Regeling vervallen per 01-10-2011

Afstemmingsverordening Inkomensvoorzieningen

Geldend van 01-07-2010 t/m 30-09-2011

Intitulé

Afstemmingsverordening Inkomensvoorzieningen

Inhoud

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. WWB: Wet werk en bijstand;

    b. WIJ: de Wet investeren in jongeren

    c. WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de WIJ op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het College vaststelde verhoging of verlaging;

    d. inkomensvoorziening: de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 24 WIJ;

    e. re-integratievoorziening: re-integratievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet Participatiebudget;

    f. College: College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam;

    g. afstemming: verlaging van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB, dan wel verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41 WIJ.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWB.

Artikel 2 Ernstig tekortschieten

  • 1. De bijstand wordt eenmalig met € 200 verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het College ernstig is tekortgeschoten in:

    a. het naar vermogen verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    b. het meewerken aan een voorziening die in het kader van de WWB is aangeboden of die, gezien haar aard en doel, met een WWB-voorziening gelijk is te stellen;

    c. het verlenen van de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de WWB;

    d. het betonen van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    e. het op verzoek of onverwijld uit eigen beweging doen van mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.

  • 2. De inkomensvoorziening wordt eenmalig met € 200 verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college ernstig is tekortgeschoten in: 

    • a.

      het op verzoek van het college  of onverwijld uit eigen beweging doen van mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn recht op een werkleeraanbod of zijn recht op inkomensvoorziening;

    • b.

      het desgevraagd aan het college de medewerking verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de WIJ;

    • c.

      het meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot zijn arbeids­inschakeling, waaronder begrepen het meewerken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • d.

      het niet stellen van onredelijke eisen in verband met door hem te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • e.

      het meewerken aan het behoud of bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid;

    • f.

      het meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op zijn arbeidsinschakeling;

    • g.

      het naar beste vermogen verrichten van de opgedragen werkzaamheden of activiteiten;

    • h.

      op advies van een arts zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard. In welke gevallen van deze bevoegdheid gebruik gemaakt zal worden, wordt vastgelegd in nadere beleidsregels.

  • 3. Als de aanspraak op bijstand of de inkomensvoorziening over de maand waarover de afstemming plaatsvindt, minder bedraagt dan de vastgestelde verlaging, blijft de verlaging beperkt tot het bedrag van de aanspraak.

Artikel 3 Zeer ernstig tekortschieten

  • 1. De bijstand of de inkomensvoorziening wordt gedurende één maand met 100% verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het College zeer ernstig is tekortgeschoten in een of meer van de in artikel 2, eerste lid, genoemde opzichten.

  • 2. Van een zeer ernstig tekortschieten als bedoeld in het vorige lid is met name sprake als vaststaat of redelijkerwijs is aan te nemen:

    a. dat het beroep door belanghebbende op algemene bijstand of de inkomensvoorziening gedurende meer dan één maand het gevolg is van diens doen of nalaten;

    b. dat de belanghebbende middelen heeft verzwegen waarmee hij gedurende meer dan één maand in zijn levensonderhoud kon voorzien;

    c. dat belanghebbende zich zeer ernstig heeft misdragen jegens een of meer personen van wie het hem op dat moment duidelijk moet zijn dat zij:

    1° in het kader van de uitvoering van de WWB of de WIJ ten dienste of in opdracht van het College werkzaam zijn;

    2° betrokken zijn bij de uitvoering van een re-integratievoorziening;

    3° deelnemen aan een re-integratievoorziening;

    4° een beroep doen op bijstand of de re-integratievoorziening; of 

    5° werkzaam zijn ter ondersteuning van personen bedoeld onder 1° of 2°.

Artikel 3a Opnieuw ernstig of zeer ernstig tekortschieten

  • 1. Het College verlaagt bij de toepassing van artikel 2, eerste lid of tweede lid de bijstand dan wel de inkomensvoorziening met € 200 extra, indien de belanghebbende naar het oordeel van het College ernstig is tekortgeschoten in een of meer van de genoemde opzichten, nadat nog geen jaar is verlopen na een eerder besluit tot afstemming.

  • 2. Het College verlaagt, in afwijking van het eerste lid, de bijstand gedurende één maand met 100%, indien de belanghebbende naar het oordeel van het College ernstig is tekortgeschoten in een of meer van de in artikel 2, eerste en tweede lid, genoemde opzichten, nadat nog geen halfjaar is ver­lopen na een besluit tot afstemming met toepassing van het eerste lid of dit lid zelf.

  • 3. Het College verlaagt bij de toepassing van artikel 3, eerste lid, de bijstand één maand extra met 100%, indien de belanghebbende naar het oordeel van het College zeer ernstig is tekortgeschoten in een of meer van de in artikel 2, eerste en tweede lid, genoemde opzichten, nadat nog geen jaar is verlopen na een eerder besluit tot afstemming met toepassing van artikel 3, eerste lid, wegens zeer ernstig tekortschieten.

Artikel 4 Weging van het gedrag

  • 1. Het College houdt bij zijn oordeel als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 3, eerste lid, rekening met de omstandigheden en mogelijkheden van de belanghebbende.

  • 2. Bij zijn oordeel als bedoeld in het vorige lid kan het College rekening houden met eerdere gedragingen van de belanghebbende waarin deze tekortschoot in de naleving van op hem rustende verplichtingen ingevolge de WWB of de WIJ, in het betonen van besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan of in diens gedrag jegens het College.

Artikel 5 Weging van de afstemming

  • 1. Het College kan de verlaging lager vaststellen als de belanghebbende door het bedrag van de verlaging of het percentage van de verlaging onredelijk zwaar wordt getroffen.

  • 2. Het College kan bij het besluit tot verlaging rekening houden met latere gedragingen van de belanghebbende in overeenstemming met zijn verplichtingen ingevolge de WWB of de WIJ.

Artikel 6 Uitvoering

  • 1. De uitvoering van het besluit tot afstemming vindt plaats op een betaling van bijstand of inkomensvoorziening volgend op de bekendmaking.

  • 2. Nadat het recht op bijstand of inkomensvoorziening is geëindigd, kan uitvoering van het besluit tot afstemming alsnog plaatsvinden in geval van een hernieuwde toekenning, en wel met betrekking tot te verlenen bijstand of inkomensvoorziening over een periode tot uiterlijk drie maanden na het besluit tot afstemming.

Artikel 7 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als Afstemmingsverordening Inkomensvoorzieningen.

Artikel 8 Overgangsbepaling

  • 1. Het bepaalde in de artikelen 3a en 6, tweede lid, vindt slechts toepassing voor zover het daar bedoelde ernstig dan wel zeer ernstig tekortschieten, respectievelijk het beëindigen of intrekken van het recht op uitkering, plaatsvindt op of na 1 september 2008.

  • 2. Artikel 2, eerste lid, aanhef in combinatie met onderdeel e, en artikel 3, tweede lid, aanhef en in combinatie met onderdeel c, vinden slechts toepassing met betrekking tot gebeurtenissen op of na 13 oktober 2008.