Regeling vervallen per 01-01-2013

Amsterdamse Verordening op het burgerinitiatief en het referendum

Geldend van 06-10-2004 t/m 31-12-2012

Intitulé

Amsterdamse Verordening op het burgerinitiatief en het referendum

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. burgerinitiatief: een schriftelijk verzoek aan de Gemeenteraad om een besluit te nemen, in te trekken of te wijzigen;

b. correctief referendum: een volksstemming over een beslissing van de Gemeenteraad;

c. kiezers: de ingezetenen van Amsterdam die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de Gemeenteraad en zijn ingeschreven in het in art. D1 van de Kieswet bedoelde register;

d. vakantieperiode: de door het College van Burgemeester en Wethouders vastgestelde periodes waarin geen basisonderwijs wordt gegeven;

e. een groot project: een maatschappelijk vraagstuk waarvan de oplossing veel tijd of veel geld kost, diep ingrijpende gevolgen voor de Amsterdamse samenleving heeft of waarbij vele partijen zijn betrokken;

f. startnotitie inrichting besluitvormingsproces: een door de Gemeenteraad vastgestelde notitie waarin het besluitvormingsproces van een groot project staat beschreven;

g. College: het College van Burgemeester en Wethouders;

h. Raad: de Gemeenteraad van Amsterdam.

Artikel 2 Termijnen

Op de in deze verordening vermelde termijnen is de Algemene Termijnenwet van toepassing.

Artikel 3 Bekendmaking van beslissingen

  • 1. Bekendmaking van beslissingen van de Raad en van het College in het kader van deze verordening die een besluit zijn in de zin van art. 1.3 van de Algemene wet bestuursrecht, geschiedt op de in deze wet voorziene wijze dan wel zoveel mogelijk overeenkomstig hetgeen in deze wet is bepaald.

  • 2. Van deze beslissingen wordt voorts een openbare kennisgeving gedaan in een of meer dagbladen en op de gemeentelijke website. Van beslissingen die geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht zijn, wordt in ieder geval een openbare kennisgeving gedaan.

Artikel 4 Initiatief- en referendumcommissie

  • 1. De Raad benoemt een initiatief- en referendumcommissie.

    De commissie adviseert het gemeentebestuur over de volgende aangelegenheden:

    • a.

      of een burgerinitiatief betrekking heeft op een van de in artikel 5 genoemde uitzonderingen;

    • b.

      over de startnotitie inrichting besluitvormingsproces;

    • c.

      of een burgerinitiatief aan de voorwaarden voldoet;

    • d.

      of een wijziging van een initiatiefvoorstel zoals bedoeld in artikel 13, tweede lid, de kern van het voorstel ongewijzigd laat.

  • 2. Een lid van de Initiatief- en referendumcommissie is niet tevens:

    • a.

      burgemeester van Amsterdam;

    • b.

      lid van de Raad van Amsterdam;

    • c.

      wethouder van Amsterdam;

    • d.

      ambtenaar door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 3. De commissie is belast met de behandeling van klachten, ingediend na inwilliging van het definitieve verzoek om een referendum, over de informatievoorziening en de wijze waarop campagnes worden gevoerd. Deze behandeling kan leiden tot bekendmaking van het oordeel van de commissie.

  • 4. De commissie is verantwoordelijk voor de redactie van de referendumkrant, bedoeld in artikel 26.

  • 5. De Raad stelt een reglement vast ten behoeve van de vergaderingen en van de werkwijze van de commissie.

  • 6. De Raad benoemt voor elke raadsperiode de leden van de commissie.

Hoofdstuk 2 Initiatieffase

Paragraaf 1 Burgerinitiatieven

Artikel 5 Voor een burgerinitiatief in aanmerking komende onderwerpen

Over iedere aangelegenheid die onder de bevoegdheid van de Raad valt, kan een burgerinitiatief worden ingediend, met uitzondering van de volgende beslissingen en onderwerpen:

a. beslissingen van de Raad op bezwaar dan wel inzake het voeren van rechtsgedingen;

b. individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen en geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;

c. het voor kennisgeving aannemen van nota’s en rapporten;

d. het vaststellen van de begroting en de rekening;

e. het vaststellen van gemeentelijke tarieven en belastingen;

f. beslissingen in het kader van deze verordening;

g. beslissingen waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen;

h. beslissingen waarbij het belang van een referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de Raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

i. beslissingen ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de Raad geen beleidsvrijheid heeft;

j. beslissingen welke naar het oordeel van de Raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

k. de in een startnotitie inrichting besluitvormingsproces vermelde beslissingen die voorafgaan aan de beslissing waarvan de Raad heeft vastgesteld dat die als eerste in aanmerking komt voor een referendum;

l. de vaststelling, de herziening of de intrekking van een bestemmingsplan;

m. het instellen, het samenvoegen of het opheffen van stadsdelen;

n. onderwerpen die in strijd zijn met een besluit van de Raad genomen in de periode van vier kalenderjaren voorafgaande aan het burgerinitiatief.

Paragraaf 2 Op zichzelf staand burgerinitiatief

Artikel 6 Aankondiging burgerinitiatief

  • 1. Een aankondiging van het burgerinitiatief wordt ingediend bij het College.

  • 2. De aankondiging bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een onderbouwing van het voorstel;

    • c.

      de achternamen, de voornamen, de adressen, de geboortedata en de handtekeningen van maximaal zeven personen die gerechtigd zijn het initiatiefcomité te vertegenwoordigen.

  • 3. Indien verwezenlijking van het voorstel naar het oordeel van het College aanzienlijke financiële gevolgen zal hebben, kan het College de initiatiefnemers om een dekkingsvoorstel vragen, onder opgave van een kostenraming van het College. Het verzoek aan de initiatiefnemers en de kostenraming van het College behoeven instemming van de Raad.

  • 4. De initiatiefnemers maken aanspraak op maximaal vier uur ambtelijke ondersteuning, of een financieel equivalent daarvan, voor het uitwerken van het initiatief. Als het College de indieners een financieel dekkingsvoorstel vraagt, wordt de ambtelijke bijstand, of het financieel equivalent daarvan, verdubbeld.

  • 5. Het College onderzoekt, of de aankondiging voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 5 en artikel 6, tweede lid. Het College doet hierover een voordracht aan de Raad. Een beroep op een van de uitzondergronden, vermeld in artikel 5, is alleen mogelijk na advies van de Initiatief- en referendumcommissie. Het College doet van de beslissing van de Raad openbare kennisgeving.

Artikel 7 Ondersteuning burgerinitiatief

  • 1. Een burgerinitiatief wordt ondersteund door ten minste 1100 ingezetenen van Amsterdam die op de dag van indiening van het verzoek kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de Raad en zijn ingeschreven in het in artikel D 1 van de Kieswet bedoelde register.

  • 2. Bij het verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt gebruik gemaakt van door het College verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen worden gekopieerd.

  • 3. Ondersteuning van het initiatief vindt plaats door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening op de in het derde lid bedoelde lijsten.

Artikel 8 Formele indiening burgerinitiatief

  • 1. Het burgerinitiatief wordt ingediend bij het College.

  • 2. Het College neemt binnen twee weken na indiening van het burgerinitiatief een besluit, of het burgerinitiatief voldoet aan de in artikel 7 genoemde vereisten. Hij kan zijn beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen.

  • 3. Bij de toetsing, of een burgerinitiatief voldoende wordt ondersteund, kan het College gebruikmaken van de methode van het trekken van een steekproef uit het bestand van handtekeningen. Het onderzoek wordt uitgevoerd op de wijze zoals beschreven in een door het College vastgesteld protocol.

Artikel 9 Agendering en besluit burgerinitiatief

  • 1. De Raad plaatst een burgerinitiatief binnen drie maanden op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door de initiatiefnemers een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. De Raad neemt een besluit over het burgerinitiatief. Indien het burgerinitiatief niet wordt overgenomen of wordt overgenomen op een andere wijze als de initiatiefgroep voor ogen heeft gestaan, treedt de fase van een mogelijk referendum in werking zoals bedoeld in de artikelen 13 en volgende.

Artikel 10 Initiatiefnemers in Raad

  • 1. De burgemeester nodigt de initiatiefnemer(s) schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd.

  • 2. Een woordvoerder van de initiatiefnemer(s) wordt in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de behandeling van het burgerinitiatief in de vergadering van de Raad kort het woord te voeren.

Paragraaf 3 Burgerinitiatieven die betrekking hebben op voor de Raad geagendeerde beslissingen.

Artikel 11 Fase van de kennisgeving

  • 1. Een burgerinitiatief dat betrekking heeft op een voor de Raad geagendeerd beslissing, vermeldt de conceptbeslissing waarop het initiatief betrekking heeft.

  • 2. Een burgerinitiatief als bedoeld in het eerste lid moet ten minste twee dagen vóór de vergadering van de Raad waarvoor de conceptbeslissing is geagendeerd, bij het College zijn ingediend.

  • 3. Het burgerinitiatief kan een alternatief bevatten voor de conceptbeslissing van de Raad.

  • 4. De artikelen 5 tot en met 10 zijn onverminderd van toepassing.

Artikel 12 Agendering en besluit inzake burgerinitiatief

  • 1. De Raad agendeert het burgerinitiatief voor dezelfde vergadering waarvoor de conceptbeslissing van de raad is geagendeerd. Hangende het onderzoek, of het burgerinitiatief aan de voorwaarden voldoet, houdt de Raad de conceptbeslissing aan.

  • 2. Indien de Raad het burgerinitiatief niet overneemt of slechts ten dele overneemt, schort hij de uitvoering of inwerkingtreding van de beslissing op totdat een beslissing naar aanleiding van een te houden referendum is genomen, respectievelijk totdat een kennisgeving is gedaan van een beslissing als bedoeld in de artikelen 16 of 18.

Hoofdstuk 3 Referendumfase

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 13

  • 1. De initiatiefnemers kunnen binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit van de Raad op het burgerinitiatief het College schriftelijk berichten dat zij het burgerinitiatief doorzetten in de vorm van een referendumverzoek. De schriftelijke verklaring wordt ondertekend door een meerderheid van de initiatiefnemers. Het College doet hiervan openbare kennisgeving.

  • 2. De initiatiefnemers kunnen in het bericht, bedoeld in het eerste lid, aangeven dat zij het initiatief doorzetten in gewijzigde vorm, mits daarbij het onderwerp en de essentie van het voorstel ongewijzigd blijven.

  • 3. Bij een wijziging van het initiatief als bedoeld in het tweede lid, besluit het College, na advies van de initiatief- en referendumcommissie, of de wijziging het onderwerp en de essentie van het burgerinitiatief aantast.

  • 4. Een gewijzigd burgerinitiatief wordt nog eenmaal geagendeerd voor de vergadering van de Raad.

Paragraaf 2 Referendumverzoeken met betrekking tot een op zichzelf staand burgerinitiatief

Artikel 14 Indienen verzoek referendum burgerinitiatief

  • 1. Kiezers kunnen bij de Raad een verzoek indienen voor een referendum dat geen betrekking heeft op een genomen raadsbeslissing binnen zes maanden na de dag waarop een openbare kennisgeving is gedaan als bedoeld in artikel 13, eerste lid.

  • 2. Het verzoek dient te worden ondersteund door ten minste 25.000 kiezers.

  • 3. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van door het College verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 13, eerste lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen worden gekopieerd.

  • 4. Ondersteuning van het verzoek vindt plaats door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening op de in het derde lid bedoelde lijsten.

Paragraaf 3 Bijzondere bepalingen voor referendumverzoeken met een correctief element

Artikel 15 Het inleidend verzoek

  • 1. Kiezers kunnen bij het College een inleidend verzoek indienen om een correctief referendum te houden over een besluit van de Raad. Het verzoek dient gedateerd te zijn en te vermelden om welk besluit van de Raad het gaat.

  • 2. In afwijking van de termijn, vermeld in artikel 14, eerste lid, wordt het verzoek ingediend binnen drie weken na de dag waarop een openbare kennisgeving is gedaan van de besluiten als bedoeld in artikel 13, eerste lid.

  • 3. Het inleidend verzoek dient te worden ondersteund door ten minste 6300 kiezers.

  • 4. Indien de in het tweede lid bedoelde termijn samenloopt met een vakantieperiode, verlengt het College desgevraagd de termijn.

  • 5. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van door het College verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 13, eerste lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen worden gekopieerd.

  • 6. Ondersteuning van het initiatief vindt plaats door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening op de in het vijfde lid bedoelde lijsten.

Artikel 16 Beslissing op het inleidend verzoek

  • 1. Het College neemt binnen twee weken na de in artikel 15, tweede lid, vermelde termijn dan wel na afloop van de krachtens artikel 15, vierde lid, toegestane verlenging van de termijn een beslissing; hij kan zijn beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen.

  • 2. Het College wijst het verzoek af, indien niet is voldaan aan de in artikel 15 gestelde eisen.

  • 3. Ten aanzien van het onderzoek van de handtekeningen is artikel 8, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Fase van steunverwerving

  • 1. Kiezers kunnen bij de Raad een definitief verzoek indienen voor het houden van een correctief referendum.

  • 2. In afwijking van artikel 14, eerste lid, wordt het verzoek ingediend binnen zes weken na de dag waarop van de in artikel 16, eerste lid, bedoelde beslissing, inhoudende een inwilliging van het inleidende verzoek, een openbare kennisgeving is gedaan.

  • 3. Dit verzoek moet zijn ondersteund door ten minste 25.000 kiezers.

  • 4. Voor de vaststelling van de in het tweede lid bedoelde aantal worden de kiezers die het inleidende verzoek hebben ondersteund, meegerekend.

  • 5. Indien de in het tweede lid bedoelde termijn samenloopt met een vakantieperiode, verlengt het College desgevraagd de termijn.

  • 6. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruikgemaakt van door het College verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 13, eerste lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen worden gekopieerd.

  • 7. Ondersteuning van het verzoek vindt plaats door het plaatsen van de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekeningen op de in het zesde lid bedoelde lijsten.

Paragraaf 4 Beslissingen van de raad en het college op referendumverzoeken

Artikel 18 Besluit op referendumverzoek

  • 1. De Raad neemt uiterlijk in zijn tweede vergadering na de dag van ontvangst van het referendumverzoek een besluit.

  • 2. De Raad wijst het verzoek toe, tenzij niet is voldaan aan de in artikelen 14 en 17 gestelde eisen.

  • 3. Ten aanzien van het onderzoek naar de handtekeningen is artikel 8, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19 Subsidie

  • 1. Het College verleent verzoekers desgevraagd een subsidie voor de kosten van de organisatie en publiciteit ten behoeve van de verwerving van voldoende steun voor het indienen van verzoeken als bedoeld in de artikelen 14 en 17.

  • 2. Het College stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in het eerste lid genoemde subsidie.

Artikel 20 Datum stemming

  • 1. De Raad bepaalt het tijdstip waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat een referendum niet eerder plaatsvindt dan zes maanden na de dag waarom het verzoek is ingewilligd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een referendum over een besluit van de Raad plaatsvinden vanaf vier maanden na de dag waarop het verzoek is ingewilligd.

Artikel 21 Vaststelling vraagstelling

  • 1. Indien de Raad geen alternatief voorstel aan de kiezers voorlegt, luidt de vraagstelling:

  • “bent u voor of tegen het burgerinitiatief (titel)?”.

  • 2. Indien de Raad een alternatief voorstel aan de kiezers voorlegt, worden de volgende drie vragen aan de kiezers voorgelegd:

    • a.

      "bent u voor of tegen het burgerinitiatief (titel)?";

    • b.

      "bent u voor of tegen het voorstel van de raad (titel)?”;

    • c.

      "als beide een meerderheid krijgen, welk voorstel heeft dan uw voorkeur?".

Artikel 22 Vaststellen van de uitslag

  • 1. De uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen, met dien verstande dat voor een geldige uitslag ten minste 20% van alle stemgerechtigden een geldige stem moet hebben uitgebracht.

  • 2. Indien zowel het burgerinitiatief als het voorstel van de Raad een meerderheid heeft behaald, is beslissend welk voorstel de meerderheid heeft behaald bij de vraag als bedoeld onder artikel 21, tweede lid, onder c.

Artikel 23 Gevolgen van de uitslag

De Raad neemt naar aanleiding van de uitslag van het referendum uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het referendum is gehouden een beslissing met betrekking tot het onderwerp van het referendum.

Paragraaf 5 Overige onderwerpen

Artikel 24 Terugtrekken referendumverzoek

  • 1. De initiatiefnemers kunnen tot drie maanden vóór de door de Raad vastgestelde datum voor het referendum met een schriftelijke verklaring gericht aan het College het referendumverzoek intrekken.

  • 2. De schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt ondertekend door een meerderheid van de initiatiefnemers.

Artikel 25 Subsidie campagne

  • 1. Indien het referendumverzoek is ingewilligd, zal het College de initiatiefnemer en de maatschappelijke organisaties desgevraagd een subsidie toekennen voor de kosten van organisatie en publiciteit ten behoeve van de campagne. De hoogte van de subsidie aan de initiatiefnemer is gelijk aan het bedrag dat de gemeente bestemd voor de campagne ter uitdraging van het eigen standpunt. De subsidie wordt verstrekt drie maanden vóór de stemming.

  • 2. Het College stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in het eerste lid genoemde subsidies.

Artikel 26 Referendumkrant

  • 1. Ieder huishouden ontvangt een maand vóór de stemming een referendumkrant waarin de initiatiefnemers en de gemeente in gelijke omvang stelling kunnen nemen.

  • 2. De referendumkrant staat onder redactie van de Initiatief- en referendumcommissie.

Artikel 27 Stemgerechtigden

  • 1. Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag vóór de dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Gemeenteraad.

  • 2. De bepalingen van de Kieswet zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van hoofdstuk Z, paragraaf 1, en met dien verstande dat voor het referendum als hoofdstembureau fungeert het hoofdstembureau ter verkiezing van de leden van de Gemeenteraad.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 28 Strafbepaling

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:

a. stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

b. stembiljetten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

c. als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 29 Overgangsbepaling

Referenduminitiatieven die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van het raadsbesluit tot wijziging van de Referendumverordening 1998, worden afgehandeld volgens de Referendumverordening 1998.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de Amsterdamse Verordening op het burgerinitiatief en het referendum.