Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent werkzaamheden aan de infrastructuur in de openbare ruimte (Nadere Regels WIOR (2021))

Geldend van 08-04-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent werkzaamheden aan de infrastructuur in de openbare ruimte (Nadere Regels WIOR (2021))

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, gelet op Artikel 149 Gemeentewet, besluit de bestaande regeling Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte (2009) in te trekken den de volgende regeling vast te stellen:

Nadere regels behorend bij Verordening Werken in de Openbare Ruimte Amsterdam (2021)

Hoofdstuk 1. Inleiding

1.1. Inleiding

Dit document bevat nadere regels ter uitvoering van de artikelen van de verordening Werken in de Openbare Ruimte (2021) (hierna: de verordening WIOR) in Amsterdam, ofwel de Nadere Regels WIOR (2021). De Nadere Regels zijn vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders op 23 februari 2021. Een ieder is verplicht zich te houden aan de regels uit de verordening WIOR en de Nadere Regels WIOR (2021).

Hoofdstuk 1 bevat naast de inleiding een lijst van gebruikte afkortingen en een definitielijst met uitleg over veelgebruikte termen in de Nadere Regels WIOR (2021).

Hoofdstuk 2 bevat de algemene uitvoeringsvoorschriften werken in de openbare ruimte ex artikel 6 van de verordening WIOR. Dit zijn algemene voorschriften op het gebied van technische uitvoeringswijze, verkeersveiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid, tracébepaling en schadepreventie, waar partijen zich in elk geval altijd aan moeten houden.

Hoofdstuk 3 beschrijft het regie- en coördinatieproces, dat moet worden doorlopen en waarmee de gemeente haar wettelijke regietaak invult en de coördinatie faciliteert. Dit hoofdstuk bevat de regels rond het proces en de overlegorganen ex artikel 5 en de wijze van aanmelding, vergunningaanvraag, melding en kennisgeving ex artikel 9 t/m 15 van de verordening WIOR.

Hoofdstuk 4 bevat de financiële regelingen gekoppeld aan het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte, zoals de verlegregeling voor kabels en leidingen en de kostenverdeling rond gecombineerd uitgevoerde werkzaamheden. Dit zijn allemaal regels ex artikel 23 van de verordening WIOR.

Afkortingen

Deze paragraaf beschrijft de afkortingen zoals deze voorkomen in de Nadere Regels WIOR.

AB assetbeheerders, eigenaren van assets inclusief kabel- en leidingnetwerken

B&W burgemeester & wethouders

BLVC bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie

TZH Toezichthouder (handhaver) op het correct uitvoeren van de werkzaamheden

IB Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam

K&L kabels en leidingnetwerken

KLB kabel- en leidingbeheerder(s)

KLIC Kabels en Leidingen Informatie Centrum

OV openbaar vervoer

PBI Plan en Besluitvormingsproces Infrastructuur

Plaberum Plan en Besluitvormingsproces Ruimtelijke Maatregelen

STR Stadsregie

VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten

VRI verkeersregelinstallatie

WIOR Werken in de Openbare Ruimte

WWU Werkgroep Werk in Uitvoering

ZWIA (handboek) Zo Werken wij in Amsterdam

1.2. Definities

Assetbeheerders

Eigenaren en (net)beheerders van assets als kabel- en leidingnetwerken en gemeentelijke assets.

BLVC-maatregelen

Bouwhekken, afzettingen, omleidingsborden, verkeersregelaars, communicatie etc. die worden genomen voor de bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie bij de uitvoering van werkzaamheden in de openbare ruimte.

Bomen

Van de eerste categorie zijn bomen groter dan 15 meter in volgroeide staat. Van de tweede categorie zijn bomen met een hoogte van 10 – 15 meter in volgroeide staat. Van de derde categorie zijn bomen van 6 – 10 meter in volgroeide staat.

Bouwproject

In deze Nadere Regels worden alleen die bouwprojecten bedoeld die leiden tot werken aan de infrastructuur in de (toekomstige) openbare ruimte of impact hebben op de BLVC van de openbare ruimte.

Calamiteit

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder Q.

Degeneratie

Versnelde achteruitgang van de kwaliteit van verhardingen ten gevolge van het feit dat de verharding opgebroken is geweest.

Distributiekabels en -leidingen

Kabels en leidingen die geen transportfunctie hebben.

Evenement

In deze Nadere Regels WIOR worden alleen die evenementen bedoeld die door hun grootte of locatie (op of aan het hoofdnet) van invloed kunnen zijn op de stedelijke bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid.

Gemeentelijke assets:

Wegbedekking/maaiveldverharding, straatmeubilair, riolering plus toebehoren, groenvoorzieningen, openbare verlichting, verkeerregelinstallaties, kunstwerken zoals bruggen, tunnels en walmuur-/kadeconstructie, e.d.;

Huisaansluiting

De verbinding tussen een distributiekabel/-leiding en een perceel of pand

Intake

Het bepalen van de impact van het werk en het bepalen van het te doorlopen proces.

Infrastructuur

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder I.

Instemmingsbesluit

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder F.

Kabel- en leidingnetwerken

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder G.

Netbeheerder

Degene die in de stad kabel- en leidingnetwerken aanlegt of onderhoudt, in eigendom heeft of, uit naam van de eigenaar, beheert.

Kunstwerken

Bouwwerk waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals bruggen, viaducten, walmuren, tunnels, sluizen, inclusief toebehoren zoals landhoofden.

Langetermijnplanning

Overzicht van initiatieven voor het uitvoeren van werkzaamheden.

Maatschappelijke schade

Schade (overlast, omzetderving, tijdverlies etc) door werkzaamheden voor de omgeving, ondernemers, reizigers etc.

Nood- en hulpdiensten

Ambulances, brandweer- en politie(voertuigen).

Openbare ruimte

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder H.

Railinfrastructuur

Onroerende voorzieningen voor en toebehorend aan railgebonden vervoer, zoals rails, bovenleiding en -masten, perrons, haltes, kasten.

Spitsperioden

Spitsperioden van het verkeer.

Tijdslot

Het tijdvak waarbinnen de werkzaamheden mogen worden uitgevoerd

Tijdelijke verkeersmaatregel

Een besluit genomen door de wegbeheerder (dagelijks bestuur) om tijdelijk (niet langer dan 4 maanden) afzettingen, verkeerstekens en verkeersborden te plaatsen, bijvoorbeeld voor het afzetten van parkeerplaatsen of bij wegwerkzaamheden.

Transportkabels en -leidingen

transportkabels en –leidingen zijn kabels en leidingen bestemd voor het transport tussen opwekkingsbronnen/productie-eenheden onderling en van opwekkingsbron/productie-eenheid naar wijkniveau (bijvoorbeeld wijkcentrale, onderstation), waarop niet rechtstreeks huisaansluitingen zijn aangesloten. Voor de volgende soorten kabels en leidingen is specifiek vastgesteld wat als transportkabel of -leiding wordt gedefinieerd:

soort kabel of leiding

definitie transportfunctie

elektriciteitskabels

kabels met een nominale spanning van 50 kV en hoger

gasleidingen

leidingen met een nominale druk van 1 bar en hoger

waterleidingen

leidingen met een nominale diameter van 300 mm en groter

stadsverwarming/

stadskoude

leidingen met een nominale druk van 16 bar en hoger en een diameter van 300 mm en groter

riolering

alle standvaste (onderheide) leidingen, leidingen dieper dan 1.7 b.o.b. en alle persleidingen met een diameter groter dan 160 mm

Projectkosten

Verzamelbegrip van kosten voor de organisatie en uitvoering van gecombineerde projecten die verdeeld kunnen worden onder de samenwerkende deelnemers:

  • Proceskosten (voorbereiding) waaronder de werkzaamheden van de initiatiefnemer voor de organisatie, het bijwonen van overleggen, het opstellen van het BLVC-plan en de leges van gecombineerde projecten.

  • Uitvoeringskosten (BLVC-maatregelen: bouwhekken, afzettingen, omleidingsborden, verkeersregelaars, communicatie etc.) en de herstraatkosten van gecombineerde projecten.

Regieslots

Gebieden in Amsterdam die worden vrijgegeven voor het uitvoeren van werkzaamheden waardoor de werkzaamheden in beter onderling verband kunnen worden uitgevoerd en waarna in het gebied voor een langere tijd graafluwte wordt nagestreefd.

Tracé-akkoord

Akkoord van de gemeente op het voorstel tot ordening van onder- en bovengrondse kabel- en leidingnetwerken en het (als van toepassing) verzoek tot verleggen (ex artikel 22 verordening WIOR) het verwijderen van ongebruikte kabel- en leiding¬netwerken ex artikel 21 verordening WIOR en het medegebruik maken van reeds aanwezige infrastructuur ex artikel 8 verordening WIOR.

Vergunning / Instemmingsbesluit

In dit document wordt bedoeld de WIOR-vergunning of Instemmingbesluit zoals verleend door de gemeente.

Verkeersbesluit

Een besluit als bedoeld in artikel 15 van de Wegenverkeerswet

Wenstracéprocedure

Procedure om te komen tot een voorstel voor ordening van onder- en bovengrondse kabel- en leidingnetwerken en het in beeld brengen van (gedwongen) verleggingen (ex artikel 22 verordening WIOR) en voor de mogelijkheden tot het verwijderen van ongebruikte kabel- en leidingnetwerken ex artikel 21 verordening WIOR en de mogelijkheden tot het medegebruik maken van reeds aanwezige infrastructuur ex artikel 8 verordening WIOR.

Verkeersnet

Plus- en Hoofdnet Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder CC.

Vooroverleg

Verplichte overlegstap voor Groot werk (zie 3.6) waarin o.a. wordt bepaald welke aspecten in het BLVC-plan aan de orde moeten komen én of de initiatiefnemer zijn werk moet agenderen voor de WWU of dat een mededeling of kennisgeving volstaat.

Werkgrenzen

Afbakening van de locatie van werkzaamheden van iedere afzonderlijke deelnemer

Werkterrein

Terrein waar de werkzaamheden plaatsvinden, inclusief opslag van materiaal en materieel, keten en inclusief bijbehorende afzettingen en bebording.

Werkzaamheden

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder E.

WWU

Werkgroep Werk in Uitvoering, toetsen van BLVC-plannen van werkzaamheden die zich afspelen op, of verkeer omleiden over, de corridors, plus- en hoofdnetten.

Hoofdstuk 2. Algemene Uitvoeringsvoorschriften

2.1. Inleiding

Dit hoofdstuk bevat algemene uitvoeringsvoorschriften ex. artikel 6 van de verordening Werken in de Openbare Ruimte. Het betreft voorschriften op het gebied van technische uitvoeringswijze, (verkeers)veiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid, tracébepaling en schadepreventie, waar iedere opdrachtgever en/of uitvoerder van werkzaamheden zich altijd aan moet houden. Naast deze algemene voorschriften kan de gemeente per werk nog specifieke voorschriften stellen, gekoppeld aan de vergunning of het instemmingsbesluit.

2.2. Wijze waarop werkzaamheden in de openbare ruimte plaatsvinden (ex Artikel 5 Verordening WIOR)

  • a.

    (Graaf)werkzaamheden in de directe nabijheid van kabels en leidingen moeten door de vergunninghouder met de betrokken KLB worden afgestemd.

  • Toelichting

  • Het coördinatieproces (zie hoofdstuk 3) voorziet hierin. Bij kleine werkzaamheden die niet het coördinatieproces doorlopen kan de afstemming mede worden geïnitieerd door het doen van een graafmelding bij het Kadaster.

  • b.

    De werkzaamheden moeten veilig worden uitgevoerd en minimale hinder geven. De betreffende CROW-voorschriften en het Handboek ‘Zo Werken Wij In Amsterdam - Op straat’ dienen hiertoe als leidraad.

  • Toelichting

  • Het Handboek ‘Zo Werken Wij In Amsterdam - Op straat’ (ZWIA) is te downloaden https://www.amsterdam.nl/parkeren-verkeer/werken-openbare-ruimte/

  • c.

    De vergunninghouder dient de toegankelijkheid voor nood- en hulpdiensten, brandvoorzieningen en (nood)uitgangen van woningen en (openbare) gebouwen te garanderen. Doorrijbreedte is minimaal 3.50 meter. Doorrijhoogte is minimaal 4.20 meter.

  • Toelichting

  • De doorrijbreedte en –hoogte zijn bij werkzaamheden belangrijke voorschriften van de brandweer. Alle richtlijnen zijn te vinden via https://www.brandweer.nl/amsterdamamstelland/

  • d.

    Kabels, leidingen en toebehoren zoals kasten, putten, brandkranen en afsluiters moeten bereikbaar zijn.

  • e.

    Materialen, materieel en stoffen moeten binnen het werkterrein blijven en voorkomen moet worden dat deze hinder voor de omgeving geven, conform de daarvoor geldende wettelijke regels.

  • Toelichting

  • Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan modder (gladheid) en rommel (val- en aanrijdgevaar) en aan regels op het gebied van veiligheid en gezondheid (V&G), arbeidsomstandigheden en geluidhinder, zoals opgenomen in de milieu- en arbowetgeving.

  • f.

    Tijdens én na de werkzaamheden dienen werkterrein en/of de openbare weg schoon en opgeruimd te zijn met het oog op veiligheid en een leefbare omgeving.

  • g.

    Bouwstoffen, restmaterialen en opstallen, waaronder vrijgekomen of niet meer terug te plaatsen grond, dienen na uitvoering van de werkzaamheden verwijderd te zijn volgens de betreffende regelgeving.

  • h.

    De vergunninghouder dient het werkterrein zo in te richten dat dit goed zichtbaar en veilig is.

  • i.

    De vergunninghouder zorgt ervoor dat het verkeer ongehinderd en veilig langs het werk wordt geleid. Randvoorwaarden daarbij dienen afgestemd te worden met de vergunningverlener.

  • j.

    Gemeentelijke en particuliere eigendommen, zoals bomen, straatmeubilair en kabels en leidingen, mogen niet worden beschadigd.

  • k.

    De vergunninghouder mag kortdurende werkzaamheden op hoofdnetten niet in de spits uitvoeren, uitgezonderd in geval van calamiteiten. De spitsperiodes lopen van 6.30 - 9.30 uur en van 15.30-19.00 uur.

  • l.

    Indien verplaatsing, uitbreiding of verwijdering van gemeentelijke eigendommen, zoals openbare verlichting, riolering, straatmeubilair en railinfrastructuur nodig is, dan dient de initiatiefnemer/vergunninghouder dit tijdig voorafgaande aan de werkzaamheden af te stemmen met de betreffende eigenaar.

  • m.

    De initiatiefnemer/vergunninghouder dient werkzaamheden aan kunstwerken, zoals bruggen, viaducten, walmuren, tunnels en sluizen tijdig voorafgaande aan de werkzaamheden af te stemmen met de beheerder van het betreffende kunstwerk.

  • n.

    Zonder uitdrukkelijke toestemming van de vergunningverlener mogen geen belastingen worden aanbracht op of in de invloedsfeer van kunstwerken, zoals dekken en/of constructies van bruggen en walmuren en op of in de invloedsfeer van ondergrondse bouwwerken, zoals parkeergarages.

  • o.

    Werkzaamheden onder of in de directe nabijheid van railinfrastructuur mogen alleen onder een vergunning Wet Lokaal Spoor worden uitgevoerd.

  • p.

    Het is verboden werkzaamheden uit te voeren als vanwege weersomstandigheden of maatschappelijke omstandigheden als evenementen of demonstraties het risico op schade, ongevallen of onevenredige overlast te groot is.

  • q.

    “Als wordt gewerkt in of met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater zijn de regels uit de Wet Bodembescherming, de Nota Bodembeheer Gemeente Amsterdam, de ARVO 2020 en praktijkrichtlijnen zoals CROW 400 en relevante beoordelingsrichtlijnen (BRL’s) van toepassing. Als gewerkt wordt op een reeds gesaneerde locatie, moet het nazorgplan van de locatie worden gevolgd. Voorgenomen graafactiviteiten in vervuilde grond dienen altijd tijdig te worden gemeld bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.” Zie: https://loket.odnzkg.nl/digitale-formulieren/.

  • r.

    Bij werkzaamheden aan wegverhardingen dient de vergunninghouder zich te houden aan de ‘Amsterdamse Richtlijn voor Verkennend Onderzoek’.

2.3. Herstel openbare ruimte (ex Artikel 23 Verordening WIOR)

  • a.

    Het herstel van de openbare ruimte wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en wordt afgerekend conform de wijze zoals beschreven in hoofdstuk 4 tenzij door de gemeente anders is bepaald.

  • b.

    Bij herstel van openbare ruimte die minder dan 5 jaar geleden is ingericht of volledig is vernieuwd bepaalt de vergunningverlener na overleg met de vergunningaanvrager de meest geschikte wijze van herstel. Dit vindt plaats vóór afgifte van de vergunning of vóór aanvang van kleine werkzaamheden.

  • Toelichting

  • Uitgangspunt hierbij is dat na herstel geen extra onderhoud benodigd is en er geen sprake is van degeneratie. Dit betekent meestal dat er een groter oppervlakte straatwerk wordt vernieuwd dan de oppervlakte van het opgebroken straatwerk. Het herstel wordt afgerekend op basis van werkelijk gemaakte kosten zoals beschreven in hoofdstuk 4 paragraaf 4.4.

  • c.

    Direct bij de start werkzaamheden wordt hiervan kennis gedaan bij de gemeente.

  • d.

    Direct na afloop van de werkzaamheden wordt hiervan kennis gedaan waarbij tevens informatie aan de gemeente wordt geleverd over het te herstellen oppervlak en materiaalgebruik.

2.4. Kabel- en leidingentracés (ex Artikel 6 Verordening WIOR)

  • a.

    Kabels en leidingen dienen zo gesitueerd te zijn dat zij een minimale ruimte in beslag nemen, maar zo dat zij elkaar niet hinderen en dat onderhoud aan en vervanging van kabels en leidingen mogelijk blijft tegen de laagst maatschappelijke kosten.

  • b.

    Voor tracébepaling zijn de daartoe landelijk geaccepteerde richtlijnen, zoals relevante NEN-normen, van toepassing. Hierbij geldt voor distributiekabels en -leidingen onderstaande volgorde (achtereenvolgens van gevel naar midden weg).

    • -

      telecommunicatie;

    • -

      gas;

    • -

      water;

    • -

      elektriciteit;

    • -

      riool;

    • -

      warmte / koude.

  • Toelichting

  • Onderstaand schema geeft een versimpeld beeld van de ondergrondse volgorde van verschillende soorten kabels en leidingen in een gemiddeld profiel.

    afbeelding binnen de regeling

  • c.

    Kabels en leidingen van verschillende modaliteiten dienen in lengterichting niet boven elkaar gesitueerd te worden in verband met veiligheid en bereikbaarheid van de onderste kabels en leidingen.

  • d.

    De minimale dekking van kabels en leidingen dient te zijn (van diep naar minder diep)

soort kabel of leiding

transport (m)

distributie (m)

huisaansluiting (m)

elektriciteitskabels

1.00

1.20

0.60-0.70

0.50

warmte / koude staal

warmte / koude kunststof

1.25

0.70

1.00

0.50

0.50

waterleiding

1.00

0.80

afvoer afvalwater

0.80

0.80

0.34 (lengte< 15 m)

gas – kunststof

gas – staal

0.80

0.80

0.65

0.65

0.50

verkeersinstallaties

0.60

telecommunicatie kabels

0.60

0.50 – 0.60

0.50

  • e.

    Ter voorkoming van schade en vanwege de bereikbaarheid bij verstoppingen geldt voor riolering huisaansluitleidingen dat deze over alle andere kabels en leidingen heen onder vrij verval moeten kunnen afvoeren naar het distributieriool.

  • f.

    De locatiebepaling van voorzieningen ten behoeve van kabels en leidingen, zoals verdeelstations, omvormingsstations, meterkasten, onderstations en dergelijke gebeurt vanuit het uitgangspunt van een goede ruimtelijke inpassing. De vergunningaanvrager dient voorafgaand aan de vergunningaanvraag te overleggen met de vergunningverlener teneinde tot een goede inpassing van voorzieningen te komen.

  • Toelichting

  • Het coördinatieproces (zie hoofdstuk 3) voorziet in dit overleg.

  • De volgende opties zijn denkbaar:

    • -

      handhaven in de openbare ruimte;

    • -

      onopvallend in de openbare ruimte;

    • -

      bijzondere vormgeving (materiaal, omvang en/of kleur);

    • -

      inpandig;

    • -

      ondergronds;

    • -

      medegebruik (goten, combigebouwtjes etc.);

    • -

      goed beheer.

  • g.

    Bij onvoldoende ruimte of andere knelpunten bepaalt de vergunningverlener na overleg met betrokken partijen de oplossing. De oplossing wordt beargumenteerd vastgelegd in de vergunning of het instemmingsbesluit.

  • Toelichting

  • Het coördinatieproces (zie hoofdstuk 3) voorziet in dit overleg.

  • h.

    De ligging van kabels en leidingen dient zodanig te zijn dat kabels en leidingen en bomen elkaar niet hinderen, ook niet bij onderhoud en vervanging.

  • Toelichting

  • Praktische uitgangspunten hierbij en mogelijke maatregelen zijn te vinden in de CROW-publicatie 280 “Infrastructuur en Bomen”.

  • i.

    Kruisingen van kabels en leidingen dienen zo veel mogelijk onder een rechte hoek met een minimale afstand van 0.20 meter tussen de kruisende kabels en leidingen te worden aangelegd.

  • j.

    Boringen en persingen van kabels en leidingen dienen te worden aangelegd op een minimale afstand van 1.00 meter ten opzichte van bestaande distributieleidingen en 0.50 meter ten opzichte van bestaande distributiekabels (zijkant boring en persing tot buitenkant kabel of leiding). Bij transportkabels en -leidingen dient nader overleg met de betreffende KLB plaats te vinden.

Hoofdstuk 3. WIOR-proces

3.1. Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het Amsterdamse WIOR-proces voor werkzaamheden aan de infrastructuur in de openbare ruimte en de bijbehorende overlegorganen ex artikel 5 van de verordening Werken in de Openbare Ruimte.

Binnen het WIOR-proces wordt zowel de coördinatie als de regie op werkzaamheden vormgegeven.

3.2. VICTOR

VICTOR is de ICT-applicatie die het WIOR-proces ondersteunt. VICTOR ‘stuurt’ de initiatiefnemer door het WIOR-proces:

  • Voor het project relevante data wordt ontsloten

  • Betrokken partijen worden geconsulteerd

  • Agendering voor de overlegorganen

  • Afspraken, Tracé-akkoord en BLVC-plan worden vastgelegd

  • Vergunning of instemmingsbesluit aangevraagd

  • Het herstel van het maaiveld (herstraten) en facturering

Alle documenten die in het WIOR-proces worden gedeeld en ingediend moeten binnen VICTOR worden geüpload.

3.3. Regie & Coördinatie

Regie betreft het bepalen van tijd, locatie en wijze van uitvoering van de werkzaamheden zoals die worden opgenomen in vergunning en instemming en waarop tijdens de uitvoering op wordt toegezien.

Coördinatie betreft de samenwerking en samenhang van de werkzaamheden van de verschillende opdrachtgevers.

De invulling van de coördinatie vindt sinds 1924 plaats binnen het Amsterdamse Coördinatiestelsel Werken aan de Weg. Het is een netwerk van kennis, overleggen en organisaties aangaande boven- en ondergrondse infrastructurele projecten, bouwprojecten en evenementen in de openbare ruimte. Deelnemende partijen zijn onder andere stedelijke directies, netbeheerders en nood- en hulpdiensten. Deelnemende partijen kunnen door middel van een financiële bijdrage partner worden van het Coördinatiestelsel.

Doel van het Coördinatiestelsel is het minimaliseren van overlast en (maatschappelijke) kosten door werk met werk te maken, een goede inpassing van kabel- en leidingnetwerken het optimaliseren van de BLVC (Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie) aspecten en een deugdelijk schadeherstel van het maaiveld. De omvang en impact van het werk, het tijdstip en locatie en de vraag of er anderen mee gaan in het werk zijn bepalend voor de te nemen projectstappen en daarmee voor de voorbereidingstijd.

3.4. Rollen en verantwoordelijkheden

In de coördinatie en regie bestaande verschillende verantwoordelijkheden.

a.College B&W

Stelt het beleid vast zoals opgenomen in deze Nadere Regels en voert dit beleid uit. Veel aspecten van de Nadere Regels zijn ondergebracht in de portefeuille Verkeer & Openbare Ruimte.

b.Dagelijks Bestuur (DB) stadsdeel

Het DB van een stadsdeel verleent de WIOR-vergunning / instemmingsbesluit. De vergunning / instemming wordt verleend op basis van de in het WIOR-proces vastgestelde Tracé-akkoord en BLVC-plan. Bij werkzaamheden die in verschillende stadsdelen plaatsvinden, bepaalt de procesbegeleider welk DB de vergunning of instemming verleent.

c.Assetbeheerders

De opdrachtgevers tot werkzaamheden hebben naar elkaar, en naar de omgeving, een belangrijke verantwoordelijkheid om hun werkzaamheden zoveel mogelijk gecombineerd en in samenhang uit te voeren, ten einde deze effectief en efficiënt uit te voeren tegen zo laagst mogelijke (maatschappelijke) schade.

d.Stadsregisseur (SR)

  • 1.

    Waarborgen stedelijke verkeersbereikbaarheid van Amsterdam bij werkzaamheden in de openbare ruimte, zie beleidskader. De stadsregisseur is hiertoe namens het college van B&W gemandateerd tot het vaststellen van:

    • ‘tijdvakken’ voor werken op de hoofdnetten. Tijdvakken zijn door de SR toegestane perioden waarbinnen werk mag worden verricht;

    • ‘koppelingen’ tussen projecten op hoofdnetten. Koppelingen geven aan dat projecten tegelijkertijd uitgevoerd moeten worden, dan wel niet tegelijkertijd uitgevoerd mogen worden;

    • het bepalen van regieslots;

  • 2.

    De stadsregisseur houdt namens de partners van het Coördinatiestelsel toezicht op het onpartijdig opereren van bureau Stadsregie.

  • 3.

    Toezicht op BLVC in de stad.

  • 4.

    Toezicht op het functioneren van het Coördinatiestelsel

  • 5.

    De stadsregisseur is proceseigenaar van het WIOR-proces en ziet toe op het goed functioneren van het proces.

  • 6.

    De stadsregisseur ziet toe, ter voorkoming van (maatschappelijke) schade, op de handelingen van de procesbegeleider(s), adviseur(s), vergunningverlener(s) en toezichthouder(s) die onder zijn verantwoordelijkheid taken uitvoeren binnen het WIOR-proces en kan, indien nodig, hierop ingrijpen.

e.Stadsregie

Ondersteunt stadsregisseur en Coördinatiestelsel en adviseert de vergunningverlener met de volgende activiteiten:

  • Intake van werkzaamheden

  • Procesbegeleiding

  • Organiseert de consultatie met betrokkenen (netbeheerders, stedelijke directies etc) over aangemelde werkzaamheden

  • Programmering van werkzaamheden

  • Levert informatie (data) aan ten behoeve van het doorlopen van het WIOR-proces

  • Stedelijke communicatie aan bewoners, ondernemers en bezoekers over wegwerkzaamheden

  • Adviseren over het BLVC-plan

  • ontwikkelen van instrumenten en beleid (innovaties) ter bevordering van het coördinatieproces

  • helpdeskfunctie m.b.t. beleid en regelgeving openbare ruimte en kabels en leidingen

  • bemiddeling bij conflicten in de samenwerking

3.5. Onderdelen van het WIOR-proces

Het WIOR-proces bestaat uit vier onderdelen:

afbeelding binnen de regeling

3.5.1. Intake

Een initiatiefnemer van werkzaamheden moet een account hebben voor aanmelding bij het coördinatiestelsel. Dit account blijft geldig waardoor slechts éénmaal alle relevante bedrijfsinformatie moet worden verstrekt. De aanvraag voor een account vindt plaats binnen VICTOR.

Onder het account kan het hele WIOR-proces worden doorlopen. Omdat in het proces ook facturen worden verstuurd en kosten worden verdeeld, worden er ook financieel-administratieve gegevens gevraagd.

Indieningsvereisten account:

  • Naam organisatie

  • Afkorting

  • Telefoonnummer

  • Website

  • Handelsnaam

  • Kamer van Koophandelnummer

  • Vestigingsnummer

  • PIA-code

  • Postadres

  • Vergunningsinformatie

  • Contactpersoon

  • E-mailadres

  • Financieel (ten behoeve van leges, facturen binnen het WIOR-proces)

  • Debiteurnummer (AFS-nummer)

  • BTW nummer

  • IBAN

  • Factuuradres

  • Organisatiekenmerken

  • Consultatie e-mailadres

  • Organisatiekenmerken

  • Telecom

  • Is assetbeheerder

Aanmelden werkzaamheden

Werkzaamheden moeten zo spoedig mogelijk worden aangemeld. Zelfs als er nog veel onzekerheden zijn over de uitvoering. Hoe vroeger aangevraagd, hoe beter ingepland. Latere aanmelding kan leiden tot lastiger én later inplannen van de werkzaamheden.

Op basis van de aanmelding van een initiatiefnemer:

  • Stelt de procesbegeleider vast of de aanmelding voldoet aan de indieningsvoorwaarden.

  • Worden werkzaamheden geprogrammeerd.

  • Stelt de procesbeleider de categorie (klein, middelgroot, groot) vast op basis van het afwegingskader 3.6.

  • Stelt de procesbegeleider het te doorlopen proces vast (bv behandeling in Planvormingsoverleg, WWU etc).

  • Kan verkennend vooroverleg plaatsvinden vóórdat het initiatief verder gaat in het WIOR-proces.

  • Worden assetbeheerders geconsulteerd of zij ‘mee’ willen in de werkzaamheden of bezwaar hebben tegen de werkzaamheden en worden gemeentelijke adviseurs betrokken.

  • Geeft de procesbegeleider akkoord op het verder doorlopen van het WIOR-proces.

Initiatieven kunnen worden aangemeld als:

  • Concept, nog niet gereed voor het aanvangen van het WIOR-proces

  • Ter registratie ten behoeve van verkennend vooroverleg met de gemeente en andere assetbeheerders over bijvoorbeeld de juiste inpassing van een bovengrondse voorziening

  • Indienen, definitieve opvoer gereed voor het verder doorlopen van het WIOR-proces

Bij het samenvoegen van de verschillende initiatieven kiezen de verschillende initiatiefnemers wie het project gaat organiseren. Vanaf dit moment spreken we van dé initiatiefnemer en mede-initiatiefnemers. De werkzaamheden van de initiatiefnemer ten behoeve van de gecombineerde werkzaamheden vallen onder de (te verdelen) proceskosten.

Als er bezwaren worden ingebracht tegen het initiatief dan moeten de initiatiefnemer en de inbrenger(s) van de bezwaren deze gezamenlijk oplossen. Als partijen er niet uitkomen intervenieert de gemeente.

In reactie op de aanmelding geven assetbeheerders ook aan of er ongebruikte kabel- en leidingnetwerken in het projectgebied aanwezig zijn. De consultatie is daarmee tevens het Verzoek tot Informatie (VTI) als vastgesteld in de Uitvoeringsafspraken Verwijderen Ongebruikte Telecom (UVOT).

De reactietijd op een initiatief bedraagt 11 werkdagen. Als er binnen die tijd geen reactie wordt gegeven dan zijn de geconsulteerden akkoord en wensen verder geen bemoeienis met het initiatief.

Indieningsvereisten aanmelding:

  • Intekenen van het werk

  • Beschrijving van het werk

  • Naam Project

  • (Wens)planning

  • Soort werk

  • Werkmethode

  • Eventueel eigen kenmerk van het werk

  • Tracélengte

  • Werktijden

  • Contactpersonen

Als van toepassing:

  • Aanvullingen op locatie

  • Asfaltherstel vereist

  • Functie locatie

  • Stremmingen

Termijnen

De termijn waarop de aanmelding voor start van de werkzaamheden moet worden gedaan is afhankelijk van de complexiteit en of het werk bijvoorbeeld gezamenlijk of solo wordt uitgevoerd. Bij gezamenlijk uitvoering zal de organisatie en voorbereiding van het gecombineerde werk meer tijd in beslag nemen.

De onderstaande termijnen zijn minimale termijnen. Maar de initiatiefnemer wordt uitgenodigd zich altijd zo vroeg mogelijk te melden, eventueel in concept, zodat er voldoende tijd is voor een goede voorbereiding (en daardoor een vlotte uitvoering). De organisatie van werken in de openbare ruimte van Amsterdam vraagt veel aandacht gezien de vele netwerken, de vele belanghebbenden en het intensieve gebruik van de openbare ruimte.

Tegelijkertijd kunnen werken ook sneller door het WIOR-proces als de situatie zich daarvoor leent. De gemeente streeft naar een efficiënt en effectief proces, met zo kort mogelijke doorlooptijden.

Kern is dat de verlening van vergunning en instemmingsbesluit is gebaseerd op een goede voorbereiding binnen het Coördinatiestelsel. De verlening van de in het proces aangevraagde vergunning en instemming zijn niet het begin, maar het sluitstuk van de voorbereiding.

  • Stedebouwkundige ontwikkelingen, strategische plannen en meerjarenplannen, worden ten behoeve van de coördinatie en afstemming (regieslots, gebiedsgerichte uitvoering van werken), zo vroeg mogelijk aangemeld.

  • De aanmelding van groot gecombineerd WIOR-werk waarbij de initiatiefnemer gaat samenwerken met andere initiatiefnemers gebeurt, ten behoeve van de organisatie van de gezamenlijke uitvoering, minimaal 12 maanden vóór aanvraag vergunning en instemmingsbesluit. Na het correct doorlopen van het WIOR-proces kan de vergunning of instemmingsbesluit worden aangevraagd die op basis van het doorlopen WIOR-proces wordt verleend.

  • De aanmelding voor groot WIOR-werk dat solo wordt uitgevoerd en definitief kan worden aangemeld gebeurt minimaal acht weken vóór definitieve aanvraag vergunning of instemming (deze wordt immers verleend op basis van het doorlopen WIOR-proces). De behandeltermijn (WIOR-proces) van acht weken kan worden verlengd met ten hoogste acht weken.

  • De aanmelding voor middelgroot WIOR-werk waarbij de initiatiefnemer gaat samenwerken met andere initiatiefnemers gebeurt, ten behoeve van de organisatie van de gezamenlijke uitvoering, minimaal 6 maanden vóór aanvraag vergunning en instemmingsbesluit. Na het correct doorlopen van het WIOR-proces kan de vergunning of instemmingsbesluit worden aangevraagd die op basis van het doorlopen WIOR-proces wordt verleend.

  • De aanmelding voor middelgroot WIOR-werk dat solo wordt uitgevoerd en definitief kan worden aangemeld, gebeurt minimaal acht weken vóór definitieve aanvraag vergunning of instemming (deze wordt immers verleend op basis van het doorlopen WIOR-proces). De behandeltermijn (WIOR-proces) van acht weken kan worden verlengd met ten hoogste acht weken.

  • Klein werk wordt vijf werkdagen voor start van de werkzaamheden gemeld.

  • Calamiteiten worden drie werkdagen voor start uitvoering gemeld, tenzij dit door de urgentie niet mogelijk is.

3.5.2 Ontwerp

Projecten die als middelgroot of groot zijn gekwalificeerd en waarbij kabel- en leidingnetwerken worden aangelegd of verlegd, doorlopen de stap ‘ontwerp’. Daarin zijn twee varianten, ‘solo’ en ‘gecombineerd’.

Solo werken (alleen de initiatiefnemer heeft werk) doorlopen de stap ‘ontwerp’ door het indienen van een ontwerpvoorstel aan de gemeente. Bij gecombineerde werken wordt een Wenstracéprocedure doorlopen voordat het ontwerpvoorstel aan de gemeente wordt aangeboden.

Na goedkeuring van het ontwerp stelt de gemeente een Tracé-akkoord vast. Dit Tracé-akkoord wordt onderdeel van vergunning of instemmingsbesluit.

Bij de gecombineerde initiatieven kan de initiatiefnemer, mede namens de meegaande initiatiefnemers, het Ingenieurs Bureau (IB) van de gemeente verzoeken tot het uitvoeren van de ‘wenstracéprocedure’. Tijdens deze wenstracéprocedure stelt het IB in overleg een gezamenlijk ontwerp op voor de nieuwe onder- en bovengrondse ordening van de kabel- en leidingnetwerken mede in relatie tot de overige assets.

Naast het gezamenlijke ontwerp leent de wenstracéprocedure zich ook voor het onder de initiatiefnemers vaststellen van de verdeelsleutel van de projectkosten en de start voor de samenwerking in een bouwteam.

Informatie over de wenstracéprocedure van het IB vindt u in de Leidraad kabels en leidingen van het IB.

Na goedkeuring van het ontwerp stelt de gemeente een Tracé-akkoord vast. Dit Tracé-akkoord wordt onderdeel van vergunning of instemmingsbesluit.

Ontwerpvoorstel

Ontwerpen voor solo en gecombineerde initiatieven voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Huidige situatie middels oriëntatiemelding KLIC Kadaster.

  • Nieuwe situatie. Het nieuwe tracé en/of de onderhoudswerken van de betreffende kabel- of leiding en de inpassing van de eventuele bovengrondse voorziening: locatie, inpandig, ondergronds, in combi, vormgeving aangepast aan de omgeving en beheeraspecten.

  • Onderbouwing van het voorstel en expliciet aangeven waar en waarom wordt afgeweken van hoofdstuk 2 Algemene Uitvoeringsvoorschriften 2.4).

  • De wijze waarop eventuele bezwaren van derden uit de intakefase zijn weggenomen.

  • De mogelijkheden van medegebruik.

  • De niet meer gebruikte kabel- en leidingnetwerken op de locatie en voorstel tot opruimen.

  • Gevectoriseerd ontwerp tekening conform het NLCS, voorzien van maatvoering in X, Y en Z-as.

  • Ontwerp is voorzien van een heldere legenda, conform NLCS.

Tracé-akkoord

Het ontwerpvoorstel wordt getoetst door de gemeente en bij akkoord wordt een Tracé-akkoord op het ontwerp gegeven.

Aan het tracéakkoord kan een verzoek van het college worden verbonden voor:

  • Verleggen, ex art. 21 WIOR.

  • Verwijderen, ex art. 20 WIOR en volgens de Uitvoeringsafspraken Verwijderen Ongebruikte Telecom (UVOT).

  • Medegebruik, ex. art. 8 WIOR.

3.5.2. Projectaanpak

Na het verkrijgen van het Tracé-akkoord dient de initiatiefnemer een uitvoeringsplan (BLVC-plan Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie) in, over de fasering en de wijze van uitvoering. Dit doet hij op basis van de omgevingsscan. Doel is om de omgevingshinder en de (maatschappelijke schade) zo laag mogelijk te houden (zie de algemene uitvoeringsvoorschriften, het handboek ZWIA en de communicatiemogelijkheden). Bij gecombineerde werken doet hij dat namens de mede-initiatiefnemers.

Op basis van de impactbepaling tijdens de intake wordt de initiatiefnemer uitgenodigd voor het vooroverleg of krijgt hij een schriftelijke reactie op het BLVC-plan.

Bij de behandeling van het BLVC-plan in het vooroverleg krijgt de initiatiefnemer advies over eventuele aandachtspunten die aan het plan moeten worden toegevoegd en wordt bepaald of de initiatiefnemer zijn project moet agenderen voor de WWU.

Bij de behandeling van het plan in de WWU, adviseert de WWU de vergunningverlener (zie 3.3.7) of het plan goed is of niet. Bij geen akkoord kan het plan, na aanpassing, opnieuw geagendeerd worden voor de WWU.

Indieningsvereisten BLVC-plan

In een BLVC-plan komen (als van toepassing) de volgende zaken aan de orde:

Mogelijke effecten van het werk op de bereikbaarheid en te nemen maatregelen:

  • Type stremming: wegafsluiting, verminderde doorgang, éénrichtingsverkeer, om-en-om, overig, geen stremming

  • Effect stremming op modaliteiten: autoverkeer, fietsverkeer, voetgangers, openbaar vervoer (tram, metro en bus), nood- en hulpdiensten, overig (bijvoorbeeld taxi en touringcars)

  • Omgevingsfactoren: scholen, ziekenhuizen, religieuze instellingen, ondernemers, in- en uitritten, andere factoren.

  • Maatregelen per modaliteit: omleiding, verkeersregelaars, doorsteek, instelling VRI, loopschotten, tijdelijke ontheffing, anders

  • Check: sluiten de maatregelen op elkaar aan en op eventuele andere omleidingen in de buurt?

Mogelijke effecten van het werk op de leefbaarheid en te nemen maatregelen:

  • geluidshinder (decibelnormen)

  • trillingen

  • stankoverlast

  • andere overlast (zoals fel licht)

  • afname parkeervoorzieningen

  • effecten op afvalvoorzieningen

  • openbare toiletten, speelplekken en andere publieke voorzieningen niet toegankelijk

  • pinautomaten en brievenbussen niet bereikbaar

  • reclameborden niet zichtbaar

  • private voorzieningen minder, slecht of niet toegankelijk: ondernemers, anders

  • kunstobjecten op of naast werkterrein (zoals fonteinen, standbeelden)

  • (beschermde) flora en fauna op of naast werkterrein

Mogelijke effecten van het werk op de veiligheid en te nemen maatregelen ten aanzien van:

  • inzet VRI's

  • openbare veiligheidsvoorzieningen (zoals camera’s)

  • route waarop materiaal wordt aan- en afgeleverd: gewicht (op bruggen en kademuren) en gevaarlijke stoffen

  • afscherming werkterrein en verkeersmaatregelen (toepassen CROW)

  • bijzondere bodeminformatie (zoals geologische schatten, vervuiling, bommen)

  • verlichting

  • opslag materiaal en materieel

  • ruimte om werk te passeren: alle modaliteiten

Maatregelen voor de Communicatie:

  • Wie wordt wanneer en hoe over het werk geïnformeerd?

  • Communicatiekalender met doelgroepen, boodschap per doelgroep, middelen per doelgroep en moment.

Voor werken op de plus- en hoofdnetten Infrastructuur gelden specifieke aandachtspunten:

  • Verkeershinder op de corridors van de plus- en hoofdnetten Infrastructuur mag in principe alleen plaatsvinden tussen 22.00 uur en 06.00 uur en vanaf zaterdag 22.00 uur tot maandag 06.00 uur.

  • In het BLVC-plan moet speciaal aandacht zijn voor het afwikkelen van het verkeer tijdens de spitstijden (06.30 – 09.30 uur en van 15.30 – 19.00 uur. Op koopavonden van 15.30 – 21.30 uur).

  • Een project werkt niet op een omleidingsroute van een ander project en/of leidt geen verkeer om over wegen waar gewerkt wordt.

  • Een project veroorzaakt geen hinder op parallelle (hoofd)routes.

  • Niet meerdere afsluitingen op één traject (tenzij positief voor de bereikbaarheid en in overleg met de WWU).

  • Een project zorgt ervoor dat in gebieden waar veel projecten uitgevoerd worden, de beoogde aan- en afvoerroutes voor het bouwverkeer de extra verkeersdruk zonder stagnatie kunnen verwerken.

  • Een project leidt bij werkzaamheden rond op- en afritten van snelwegen verkeersdeelnemers via het onderliggend wegennet terug naar de oorspronkelijke afslagen.

  • Als er sprake is van een onvermijdelijke samenloop van een evenement en een werk dan dient het project zodanig af te stemmen (in overleg met de vergunningverlener) dat de bereikbaarheid van het gebied gewaarborgd blijft. Let daarbij vooral op de bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten.

  • Bij werkzaamheden die veel overlast voor de omgeving en/of voor de weggebruikers veroorzaken, gaat de WWU na of alternatieven als ‘dubbele ploegen’, langere werktijden (7.00 tot 19.00), meer dagen per week werken, projectregie bijzondere werken (PBW), vierkant afsluiten (allemaal vormen van kort- en hevig werken) zijn overwogen. De WWU kan voorwaarden stellen aan de uitvoeringsduur (en daardoor aan de wijze van uitvoering).

Vergunning en instemmingsbesluit aanvragen

Nu Tracé-akkoord en BLVC-plan zijn vastgesteld, kan de initiatiefnemer de vergunning of instemming aanvragen voor hemzelf én de mede-initiatiefnemers.

Bij deze aanvraag hoeven geen nieuwe of aanvullende gegevens te worden versterkt. De aanvraag geschiedt geheel op basis van het account en de tijdens het WIOR-proces gegenereerde gegevens (Tracé-akkoord, BLVC-plan).

De aanvraag dient minimaal 5 werkdagen en maximaal 6 weken voor start uitvoering te geschieden.

Eventueel kan verlenging van het tijdsslot van de werkzaamheden in vergunning of instemmingsbesluit worden verleend.

3.5.3. Uitvoering

Op basis van de aanmelding (klein werk), vergunning of instemming worden de werkzaamheden uitgevoerd. Tevens vindt dan het herstel door de gemeente van het opengebroken maaiveld plaats.

In deze fase worden er binnen VICTOR twee meldingen gedaan:

Kennisgeving start. De initiatiefnemer meldt, zo kort mogelijk, liefst enkele minuten voor start, in VICTOR de start van het werk. Hierdoor kan de gemeente onder andere het verkeer actueel informeren over de wegopbrekingen.

Kennisgeving gereed. De initiatiefnemer meldt direct in VICTOR de afronding van de werkzaamheden en relevante informatie over het herstellen maaiveld.

Daarbij wordt in acht genomen dat:

De initiatiefnemer:

  • de opbreking verdicht volgens de (landelijke) richtlijnen;

  • volgens de algemene uitvoeringsvoorschriften werkt;

  • correcte informatie verschaft over het te herstellen oppervlak, materiaal etc;

  • het werkterrein veilig achterlaat (afzetmaterialen laten staan tot de openbare ruimte hersteld is);

  • na het herstel van het maaiveld door de gemeente het afzetmateriaal zo spoedig mogelijk verwijdert.

De gemeente:

  • als deze niet in staat is om bij kleine werken de openbare ruimte binnen 24 uur te herstellen, zorgt de gemeente voor vervanging van het afzetmateriaal en brengt het bedrijf daarvan tijdig op de hoogte.

  • In overleg kan ook besloten worden het afzetmateriaal van het bedrijf te laten staan. De gemeente is in deze gevallen (na 24 uur) ook verantwoordelijk voor het afzetmateriaal en de veiligheid;

  • Als afzetmateriaal moet worden verwijderd omdat het niet tijdig door de initiatiefnemer is verwijderd, wordt dit doorberekend aan de initiatiefnemer;

  • legt in VICTOR met foto’s vast wanneer een opbreking in ‘onbehoorlijke staat’ is opgeleverd door het bedrijf (in strijd met richtlijnen, b.v. slecht verdicht, ongesorteerde materialen of afval achtergelaten, in gebreke of onvoldoende afzetmateriaal, etc);

De gemeente kan de kosten die zij maakt als gevolg van meldingen die onvoldoende accuraat, volledig of tijdig zijn ingediend, of ten gevolge van slechte verdichting of slechte uitvoering (afzetmaterialen) op basis van werkelijk gemaakte kosten in rekening brengen.

Wanneer bedrijven zich niet aan de kaders en richtlijnen van Amsterdam houden, resulteert

dit ook in extra werkzaamheden voor het wegbeheer. Deze extra werkzaamheden zullen op basis

van werkelijk gemaakte kosten in rekening worden gebracht.

Voor schadekosten die regelmatig optreden kan de gemeente voor deze specifieke schadekosten vastgestelde bedragen in rekening brengen.

Ter voorkoming van schadeclaims moet de initiatiefnemer afwijkingen van de geleverde informatie zo snel mogelijk melden bij de gemeente.

3.6. Afwegingskader

Calamiteiten

Naast de kwalificatie klein, middel of groot kan het werk bij de aanmelding bij het coördinatiestelsel ook worden gekwalificeerd als ‘calamiteit’. Er geldt dan een spoedprocedure van drie dagen. Soms kan de spoedeisendheid dermate groot zijn dat het werk pas ná de werkzaamheden kunnen worden aangemeld. Er zal dan wel een toets zijn of het werkelijk een calamiteit betrof en of er aanvullende BLVC-maatregelen nodig zijn.

 

Klein

Middelgroot

Groot

Impact bereikbaarheid

Vindt niet plaats op een corridor, hoofd- of plusnet:

  • -

    Fiets

  • -

    OV

  • -

    Auto

Vindt niet plaats op een corridor, hoofd- of plusnet:

  • -

    OV

  • -

    Auto

Maar wel op hoofd- of plusnet:

  • -

    Fiets

Vindt plaats op een corridor, hoofd- of plusnet:

  • -

    OV

  • -

    Auto

En al-dan-niet op:

  • -

    Fiets

Stremming

Veroorzaakt geen stremming en/of omleiding van:

  • -

    Fiets

  • -

    Auto

  • -

    OV

Veroorzaakt stremming en/of omleiding van:

  • -

    Fiets

  • -

    Auto

Maar geen stremming op:

  • -

    OV

Veroorzaakt stremming en/of omleiding van:

  • -

    OV

En al-dan-niet op:

  • -

    Fiets

  • -

    Auto

Maatschappelijke impact

Toegankelijk, bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid worden weinig verstoord:

  • -

    Voorzieningen, huizen, winkels zijn goed bereikbaar onder de standaard uitvoerings-voorschriften

  • -

    Geen hinder werken in de avonduren

  • -

    Geen sterk verminderde parkeermogelijkheden

Toegankelijk, bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid worden verstoord:

  • -

    Voorzieningen, huizen, winkels zijn goed bereikbaar met aanvullende uitvoerings-voorschriften

  • -

    Hinder in de avonduren

  • -

    Geluidsoverlast

Toegankelijk, bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid worden fors verstoord:

  • -

    Vuilophaallocaties, postbussen, of OV- haltes zijn verplaatst

  • -

    Voorzieningen, huizen, winkels zijn moeilijk bereikbaar en/of omzetderving dreigt, aanvullende uitvoerings-

voorschriften zijn nodig.

  • -

    Hinder in de avonduren

  • -

    Geluidsoverlast

  • -

    Sterk verminderde parkeermogelijkheden voor fiets en auto

Impact ondergrond

Het betreft huisaansluitingen

Er worden geen nieuwe ondergrondse voorzieningen (schakelkasten etc) aangebracht.

Kabels worden niet d.m.v. boringen aangebracht.

Het betreft distributieleidingen.

Het betreft transportleidingen.

Impact bovengrond

Er wordt geen bovengrondse voorziening voor een kabel- of leidingnetwerk geplaatst 

Er wordt een bovengrondse voorziening voor een kabel- of leidingnetwerk geplaatst, met een maximale afmeting van 0.5 m3

Het object wordt niet geplaatst bij een monument of in het beschermd stadsgezicht.

Er wordt een bovengrondse voorziening voor een kabel- of leidingnetwerk geplaatst, groter dan 0,5 m3.

Het object wordt geplaatst bij een monument of in het beschermd stadsgezicht.

Periode

Duurt niet langer dan 3 werkdagen

Duurt langer dan 3 werkdagen, maar niet langer dan 3 maanden

Duurt langer dan 3 maanden

Samenloop

Het betreft werk van een initiatiefnemer, of werk waarbij de initiatiefnemers samenwerken onder één contract.

Het betreft werk van een of meerdere initiatiefnemers

Het betreft werk van meerdere initiatiefnemers en vereist gedwongen verleggen van kabels en leidingen van derden

3.7. De rollen binnen het WIOR-proces

Aan het doorlopen van de vier stappen in het proces zijn rollen verbonden. Belangrijk onderscheid zijn rollen die de regie (vergunning) ondersteunen en rollen vanuit de samenwerking (coördinatie). Als bij een rol staat vermeld dat deze namens de gemeente wordt uitgevoerd, wijst dit op een regierol.

  • a.

    Initiatiefnemer & mede-initiatiefnemer

    Is verantwoordelijk voor aanmelding en het goed doorlopen van zijn project in voorbereiding en uitvoering. Eén initiatiefnemer kan op verzoek van de mede-initiatiefnemers (de andere partijen die werk uitvoeren binnen het gecombineerde project) het gecombineerde project organiseren. Dat betekent o.a. zorgen voor het opstellen van een ‘wenstracé en het opstellen en indienen van een gezamenlijk BLVC-plan. De kosten hiervoor kunnen worden verrekend met de mede-initiatiefnemers binnen het gecombineerde project.

  • b.

    Assetbeheerder

    Controleert de impact van de werkzaamheden op de eigen assets (kabel- en leidingnetwerken, lichtmasten, maaiveldverharding, bomen etc.). Geeft aan of er bezwaren zijn tegen uitvoering van de werkzaamheden, of dat werkzaamheden tegelijkertijd (gecombineerd) kunnen worden uitgevoerd.

  • c.

    Procesbegeleider

    Begeleidt namens de gemeente de initiatiefnemer(s) bij het doorlopen van het WIOR-proces.

    Legt verbanden tussen de initiatiefnemer en de gemeentelijke betrokkenen. Stelt de impact van het werk (klein, middelgroot en groot) vast en beoordeelt de calamiteit

  • d.

    Adviseur

    Geeft namens de gemeente randvoorwaarden aan het werk mbt het te doorlopen proces, het ontwerp van de kabel- en leidingnetwerken en het BLVC-plan.

  • e.

    Wenstracétrekker

    Taak die kan worden uitgevoerd door het Ingenieursbureau voor het organiseren van de wenstracéprocedure en het opstellen van een ontwerpvoorstel.

  • f.

    Tracévergunner

    Toetst namens de gemeente het ontwerpvoorstel en stelt het Tracé-akkoord al dan niet vast.

  • g.

    Vergunningverlener

    Toetst namens de gemeente het BLVC-plan en accordeert deze al dan niet.

  • h.

    Toezichthouder

    Houdt namens de gemeente toezicht op de uitvoering.

  • i.

    Herstelcoördinator

    Stuurt namens de gemeente de herstelwerkzaamheden van het maaiveld aan.

  • j.

    Hersteller/herstrater

    Voert het herstel (herstraten) uit.

3.8. De overleggen binnen het WIOR-proces (ex artikel 4 verordening WIOR)

Betrokkenen moeten vanzelfsprekend met elkaar in overleg zijn. Veel gebeurt in bouwteam¬overleggen en wordt via VICTOR ondersteund, maar er zijn ook overleggen die stedelijk georganiseerd zijn om het proces te ondersteunen.

  • a.

    Het Strategisch Overleg van het Coördinatiestelsel Werken aan de Weg

    Bespreekt strategische ontwikkelingen en knelpunten rondom werken aan de weg en de samenwerking. Onder auspiciën van het Strategisch Overleg worden gezamenlijke (proces)innovaties geïnitieerd. Alleen partners van het Coördinatiestelsel hebben zitting in het Strategisch Overleg.

    Het Strategisch Overleg komt standaard jaarlijks vier maal bij elkaar, wordt voorgezeten door de stadsregisseur en ondersteund door Stadsregie.

    Het Strategisch Overleg kan toestemming verlenen voor het opzetten van een ‘Buitengewoon Coördinatieoverleg’

  • b.

    Buitengewoon Coördinatieoverleg.

    Sommige gebieden vragen door hun complexiteit en veelheid van werkzaamheden om extra samenwerking en sturing. Dit is vooral het geval bij het toepassen van het gebiedsgericht werken en binnen een door de stadsregisseur uitgegeven regieslot. Voor deze gebieden wordt, na toestemming van het Strategisch Overleg, een Buitengewoon Coördinatieoverleg opgezet, waarbinnen de nauwe samenwerking tussen de opdrachtgevers (initiatiefnemers) wordt vormgegeven.

  • c.

    Planvormingsoverleg

    Bouwprojecten hebben een flinke weerslag op de locaties van kabel- en leidingnetwerken. Door projectontwikkelaars in een vroeg stadium de plannen te laten bespreken met de netbeheerders en de assetbeheerders, worden faalkosten voorkomen en kunnen de mogelijkheden en de onmogelijkheden van bouw-/infrastructuurprojecten en ondergrondse ordening worden afgestemd.

    Het Planvormingsoverleg komt tweewekelijks bij elkaar en wordt voorgezeten door een adviseur van Stadsregie en tevens ondersteund door Stadsregie. De procesbegeleider adviseert initiatiefnemers om op basis van hun aanmelding al niet deel te nemen aan het overleg.

  • d.

    Vooroverleg BLVC/WWU

    De initiatiefnemer legt het project voor aan het vooroverleg. In het vooroverleg informeert de gemeente de initiatiefnemer o.a. over de aandachtspunten in het in te dienen BLVC-plan. Na akkoord van de vergunningverlener met het definitieve BLVC-plan van de initiatiefnemer kan vergunning of instemmingsbesluit worden aangevraagd.

  • e.

    WWU (Werkgroep Werk in Uitvoering)

    BLVC-plannen van werkzaamheden die plaatsvinden op de corridors, hoofd- en plusnetten worden besproken in de WWU. De WWU toetst deze plannen. Na akkoord van de WWU kan vergunning of instemming worden aangevraagd.

  • f.

    Klankbordgroep Uitvoering

    Tijdens de uitvoering en het herstellen (herstraten) van het maaiveld kunnen knelpunten optreden over wijze van uitvoering, oplevering verdichte grond, het niet tijdig melden etc. Structurele knelpunten worden in dit overleg tussen gemeente en de partners van het Coördinatiestelsel besproken.

  • g.

    Klankbordgroep WIOR

    In het WIOR-proces kunnen operationele knelpunten optreden. Deze worden in dit overleg tussen gemeente en de partners van het Coördinatiestelsel besproken en hier worden oplossingsrichtingen opgesteld. Meer strategische vraagstukken worden voorgelegd aan het Strategisch Overleg.

3.9. Helpdesk en bemiddeling bij conflicten in samenwerking

De coördinatie van werkzaamheden gaat niet altijd vanzelfsprekend goed. Projecten kunnen in elkaars vaarwater zitten. Verschillende oorzaken kunnen eraan ten grondslag liggen dat er problemen ontstaan waar de betrokken partijen zelf geen oplossing voor vinden.

Indien partijen vragen hebben over de verordening en/of de Nadere Regels WIOR of de toepassing hiervan in de praktijk, dan kan men hiermee terecht bij Stadsregie. Gestelde vragen worden zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken beantwoord.

Stadsregie kan eventueel (bijvoorbeeld in situaties waarin een project al is afgerond en zich derhalve niet meer in een projectfase bevindt) als onpartijdig adviseur worden geraadpleegd door partners van het Coördinatiestelsel.

Hierbij is de procedure als volgt:

  • partners verzoeken Stadsregie om een onafhankelijk advies uit te brengen

  • beide partijen worden gehoord

  • de feitelijke situatie (regelgeving) wordt weergegeven

  • er wordt een platform geboden om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Stadsregie geeft een onafhankelijk advies op basis van de feitelijke situatie en na overleg met de betrokken partijen

  • partners behouden zich het recht voor om verdere stappen te nemen, tenzij partners vooraf onderling afspreken de uitspraak van Stadsregie als bindend te beschouwen

Hoofdstuk 4. Financiële regelingen

4.1. Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de financiële regelingen met betrekking tot werk in de openbare ruimte. Algemene financiële regels zijn weergegeven in paragraaf 4.2. Paragraaf 4.3 gaat in op de aan het Coördinatiestelsel gerelateerde aspecten waaronder de verdeelsleutel bij gecombineerd werk. Paragraaf 4.4 bespreekt de financiële afhandeling bij schade aan de openbare ruimte. Paragraaf 4.5 geeft ten slotte de verlegregeling.

4.2. Algemeen

  • a. Als een deelnemende partij van het Coördinatiestelsel niet akkoord gaat met de door een andere partij verzonden factuur dan dient er overleg plaats te vinden. Deelnemende partijen streven er naar om in onderling overleg tot een oplossing te komen en geschillen niet bij de rechter te laten komen, tenzij de betrokken partijen het erover eens zijn dat dit de enige oplossing is.

  • b. Voor het aanvragen en verkrijgen van een vergunning of instemmingsbesluit zijn leges verschuldigd. De hoogte van de leges wordt jaarlijks vastgesteld in de gemeentelijke legesverordening.

4.3. Coördinatiestelsel 4.3.1. Contributie

  • 1. Het Coördinatiestelsel wordt voor circa 2/3 deel gefinancierd uit de algemene middelen van de gemeente Amsterdam. De overige kosten worden gezamenlijk gefinancierd door de partners van het Coördinatiestelsel, te weten de betrokken gemeentelijke directies en de kabel- en leidingbeheerders.

  • 2. Jaarlijks wordt door BSR een jaarplan opgesteld met daarin een voorstel voor de contributiehoogte. Dit jaarplan wordt jaarlijks vastgesteld in het Strategisch Overleg Coördinatiestelsel werken aan de weg.

4.3.2. Kostenverdeling project-kosten bij gecombineerd werk

Hieronder staan de uitgangspunten en de procedure die gelden voor gecombineerde werkzaamheden.

Uitgangspunten kostenverdeling project-kosten bij gecombineerd werk:

  • 1.

    Ieder draagt de kosten die toe te rekenen zijn aan de eigen werkzaamheden.

  • 2.

    Iedere meegaande partij maakt hiervoor een reservering in de begroting voor de eigen werkzaamheden.

  • 3.

    Er worden zo weinig mogelijk facturen verstuurd tussen partijen onderling.

  • 4.

    De kostenverdeling vindt plaats op basis van de tijd die elk van de meegaande partijen binnen het gecombineerde werk nodig heeft om de eigen werkzaamheden uit te voeren.

  • 5.

    De initiatiefnemer coördineert de werkzaamheden. De specifieke kosten ten behoeve van de gezamenlijke voorbereiding en uitvoering, bijvoorbeeld: het namens het gecombineerde project bijwonen van overleggen, organiseren samenwerking, het opstellen BLVC-plan en de BLVC maatregelen tijdens de uitvoering. Dubbele kosten voor de initiatiefnemers worden hiermee voorkomen en initiatiefnemers hebben hier gezamenlijk baat van. Iedere partij draagt de kosten (met name menskracht, uren) voor de eigen bijdrage in dit coördinatieproces.

  • 6.

    In overleg kunnen altijd afwijkende afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer met gezamenlijke bestekken of gezamenlijke directievoering wordt gewerkt of andere innovatieve uitvoeringswijzen worden afgesproken. In de praktijk blijkt dit vaak voor alle partijen gunstiger uit te pakken.

  • 7.

    Het maakt voor de kostenverdeling (de keuze wie initiatiefnemer wordt of mede-initiatiefnemer) niet uit wie een werk als eerste heeft aangemeld, zodat er geen belemmering is om vroegtijdig de werkzaamheden aan te melden.

Procedure kostenverdeling Projectkosten bij gecombineerd werk:

  • 1.

    Aan het eind van de wenstracéprocedure geven alle bij het gecombineerde werk betrokken partijen aan de initiatiefnemer op hoeveel dagen groot werk ze nodig hebben. Dit geldt ook voor eventuele gedwongen werkzaamheden zoals verplaatsing van kabels en leidingen.

  • 2.

    Partijen die maximaal één week nodig hebben hoeven niet mee te betalen aan de projectkosten. Uitgangspunt hierbij is dat uitvoering van deze werkzaamheden niet of nauwelijks tot verhoging van de totale projectkosten leidt.

  • 3.

    De noodzakelijke BLVC-maatregelen worden door de initiatiefnemer in overleg met alle meegaande initiatiefnemers opgesteld en vastgelegd in een BLVC-plan.

  • 4.

    Op basis van de voorlopige kostenverdeling en de raming van de kosten stuurt de initiatiefnemer offertes uit naar de meegaande partijen, waarna deze partijen opdracht verlenen aan de initiatiefnemer.

  • 5.

    Wanneer er gedurende het project extra BLVC-kosten moeten worden gemaakt die voor verdeling over alle betrokken partijen in aanmerking komen en die vooraf niet waren voorzien (bijvoorbeeld het inzetten van (extra) verkeersregelaars op advies van de WWU), dan worden alle betrokken partijen hiervan zo spoedig mogelijk door de initiatiefnemer op de hoogte gesteld.

  • 6.

    Wanneer er gedurende het project (extra) BLVC-kosten moeten worden gemaakt die duidelijk zijn toe te rekenen aan de werkzaamheden van een of een aantal der partijen, dan dragen die partijen die kosten.

  • 7.

    De (eind)afrekening gebeurt op basis van werkelijk gemaakte kosten. Dit geldt zowel voor de kosten zelf als voor de kostenverdeling. Wanneer een partij langer of korter heeft gewerkt dan vooraf ingeschat, dan wordt de kostenverdeling daarop aangepast.

  • 8.

    Facturering en betaling vinden plaats middels de bij partijen algemeen gebruikelijke wijze.

4.3.3. Kostenverdeling gevolgen werkzaamheden in vuile grond

  • 1. Bij een gecombineerd werk waarin de gemeente mee gaat zorgt de gemeente voor het historisch bodemonderzoek en draagt hiervoor de kosten.

  • 2. Bij een gecombineerd werk waarin de gemeente mee gaat, draagt de gemeente voor het (bovenste) deel van de bodem waarin de gemeente werkt, de kosten voor nader bodemonderzoek en de kosten ten gevolge van bodemverontreiniging of grond die door puin of bodemgesteldheid niet voldoende verdichtbaar is.

  • 3. Kabel- en leidingbeheerders die binnen een gecombineerd werk dieper willen werken, dragen voor dat diepere deel van de bodem zelf de onder 2 genoemde kosten.

  • 4. Bij eigen werkzaamheden is iedere partij zelf verantwoordelijk voor de onder 1 en 2 genoemde zaken en de bijbehorende kosten.

4.3.4. Vertragingsschade

De kosten tengevolge van vertragingschade kunnen op de veroorzaker verhaald worden als deze verwijtbaar het gevolg zijn van afwijkingen aan afgesproken planning, werkvolgorde of uitvoeringswijze.

4.4. Herstel schade openbare ruimte (ex Artikel 26 verordening WIOR)

4.4.1. Grondslag systematiek herstraattarieven Amsterdam

  • 1.

    Binnen de gemeente Amsterdam wordt, voor alle partijen die graafwerkzaamheden verrichten, één tariefsystematiek gehanteerd ter berekening van de kosten voor het herstel van wegen (de herstraattarieven).

  • 2.

    De wijze van berekening van het herstraattarief is ge¬baseerd op twee landelijk geaccepteerde berekeningsmethodieken:

    • Leidraad: ‘leidraad voor gemeente en nutsbedrijven inzake (her)-straatwerkzaamheden’ vastgesteld door de VNG en het overlegorgaan nutsvoorzieningen, een afvaardiging van water- en energiebedrijven.

    • Richtlijn: ‘Richtlijn Tarieven (graaf)werkzaamheden Telecom’, vastgesteld door de VNG en de VECAI, KPN en de Groep Graafrechten, die gezamenlijk vrijwel alle in Nederland actieve telecommunicatiebedrijven vertegenwoordigen.

  • 3.

    Het herstraattarief is opgebouwd uit vier componenten, te weten uitvoeringskosten, onderhoudskosten, degeneratiekosten en beheerkosten, waarbij de laatste drie worden berekend als percentage van de uitvoeringskosten.

  • 4.

    Er is een herstraattarief voor elk van de meest voorkomende typen bestrating en wegmeubilair, verdeeld in groottecategorieën van de opbreking.

  • 5.

    In de herstraattarieven kan rekening worden gehouden met de verschillen tussen Amsterdam en het landelijk gemiddelde en tussen stadsdelen onderling, m.b.t. grondgesteldheid, urbanisatiegraad, benodigde coördinatie, toegankelijkheid en (verkeers)overlast.

  • 6.

    Alle herstraattarieven zijn exclusief BTW en worden ook exclusief BTW in rekening gebracht bij de kabel- en leidingbeheerders.

  • 7.

    De tariefsystematiek alsmede de jaarlijks daaruit voortvloeiende herstraattarieven worden door de partners van het Coördinatiestelsel gezamenlijk vastgesteld in het Strategisch Overleg Coördinatiestelsel Werken aan de Weg.

  • 8.

    Aan de jaarlijkse lijst met standaard herstraattarieven worden aantekeningen toegevoegd met nadere uitleg omtrent de toepassing ervan.

4.4.2. Berekening tarief standaard wegverhardingen

In deze paragraaf zijn de belangrijkste uitgangspunten omtrent de berekening van de herstraattarieven beschreven.

Oppervlaktebepaling

  • 1.

    Uitgangspunt van de tariefsystematiek is dat het tarief dekkend is voor de kosten voor het herstellen van het werkelijk opgebroken en/of beschadigde straatwerk.

  • 2.

    Voorwaarde voor toepassing van de tariefsystematiek is dat netjes wordt gewerkt: het graafwerk en de verdichting van de grond wordt zodanig uitgevoerd, dat hierbij een minimaal oppervlak van straatwerk opgebroken en/of beschadigd wordt.

  • 3.

    Het feit dat over de sleufrand uitkragende klinkers of tegels meestal bij het herstraten enige correctie behoeven (het verschil in oppervlakte tussen opgebroken en hersteld straatwerk, de zogenaamde “gatvergroting”), is verdisconteerd in de betreffende tarieven door middel van een opslag van 20% op de uitvoeringskosten.

  • 4.

    Indien netjes is gewerkt, wordt de in rekening te brengen oppervlakte derhalve bepaald door vermenigvuldiging van de lengte en de breedte van de uitgegraven sleuf.

  • 5.

    Indien niet netjes is gewerkt, dat wil zeggen dat er meer bestrating is opgebroken dan strikt noodzakelijk voor de uitgegraven sleuf, dan wordt de oppervlakte van het opgebroken straatwerk in rekening gebracht.

Uitvoeringskosten

  • 1.

    De uitvoeringskosten bestaan uit personeelskosten, transportkosten, kosten van materiaal en algemene kosten, winst en risico.

  • 2.

    Per type materiaal en per groottecategorie van de opbreking geldt een reparatienorm, uitgedrukt in manuur per m2.

  • 3.

    De brongegevens komen uit landelijk geaccepteerde publicaties met kostencijfers of uit representatieve, marktconforme (voorbeeld)bestekken.

Onderhoudskosten

  • 1.

    De onderhoudskosten dienen ter dekking van het onderhouden van het herstelde straatwerk gedurende het eerste jaar na herstel.

  • 2.

    De onderhoudskosten zijn een percentage van de uitvoeringskosten. Dit percentage is afhankelijk van de bodemgesteldheid en van het type weg: rijweg of voet-/fietspad. Voor Amsterdam leidt dit tot de volgende percentages:

tariefsoort

percentage onderhoudskosten

tegelbestrating

8,20%

klinkerbestrating

11%

  • 3.

    Voor het herstel van asfalt worden geen aparte onderhoudskosten in rekening gebracht. In het asfalttarief is inbegrepen dat er eerst tijdelijk met klinkers wordt dichtgeblokt en pas na enige maanden definitief met asfalt wordt hersteld.

Degeneratiekosten

  • 1.

    De degeneratiekosten dienen ter dekking van het feit dat de bestrating, als gevolg van de opbreking, eerder dan gebruikelijk toe is aan groot onderhoud dan wel vernieuwing.

  • 2.

    De degeneratiekosten zijn een percentage van de uitvoeringskosten. Dit percentage is afhankelijk van de bodemgesteldheid en van de groottecategorie van de opbreking. Voor Amsterdam leidt dit tot de volgende percentages:

  • 3.

    Voor het herstel van asfalt worden geen degeneratiekosten in rekening gebracht.

tariefsoort

percentage degeneratiekosten

tegelbestrating <15m2

3,49%

tegelbestrating >15m2

3,38%

klinkerbestrating <15m2

18,32%

klinkerbestrating >15m2

28,69%

Beheerkosten

  • 1.

    De beheerkosten dienen ter dekking van de kosten van toezicht op de uitvoering van het herstel, waaronder inbegrepen:

    • toezicht op de verkeersveiligheid bij herstel

    • toezicht op kwaliteit van aanleg, verdichting en bestrating van herstel

    • monitoring onderhoud inclusief klachtenafhandeling tijdens de onderhoudsperiode

    • administratiekosten m.b.t. melding en facturatie herstraatkosten (let op: geen kosten m.b.t. vergunning/instemming, deze zitten al in de leges)

    • eerste en tweede oplevering van herstraatwerkzaamheden

  • 2.

    De volgende percentages van de uitvoeringskosten zijn ten behoeve van de beheerkosten:

    • Klinker- en tegelbestrating < 25 m2……………..15%

    • Bitumineuze verhardingen (asfalt) gemiddeld….10%

    • Alle overige tariefsoorten………………………….6%

4.4.3. Berekening tarief bijzondere wegverhardingen

De standaard tarievenlijst bevat slechts tarieven voor de standaard in heel Amsterdam voorkomende wegverharding, opsluitbanden en straatmeubilair. Bijzondere wegverhardingen zoals sierbestrating komen niet standaard in heel Amsterdam voor.

  • 1.

    Het staat stadsdelen vrij om voor bijzondere wegverhardingen herstraattarieven vast te stellen, conform de berekeningsmethodiek van de standaardtarieven en op basis van onderbouwde en marktconforme uitvoeringskosten. Aangezien het dan om marktconforme kosten gaat voor het betreffende stadsdeel, is de toeslag vanuit paragraaf 4.4.1 lid 5 hier niet van toepassing.

  • 2.

    Indien een bepaald type bijzondere wegverharding in toenemende mate voorkomt beslist het Strategisch Overleg Coördinatiestelsel Werken aan de Weg of de standaard tarievenlijst met een herstraattarief voor deze wegverharding wordt uitgebreid.

  • 3.

    Indien er geen herstraattarief is vastgesteld wordt herstel van bijzondere wegverharding afgerekend conform werkelijk gemaakte kosten zoals beschreven in de volgende paragraaf.

4.4.4. Overige openbare ruimte

Voor de doorberekening van overige herstelkosten (bijvoorbeeld groenvoorzieningen, bruggen, walmuren, trambanen) is geen overeengekomen berekeningssystematiek van standaardtarieven voorhanden. De doorberekening van de aan de vergunninghouder te rekenen kosten geschiedt middels onderstaande werkwijze.

  • 1.

    De gemeente kan een nulmeting verlangen voor rekening van de vergunningaanvrager, op basis waarvan een offerte wordt opgesteld.

  • 2.

    Herstel van de openbare ruimte (exclusief wegverhardingen) en realiseren en terugdraaien van tijdelijke voorzieningen geschiedt op basis van een opdracht van de betreffende vergunninghouder.

  • 3.

    Afrekening vindt plaats op basis van werkelijk gemaakte kosten.

  • 4.

    Voorafgaand aan opdrachtverlening verstrekt de gemeente aan de vergunninghouder een offerte.

  • 5.

    Als er door de vergunninghouder geen opdracht tot herstel verstrekt wordt dan zal de gemeente uit eigen beweging daartoe overgaan en de kosten in rekening brengen van de desbetreffende vergunninghouder.

  • 6.

    Indien gedurende de herstelwerkzaamheden significante meerkosten worden verwacht / voorzien, dan dient voor deze meerkosten, vooraf, toestemming te worden gegeven.

4.5. Verlegregeling Amsterdam (ex Artikel 23 verordening WIOR)

4.5.1. Afbakening en begripsomschrijving

  • 1. Deze verlegregeling beschrijft de kosten die de gemeente, ter uitvoering van artikel 21 lid 2a van de verordening Werken in de Openbare Ruimte, aan de kabel- en leidingbeheerder vergoedt voor het uitvoeren van gedwongen verleggingen, waaronder wordt verstaan het nemen van maatregelen, zoals het verplaatsen van kabel- en leidinginfrastructuur, die nodig zijn voor het uitvoeren van gemeentewerken.

  • 2. Deze verlegregeling geldt voor alle kabel- en leidinginfrastructuur in de openbare ruimte in de gemeente Amsterdam met uitzondering van

    • gemeentelijke riolering en toebehoren zoals putten en kolken, deze vallen onder de definitie van gemeentewerk. Verplaatsing hiervan komt voor rekening van de veroorzaker;

    • kabel- en leidinginfrastructuur waarvoor een specifieke wettelijke regeling, zoals de Telecommunicatiewet, voorziet in een kostenregeling voor het verleggen hiervan;

    • kabel- en leidinginfrastructuur waarvoor een nog niet beëindigde overeenkomst tussen de kabel- of leidingbeheerder en de gemeente voorziet in een kostenregeling voor het verleggen hiervan.

  • 3. Onder kabel- en leidinginfrastructuur wordt verstaan de definitie als opgenomen in de WIOR artikel 1 onder g.

  • 4. Deze verlegregeling maakt voor wat betreft ondergrondse kabels en leidingen een onderscheid in kabels en leidingen met een distributiefunctie en een transportfunctie.

  • 5. Distributiekabels en –leidingen zijn kabels en leidingen die geen transportfunctie hebben.

  • 6. Transportkabels en –leidingen zijn kabels en leidingen bestemd voor het transport tussen opwekkingsbronnen/productie-eenheden onderling en van opwekkingsbron/productie-eenheid naar wijkniveau (bijvoorbeeld wijkcentrale, onderstation), waarop niet rechtstreeks huisaansluitingen zijn aangesloten. Voor de volgende soorten kabels en leidingen is specifiek vastgesteld wat als transportkabel of –leiding wordt gedefinieerd:

    soort kabel of leiding

    definitie transportfunctie

    elektriciteitskabels

    kabels met een nominale spanning van 50 kV en hoger

    gasleidingen

    leidingen met een nominale druk van 1 bar en hoger

    waterleidingen

    leidingen met een nominale diameter van 300 mm en groter

    warmte- en koudeleidingen

    leidingen met een nominale diameter van 300 mm en groter

4.5.2. Inspanningsverplichting

  • 1. De gemeente en de kabel- en leidingbeheerder(s) spannen zich gezamenlijk in teneinde gedwongen verleggingen zo veel mogelijk te voorkomen door het zoeken naar reële alternatieven.

  • 2. De gemeente en de kabel- en leidingbeheerder(s) spannen zich gezamenlijk in teneinde de (maatschappelijke) kosten van gedwongen verleggingen zoveel mogelijk te beperken middels uitvoeringswijze en planning, bijvoorbeeld door rekening te houden met het stookseizoen.

  • 3. Voor stedenbouwkundige en grote infrastructurele plannen vindt deze afstemming plaats in het Planvormingsoverleg, gedurende fase 1 en 2 van het Plaberum of PBI. De afspraken over de kostenverdeling van verleggingen worden uiterlijk in fase 3 gemaakt. De gemaakte afspraken en de kosten van benodigde verleggingen worden door de initiatiefnemer in het fase 3 vastgelegd.

  • 4. Voor overige projecten vindt de afstemming plaats tijdens het opstellen van de wenstracé.

4.5.3. Kostenvergoeding

  • 1. De gemeente vergoedt voor gedwongen verleggingen van distributiekabel- en leidinginfrastructuur aan de kabel- en leidingbeheerder een percentage van de werkelijk gemaakte kosten overeenkomstig onderstaande tabel.

    leeftijd kabel/leiding in jaren

    1-5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    12

    13

    14

    15

    >15

    vergoeding door gemeente

    100%

    90%

    81%

    72%

    63%

    54%

    45%

    36%

    27%

    18%

    9%

    0%

  • 2. De gemeente vergoedt voor gedwongen verleggingen van transportkabels en leidingen aan de kabel- en leidingbeheerder een percentage van de werkelijk gemaakte kosten overeenkomstig onderstaande tabel.

    leeftijd kabel/leiding in jaren

    1-10

    11

    12

    13

    14

    15

    16

    17

    vergoeding door gemeente

    100%

    95%

    90%

    85%

    80%

    75%

    70%

    65%

    18

    19

    20

    21

    22

    23

    24

    25

    26

    27

    28

    29

    >29

    60%

    55%

    50%

    45%

    40%

    35%

    30%

    25%

    20%

    15%

    10%

    5%

    0%

  • 3. De leeftijd van de kabel- en leidinginfrastructuur wordt gerekend vanaf de datum waarop de vergunning tot leggen en/of plaatsen van de kabel- en leidinginfrastructuur in werking is getreden.

  • 4. Indien een vergunning ontbreekt, wordt de leeftijd gerekend vanaf de datum waarop het leggen en/of plaatsen volgens de (veldwerk)registratie van de kabel- en leidingbeheerder is voltooid.

  • 5. Indien de kabel- en leidingbeheerder niet kan aantonen op welke datum vergunning werd verleend, dan wel op welke datum het leggen en/of plaatsen is voltooid, wordt er voor de toepassing van deze verlegregeling van uitgegaan dat de betreffende kabel- en leidinginfrastructuur ouder is dan 15 jaar, dan wel 30 jaar of ouder is indien het transportkabels- en leidingen betreft.

  • 6. In afwijking van het onder 1 en 2 van deze paragraaf bepaalde is geen vergoeding verschuldigd indien in de voor de aanleg van de kabel- en leidinginfrastructuur verleende vergunning expliciet vermeld wordt dat binnen de termijn van 15 jaar, of 30 jaar indien het transportkabels- en leidingen betreft, verlegging ervan wordt voorzien, waarbij deze te verwachten verlegging duidelijk en niet uitsluitend in algemene termen dient te zijn omschreven.

  • 7. In afwijking van het onder 1 en 2 van deze paragraaf bepaalde vergoedt de gemeente 100% van de werkelijk gemaakte kosten indien:

    • a.

      de kabel- en leidingbeheerder niet of verwijtbaar te laat door de gemeentelijke planvoorbereider bij het gestelde in paragraaf 4.5.2. onder 3 en 4 is betrokken;

    • b.

      het gaat om verplaatsing van bovengrondse voorzieningen, zoals trafostations, gasregelstations en warmte-/koude-overdrachtstations, waarvoor een recht van opstal is verleend;

    • c.

      het gaat om verplaatsing van kabels en leidingen die als rechtstreeks gevolg van de onder sub b. genoemde verplaatsing noodzakelijkerwijze dienen te worden verlegd;

    • d.

      het gaat om gedwongen verleggingen die uitsluitend worden veroorzaakt door particuliere initiatieven waarbij geen gemeentelijk belang aan de orde is en waarbij de gemeente, indien en voor zover dat in haar macht lag, heeft nagelaten aan de kabel- en leidingbeheerder een zakelijk recht te verlenen dan wel de betreffende particulier te verplichten de verlegging of verplaatsing aan de kabel- en leidingbeheerder te vergoeden. Voorbeelden van bedoelde particuliere

    • e.

      initiatieven zijn het aanbrengen van een lift aan een bestaand gebouw, het veranderen van gevels, kleine rooilijnoverschrijdingen, het uitgeven van kleine stukjes (snipper)groen en dergelijke.

    • f.

      het gaat om in het kader van de gedwongen verlegging gemaakte herbestratings¬

    • g.

      kosten. In de meeste gevallen waarbij sprake is van gedwongen verleggingen gaat het om zogenaamde ‘gecombineerde werken’ waarbij de gemeente zelf zorg draagt voor herbestrating en dus zelf de kosten daarvan voor haar rekening neemt.

  • 8. Uitgangspunt bij de hiervoor onder 7 sub b, c en d bedoelde vergoeding door de gemeente is dat verplaatsing en verlegging van gelijkwaardige kabel- en leidinginfrastructuur plaatsvindt.

    • a.

      Indien sprake is van een capaciteitstoename en/of andere kwantificeerbare voordelen wordt daarvoor een in redelijkheid tussen partijen vast te stellen bedrag in mindering gebracht op de vergoeding door de gemeente.

    • b.

      Indien sprake is van een aantoonbare, niet gewenste, capaciteitsafname of van een aantoonbare, kwantificeerbare kwaliteitsvermindering zal naast de vergoeding een in redelijkheid tussen partijen vast te stellen bedrag worden vergoed.

  • 9. Indien vanwege de gemeentelijke werkzaamheden sprake is van meerdere (tijdelijke) verleggingen van dezelfde kabel- en leidinginfrastructuur, is op de eerste tijdelijke verlegging deze verlegregeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente, tenzij hierover tijdens de planvormings- of voorbereidingscoördinatie tussen de gemeente en de kabel- en leidingbeheerder andere afspraken zijn gemaakt.

  • 10. Het hiervoor onder 9 bepaalde geldt niet indien het gaat om:

  • c. werkzaamheden aan kunstwerken, zoals bruggen, waarin de kabel- en leidinginfrastructuur is verwerkt en waarbij de uitvoeringswijze onherroepelijk met zich meebrengt dat de kabel- en leidinginfrastructuur tijdelijk buiten het kunstwerk moet worden gebracht en hiervoor geen ander definitief tracé beschikbaar is.

  • d. werkzaamheden aan de riolering in straten en stegen die dusdanig smal zijn dat de riolering en de overige kabel- en leidinginfrastructuur gedwongen zodanig dicht bij elkaar liggen dat tijdelijke verlegging van de overige kabel- en leidinginfrastructuur tijdens de uitvoering onherroepelijk is.

  • In deze gevallen worden de totale verlegkosten van alle benodigde tijdelijke verleggingen vergoed op grond van de leeftijd van de oorspronkelijke kabel- en leidinginfrastructuur, volgens de hiervoor onder 1 en 2 weergegeven tabellen.

4.5.4. Werkelijk gemaakte kosten

  • 1. Werkelijk gemaakte kosten bestaan uit de volgende posten:

    • materiaalkosten;

    • kosten van het uit en in bedrijf stellen;

    • kosten van ontwerp en begeleiding;

    • uitvoeringskosten.

  • 2. Onder materiaalkosten wordt verstaan kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel- en leidinginfrastructuur. Hieronder wordt in elk geval verstaan de kosten van kabel- en/of leidingcomponenten, kosten van werkbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht.

  • 3. Onder kosten van uit en in bedrijf stellen wordt verstaan:

    • kosten van het spanning- of produktloos maken van de kabel- en leidinginfrastructuur alsmede de kosten van het weer in bedrijf stellen hiervan;

    • kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard. Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen.

  • 4. Onder kosten van ontwerp en begeleiding wordt verstaan kosten van:

    • onderzoek;

    • voorontwerp;

    • definitief ontwerp;

    • bestek;

    • aanbesteding en gunning;

    • detaillering ten behoeve van de uitvoering;

    • directievoering;

    • oplevering;

    • onderhoud- en garantietermijn.

  • 5. Onder uitvoeringskosten wordt verstaan:

    • kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaam¬heden (zoals werkputten en ondersteuningen);

    • kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van ten gevolge van de gedwongen verlegging verlaten kabel- en leidinginfrastructuur. De ter plaatse vrijgekomen materialen zijn c.q. worden eigendom van de leidingbeheerder;

    • kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurwerk (zoals overkluizingen en mantelbuizen).

    • vergunningaanvraag, CAR verzekering.

4.5.5. Procedure

  • 1. De gemeente meldt voorgenomen gemeentelijke werkzaamheden, duidelijk omschreven en voorzien van duidelijke tekeningen, in een zo vroeg mogelijk stadium bij het Coördinatiestelsel en voert tijdig overleg over de consequenties met betrekking tot gedwongen verleggingen en eventuele alternatieven.

  • 2. Het aanmelden van werkzaamheden en het overleg gebeurt conform de procedures beschreven in hoofdstuk 3 (coördinatieproces).

  • 3. Ten behoeve van het wenstracé overleg geeft de kabel- en leidingbeheerder de gemeente goed inzicht in de ligginggegevens van de kabel- en leidinginfrastructuur.

  • 4. Gedurende het wenstracé-overleg geeft de kabel- en leidingbeheerder aan de gemeente op basis van het gekozen alternatief een inschatting van de te verwachten werkelijke kosten van gedwongen verleggingen, zodanig dat de gemeente de te verwachten vergoeding voor de gedwongen verleggingen kan meenemen in de planvorming, (bestuurlijke) besluitvorming en voorbereiding van de gemeentelijke werkzaamheden.

  • 5. Bij deze kosteninschatting worden vermeld:

    • het type kabel- en leidinginfrastructuur;

    • de leeftijd van de kabel- en leidinginfrastructuur;

    • de conform paragraaf 4.5.4. onderbouwde begrote/geraamde werkelijke kosten van de gedwongen verleggingen per type kabel- en leidinginfrastructuur (distributie, transport, gebouwde voorzieningen).

  • 6. Voor gemeentelijke werkzaamheden ten gevolge van stedebouwkundige plannen en/of ten behoeve van het bouwrijp maken van gronden en voor grote infrastructurele werkzaamheden geldt dat het overleg begint in het Planvormingsoverleg.

  • 7. Voor overige werkzaamheden geldt dat het overleg begint bij het wenstracé-overleg.

  • 8. Voor alle gedwongen verleggingen geldt dat de wenstracéprocedure, zie hoofdstuk 3 (coördinatieproces), wordt gebruikt voor het definitief vaststellen van de benodigde gedwongen verleggingen en van het nieuwe tracé na de gedwongen verlegging.

  • 9. Voorafgaand aan de vaststelling van het Tracé-akkoord wordt tussen de gemeente en de kabel- en leidingbeheerder op basis van deze verlegregeling de begrote/geraamde kosten van de gedwongen verlegging en de mate van vergoeding hiervan door de gemeente vastgesteld.

  • 10. Het vaststellen van het Tracé-akkoord door de gemeente aan de kabel- en leidingbeheerder geldt als formeel verzoek tot verlegging.

  • 11. Indien de gemeente (een deel van) de gedwongen verlegging vergoedt, verstuurt de kabel- en leidingbeheerder naar aanleiding van het definitief tracé-akkoord de definitieve, conform paragraaf 4.5.4. onderbouwde kostenopgave aan de gemeente, waarna de gemeente hiervoor een betalingsopdracht verstrekt.

  • 12. Eventuele significante meerkosten komen slechts in aanmerking voor een vergoeding door de gemeente indien deze voordat ze zijn gemaakt door de kabel- en leidingbeheerder, aan de gemeente zijn gemeld en de gemeente hiermee schriftelijk akkoord is gegaan.

  • 13. Facturering en betaling vinden plaats middels de bij partijen algemeen gebruikelijke wijze.

4.5.6. Geschillen over de kostenvergoeding

  • 1. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de vergoeding door de gemeente dan kan aan Stadsregie worden verzocht hierover een advies te geven conform hoofdstuk 3, paragraaf 3.10

  • 2. Indien het advies van Stadsregie niet leidt tot overeenstemming over de vergoeding door de gemeente, dan neemt het college van burgemeester en wethouders hierover een besluit.

  • 3. Een geschil over de door de gemeente te betalen vergoeding zal in geen geval mogen leiden tot vertraging van werkzaamheden. De gemeente zal in die gevallen waarin nog geen overeenstemming is over de vergoeding door de gemeente en waarin B&W nog geen besluit hieromtrent hebben genomen, op voorlopige basis 50% van de door de kabel- en leidingbeheerder schriftelijk onderbouwde kosten, waarop de kabel- en leidingbeheerder op basis van deze verlegregeling recht meent te hebben, aan de kabel- en leidingbeheerder vergoeden. Na het besluit door B&W, of indien van toepassing, na afhandeling van het bezwaar en beroep hiertegen, vindt de definitieve verrekening plaats tussen de gemeente en de kabel- en leidingbeheerder.

Artikel A

De oude regeling Nadere Regels WIOR (2009) wordt ingetrokken zodra de nieuwe regeling Nadere Regels WIOR (2021) in werking treden.

Artikel B

Deze regeling treedt in werking met ingang van 8 april 2021.

Artikel C

Deze regeling wordt aangehaald als Nadere Regels WIOR (2021).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 9 maart 2021.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting op de regeling Nadere Regels WIOR

Doel van de verordening WIOR

De WIOR reguleert alle werkzaamheden aan de infrastructuur in de openbare ruimte: .

  • werkzaamheden worden geprogrammeerd

  • werkzaamheden zoveel mogelijk worden gecombineerd.

  • de ligging van kabels en leidingnetwerken (incl de bovengrondse kasten) wordt bepaald.

  • maatregelen worden voorgeschreven om overlast voor de omgeving te beperken.

  • Het maaiveld na afloop van de werkzaamheden weer wordt hersteld

Doel van de Nadere Regels WIOR

Aan de verordening zijn Nadere Regels verbonden. Op hoofdlijnen zijn in de Nadere Regels de volgende onderwerpen opgenomen:

  • Algemene uitvoeringsvoorschriften.

    Deze hebben betrekking op de wijze waarop werkzaamheden in de openbare ruimte plaatsvinden, op het herstel van de openbare ruimte (herstraten) en op de totstandkoming van kabel- en leidingentracés.

  • WIOR-proces.

    Hierin zijn de indieningsvereisten voor het verkrijgen van vergunning en instemmingsbesluit opgenomen en het proces en de rollen, taken en verantwoordelijkheden vastgelegd waarmee de regie en de coördinatie tot stand komt. Tevens zijn vastgelegd de overlegorganen en een beschrijving van het coördinatieproces per type werkzaamheden.

  • Financiële Regelingen.

    Hierin zijn vastgelegd de kostenverdeling van de projectkosten bij gezamenlijke (gecombineerde) werkzaamheden en de kosten ten gevolge van vuile grond bij gecombineerde werkzaamheden. Ook de berekeningssystematiek voor het herstraattarief en de verlegregeling kabels en leidingen zijn vastgelegd.