Regeling vervallen per 25-05-2017

Verordening op de Dienst Ruimtelijke Ordening

Geldend van 01-01-1980 t/m 24-05-2017

Intitulé

Verordening op de Dienst Ruimtelijke Ordening

Inhoud

§ 1 Inrichting en beheer van de Dienst Ruimtelijke Ordening

Art. 1

  • 1. De inrichting van de dienst wordt door Burgemeester en Wethouders geregeld.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen daarbij aanwijzingen geven omtrent de verhouding van de dienst tot andere diensten van de gemeente en afdelingen der Secretarie, met name betreffende de verplichting tot wederzijdse informatieverstrekking.

Art. 2

  • 1. Het beheer van de dienst berust bij Burgemeester en Wethouders, hierin bijgestaan door een vaste commissie van advies en bijstand, als bedoeld in art. 62, lid 2, van de gemeentewet.

  • 2. Aan het hoofd van de dienst is geplaatst een directeur die is belast met de leiding van de dienst en met de regeling van alle aan de dienst opgedragen werkzaamheden.

  • 3. De directeur wordt benoemd door de Gemeenteraad op aanbeveling van Burgemeester en Wethouders van zo mogelijk twee personen.

  • 4. Burgemeester en Wethouders stellen voor de directeur een instructie vast.

§ 2 Taak van de Dienst Ruimtelijke Ordening

Art. 3

  • 1. De dienst geeft, op grond van verkenningen van de maatschappelijke ontwikkelingen en toekomstverwachtingen en met inachtneming van de door het gemeentebestuur geformuleerde algemene doelstelling voor die ontwikkelingen en ter zake gestelde prioriteiten, beleidsadviezen over de ruimtelijke ontwikkeling.

  • 2. De dienst richt zich ten behoeve van de voorbereiding van de bestuurlijke besluitvorming op het integreren en optimaliseren van de verschillende belangen en beleidsdoelstellingen op basis van herkenbare afweging van de aanspraken op de ruimte.

    Daarbij dient acht te worden geslagen op aspecten van financieel-economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke opneembaarheid.

    De gewenste ruimtelijke ontwikkeling wordt neergelegd in voorstellen voor stedebouwkundige plannen op stads-, wijk- en buurtniveau, ten behoeve van de uitbreiding, de vernieuwing en de instandhouding van de stad en haar onderdelen, alsmede in voorstellen voor plannen, de stedelijke infrastructuur betreffende.

  • 3. De dienst voert ambtelijk (voor)overleg dat nodig is om de opgedragen taak te kunnen uitvoeren en verleent assistentie bij het te voeren bestuurlijke overleg.

  • 4. De dienst draagt bij in de opstelling van uitvoeringsprogramma's die voortvloeien uit de besluiten over de beleidsvoorstellen, bedoeld in de leden 1 en 2.

  • 5. De dienst bewaakt permanent de kwaliteit van het ruimtelijk milieu.

  • 6. De dienst toetst uitvoeringsvoornemens aan de door het gemeentebestuur in het kader van de ruimtelijke ordening genomen besluiten.

  • 7. De dienst draagt bij tot de meningsvorming over de ruimtelijke ontwikkeling door daarover informatie te verstrekken.

  • 8. Burgemeester en Wethouders kunnen andere dan de hiervoren vermelde werkzaamheden aan de dienst opdragen.