting valt uiteen in twee delen:

In het Algemene deel van de Toelichting op de Subsidieregeling Buurtteams Amsterdam wordt ingegaan op:

  • de relatie met de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) alsmede

  • het beoogde doel van deze subsidieregeling. Wat wil de gemeente Amsterdam bereiken met deze regeling?

In het tweede deel ervan wordt een toelichting gegeven op de diverse artikelen van deze regeling en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden. Daarbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de vraag waarom er in een bepaald artikel sprake is van aanvulling op of afwijking van een bepaling in de ASA.

1 Algemene Toelichting

1.1 Relatie met de ASA

Het subsidierecht is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemeente Amsterdam heeft dit nader geregeld in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) waarin onder andere staat dat het college binnen de kaders van de gemeentebegroting nadere subsidieregelingen kan vaststellen.

De grondslag voor deze Subsidieregeling Buurtteams Amsterdam is derhalve gelegen in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013. In deze subsidieregeling worden bepalingen uit de ASA niet herhaald. Er wordt alleen aangegeven waar van de ASA wordt afgeweken of waar wordt aangevuld op hetgeen in de ASA is bepaald.

1.2 Buurtteams Amsterdam

Om een goed beeld te krijgen van de taken, werkwijze en opgaves van Buurtteams Amsterdam en haar positie binnen het nieuwe sociale stelsel en de daaraan gekoppelde samenwerkingsverbanden zijn bij deze subsidieregeling een aantal bijlagen gevoegd.

De subsidieontvanger dient uitvoering te geven aan de documenten in bijlagen 1 tot en met 3 daar waar het taken van het buurtteam betreft, en aan bijlage 4: het werkkader professionals Buurtteams Amsterdam.

  • 1.

    Hoofdlijnenbesluit Inrichting Buurtteams Amsterdam van 6 november 2019

  • 2.

    Hoofdlijnenbesluit Aanvullende ondersteuning Wmo van 6 november 2019

  • 3.

    Uitvoeringsbesluit Buurtteams Amsterdam van 12 maart 2020

De aanvrager wordt verder ten sterkste aangeraden zich in de bijlagen te verdiepen alvorens een op het doel van de subsidieregeling en de opgave binnen een stadsdeel afgestemde aanvraag in te dienen. De hier bedoelde bijlagen zijn:

  • 4.

    Werkkader professionals Buurtteams Amsterdam

  • 5.

    Uitvoeringsbesluit en Inkoopstrategie voor de inkoop van aanvullende ondersteuning Wet maatschappelijke ondersteuning: Individuele ondersteuning, Dagbesteding, Hulp bij het huishouden, Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen, Ondersteuning en Opvang van slachtoffers bij huiselijk geweld en Logeeropvang 2021 tot 2027 van 12 maart 2020

  • 6.

    Gebiedsgerichte uitwerkingen per stadsdeel

  • 7.

    Opgave per stadsdeel

  • 8.

    Huisvestingsvisie Buurtteams Amsterdam

  • 9.

    Beleidsplannen, beleidsregels Integrale Schuldhulpverlening Amsterdam en convenanten Vroegsignalering en beschermingsbewind

  • 10.

    Reglement Beoordeling aanvragen voor de Subsidieregeling Buurtteams Amsterdam

  • 11

    Toelichting bij aanvraagformulier 2021: Integrale Schuldhulpverlening inclusief Vroegsignalering

Bij de aanvraag dient de aanvrager de onderstaande bijlagen ingevuld bij te voegen:

  • 12

    Aanvraagformulier 2021: Integrale Schuldhulpverlening inclusief Vroegsignalering

  • 13.

    Begrotingsformat

  • 14.

    Verklaring niet doorverwijzen

2. Artikelsgewijze toelichting

In het artikelsgewijze deel wordt per bepaling aandacht besteed aan de vraag of bij die specifieke bepaling sprake is van een aanvulling op of een afwijking van de ASA. Uiteraard wordt dan ook de (reden voor de) aanvulling of afwijking toegelicht.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1, onder cc

Een tekst op B1-niveau bestaat uit makkelijke woorden die bijna iedereen gebruikt. En uit korte, eenvoudige en actieve zinnen.

Artikel 1, onder ff

Het werken in buurtteams vraagt om de doorontwikkeling van professionele houding en werkwijze. Bij de start geeft de gemeente een Werkkader Buurtteams Amsterdam mee aan de nieuwe buurtteamorganisaties. Tijdens de looptijd van de opdrachtverlening is de ontwikkeling van de professionele houding en werkwijze een verantwoordelijkheid van de gezamenlijke buurtteamorganisaties. De gemeente stuurt hiermee op een voldoende eenduidige werkwijze in de hele stad. Onderdeel van de professionele ontwikkeling is deskundigheidsbevordering op het gebied van signalering van risicofactoren, (kind)onveiligheid en regelingen bestaanszekerheden waaronder wonen en inkomen.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Zie voor de omschrijving van het doel van de Buurtteams Amsterdam het Hoofdlijnenbesluit Buurtteams Amsterdam van 6 november 2019 en het Uitvoeringsbesluit Buurtteams Amsterdam van 12 maart 2020.

Als uitgangspunt geldt dat de ondersteuning zo dicht mogelijk bij de Amsterdammer wordt georganiseerd; door Amsterdammers zelf, binnen hun netwerk en binnen de Sociale Basis. Wanneer dit niet voldoende is om de Amsterdammer in zijn/haar ondersteuningsbehoefte te voorzien spelen Buurtteams Amsterdam een belangrijke rol in de laagdrempelige ondersteuning van Amsterdammers. Deze ondersteuning is op maat, passend bij de situatie van de Amsterdammer, gericht op ontwikkeling naar zelfredzaamheid en participatie en in combinatie met de sociale leefgebieden wonen, werk, inkomen, schulden, (psychische) gezondheid en veiligheid, zoals omschreven in het “Hoofdlijnenbesluit” en nader uitgewerkt in het “Uitvoeringsbesluit” buurtteams.

Op dit moment wordt een belangrijk deel van de dienstverlening van de toekomstige buurtteams aangeboden door 8 maatschappelijke dienstverleners (Madi’s) in 7 stadsdelen. Zij bieden schuldhulpverlening integraal aan met maatschappelijke dienstverlening, sociaal raadsliedenwerk en, voor een deel, activiteiten in de sociale basis. De Madi’s werken daarbij al jaren succesvol samen met zorgaanbieders in de Wijkzorgallianties en hebben stevige netwerken in de wijken en buurten van Amsterdam. Samen vormen deze partijen de spil van het Amsterdamse landschap van zorg en ondersteuning voor kwetsbare Amsterdammers. Het college acht het met het oog op continuïteit van hulp en ondersteuning van belang om de Madi’s en hun samenwerkingspartners een centrale rol te geven in de ontwikkeling van Buurtteams en de vorming van de buurtteamorganisaties. Het college wil de overgang van de huidige situatie naar de nieuwe situatie bovendien geleidelijk laten verlopen. Het college zal dit faciliteren door de Madi’s en hun samenwerkingspartners eerst een periode de kans te geven samen te werken in een informeel samenwerkingsverband. In die periode zullen alle deelnemers van het samenwerkingsverband gezamenlijk optreden als subsidieontvanger. Per 1 juli 2022 zullen de Buurtteams en de buurtteamactiviteiten dan worden verricht door buurtteamorganisatie, zijnde de rechtspersoon die de deelnemers van het samenwerkingsverband zullen oprichten.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Zie voor de omschrijving van de dienstverlening van Buurtteam Amsterdam het Hoofdlijnenbesluit Buurtteams Amsterdam van 6 november 2019 en het Uitvoeringsbesluit Buurtteams Amsterdam van 12 maart 2020.

Artikel 4, lid a onder vi

De huidige Samen DOEN-organisatie houdt per 1 januari 2021 op te bestaan. De verantwoordelijkheid voor ondersteuning van huishoudens met complexe problemen op meerdere leefgebieden (multiproblematiek) valt vanaf dat moment onder de Buurtteams én de OKT’s (zie Uitvoeringsbesluit Buurtteams).

In de ondersteuning van huishoudens met complexe problematiek geldt in het bijzonder dat de buurtteamorganisatie minimaal in staat is om:

  • a.

    Een coördinerende/ regie rol te vervullen in het ondersteunen van complexe huishoudens.

  • b.

    zeer nauw samen te werken op zowel organisatie- als op cliëntniveau met aanvullende ondersteuning (Wmo, WPI, Jeugd, Veiligheid) en met partners zoals onder meer OKT, GGZ-instellingen, de meldpunten zorg en woonoverlast en partners in het veiligheidsdomein;

  • c.

    tijdig te signaleren wat er speelt, waaronder signalering risicovol ouderschap, (kind)veiligheid en problematiek op andere bestaanszekerheden (inkomen en schulden, werk en wonen). Wanneer nodig is de buurtteam professional in staat om op basis de stappen van de Meldcode een melding te doen bij Veilig Thuis,

  • d.

    zicht te hebben en houden op veiligheid in die casussen die door Veilig Thuis of een Gecertificeerde Instelling worden overgedragen.

Elk buurtteam beschikt daartoe over ten minste één persoon met de rol van regisseur complexe problematiek, die zo nodig de regie kan overnemen en ook domeinoverstijgend maatwerk kan organiseren en motiveren. Het buurtteam werkt hiervoor indien nodig samen met het gemeentelijk Doorbraakteam. Er wordt nog uitgewerkt op welke wijze de buurtteams worden gefaciliteerd in het werken met team- en maatwerkbudgetten.

Artikel 4, lid a onder vii

De toeleiding naar activiteiten en mogelijkheden in de Sociale Basis vraagt van de buurtteamorganisatie dat deze beschikt over kennis van de Sociale Basis. Hiervoor is het nodig om inzicht te hebben in laagdrempelige activiteiten in de buurt waardoor klanten actief kunnen worden gestimuleerd of begeleid om gebruik te maken van laagdrempelige activiteiten in de buurt. De buurtteamorganisatie signaleert hiaten in het aanbod en meldt deze bij de gemeente. In afstemming met de uitvoerders uit de Sociale Basis kan expertise worden ingezet ter ondersteuning van activiteiten in de Sociale Basis.

Artikel 4, lid a onder viii

Een nauwe samenwerking tussen de buurtteams en het OKT wordt essentieel geacht, omdat zij gezamenlijk de spil in de wijk vormen waar huishoudens terecht kunnen met hun ondersteuningsvragen. Met name bij huishoudens met complexe problematiek op meerdere sociale leefgebieden (wonen, werk, inkomen, schulden, (psychische) gezondheid en veiligheid) en bij jongvolwassenen is de verwachting dat buurtteams en het OKT veelvuldig gezamenlijk ondersteuning zullen bieden.

Artikel 4, lid a onder ix

Een goede aansluiting op bestaande netwerken wordt essentieel geacht, te meer omdat een deel van de activiteiten zich bevinden op de rand van Sociale Basis en professionele hulpverlening dan wel worden vormgegeven door een gedoseerde combinatie van collectief en individueel, professioneel en vrijwillige inzet. Van de buurtteamorganisaties wordt dan ook verwacht dat zij nauw samenwerking met partijen in de Sociale Basis en bestaande vormen van samenwerking continueren.

Artikel 4, lid a onder x

Buurtteams Amsterdam hebben een belangrijke rol in het toegangsproces naar de aanvullende ondersteuning Wet maatschappelijke ondersteuning: Aanvullende Individuele ondersteuning, Dagbesteding, Hulp bij het huishouden, Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen, Ondersteuning en Opvang van slachtoffers bij huiselijk geweld en Logeeropvang 2021 tot 2027, zoals omschreven in het Hoofdlijnenbesluit en nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit aanvullende ondersteuning Wmo.

Artikel 4, lid a onder xii

Gedurende de looptijd van de subsidie blijven het Amsterdamse sociale domein, Buurtteams Amsterdam en het OKT in ontwikkeling. Van de buurtteams wordt verwacht dat zij een actieve bijdrage leveren aan deze doorontwikkeling.

Vanaf 2021 sluit WPI met haar dienstverlening aan bij de buurtteams, conform het uitvoeringsbesluit:

  • De buurtteams en WPI delen dezelfde uitgangspunten voor Amsterdammers die vallen onder de beroepsbevolking;

    • °

      Iedereen heeft perspectief op werk

    • °

      We activeren naar werk of participatie

    • °

      Werk en zorg zijn nauw verbonden

  • In de buurtteams zal een verbinding worden gemaakt met de WPI dienstverlening zodat de Amsterdammer een integraal aanbod krijgt.

  • Elk buurtteam werkt daarom samen met vaste medewerkers van WPI.

  • De medewerkers van WPI zullen ook gebruik maken van de spreeklocaties in de buurtteams.

  • De medewerkers van WPI zetten hun expertise in bij:

    • °

      een individueel gesprek of in casuïstiekbesprekingen.

    • °

      het verzorgen van de aansluiting op de WPI dienstverlening: het aanbod participatie, re-integratie en werk, inkomensvraagstukken, inburgering.

    • °

      de toegang tot arbeidsmatige dagbesteding en periodiek overleg over de ontwikkeling van de deelnemers.

In de loop van 2021 zal worden besloten op welke wijze de samenwerking tussen WPI en de buurtteams vorm krijgt.

Ook de doorontwikkeling van de aanpak 18-/18+ en afspraken over dienstverlening aan jongvolwassenen kent raakvlakken met de buurtteams en het OKT. In het kader van de aanpak 18-/+ zijn afspraken gemaakt over de samenwerking tussen het buurtteam en het OKT in het bijzonder bij de ondersteuning van jongeren in de leeftijd 16-27 jaar. Het buurtteam en het OKT hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid in de ondersteuning van de doelgroep jongvolwassenen.

Artikel 4, lid 1.b

Zie voor de omschrijving van de (op de schaal van het stadsdeel te verlenen) dienstverlening van het sociaal raadsliedenwerk en de (integrale) schuldhulpverlening, waaronder de aanpak vroegsignalering, de bijlagen onder 5 (werkkader), het SHV-handboek (bijlage bij het werkkader) en 10 bij de artikelsgewijze toelichting op artikel 1.

Artikel 4, lid 2

De dienstverlening van de Buurtteams Amsterdam wordt tot 1 april 2021 uitgevoerd door de Madi’s, Wijkzorg en aanbieders Ambulante Ondersteuning. Wanneer partijen in het kader van deze subsidieregeling een aanvraag indienen en deze aanvraag wordt toegekend, dan is het belangrijk dat de kennis en professionaliteit die de huidige uitvoerders hebben opgebouwd zoveel als mogelijk behouden blijft.

De subsidieontvanger(s) is/zijn verantwoordelijk voor het organiseren van voldoende capaciteit en expertise om huidige cliënten, waarvan de ondersteuning vanaf 1 april 2021 door het buurtteam wordt voortgezet, warm te ontvangen en passende ondersteuning te bieden. Het buurtteam voert vanaf het moment van subsidieverlening de regie op het bij elkaar brengen van de vraag naar ondersteuning en het bieden van ondersteuning, zowel voor cliënten die ondersteuning zullen ontvangen van het buurtteam als voor cliënten die aanvullende ondersteuning zullen gaan ontvangen. Het buurtteam bewaakt de voortgang van de transitie in het desbetreffende stadsdeel en neemt het initiatief om met cliënten afspraken te maken over het vervolg van hun ondersteuning door het buurtteam. Er vindt een warme overdracht plaats, hiervoor trekt de buurtteammedewerker zo lang als nodig samen op met de ‘oude’ professional.

De gemeente Amsterdam wil continuïteit van zorg, dienstverlening, kennis en kwaliteit te borgen, zowel voor de cliënt als voor de professionals die werkzaam zijn in het Amsterdamse sociaal domein. We verwachten dan ook dat eventuele nieuwe partijen binnen het samenwerkingsverband en/of de buurtteamorganisatie voor de werving van hun personeel en de invulling van de huisvestingsbehoefte in overleg treden met de latende partijen.

Artikel 5 Subsidieplafond

Artikel 5, lid 1

De subsidie wordt verstrekt voor maximaal zes (6) jaar en kent binnen dat tijdsbestek periodieke evaluatiemomenten waarin voortzetting van de subsidieverlening wordt afgewogen. In het eerste jaar wordt eerst een eenmalige subsidie verstrekt. Vanaf 1 april 2021 start de looptijd van de subsidie voor de activiteiten waarvoor tot en met 2026 subsidie voor wordt verstrekt. Vanaf 2022 wordt aangesloten bij het kalenderjaar. Het tweede jaar start derhalve op 1 januari 2022. Het totaal van de te verlenen subsidies over deze periode heeft een maximum plafond dat het college bij de besluitvorming over deze regeling vaststelt.

Op het totaalplafond zijn de kosten van het ICT-systeem in mindering gebracht. Dat budget blijft bij de gemeente die ook de kosten voor het systeem en het onderhoud draagt. Bij de jaarlijkse vaststelling van de plafonds zal ook de indexering worden verwerkt.

Artikel 5, lid 2

Binnen het subsidieplafond zoals bedoeld in het eerste lid stelt het college jaarlijks per stadsdeel voor de activiteiten in artikel 4, eerste lid onder a én voor de activiteiten in artikel 4, eerste lid onder b een apart plafond vast. De vastgestelde subsidieplafonds zijn maximale bedragen. De uitgangspunten voor het bepalen van het bedrag zijn per activiteit verschillend.

Voor de te verstrekken subsidies geldt dat deze moeten passen binnen het budgettair kader dat de gemeenteraad jaarlijks vaststelt. Daarom zijn de gepubliceerde bedragen onder voorbehoud van de vaststelling van de programmabegroting. Beleidswijzigingen, al dan niet ingevoerd of opgelegd door de Rijksoverheid, kunnen impact hebben op de budgettaire kaders en de gepubliceerde plafonds waardoor deze hoger of lager worden (zie ook artikel 14 over het begrotingsvoorbehoud).

Voor de periode 1 april tot en met 31 december 2021 is de verdeling van de plafonds over de stadsdelen als volgt:

Stadsdeel

Activiteiten 4.1.a

Activiteiten 4.1.b

Totaal

Centrum

1.611.800

1.331.000

2.942.800

West

4.029.800

3.039.100

7.068.900

Nieuw-West

4.357.500

3.639.500

7.997.000

Zuid

2.610.800

2.464.000

5.074.800

Oost

3.223.500

2.363.900

5.587.400

Noord

3.759.000

2.531.900

6.290.900

Zuidoost

3.528.000

2.922.600

6.450.600

Totaal

23.120.400

18.292.000

41.412.400

De bedragen in bovenstaande tabel zijn de bedragen zoals die op dit moment bekend zijn. De bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil en loonschalen van de CAO Sociaal Werk inclusief de gepubliceerde verhogingen in 2020.

Artikel 5, lid 3

Het plafond in 2021 voor de activiteiten onder artikel 4 eerste lid onder a. is bepaald op basis van historische inzet van fte in het maatschappelijk werk, de SamenDOEN aanpak en de levering van Ambulante Ondersteuning door zorgaanbieders. Deze inzet is vertaald naar een verwachte omvang van fte om de activiteiten te kunnen uitvoeren. Dit aantal fte is verwerkt naar verwachte samenstelling van een gemiddeld buurtteam met bijbehorende inschaling in salarissen. Die inschaling is vertaald naar een gemiddelde loonsom per medewerker, waarop een toeslag is verwerkt voor opleiding, teamleiders en overhead. Bij de berekening is aansluiting gezocht met de wijze van rekenen voor de inkoop aanvullende individuele ondersteuning en de bekostiging van de Ouder-Kind Teams.

Voor de eerste twaalf maanden waarin de buurtteams volwaardig functioneren (van 1 april 2021 tot 1 april 2022) is het totale plafond met 15,3 miljoen euro verlaagd, omdat in die periode de cliënten vanuit de huidige aanbieders van Ambulante Ondersteuning moeten worden overgedragen aan de buurtteamorganisaties.

Artikel 5, lid 4

Voor de initiële verdeling van het subsidieplafond over de stadsdelen maakt de gemeente gebruik van gegevens over historisch zorggebruik. Het college streeft er echter naar dat het geld terecht komt op de plek waar de problematiek het grootst is. Een historische verdeling is dan niet per sé de meest passende vorm. Gedurende de subsidieperiode zal het college de verdeling van de middelen voor activiteiten bedoeld in artikel 4, eerste lid onder a. op basis van historische gegevens wijzigen naar een verdeling op basis van objectieve maatstaven, zoals ook in de Sociale Basis is gebeurd. Bij de Sociale Basis is gebruik gemaakt van de maatstaven voor de verdeling van het gemeentefonds over gemeenten. Aanvullend daarop zijn maatstaven over opleidingsniveau en sociaal economische status in beeld. Besluitvorming over de maatstaven die gebruikt gaan worden, zal naar verwachting plaatsvinden bij de Voorjaarsnota 2021.

Artikel 5, lid 5

Verdeling op basis van objectieve maatstaven zoals geschetst in het vierde lid, zal leiden tot verschuiving in de hoogte van de subsidieplafonds per stadsdeel. Om te grote schommelingen te voorkomen hanteert het college bij die verschuivingen waar nodig een ingroeipad. De aanvrager dient voldoende flexibiliteit in zijn begroting te verwerken om verschuivingen op te kunnen vangen. Het college hanteert bij de herverdeling een maximale afwijking per jaar en streeft ernaar de afwijking vanwege de wijziging in verdeelsystematiek per jaar niet groter te laten zijn dan 2,5% naar boven óf naar beneden en over de gehele subsidieperiode in totaal niet groter dan 10% per stadsdeel.

Voor het bepalen van deze grens zullen jaarlijks steeds eerst de uitgangspunten voor het voorgaande en komende jaar gelijk worden getrokken, waarna de effecten van herverdeling inzichtelijk worden gemaakt en gemaximeerd.

Artikel 5, lid 6

Het plafond voor de activiteiten in artikel 4, eerste lid onder b. is bepaald op de verwachte inzet van Sociaal Raadslieden (vast bedrag) en het aantal trajecten en ureninzet schuldhulpverlening en innovatie. Het uurtarief, waarop ook de trajectprijzen zijn bepaald, geldt uitsluitend voor deze activiteiten en is dus géén integraal uurtarief. Het tarief is bepaald op basis van historische kosten voor deze werkzaamheden.

Artikel 5, lid 7

Het plafond voor de activiteiten in artikel 4, tweede lid is bepaald op basis van een redelijke inschatting van kosten die samenhangen met de gevraagde activiteiten, waaronder tijd voor training, extra inzet overdracht cliënten en kosten die samenhangen met de opbouw van een organisatie met medewerkers van latende partijen. Indien de aanvragen, na redelijk te zijn bevonden, opgeteld hoger zijn dan het subsidieplafond, wordt het plafond naar rato van de, als redelijk aangemerkte, aanvragen verdeeld over de aanvragers.

Artikel 6 Beoordeling aanvragen

Artikel 6, lid 1

De aanvragen zullen worden beoordeeld aan de hand van vooraf vastgestelde criteria. Subsidie moet worden aangevraagd voor alle drie de activiteiten die in deze regeling staan beschreven. Het is derhalve niet mogelijk om slechts voor één van de activiteiten subsidie aan te vragen.

Het college beoordeelt de aanvraag voor de drie activiteiten in samenhang, wat betekent dat de aanvraag in zijn geheel wordt beoordeeld.

Artikel 6, lid 3

Voor de beoordeling van aanvragen zijn drie rondes. In de eerste ronde wordt de inhoud van de aanvragen beoordeeld. Als niet voor ieder criterium afzonderlijk ten minste de helft van de punten wordt gehaald, wordt aanvrager uitgenodigd om in het kader van de tweede beoordelingsronde de aanvraag aan te vullen en daarbij de aanwijzingen van het college op te volgen. Als er in de eerste ronde wel de helft of meer dan de helft van de punten wordt behaald, gaat de aanvrager direct door naar de derde ronde. In de derde ronde is er gelegenheid om de aanvrager nadere vragen te stellen.

Artikel 6, lid 5 onder ii

Bij het inrichten van het nieuwe sociale stelsel in Amsterdam speelt de omvang van de stad een grote rol. Er is sprake van een veelheid van organisaties en samenwerkingsverbanden die allemaal hun eigen rol en taak hebben. Voorbeelden van dergelijke organisaties zijn: gemeente Amsterdam (WPI, Wonen) de Sociale Basis, de OKT’s, onderwijs, huisartsen, GGZ-instellingen, schuldeisers, overheidsdiensten, rechtbank Amsterdam, Ondersteuning Ondernemers en de Aanbieders van Aanvullende ondersteuning Wmo. Het is belangrijk dat partijen die de Buurtteams Amsterdam gaan vormgeven, niet alleen kennis hebben van de problematiek die in de verschillende wijken en buurten van een stadsdeel speelt maar ook van de partijen en bestaande netwerken die daar werkzaam zijn om zo een adequate dienstverlening te kunnen waarborgen.

Artikel 6, lid 5 onder vi

De subsidie wordt verstrekt als lumpsum voor een breed scala aan samenhangende activiteiten binnen de beleidsdoelen van de gemeente. In de visie op de governance en sturing dient de aanvrager aan te geven hoe het toezicht op de dagelijkse uitvoering van die activiteiten wordt vormgegeven, hoe daarbij gestreefd wordt naar een efficiënte inrichting van en samenhang tussen de processen, en hoe hij ervoor zorgt dat het subsidiebedrag maximaal ten gunste komt van de Amsterdammer. Daarnaast geeft de aanvrager aan hoe hierover intern wordt verantwoord en hoe hij dit in de relatie met de subsidieverstrekker invult.

Artikel 6, lid 10

Na de eerste tweede schriftelijke beoordelingen wordt aan aanvragers gevraagd een presentatie te geven en een gesprek te voeren met (een vertegenwoordiging van) de beoordelingscommissie. De presentatie en het gesprek wegen mee in de totale beoordeling van de aanvraag. In de presentatie dient aandacht te zijn voor de volgende specifieke onderdelen van de aanvraag;

  • °

    De mate waarin blijkt dat aanvrager continuïteit van zorg en ondersteuning aan de Amsterdammer biedt

  • °

    Transformatie en governance buurtteams

Het afsluitend gesprek kan daarnaast gaan over alle onderdelen zoals deze bij de aanvraag schriftelijk zijn ingediend.

Artikel 7 Hoogte van het subsidiebedrag en subsidiabele kosten

Artikel 7, lid 1

De activiteiten in artikel 4, eerste lid onder a. worden gesubsidieerd op basis van functiebekostiging met een jaarbudget waarbinnen de organisatie de activiteiten uitvoert. Bijstelling van het budget is in principe niet aan de orde, tenzij de uitgangspunten waarop het budget is bepaald onrealistisch blijken te zijn. Dan is in eerste instantie sprake van herverdeling over de stad.

Artikel 7, lid 2

Voor de activiteiten in artikel 4, eerste lid onder b. geldt dat het zoeken en helpen van zoveel mogelijk klanten met schulden geldt als hoge bestuurlijke prioriteit. Een directe verbinding van financiering met de kwantiteit van de dienstverlening is dan bijna onvermijdelijk; bestuurlijk verwoord als ‘geen wachtlijsten’. De afgelopen jaren zijn goede resultaten geboekt met productgebonden financiering. Belangrijk is om de effectiviteit van de schuldhulpverlening te borgen. Voor deze subsidie dient de aanvrager in bijlage 11 de verwachte aantallen te leveren producten in te vullen. De subsidie wordt vervolgens op basis van deze aantallen verstrekt.

Dit betekent ook dat deze subsidie, wanneer de cliëntstromen daartoe aanleiding geven, in overleg met de verantwoordelijke gemeentelijke afdeling kan worden bijgesteld, binnen de grenzen van de programmabegroting.

Artikel 7, lid 3

De activiteiten in artikel 4 tweede lid hebben een incidenteel karakter en uitsluitend betrekking op 2021. Voor deze activiteiten wordt dan ook een incidentele subsidie verstrekt die de werkelijke kosten van de uit te voeren activiteiten dekt.

Het college beoordeelt de activiteitenplannen en de aangevraagde bedragen in het kader van het vijfde lid van artikel 6, de subsidiabele kosten, en beoordeelt of deze redelijk en realistisch zijn. Indien daarna blijkt dat het totaal voor de stadsdelen aangevraagde bedrag hoger is dan het in artikel 5, zesde lid bepaalde plafond, verdeelt het college de middelen evenredig over de aanvragen.

Artikel 7, lid 4

De subsidie voor activiteiten in artikel 4, eerste lid onder a. dient voor het opzetten en voeren van een organisatie voor uitvoering van de buurtteamactiviteiten. Daarvoor zijn in ieder geval de medewerkers (professionals, stagiaires, ervaringsdeskundigen, vrijwilligers, etc.) nodig die de daadwerkelijke contacten met de Amsterdammer hebben en de Amsterdammer ondersteunen. Voor de kosten die daarmee samenhangen, alsmede de kosten nodig voor directe aansturing, onderhouden van de kennis, de doorontwikkeling van de buurtteams in het Amsterdamse zorgstelsel en een redelijke opslag voor overhead (directie, ondersteunende functies, bedrijfsmiddelen en huisvesting) kan het college subsidie verlenen. Van eventueel andere opgevoerde kosten zal het college nut en noodzaak in relatie tot de uitvoering van het activiteitenplan afwegen. Na afweging kan het college besluiten ook (een deel van) deze andere kosten te subsidiëren.

Artikel 7, lid 5

Indien blijkt dat het in totaal aangevraagde bedrag in het kader van de activiteiten als bedoeld in artikel 4, tweede lid het beschikbare bedrag overstijgt, wordt het bedrag evenredig verdeeld over de aanvragen. Hierbij wordt eerst beoordeeld in hoeverre de aanvragen betrekking hebben op subsidiabele kosten zoals beschreven in artikel 7, zesde lid.

Artikel 7, lid 6

Voor het bieden van zorgcontinuïteit en het opbouwen van een buurtteamorganisatie met behoud van de aanwezige kennis in de stad, kan voor een aanvrager extra kosten met zich meebrengen. Uitgangspunt is dat overdracht van cliënten en behoud van personeel zo zorgvuldig mogelijk gebeurt en tegelijk de kosten beperkt worden. In hoeverre een gesubsidieerde partij daarin kan slagen, zal afhangen van de nieuwe situatie ten opzichte van de huidige situatie.

In de subsidieaanvraag voor deze activiteiten kunnen personeelskosten worden opgevoerd die voortvloeien uit een zorgvuldige (voorbereiding van) overdracht van cliënten, kosten die de organisatie maakt voor het overnemen en trainen van medewerkers van latende partijen en overige benodigde voorbereidingen voor de start van de dienstverlening binnen de buurtteams. Het college beoordeelt de redelijkheid van de opgevoerde kosten, ook in relatie tot andere aanvragen. Alleen de werkelijk gemaakte kosten worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger moet voor de vaststelling een onderbouwde en gecontroleerde staat van lasten voor dit onderdeel opnemen in zijn jaarrekening 2021.

Artikel 8 De aanvrager

Artikel 8, lid 1

In het kader van deze subsidieregeling kan alleen maar subsidie worden aangevraagd door deelnemers aan een samenwerkingsverband of een rechtspersoon (in oprichting). In de regeling zijn die laatste aangeduid als buurtteamorganisatie en buurtteamorganisatie in oprichting.

Artikel 8, lid 3

In het geval partijen onderdeel zijn van een samenwerkingsverband kunnen zij de subsidie uitsluitend aanvragen via een penvoerder.

Artikel 9 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Artikel 9, onder a

Omdat de gemeente zich een goed beeld wil vormen van de wijze waarop de aanvrager de werkzaamheden gaat uitvoeren, vraagt zij hen een Activiteitenplan gericht op de uitvoering van de dienstverlening in te dienen bij de aanvraag. Aanvragers worden gevraagd bij de beantwoording zo veel mogelijk aan te sluiten bij de context van de Amsterdamse maatschappij en haar inwoners en hier concrete voorbeelden van te geven. Elementen die in dit Activiteitenplan ten minste moeten terugkomen zijn: 

1. Laagdrempelig en nabij, integrale dienstverlening en verbinding met WPI dienstverlening

  • a.

    Hoe geeft de aanvrager invulling aan het leveren van informatie en advies, vraagverheldering en het bieden van ondersteuning op de sociale leefgebieden wonen, welzijn, werk, inkomen, schulden en veiligheid, vanuit nabijheid en in aansluiting op de leefwereld en ondersteuningsvraag van de Amsterdammer? Welke meetbare doelen en resultaten beoogt de aanvrager hierbij te behalen? Hoe zorgt de aanvrager ervoor dat de inzet van de Buurtteams Amsterdam terecht komt waar het meest nodig is? Hoe dragen de buurtteams bij aan het tegengaan van de kansenongelijkheid van groepen met een lage opleiding, inkomen en migratieachtergrond?

  • b.

    En wat is de visie van de aanvrager op de balans tussen eenvoudige/enkelvoudige vragen en complexere/meer specialistische vragen?

  • c.

    Hoe wordt invulling gegeven aan de samenwerking met WPI medewerkers en -dienstverlening specifiek op het gebied van toeleiding naar werk, participatie en inkomen en het voorkomen en verminderen van schuldenproblematiek bij participatiewetgerechtigden?

  • d.

    Hoe geeft de aanvrager invulling aan de aanpak multiproblematiek, met in het bijzonder aandacht voor veiligheid, zorg en schuldenproblematiek? Hoe zorgt de aanvrager ervoor dat het voldoende kennis beschikbaar is over multiproblematiek en hoe worden daarbij de medewerkers Samen DOEN ingezet?

  • e.

    Hoe geeft de aanvrager invulling aan de rol die de buurtteams krijgen in de toeleiding naar aanvullende ondersteuning Wmo? Hoe worden medewerkers in staat gesteld de juiste aanvullende ondersteuning te betrekken; hoe wordt kennis over vraag en aanbod van aanvullende ondersteuning geborgd in de buurtteams? En wat verwacht de aanvrager in toegangsproces van zorgaanbieders van aanvullende ondersteuning? Welke rol speelt kostenbewustzijn hierin en hoe zorgt de aanvrager dat medewerkers zich daarin ontwikkelen?

  • f.

    Op welke wijze zorgt de aanvrager er voor dat de dienstverlening van Buurtteams Amsterdam laagdrempelig, toegankelijk, gastvrij, bereikbaar, vindbaar en nabij is? Hoe sluit de aanvrager hierbij aan op de mogelijkheden in de buurt? En hoe geeft de aanvrager vorm aan outreachend en vindplaatsgericht werken en inlopen/spreekuren? Bij de beantwoording van de vraag beschrijft de aanvrager tevens hoe wordt omgegaan met telefonische en digitale bereikbaarheid, in het bijzonder ook voor de meest kwetsbare Amsterdammers.

  • g.

    Op welke wijze gaat de aanvrager ervoor zorgen dat er geen lange wachttijden en wachtlijsten ontstaan voor het ontvangen van ondersteuning (en specifiek voor schuldhulpverlening)? Welke oplossingen ziet de aanvrager hiertoe?

2. inrichting integrale schuldhulpverlening (inclusief vroegsignalering) en sociaal raadsliedenwerk

  • h.

    Hoe gaat de aanvrager de integrale schuldhulpverlening inrichten met aandacht voor stress-sensitieve financiële dienstverlening die uitgaat van maatwerk en de integrale hulpvraag van de klant (methodisch, professioneel, klantbejegening, planmatig, opleiding) en, het sociaal raadsliedenwerk inclusief een visie op samenwerking in sociaal- juridische keten mede in het licht van de herziening stelsel van rechtsbescherming? En zorgt de aanvrager voor voldoende expertise (methodisch, professioneel, klantbejegening, planmatig, opleiding) op deze gebieden van de buurtteamorganisatie? De aanvrager wordt bij de beantwoording tevens gevraagd een formulier met aantallen trajecten voor de verschillende producten in het kader van schuldhulpverlening in te vullen (bijlage 11).

  • i.

    Hoe geeft de aanvrager daarbij invulling aan signalering en ondersteuning op het gebied van inkomenszekerheid met elementen als preventie, sociaal-juridische dienstverlening, vroegsignalering, inkomensreparatie, stress-sensitieve financiële dienstverlening en schuldenrust? Hoe geeft de aanvrager invulling aan het versterken van financiële zelfredzaamheid en nazorg en de inzet en samenwerking met budgetbeheer en beschermingsbewind? De invulling van het versterken van financiële zelfredzaamheid en nazorg en de inzet en samenwerking met budgetbeheer en beschermingsbewind Op welke wijze wordt zorg gedragen voor een goede verbinding en een effectieve wisselwerking tussen de buurtteams in de wijken en het sociaal raadsliedenwerk en de schuldhulpketen van de Buurtteamorganisatie op stadsdeelniveau met daarbij een versterking van vroegsignalering, verhoging van het bereik van Schuldhulpverlening en schulpverlening aan in ieder geval jongeren en (ex) ondernemers?

  • j.

    Hoe geeft de aanvrager invulling aan de versterking van vroegsignalering, de samenwerking met (convenant)partners en de verhoging van het bereik van Schuldhulpverlening.? Bij beantwoording graag specifiek ingaan op de doelgroepen: jongeren, gericht op het voorkomen van uitval, zzp-ers en zelfstandigen, gericht op begeleiding en de GGZ-doelgroep en mensen met een licht verstandelijke beperking.

3. Lokale aansluiting

  • k.

    Hoe zorgt de aanvrager ervoor dat hij een netwerk opbouwt met buurtbewoners en (sociale) netwerken in haar buurten? En hoe geeft de aanvrager vorm aan de voorbereidende werkzaamheden op het gebied van het overnemen van bestaande netwerken? Op welke manier is de aanvrager voornemens dit netwerk te onderhouden?

  • l.

    Hoe geeft de aanvrager in de dienstverlening van Buurtteams Amsterdam de aansluiting bij het eigen netwerk van de Amsterdammer, informele netwerken, informele zorg en de Sociale Basis vorm, om zo de gewenste beweging richting preventie (‘naar voren’) te stimuleren?

  • m.

    Welke rol wil de aanvrager vervullen in het stimuleren, faciliteren en ontwikkelen van activiteiten in de sociale basis in het stadsdeel waar de aanvrager actief is? Heeft de aanvrager op dit moment ideeën over welke activiteiten een aanvulling kunnen vormen op de aanwezige infrastructuur in de sociale basis?

  • n.

    Hoe richt de aanvrager de samenwerking met relevante partners in, waarbij de Amsterdammer en dienst leefwereld centraal staat? Beschrijf drie (3) korte casussen waarin de samenwerking (zowel op organisatie- als op casusniveau) wordt toegelicht met partijen zoals:

    • i.

      het eigen netwerk van de Amsterdammer, informele netwerken en de Sociale Basis

    • ii.

      De Gemeente Amsterdam (Werk, Participatie en Inkomen, Sociaal loket, Wonen en stadsdelen)

    • iii.

      Het netwerk (zie begripsbepaling Artikel 1 onder p)

    • iv.

      Aanbieders van Aanvullende ondersteuning Wmo

    • v.

      Het Ouder- en Kindteam

    • vi.

      Ketenpartijen schuldhulpverlening zoals Woningcorporaties, Zorgverzekeraars, Energiebedrijven, Waternet, Rechtbank, voedselbank, Stadsbank van Lening, Schuldeisers, Overheidsdiensten (zoals de Belastingdienst), Rechtbank Amsterdam en Brancheorganisaties zoals Sociaal Werk Nederland en het NVVK.

  • o.

    Op welke wijze borgt de aanvrager de inzet van beroepsmatige ervaringsdeskundigen en ervaringsdeskundigheid? Te denken valt aan de inzet van ervaringsdeskundigen bij teamontwikkeling, vraagverheldering en de verbinding met de sociale basis, informele netwerken en Amsterdammers. Hoe zorgt de aanvrager ervoor dat de inzet van ervaringsdeskundigen aansluit bij de doelgroepen en opgaven van het gebied?

  • p.

    Hoe ziet de aanvrager de samenwerking en afstemming met de buurtteamorganisaties in de andere stadsdelen? Hoe wordt uniformiteit van buurtteams in de stad geborgd? Ook ten behoeve van netwerkvorming (op stedelijk en stadsdeelniveau), specifieke deskundigheid en kennisuitwisseling, professionalisering (opleiding en training, inclusief die van ervaringsdeskundigen) en communicatie?

4. Voorbereiding start dienstverlening Buurtteams

De start van de Buurtteams vergt voorbereiding van de nieuwe partijen en van de gemeente. Na de subsidieverlening zullen de nieuwe partijen samen optrekken om de transitiefase vorm te geven. De gemeente voert hier regie over. Gezamenlijk wordt de voortgang gemonitord. In deze fase trekken de partijen gezamenlijk op om ook de transformatie samen te ontwerpen en voor te bereiden en worden bevoegdheden, rollen en verantwoordelijkheden van de partijen daarin aangescherpt. Dit vindt plaats op zowel stadsbreed niveau als per stadsdeel. Ook wordt in deze fase in samenwerking tussen het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisaties, de gemeente en de stadsdelen besloten hoeveel buurtteams er per stadsdeel worden gerealiseerd, en hoe de spreiding over de stadsdelen van deze teams er uit komt te zien.

Van het samenwerkingsverband wordt verwacht dat zij een kwartiermakersteam beschikbaar hebben, dat de start van de buurtteams gaat voorbereiden en ervoor zorgt dat alle beoogde buurtteamactiviteiten ook daadwerkelijk zullen worden verricht.

De aanvrager wordt in dat kader allereerst gevraagd wie binnen het samenwerkingsverband welke buurtteamactiviteiten zullen gaan verrichten.

Daarnaast wordt gevraagd aan te geven hoe de aanvrager om zal gaan met activiteiten die bijdragen aan:

  • het voortzetten van hulprelaties

  • de overname van betrokken personeel van latende organisaties die voorheen de activiteiten hebben uitgevoerd die vanaf april 2021 landen in de buurtteams

  • het faciliteren van de overdracht van alle met betrekking tot de uitvoering van deze activiteiten te verrichten werkzaamheden

  • q.

    Hoe zorgt de aanvrager ervoor dat er op 1 april 2021 voldoende gekwalificeerd personeel (inclusief beroepsmatige ervaringsdeskundigen) beschikbaar is? Heeft de aanvrager nu al (voldoende) personeel, dat een op een over kan gaan naar het buurtteam? Zo ja, om hoeveel personeel gaat het, met welke functies? Hoe gaat de aanvrager ervoor zorgen dat er eventueel personeel met de juiste functies wordt overgenomen wordt van latende partijen? Geef hierbij ook aandacht aan personeel dat nu hulp verleent aan klanten in uw stadsdeel, maar mogelijk een werkgever heeft die in ander stadsdeel gehuisvest is, zoals de intensieve jongerenschuldhulpverlening. Heeft de aanvrager hier al afspraken over gemaakt met andere partijen?

  • r.

    In het kader van de eventuele overdracht van cliënten wordt van het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie vanaf subsidieverlening verwacht dat zij:

    • °

      per stadsdeel de startsituatie in beeld brengen. De gemeente faciliteert in een gedetailleerde uitslag van zowel alle buurtteams als de aanvullende ondersteuning Wmo. Het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie brengt in kaart welke zorgcliënten van welke organisaties overgenomen worden en maakt op basis van de opnamecapaciteit een plan om deze cliënten over te nemen. Het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie neemt daarnaast alle lopende dossiers van cliënten over die in een schuldhulpverleningstraject (Wgs) zitten.

    • °

      het transitieproces begeleiden. Het kwartiermakersteam dient uitgerust te zijn om de huidige cliënten die als gevolg van de transitie van aanbieder moeten veranderen warm te kunnen ontvangen en naar een nieuwe passende plek voor ondersteuning te begeleiden. Dit betreft zowel cliënten Ambulante Ondersteuning en Samen DOEN, als Schuldhulpverlening en Algemeen Maatschappelijk Werk.

    • °

      volgens een overdrachtsprotocol de warme overdracht en ontvangst van cliënten te realiseren. De gemeente levert een voorbeeldprotocol aan.

    • °

      zorgen dat het cliëntdossier op orde is in het dossier- en registratiesysteem van de buurtteams. De gemeente levert hiervoor een registratieprotocol aan.

    • °

      de voortgang van de overdracht van cliënten te monitoren en de gemeente hiervan tijdig over te informeren.

  • Wij ontvangen graag uw voorstel over hoe u deze voorbereidende werkzaamheden wilt gaan uitvoeren.

  • s.

    Vanaf de subsidieverlening wordt daarnaast verwacht dat het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie:

    • °

      beschikken over een contactpersoon implementatie werkwijze professionals, ten behoeve van de voorbereidingen rondom leren en ontwikkelen, in samenwerking met de gemeente.

    • °

      deelnemen aan (acceptatie)testen voor het registratiesysteem buurtteams.

    • °

      deelnemen aan voorbereidende trainingen voor basiskennis werkwijze buurtteams en registratiesysteem.

    • °

      inzet plegen op het overnemen van onderdelen van de Wijkzorg/alliantie netwerken (contactgegevens, werkwijzen, leerervaringen).

  • Wij ontvangen graag uw voorstel over hoe u deze voorbereidende werkzaamheden wilt gaan uitvoeren.

  • t.

    De Covid 19-crisis veroorzaakt een sterke economische teruggang. Gevreesd wordt dat hierdoor een grote groep Amsterdammers dicht bij het bestaansminimum zal geraken, problemen krijgt met vaste lasten en het risico loopt op problematische schulden. Met adequate financiële hulpverlening kan de ergste schade worden beperkt of voorkomen. Hoe denkt de aanbieder op deze maatschappelijke ontwikkeling in te spelen? Krijgt de buurtteamorganisatie voldoende veerkracht en schaalmogelijkheden om dit op te vangen? Welke waarborgen worden gesteld zodat sociaal raadslieden en schuldhulpverleners ook in de transitiefase voldoende inzetbaar blijven om de gevolgen van deze crisis het hoofd te bieden? Hoe wil de aanbieder deze medewerkers binden en bij uitbreiding nieuwe werven en opleiden.

  • u.

    Op welke manier heeft de aanvrager contact gehad met buurtbewoners en hoe zijn zij betrokken bij het opstellen van de inschrijving om ervoor te zorgen dat de aanvrager van onderaf en co-creatief prioriteiten benoemt en zoekt naar oplossingen?

  • v.

    Van het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie wordt vanaf de subsidieverlening verwacht dat zij een contactpersoon communicatie hebben, ter voorbereiding van de communicatie aanpak in samenwerking met de gemeente. Hoe gaat de aanvrager over de komst en de taken van het buurtteam communiceren? Hoe zorgt de aanvrager er voor dat de wijze van communiceren aansluit bij de Amsterdammer en bijdraagt aan de toegankelijkheid van de buurtteams?

  • w.

    Welke risico’s ziet de aanvrager en welke maatregelen gaat hij nemen om de risico’s weg te nemen, de impact ervan te verminderen en te beheersen? Wat heeft aanvrager daarbij nodig van de gemeente?

5. Transformatie en governance

  • x.

    Wat is de visie en de concrete vertaling hiervan op de doorontwikkeling naar Buurtteams Amsterdam, waarmee wordt beoogd te werken vanuit de leidende principes:

    • °

      Eenvoudig een nabij organiseren

    • °

      Werken vanuit de leefwereld

    • °

      Sturen op preventie en kostenbewustzijn

    • °

      Duidelijke keuzes

  • y.

    Vanaf de subsidieverlening wordt verwacht dat het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie voorbereidingen treffen voor de huisvesting van de toekomstige buurtteams. Hoe zorgt de aanvrager voor de inrichting van het benodigde aantal buurtteams in het stadsdeel? Hoeveel buurtteams wil de aanvrager formeren per stadsdeel, uitgesplitst op wijkniveau? Hierbij wordt de aanvrager ook verzocht een indicatie te geven van waar de aanvrager de buurtteams wil vestigen en waar de aanvrager satellietlocaties wil inrichten. Wat is de visie van de aanvrager op vindbaarheid, spreiding en bereikbaarheid, toegankelijkheid en veiligheid? Hoe ziet de aanvrager het transitieproces op het gebied van huisvesting? Wie betrekt de aanvrager bij het opzetten en inrichten van de buurtteams?

  • z.

    Hoe geeft de aanvrager de transformatie op het gebied van werkwijze en werkcultuur vorm? Op welke wijze borgt de aanvrager ruimte voor de doorontwikkeling van de buurtteams, die bijvoorbeeld gewenst of nodig is als gevolg is van landelijke, stedelijke, stadsdeel of gemeentelijke ontwikkelingen? Bij de start geeft de gemeente een eerste versie van het Werkkader Buurtteams Amsterdam (bijlage 5) mee aan de aanvrager. Tijdens de looptijd van de subsidie is de ontwikkeling van de professionele houding en werkwijze een verantwoordelijkheid van de het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie. De gemeente stuurt hiermee op een voldoende eenduidige werkwijze in de hele stad. Op welke wijze gaat de aanvrager bijdragen aan de gezamenlijke doorontwikkeling van het werkkader, zowel inhoudelijk als qua bevoegdheden, rollen en verantwoordelijkheden? Hoe geeft de aanvrager invulling aan het bewaken van uniformiteit over de stad met betrekking tot de werkwijze zoals geschetst in het werkkader?

  • aa.

    Hoe richt de aanvrager de governance in van de nieuwe buurtteamorganisatie? Wat is de visie van de aanvrager op goed werkgeverschap?

  • bb.

    Welke aantoonbare ervaring en kennis heeft de aanvrager met (de aansturing en organisatie) van veranderprocessen en cultuurveranderingen binnen het Amsterdamse werkveld?

  • cc.

    Op welke wijze kan de aanvrager aantonen dat hij beschikt over voldoende zakelijke kwaliteiten om de buurtteamorganisatie op duurzame wijze op te zetten, in te richten en verder te ontwikkelen? Op welke wijze kan de aanvrager aantonen in staat te zijn een efficiënte bedrijfsvoering en efficiënte en effectieve ondersteunende processen in te richten?

  • dd.

    Hoe vult de aanvrager het begrip ‘lerende organisatie’ in? Daarbij beschrijft de aanvrager in ieder geval hoe hij/zij een verbetercyclus inricht waarbij signalen van medewerkers, Amsterdammers, buurtbewoners en samenwerkingspartners actief worden opgehaald en als input worden gebruikt voor het verbeteren van de dienstverlening van Buurtteams Amsterdam.

  • ee.

    Hoe geeft de aanvrager vorm aan leren en ontwikkelen voor en door medewerkers? Hoe zorgt de aanvrager voor het (actueel) behouden van specialistische kennis van de medewerkers?

Het Activiteitenplan mag ten hoogste twintig (20) A4 beslaan. Verder moet gebruik worden gemaakt van het lettertype Calibri, lettergrootte 10 pts en dient de regelafstand 1,5 te bedragen.

Artikel 9, onder c

Opdat de gemeente zich een goed beeld wil vormen van de wijze waarop de aanvrager denkt de kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de dienstverlening te gaan dekken, wil de gemeente een begroting ontvangen met een gespecifieerd overzicht van de voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten benodigd beschikbaar personeel en materieel. In de begroting zijn ten minste de volgende posten opgenomen, inclusief de wijze waarop de bedragen tot stand zijn gekomen:

  • a.

    Personeel

  • b.

    Huisvesting

  • c.

    ICT

  • d.

    Opleidingen

Voor het invullen van de begroting dient gebruik te worden gemaakt van het door de gemeente voorgeschreven format.

Artikel 9, onder d

De gemeente hecht sterk aan kwaliteitsmanagement. Daarom wordt aan aanvragers gevraagd dat zij het door hen behaalde ISO-, HKZ-certificaat of eigen Handboek Kwaliteitsmanagement bij de aanvraag meesturen. Ongeacht het gekozen kwaliteitssysteem, is hierin in ieder geval opgenomen hoe periodiek de werking van de buurtteams wordt geëvalueerd in samenwerking met de partners in het stadsdeel (waaronder cliënten, vrijwilligers, welzijnsprofessionals en zorgprofessionals).

De werking van een kwaliteitsmanagementsysteem wordt aangetoond door het overleggen van ten minste een (1) recent uitgevoerde Interne Audit en een (1) recent opgestelde Directie- c.q. Organisatiebeoordeling.

In het geval de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband dan dient een certificaat of ander kwaliteitsmanagementsysteem op naam van de penvoerder dan wel op naam van één van de rechtspersonen in het desbetreffende samenwerkingsverband te worden meegestuurd. Binnen het kwaliteitsmanagement dient in ieder geval een kwaliteitscyclus te worden uitgewerkt. In deze cyclus gaat de subsidieontvanger binnen het stadsdeel periodiek in gesprek met organisaties in de sociale basis en aanvullende zorg, vrijwilligers, overige sociale netwerken en Amsterdammers. In die gesprekken haalt zij ontwikkelpunten op, werkt deze uit en volgt ze op. In de gesprekken wordt tevens voortgang besproken en eventueel punten bijgesteld, om zo het eigen functioneren continu te evalueren en te verbeteren. Over de uitvoering en voortgang rapporteert de subsidieontvanger aan de subsidieverstrekker, binnen de voortgangsrapportage zoals beschreven in artikel 15 lid j.

Artikel 9, onder e

De gemeente hecht sterk aan informatiebeveiligingsmanagement. Daarom wordt ook aan aanvragers gevraagd dat zij het door hen behaalde ISO, BIO-certificaat of eigen Handboek Informatiebeveiliging bij de aanvraag mee te sturen. De werking van een informatiebeveiligingssysteem wordt aangetoond door het overleggen van ten minste een (1) recent uitgevoerde Interne Audit en een (1) recent opgestelde Directie- c.q. Organisatiebeoordeling.

Artikel 9, onder f

In het geval partijen (nog) niet beschikken over een NVVK-Lidmaatschap of wanneer het lidmaatschap niet automatisch overgaat naar de nieuwe rechtspersoon, dan dient de aanvrager zo spoedig mogelijk na het ontvangst van de beschikking op de subsidieaanvraag zich voor te bereiden op het lidmaatschap van het NVVK en deze zo spoedig mogelijk aan te vragen.

Artikel 9, onder i

Gelijktijdig met de subsidieregeling voor Buurtteams organiseert de gemeente een aanbesteding voor Aanvullende ondersteuning Wmo-diensten (AIS- 2019-0035) en een aanbesteding voor Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen (MO/BW) (AIS-2019-0025). De gemeente publiceert hiervoor de aanbestedingsleidraden op 1 juli 2020.

Met de aanbestedingen wil de gemeente voor Aanvullende Individuele Ondersteuning, Dagbesteding, Hulp bij het Huishouden, Logeeropvang en Ondersteuning en Opvang van Slachtoffers bij Huiselijk Geweld en Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen, contracten sluiten met leveranciers van deze dienstverlening.

Uitgangspunt is dat de gemeente de uitvoering van en toeleiding naar Aanvullende ondersteuning Wmo-diensten en MO/BW wil scheiden. Het is daarom niet wenselijk dat een partij die een contract met de gemeente heeft voor aanvullende ondersteuning Wmo-diensten en MO/BW, overwegende invloed kan hebben op de toeleiding.

Een samenwerkingsverband waarin een partij participeert die ook deelneemt aan één of beide aanbestedingen, moet daarom verklaren dat sprake zal zijn van onafhankelijke toeleiding. Dat houdt in dat bij toeleiding geen sprake is van bevoordeling van één van de deelnemers van het samenwerkingsverband die tevens deelnemen aan één of beide aanbestedingen.

De subsidieaanvraag voor buurtteams moet uiterlijk 26 augustus 2020 ingediend zijn. Volgens de planning in de leidraden dienen inschrijvingen voor de aanbestedingen tevens uiterlijk 26 augustus 2020 ingediend te zijn.

Indien het college constateert dat de aanvraag niet voldoet aan de constructie zoals hierboven beschreven, kan de subsidieaanvraag worden geweigerd op grond van artikel 12. De inschrijving van deze partij in één of beide aanbestedingsprocedures blijft in dat geval wel in de procedure.

Artikel 10 Aanvraagtermijnen

Artikel 10, lid 1

Aanvragen in het kader van de subsidieregeling kunnen worden ingediend via https://www.amsterdam.nl/subsidies/subsidies-onderwerp/. Tevens kan de aanvraag per post worden ingediend door deze toe te sturen aan: Subsidiebureau gemeente Amsterdam, Postbus 58010, 1040 HA Amsterdam. Via [invoegen telefoonnummer] kan een aanvraagformulier en de daarbij horende bijlagen op papier worden opgevraagd.

Artikel 12 Weigeringsgronden

Artikel 12, onder b

Het college wil de toeleiding naar en de uitvoering van zorg en ondersteuning scheiden. Samenwerkingsverbanden of buurtteamorganisaties hebben onder meer een rol bij toeleiding en doorverwijzing naar aanvullende ondersteuning Wmo-diensten en Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen. Het college verlangt van het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie dat doorverwijzing onafhankelijk, doelmatig en kostenefficiënt gebeurt waarbij alle mogelijkheden voor de betreffende cliënt in ogenschouw worden genomen. Uiteindelijk moet de Amsterdammer de zorg en ondersteuning krijgen die het best aansluit bij zijn situatie. Daarbij mogen (financiële) belangen om te verwijzen naar de eigen of een daaraan gelieerde organisatie geen rol spelen.

Het college beoordeelt of uit de stukken die bij de aanvraag worden gevoegd, het aannemelijk is dat sprake zal zijn van onafhankelijke toeleiding. Een indicatie dat daarvan geen sprake zal zijn is als één of meer uitvoerende deelnemers van het samenwerkingsverband, die tevens een contract met de gemeente heeft voor aanvullende ondersteuning Wmo-diensten en/of MO/BW, overwegende zeggenschap heeft in het samenwerkingsverband of de buurtteamorganisatie. Dit betekent dat moet blijken dat deze partij(en) geen overwegende zeggenschap kan/kunnen hebben binnen het samenwerkingsverband en de buurtteamorganisatie. Het college betrekt bij de beoordeling factoren als de perso(o)n(en) die de buurtteamorganisatie zullen besturen, de wijze waarop het interne toezicht is belegd binnen de buurtteamorganisatie, welke andere organen/personen doorslaggevende rechten hebben om al dan niet besluiten binnen de buurtteamorganisatie te nemen of goed te keuren en de wijze waarop de bedrijfsvoering van de buurtteamorganisatie voor het uitvoeren van de buurtteamactiviteiten zal worden georganiseerd.

Artikel 12, onder f

Het college acht het ongewenst dat een rechtspersoon meer dan drie andere rechtspersonen in stand houdt die op grond van deze regeling subsidie ontvangen. Daarbij kan gedacht worden aan een holdingstructuur, waarbij de moederorganisatie meer dan drie buurtteamorganisaties, die hun werkzaamheden in verschillende stadsdelen verrichten, in stand houdt.

Artikel 13 Verlening onder ontbindende voorwaarde

Als de aanvraag aan een samenwerkingsverband wordt toegekend, vindt deze toekenning plaats onder de ontbindende voorwaarde zoals genoemd in de regeling. Ontbindend betekent dat het recht op subsidie op termijn kan komen te vervallen, als niet tijdig aan de voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 14 Begrotingsvoorbehoud

De budgetten die voor de activiteiten van de buurtteams benodigd zijn, worden jaarlijks verwerkt in de begroting voor het komende jaar die door de gemeenteraad in november van ieder voorafgaand jaar wordt vastgesteld. De toe te kennen subsidie kan derhalve per kalenderjaar verschillen.

Artikel 15 Aanvullende verplichtingen

Artikel 15, onder c

  • 1.

    Onderdeel van het gemeentelijk beleid is het gebruik van het Centraal meldpunt Vroegsignalering in het kader van de Amsterdamse aanpak Vroegsignalering; het gebruik van ‘het schulddossier’ in het kader van aanlevering schulddossiers aan de kredietbank. Registratie van integrale schuldhulpverlening (waaronder Vroegsignalering) en sociaal raadsliedenwerk vindt plaats conform het informatiemodel Schuldhulpverlening. De buurtteamorganisatie is in het kader van voorkomen beslagen door deurwaarders aangesloten op de Verwijsindex Schuldhulpverlening.

  • 2.

    De subsidieontvanger neemt in het kader van professionele ontwikkeling van de eigen en andere organisaties op het gebied van integrale schuldhulpverlening en sociaal raadsliedenwerk actief deel aan stedelijke samenwerking met de andere buurtteamorganisaties en de gemeente op het gebied van onderzoek, proces en kwaliteitsverbetering, gespecialiseerde intervisie, ketensamenwerking, bereikvergroting en communicatie.

  • 3.

    Gebruikmaking van de huisstijl voor Buurtteams Amsterdam en de communicatierichtlijnen van de gemeente, dit om de herkenbaarheid van de Buurtteams in de buurten te vergroten.

  • 4.

    De buurtteamorganisatie conformeert zich aan het gemeentelijke protocol voor het afhandelen van klachten over de uitvoering van de Wmo in de Wmo-keten.

Artikel 15, onder d en e

In het kader van de uitvoering van de subsidiabele activiteiten zal de subsidieontvanger persoonsgegevens gaan verwerken. De subsidieontvanger is gehouden de nog te ontwerpen ‘gegevensbehandeling’ steeds te implementeren in zijn werkwijze zodat deze voldoet aan de actuele door de gemeente voorgeschreven of gehanteerde voorschriften respectievelijk richtlijnen

De gemeente Amsterdam wil integrale dienstverlening aan haar inwoners leveren, dit vraagt het delen van informatie, “dat-informatie”, op inwonersniveau tussen de verschillende professionals ten behoeve van de integrale zorgverlening en ten behoeve van de directe informatievoorziening aan de klant.

Het IKB-P is een klantbeeld-applicatie waarin de professionals gegevens over cliënten vanuit de integrale werkwijze kunnen raadplegen en wijzigen. De ontwikkeling van dit systeem is voorzien voor 2020 (en 2021) en doorontwikkeling (na 2021). Buurtteams werken mee aan ontwikkeling (2020) en doorontwikkeling (na 2020) van de applicatie buurtteams en ander ontwikkelingen op het gebied van informatievoorziening vanuit de gemeente Amsterdam. Het gaat hierbij, maar niet bij voorbaat uitsluitend, om de ontwikkelingen van het registratiesysteem voor de buurtteams, IKB-P en Mijn Amsterdam.

De gemeente Amsterdam is zorgdrager voor de gegevenshuishouding voor collegetaken in het kader van de wet Wmo en de wet gemeentelijke Schuldhulpverlening, hierover zullen nader uit te werken afspraken worden gemaakt.

Artikel 15, onder f

Van de subsidieontvangers wordt verwacht dat zij fysiek aanwezig zijn op die plekken in de stad, waar de behoefte het grootst is. Dit kan door de tijd veranderen en hier dienen subsidieontvangers op in te kunnen spelen. Zij dienen te beschikken over zogenaamde buurtteamlocaties waar minimaal één team fulltime aanwezig is. Op een dergelijke locatie worden werkplekken voor medewerkers gecombineerd met spreekkamers en inloop mogelijkheden voor Amsterdammers. De buurtteamlocaties moeten goed bereikbaar, uitnodigend, toegankelijk, vindbaar en de-escalerend zijn. Om te zorgen dat er in heel Amsterdam en daarmee voor de Amsterdammer een helder beeld is van waar de buurtteams te vinden zijn is een Huisvestingsvisie geschreven ten behoeve van de buurtteamorganisatie, deze visie dient als richtlijn (bijlage 9).

Naast deze “eigen” locaties dient de subsidieontvanger gebruik te maken van bestaande ontmoetingsplekken in de stad (satellietlocaties), waar de doelgroep reeds aanwezig is. De eigen uitstraling van de buurtteams is hier van ondergeschikt belang.

Subsidieontvangers moeten zorgen voor een goede spreiding van locatie, zodat bewoners zo min mogelijk drempels ervaren om naar het buurtteam te gaan en buurtteams een goede binding met de buurt krijgen en kunnen aansluiten bij lokale netwerken.

Subsidieontvangers dienen op buurtteamlocaties medewerkers van partners op flexibele basis te kunnen huisvesten, om zo de samenwerking tussen verschillende partijen te vergemakkelijken. Kosten hiervoor mogen doorbelast worden aan partners.

De subsidieontvanger is zelf verantwoordelijk voor het organiseren van de infrastructuur, werkplekken en kantoorautomatisering ter ondersteuning van hun bedrijfsvoering.

Subsidieontvangers moeten een beknopt huisvestingplan maken, waarbij de huisvestingsvisie als leidraad geldt. Dit plan wordt aan de gemeente voorgelegd en in samenspraak met de subsidieontvanger worden hier de keuzes voor de uiteindelijk beoogde locaties gemaakt.

Artikel 15, onder g

De nog op te richten buurtteamorganisatie krijgt tot 1 januari 2023 gelegenheid om de certificaten en het lidmaatschap als bedoeld in artikel 9 te behalen dan wel te verkrijgen op naam van de buurtteamorganisatie.

Artikel 15, onder j

  • 1.

    In het kader van monitoring dient de subsidieontvanger driemaal per jaar een voortgangsrapportage in op basis waarvan een prestatiedialoog wordt gevoerd. De voortgangsrapportage wordt door de subsidieontvanger binnen 2-3 weken na afloop van de rapportageperiode aangeleverd bij de subsidieverstrekker. In de voortgangsrapportage is in ieder geval opgenomen:

    • De cliëntstromen (in-, door- en uitstroom (met uitstroomkenmerk) van cliënten met een ondersteuningsplan

    • In het eerste jaar de voortgang van de overdracht van cliënten uit de aanvullende zorg

    • De wachttijden

    • Het aantal en aard van ontvangen klachten en de wijze van afdoening daarvan

    • De resultaten van onderzoeken naar cliëntervaring en medewerkerstevredenheid

    • Een terugkoppeling van de bevindingen binnen het kwaliteitssysteem zoals bedoeld onder artikel 9, lid d en de voortgang op de verbeterpunten.

  • 2.

    De subsidieverstrekker hecht eraan om in gesprek met de uitvoerders van de buurtteamactiviteiten gezamenlijk en met de subsidieontvanger en betrokkenen in het stadsdeel een beeld te vormen over de doelrealisatie en de werking van het stelsel als geheel. De subsidieverstrekker organiseert deze gesprekken eenmaal per jaar. Van de subsidieontvanger wordt verwacht dat deze een actieve bijdrage levert aan deze gesprekken. Over de exacte invulling maken subsidieverstrekker en subsidieontvanger nadere afspraken.

  • 3.

    De gemeente streeft naar de verlichting van administratieve lasten en maakt met de subsidieontvanger afspraken over het periodiek geautomatiseerd aanleveren van data, waardoor de subsidieverstrekker rechtstreeks kan beschikken over de gevraagde monitorgegevens. Hierbij worden de daarvoor geldende privacyregels in acht genomen.

  • 4.

    De subsidieontvanger werkt mee aan kwaliteitsonderzoeken door de gemeente.

  • 5.

    De subsidieontvanger stelt binnen de subsidieperiode minimaal eenmaal een onafhankelijke visitatiecommissie samen. Deze commissie toetst de resultaten van de kwaliteitscyclus en de voortgangsrapportages en geeft op basis daarvan een oordeel over de kwaliteit van de uitvoering door de subsidieontvanger. Op basis van de terugkoppeling hierover vindt een gesprek plaats tussen de betrokken partijen (inwoners, professionals, opdrachtnemers, buurt-/wijkvertegenwoordigers) om te reflecteren, te evalueren en eventuele omissies te verklaren. Het resultaat van de visitatie en het gesprek daarover wordt door de subsidieontvanger besproken met de gemeente en openbaar gemaakt.

  • 6.

    De subsidieontvanger werkt mee aan een uitgebreide evaluatie van de uitgevoerde activiteiten na het tweede subsidiejaar. De evaluatie vormt de basis voor overleg over de wijze waarop activiteiten in de resterende periode zullen worden uitgevoerd.

Artikel 15, onder n

De gemeente voorziet dat na de start van de buurtteams en ook wel als gevolg daarvan, in het Amsterdamse zorgstelsel het een en ander zal veranderen. Vanwege de centrale rol van buurtteams in het stelsel wil de gemeente bij toekomstige projecten en andersoortige specifieke verzoeken om diensten en ondersteuning het commitment van buurtteamorganisaties dat zij input zullen leveren. In voorkomende gevallen zal voor een project een selectie van buurtteamorganisaties worden gevraagd, bijvoorbeeld omdat het project slechts een bepaald deel van de stad beslaat. Voor zover deze inbreng niet bekostigd kan worden vanuit de subsidie voor buurtteams bekijkt het college – binnen de juridische en financiële kaders die hiervoor gelden – of aparte vergoeding mogelijk is.

Artikel 16 Verantwoording

De hoogte van de subsidie wordt jaarlijks vastgesteld, waarbij de uitkomsten van de jaarlijkse voortgangs- en evaluatiegesprekken worden meegenomen. Daarbij dient de subsidieontvanger flexibiliteit in te bouwen om bijstelling van de verleende bedragen gedurende de eerste twaalf maanden op te vangen als de overdracht van cliënten vanuit de aanvullende zorg anders verloopt dan verwacht.