Regeling vervallen per 17-02-2014

Bomenverordening 2008

Geldend van 01-10-2010 t/m 16-02-2014

Intitulé

Bomenverordening 2008

Inhoud

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      bebouwde kom: de bebouwde kom als bedoeld in artikel 1, lid 5, van de Boswet, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluiten van 19 februari 1969, nr. 105, 10 december 1986, nr. 1665, en 22 februari 1989, nr. 201;

    • b.

      boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

    • c.

      houtopstand: een of meer bomen of hakhout;

    • d.

      hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • e.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

    • f.

      kandelaberen: het op latere leeftijd knotten van de gesteltakken van een boom;

    • g.

      knotten: periodiek geheel of gedeeltelijk verwijderen van uitgelopen takhout tot op de oude snoeiplaats;

    • h.

      monetaire boomwaarde: de financiële waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen;

    • i.

      monumentale boom: beschermwaardige houtopstand die geplaatst is op de lijst van monumentale bomen als bedoeld in artikel 7;

    • j.

      vellen: rooien, kappen en kandelaberen met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand tot gevolg kunnen hebben.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1. Het is verboden binnen de bebouwde kom van Amsterdam zonder vergunning van het college een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor een houtopstand als bedoeld in artikel 15 tweede en derde lid van de Boswet.

  • 3. Het eerste lid geldt bovendien niet voor:

    • a.

      het vellen van een houtopstand krachtens de Plantenziektenwet;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout en knotten als noodzakelijke beheermaatregel ter uitvoering van regulier onderhoud;

    • c.

      het vellen van een houtopstand in verband met acuut gevaar voor personen of goederen, mits het college hiervoor toestemming heeft verleend.

Artikel 3 (vervallen)

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning kan worden geweigerd in verband met:

    • a.

      de natuur- en milieuwaarde van de houtopstand;

    • b.

      de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      de waarde van de houtopstand voor het stadsschoon;

    • d.

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

    • e.

      de waarde van de houtopstand voor de leefbaarheid;

    • f.

      andere redenen van milieubeheer.

  • 2. Behoudens voor verplanten wordt geen vergunning verleend voor het vellen van een houtopstand die voorkomt op de lijst als bedoeld in artikel 8.

Artikel 5 Vergunningvoorschriften

  • 1. Het college kan voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de in artikel 4 eerste lid genoemde belangen.

Artikel 6 Herplantplicht

  • 1. Het college verbindt aan de vergunning het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen wordt herplant, tenzij zwaarwegende argumenten zich tegen de herplant verzetten.

  • 2. Indien herplant niet tot de mogelijkheden behoort, wordt aan de vergunning het voorschrift verbonden dat de monetaire boomwaarde van de gevelde houtopstand wordt gestort in het gemeentelijk herplantfonds.

  • 3. Als toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt tevens voorgeschreven binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet aangeslagen beplanting moet worden vervangen.

Artikel 7 Aanschrijvingsbevoegdheid

  • 1. Het college schrijft degene die krachtens een zakelijk recht de beschikking heeft over een houtopstand waarop een verbod tot vellen van toepassing is die zonder vergunning is geveld of op andere wijze is teniet gegaan, aan om tot herplanting over te gaan en niet aangeslagen beplanting te vervangen, overeenkomstig door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te bepalen termijn.

  • 2. Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing op een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet dan wel voor een houtopstand dat is geveld in verband met acuut gevaar zoals bedoeld in artikel 2 derde lid sub c.

  • 3. Het college schrijft degene die krachtens een zakelijk recht de beschikking heeft over een houtopstand waarop een verbod tot vellen van toepassing is en die ernstig in zijn voortbestaan wordt bedreigd, aan tot het treffen van voorzieningen waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Degene tot wie de aanschrijving zich richt is verplicht hieraan te voldoen.

Artikel 8 Lijst van monumentale bomen

  • 1. Het college stelt een lijst van monumentale bomen op.

  • 2. Deze lijst omvat ten minste een omschrijving van de boom, de standplaats, het kadastrale perceelnummer, de zakelijk gerechtigde en de reden voor plaatsing op de lijst.

  • 3a. Het college stelt een adviescommissie monumentale bomen in die hem adviseert over de plaatsing van houtopstanden op de lijst van monumentale bomen.

  • 3b. Hij stelt een reglement vast, waarin samenstelling, functioneren en werkwijze van de adviescommissie wordt geregeld.

  • 4. De zakelijk rechthebbende op een boom die op de lijst van monumentale bomen is geplaatst, is verplicht schriftelijk aan het college mededeling te doen van:

    • a.

      de overdracht van rechten op de boom;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de boom anders dan door velling op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.

  • De mededeling geschiedt binnen vier weken na de onder a en b genoemde omstandigheden.

Artikel 9 Procedure lijst van monumentale bomen

  • 1. Het college besluit tot vaststelling of wijziging van de lijst van monumentale bomen. Indien de aanvraag wordt ingediend door een ander dan de zakelijk rechthebbende, dan wel het initiatief van het college uitgaat, wordt de zakelijk rechthebbende zo spoedig mogelijk van de aanvraag op de hoogte gesteld.

  • 2. Het college besluit tot plaatsing of verwijdering van bomen van de lijst na het inwinnen van advies bij de adviescommissie monumentale bomen.

  • 3. Het college besluit binnen zes maanden na ontvangst van de in het eerste lid genoemde aanvraag.

Artikel 10 Criteria monumentale bomen

  • Bij de beslissing omtrent plaatsing van een boom op de lijst van monumentale bomen wordt rekening gehouden met de ouderdom van de boom. De boom dient een leeftijd van minimaal 50 jaar te hebben en van bijzondere betekenis te zijn:

    • a.

      voor de natuur, het milieu of het stadsschoon;

    • b.

      uit landschappelijk, ecologisch, of natuurwetenschappelijk oogpunt, of

    • c.

      uit esthetisch, cultuurhistorisch of dendrologisch oogpunt.

Artikel 11 Schadevergoeding

  • Het college beslist op verzoeken om schadevergoeding als bedoeld in artikel 17 van de Boswet.

Artikel 12 (vervallen)

Artikel 13 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden behandeld overeenkomstig de Kapverordening 1964.

  • 2. Op bezwaarschriften tegen besluiten die zijn genomen krachtens de Kapverordening 1964, waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, wordt met toepassing van de Kapverordening 1964 een beslissing genomen.

Artikel 14 Opsporingsambtenaren

  • Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door het college aangewezen ambtenaren, categorieën van ambtenaren of personen.

Artikel 15 Intrekking verordening

  • De Kapverordening 1964 wordt ingetrokken.

Artikel 16 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangeduid als ‘Bomenverordening 2008’.

Toelichting

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Artikel 1 sub a, bebouwde kom:

Het toepassingsgebied van deze verordening is uitsluitend de bebouwde kom van de gemeente Amsterdam.

Artikel 1 sub b, boom:

Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. De hier gekozen maat van 10 centimeter doorsnede is conform de gangbare norm in stedelijke gebieden.

Artikel 1 sub c, houtopstand:

De term houtopstand vormt een kernbegrip van deze verordening waarop het kapverbod en vergunningplicht gebaseerd zijn.

Artikel 1 sub d, hakhout:

Beheervorm van een houtopstand waarbij de boomvormers, die na te zijn geveld opnieuw op de stronk uitlopen, periodiek geheel of gedeeltelijk worden geveld.

Artikel 1 sub e, het college:

Het college is in veel gemeentelijke verordeningen een gangbare afkorting voor het college van burgemeester en wethouders. Het college vervult bij de vergunningverlening een belangrijke taak. Ook is hiermee duidelijk gemaakt dat de werking van deze verordening beperkt is tot die gebieden binnen de bebouwde kom waar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam bevoegd gezag is voor het afgeven van een kapvergunning. Derhalve geldt deze verordening niet in gebieden waar het Dagelijks Bestuur dan wel de Stadsdeelraad van stadsdelen bevoegd is om kapvergunningen af te geven.

Artikel 1 sub f en g, kandelaberen en knotten:

De definitie van kandelaberen en knotten is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. Knotbomen zijn onder meer de wilg, de populier, de es en de eik. Het in stand houden van de door kandelaberen ontstane kroonvorm valt onder het begrip knotten.

Artikel 1 sub h, monetaire boomwaarde:

De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen (N.V.T.B.) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen.

De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden door justitie erkend.

Artikel 1 sub i, monumentale boom:

Voor de toelichting van dit begrip, wordt verwezen naar artikel 7.

Artikel 1 sub j, vellen:

De omschrijving van 'vellen' omvat ook 'het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstand ten gevolge kunnen hebben'. Deze omschrijving komt overeen met die in de Boswet. Om misverstanden uit te sluiten zijn toegevoegd 'verplanten' of 'ernstig ontsieren'. Bij ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan het substantieel snoeien van de kroon of het wortelgestel.

De nadere omschrijving heeft alleen betrekking op (actieve) handelingen en niet op het (passieve) nalaten van handelingen. Bijvoorbeeld het nalaten van onderhoud, het niet nemen van maatregelen om ernstig bedreigde houtopstand veilig te stellen. Het gaat te ver om ook een dergelijk 'stilzitten' onder het actieve begrip 'vellen' te brengen.

Artikel 2 Kapverbod

Lid 1:

Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1). Ook voor het verplanten van een boom geldt een vergunningplicht. Ook in dat geval zal naar de criteria genoemd in artikel 4 eerste lid gekeken dienen te worden.

Lid 2:

De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op:

a. populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

b. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

c fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

d. kweekgoed;

e. houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

- ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

- ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

De zinsnede "die op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd" bedoeld de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht- of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel kapvergunningplichtig. Onder het kapverbod vallen het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

Lid 3:

De in het derde lid van dit artikel genoemde uitzonderingen zijn in de praktijk wenselijk gebleken aanvullingen. De grondgedachte is dat niet ingrijpend, normaal beheer niet onder het kapverbod valt. De in sub c genoemde beschikking zal achteraf gepubliceerd moeten worden, zodat de gebruikelijke rechtsmiddelen hiertegen open staan.

Artikel 3 (vervallen)

Artikel 4 Weigeringsgronden

Lid 1:

Deze begrippen zijn niet nauwkeurig te omschrijven. Er is geen rangorde in de genoemde weigeringsgronden aan te brengen.

Elke boom heeft een bepaalde inherente kwaliteit (bijzondere beeldbepalende-, landschappelijke, of stadsschoonwaarde, luchtzuiverende waarde, geluiddempende waarde etc.) waar bij de vergunningverlening rekening moet worden gehouden.

Onder waarde voor het stadschoon zou bijvoorbeeld ook de ligging van de boom in de Hoofdgroenstructuur gerekend kunnen worden.

De weigeringsgrond ‘andere redenen van milieubeheer' in sub e is toegevoegd omdat dit criterium ook in de vigerende kapverordening staat opgenomen. Door het handhaven van dit criterium wordt de continuïteit in de afhandelingen van de vergunningsaanvragen gediend.

Elke keer zal een afweging moeten worden gemaakt van alle betrokken belangen.

Belangrijk om te vermelden is nog dat als er al een Bomentoets in de ontwerpfase van het Plaberum heeft plaatsgevonden, hier bij de vergunningverlening uiteraard terdege rekening zal worden gehouden. Immers bij deze Bomentoets heeft er al een ‘belangenafweging' plaatsgevonden tussen het aanwezige groen en de redenen waarom dit groen moet worden gekapt.

Lid 2:

Monumentale bomen genieten extra bescherming. Een aanvraag voor een kapvergunning hiervoor dient dan ook in beginsel te worden geweigerd.

Artikel 5 Vergunningvoorschriften

Lid 1:

Dit lid regelt de bevoegdheid van het college om aan de kapvergunning bepaalde voorschiften te verbinden. Een aantal is uitgewerkt in de volgende leden.

Lid 2 (vervallen)

Lid 3 (vervallen)

Artikel 6 Herplantplicht

Lid 1:

Het college kan een herplantplicht als voorschrift aan de vergunning verbinden. De nadere voorwaarden worden in dit artikel uitgewerkt. Zo is het voorstelbaar dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat er geen herplantplicht wordt opgelegd.

Het college zal - wil zij van de hoofdregel kunnen afwijken - dit goed moeten motiveren. De herplant zal zoveel mogelijk ter plaatse moeten gebeuren. Indien herplant ter plaatste niet mogelijk blijkt, dient er naar mogelijkheden te worden gezocht om bomen elders in de directe omgeving te planten. Voor de herplant geldt dat gestreefd zal moeten worden naar herplanting van vergelijkbare aantalen bomen van vergelijkbare dikte.

Lid 2:

Dit lid regelt de situatie wanneer herplant niet mogelijk blijkt te zijn. In dat geval wordt bepaald dat de boomwaarde in een speciaal herplantfonds wordt gestort. Bij de vaststelling van de boomwaarde wordt gerekend volgens de richtlijnen van de (N.V.T.B.). Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar artikel 1 sub h.

Artikel 7 Aanschrijvingsbevoegdheid

Lid 1:

Herstel in de vorige toestand kan ook betekenen het laten uitvoeren van zodanige maatregelen dat de vorige toestand zoveel mogelijk wordt benaderd en indien niet anders mogelijk zelfs pas na verloop van tijd.

Wanneer een herplantplicht alleen maar als vergunningsvoorschrift zou kunnen worden gesteld, dan zou dat betekenen dat iemand aan de oplegging van een herplantplicht kan ontkomen door zonder vergunning te vellen. De in dit artikel opgenomen bepaling maakt het mogelijk in zulke gevallen een zelfstandige herplantverplichting te scheppen.

Het in dit lid opgenomen 'of op andere wijze is teniet gegaan' maakt het mogelijk dat het college ook een verplichting tot herplantplicht kan opleggen, als de houtopstand teniet is gegaan door verwaarlozing of door een calamiteit.

De herplantplicht die in dit artikel is neergelegd, verschilt van de herplantplicht van de Boswet. De herplantplicht in deze bepaling geldt niet zonder meer, maar pas wanneer het college daartoe besluit. De herplantplicht van de Boswet bestaat uit kracht van de Boswet zelf. De herplantplicht heeft in deze bepaling bovendien een andere strekking dan in de Boswet: in de wet is zij gericht op het behoud van het bosareaal (vandaar dat herplanten elders mogelijk is), terwijl herbeplanting krachtens de verordening geschiedt om redenen genoemd in artikel 4 die veelal met de locatie samenhangen en daardoor vaak zoveel mogelijk ter plaatse moet gebeuren.

Lid 3:

Het derde lid betreft houtopstand die nog wel in leven is, maar waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij binnen afzienbare tijd zal teniet gaan.

De gemeente zou in dat geval kunnen wachten totdat de houtopstand geheel teniet is gegaan om dan vervolgens op grond van het vierde lid van artikel 6 een herplantplicht op te leggen.

De strekking van de verordening wordt echter beter gediend met het behoud van bestaande bomen dan met de vervanging daarvan. Met name valt hierbij te denken aan grote bomen. Deze zijn immers niet of slechts met grote kosten te vervangen.

Krachtens dit lid wordt de zakelijk gerechtigde verplicht tot het in stand houden van dergelijke bomen. Deze verplichting kan inhouden het ongedaan maken of voorkomen, voor zover mogelijk, van (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting van de houtopstand ten gevolge van weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing, bouw- en sloopwerkzaamheden enz. Deze instandhoudingsverplichting mag uiteraard niet leiden tot strijd met verplichtingen krachtens hogere regelingen, zoals bij voorbeeld de Plantenziektenwet.

Artikel 8 Lijst van monumentale bomen

Lid 1:

Het duurt vele mensengeneraties voordat bomen volgroeid zijn en enorme afmetingen hebben bereikt. Alleen door goede, duurzame bescherming kunnen bomen oud worden. Volgroeide, oude bomen zijn daarmee een kostbaar bezit en genieten daarom extra bescherming. Om die reden is het van belang een lijst vast te stellen van bomen die in beginsel niet gekapt mogen worden.

Lid 2:

Dit lid geeft een aantal algemene richtlijnen waaraan de monumentale bomenlijst minimaal moet voldoen.

Lid 3 a en b:

Een adviescommissie adviseert het college over de plaatsing van een houtopstand op de lijst. In de commissie zullen deskundigen op het gebied van groen zitting hebben.

De gemeentewet kent in Hoofdstuk 5 paragraaf 1 verschillende soorten van commissies. De in dit lid genoemde adviescommissie monumentale bomen is een dergelijke commissie. Deze adviestaak zal bij de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur worden ondergebracht.

Artikel 9 Procedure lijst van monumentale bomen

Lid 2:

Deze adviescommissie kan bij het uitbrengen van haar advies verenigingen of stichtingen, die de bescherming van bomen tot hun statutaire doelstelling hebben, raadplegen. Hierbij kan gedacht worden aan de landelijke Bomenstichting. Deze stichting beheert een landelijk Register van Monumentale Bomen. In dit register zijn alle bomen opgenomen die volgens de Bomenstichting van nationaal belang zijn. In veel gevallen gaat het om bomen met een hoge leeftijd, met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een beeldbepalende functie voor de omgeving.

Enkele stadsdelen hebben momenteel een lijst van monumentale bomen. Het ligt voor de hand dat op het moment dat een gebied als grootstedelijk wordt aangewezen - en dus onder de bevoegdheid van de centrale stad komt - met de lijst van monumentale bomen van de stadsdelen rekening wordt gehouden.

Artikel 10 Criteria monumentale bomen

Wil een boom als monumentaal worden aangemerkt, zal deze in beginsel minimaal 50 jaar oud moeten zijn. Daarnaast dient aan een van de criteria genoemd in sub a t/m c te worden voldaan. Bij natuur- of milieuwaarden kan gedacht worden aan de bijzondere groeivorm van de boom of de bijzondere bloeiwijze. Bij landschappelijke-, ecologische- of natuurwetenschappelijke waarden kan bijvoorbeeld aan een bijzonder soort boom worden gedacht. Een boom kan cultuurhistorische waarden hebben als deze bijvoorbeeld is gepland bij een plechtigheid, of deze een bijzondere vorm heeft.

Esthetische- of stadsschoonwaarden kan een boom bezitten als deze op een markante locatie is gesitueerd, of als deze een bijzondere verwevenheid heeft met de omgeving.

Artikel 11 Schadevergoeding

De jurisprudentie over schadevergoeding is nog schaars. Geen schadevergoeding is toegekend in gevallen waarbij door een kapverbod of een weigering van een kapvergunning de (nog niet verwezenlijkte) mogelijkheid werd ontnomen, om een voordeel te behalen (bijvoorbeeld de winst uit verkoop van hout).

Deze bepaling wijst het bevoegd orgaan (het college) aan dat beslist over verzoeken over schadevergoeding op grond van de Boswet.

Artikel 12 Strafbepaling (vervallen)

De overige artikelen spreken verder voor zich en behoeven geen nadere toelichting.