Regeling vervallen per 01-01-2016

Bijzondere subsidieverordening buitenschools sportgebruik van gymnastiekaccommodaties

Geldend van 19-10-2005 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2005

Intitulé

Bijzondere subsidieverordening buitenschools sportgebruik van gymnastiekaccommodaties

Inhoud

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. ASA: de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004;

  • 2. College: Het College van burgemeester en wethouders;

  • 3. school: een Amsterdamse school, die over een gymnastiekaccommodatie beschikt;

  • 4. sportorganisatie: een rechtspersoon die als doelstelling heeft het organiseren van sportactiviteiten en die is aangesloten bij NOC*NSF of een daaraan gelieerde sportkoepel;

  • 5. gymnastiekaccommodatie: een gymnastieklokaal of sportzaal;

  • 6. gymnastieklokaal: een sportaccommodatie met een speelvloeroppervlakte kleiner dan 364 m2;

  • 7. sportzaal: een sportaccommodatie met een speelvloeroppervlakte van 364 m2 tot 1056 m2;

  • 8. schooljaar: de periode gerekend vanaf de eerste schooldag na de zomervakantie tot en met de laatste schooldag voor de zomervakantie van het jaar daarop volgend;

  • 9. verenigingsuurtarief: uurtarief geldend voor de gymnastiekaccommodatie en gerelateerd aan het door het College vastgestelde sporthaltarief.

Artikel 2 Doel verordening

Deze verordening heeft ten doel om gedurende het schooljaar het buitenschools gebruik van gymnastiekaccommodaties door sportorganisaties te bevorderen door het verlenen van subsidie aan schoolbesturen.

Artikel 3 Doelgroep subsidie

Het schoolbestuur dat zijn gymnastiekaccommodaties buitenschools in gebruik geeft aan sportorganisaties kan subsidie aanvragen.

Paragraaf 2 Aanvraag, verlening en vaststelling

Artikel 4 Aanvraag tot verlening

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend bij het College voor het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft doch uiterlijk vóór 1 oktober van dat schooljaar.

  • 2. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het College vastgesteld formulier.

Artikel 5 Berekening subsidie

  • 1. De verenigingsuurtarieven zijn gerelateerd aan het jaarlijks door het College vast te stellen sporthaluurtarief, waarbij

    • a.

      het verenigingsuurtarief voor een gymnastieklokaal eenderde (1/3) van het door het College vastgestelde sporthaluurtarief bedraagt;

    • b.

      het verenigingsuurtarief voor een sportzaal tweederde (2/3) van het door het College vastgestelde sporthaluurtarief bedraagt.

  • 2. Het College bepaalt jaarlijks welk percentage tot een maximum van 65% van de verenigingsuurtarieven als subsidiebedrag per aangevraagd uur wordt toegekend.

  • 3. Het College kent voor maximaal 40 weken per schooljaar subsidie toe.

Artikel 6 Bevoorschotting

Het College kan een voorschot verlenen tot ten hoogste 80% van het in de beschikking van subsidieverlening vermelde bedrag.

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden en vereisten

  • 1. Het College weigert de subsidieaanvraag indien de sportorganisatie, waaraan de gymnastiekaccommodatie in gebruik wordt gegeven:

    • a.

      niet statutair in Amsterdam is gevestigd;

    • b.

      niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of

    • c.

      een sport beoefent, die niet is erkend door het NOC* NSF.

  • 2. Het College weigert voorts de subsidieaanvraag indien

    • a.

      het bestuur van een school een uurtarief, waarvoor de gymnastiekaccommodatie in gebruik wordt gegeven aan een sportorganisatie hanteert dat meer dan 20% lager of meer dan 10% hoger is dan het verenigingsuurtarief;

    • b.

      de aanvraag geen betrekking heeft op een wekelijks vast uur.

  • 3. In afwijking van het eerste lid van dit artikel onder a kan het College subsidie verlenen, wanneer een sportorganisatie aantoont dat zij op één of meerdere vaste wekelijkse uren sportactiviteiten organiseert voor haar in Amsterdam woonachtige leden of donateurs.

Artikel 8 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend bij het College uiterlijk op 1 oktober na afloop van het schooljaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. Voor het indienen van een aanvraag tot vaststelling wordt gebruik gemaakt van een door het College vastgesteld formulier.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 9 Aanvraag stadsdelen

Op een aanvraag van het dagelijks bestuur van een stadsdeel om een bijdrage, de beslissing daarop, het verlenen van een voorschot alsmede op de vaststelling van de bijdrage zijn de bepalingen van hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004 alsmede de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Bijzondere subsidieverordening buitenschools sportgebruik van gymnastiekaccommodaties’.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 oktober 2005.

Algemene toelichting

Aanleiding/huidige situatie:

Vanaf 1984 is het mogelijk voor Amsterdamse sportverenigingen die voor hun trainingen gebruik maken van een Amsterdams gymnastieklokaal subsidie aan te vragen voor de daaraan verbonden conciërgekosten en de kosten van huur, schoonmaak en energie. Na een beoordeling van de doeltreffendheid van deze gemeentelijke besteding is die subsidieregeling herzien. Deze herziening heeft ertoe geleid dat met ingang van 1 januari 1994 de Amsterdamse sportverenigingen, die zijn aangesloten bij een erkende landelijke sportbond en die voor hun verenigingsactiviteiten zijn aangewezen op een gymnastieklokaal in een openbare en/of bijzondere school, dit lokaal kunnen huren tegen een gereduceerd bedrag. Dit gereduceerde bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer voor werknemersgezinnen met een laag inkomen. Zo geldt voor het schooljaar 2004 – 2005 een bedrag van € 4,12 x 40 (het aantal weken dat een schooljaar omvat) = € 165.

Aanleiding om de subsidieregeling uit 1994 tegen het licht te houden is het ontbreken van een standaard uurtarief en enig verband tussen het uurtarief en de door de centrale stad te verlenen subsidie. De stadsdelen en de scholen stellen zelf de tarieven voor hun gymnastiek-accommodaties vast. Omdat sommige stadsdelen uitgaan van de in overleg met de Amsterdamse Sportraad vastgestelde advieshuur en andere stadsdelen daarvan afwijken, is er momenteel sprake van een grote differentiatie. Dit acht het College niet wenselijk.

Nieuwe situatie:

Met de verordening ‘Bijzondere subsidieverordening buitenschools sportgebruik van gymnastiekaccommodaties’ optimaliseert de gemeente het buitenschools gebruik van gymnastieklokalen door sportverenigingen. De gemeente heeft dit willen bereiken door de scholen en stadsdelen in de gelegenheid te stellen subsidie aan te vragen en te stimuleren om hun gymnastieklokalen aan sportorganisaties in gebruik te geven. Sportverenigingen behoeven zelf geen subsidie meer aan te vragen.

Voorts heeft de gemeente met deze verordening de tariefstelling voor het gebruik van de gymnastiekaccommodaties door sportorganisaties geharmoniseerd door in de regeling op te nemen dat scholen en stadsdelen, voorzover van toepassing, alleen in aanmerking komen voor een subsidie als zij het voorgeschreven uurtarief dat afgeleid is van het door het College vastgestelde sporthaluurtarief aanhouden waarvan zij – vergelijkbaar met de lijn van het Bestuursakkoord Sport – met een marge van - 20% en +10 % mogen afwijken.

Juridisch kader:

Deze Bijzondere subsidieverordening is een aanvulling op c.q. verbijzondering van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004 (ASA). Wat reeds in de Awb of de ASA is geregeld, staat niet ook nog eens in deze Bijzondere subsidieverordening. Zo zijn bijvoorbeeld het subsidieplafond, de beslistermijnen en de weigeringsgronden zoals opgenomen in ASA van toepassing voorzover natuurlijk bij deze verordening niet is afgeweken. Gelet op het feit dat de stelpost 530.1.03 (Subsidie huur gymnastieklokalen openbaar en bijzonder onderwijs) een post is als bedoeld in het eerste lid van artikel 1:4 ASA is in deze bijzondere verordening geen bepaling opgenomen over het subsidieplafond. Wel is het van belang te weten dat de subsidie in het kader van deze regeling wordt verstrekt per schooljaar. Het in de gemeentebegroting opgenomen subsidieplafond geldt derhalve voor het eerstvolgende schooljaar.

Hieronder worden voor de duidelijkheid sommige van de bepalingen uit de ASA die ook voor deze bijzondere verordening gelden wel aangehaald.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

6. Een standaard gymnastiekaccommodatie heeft veelal een vloeroppervlakte van 252m2 (speelvloer van 12 x 21m). Omdat echter enkele gymnastiekaccommodaties in Amsterdam net even iets groter zijn, maar toch beduidend kleiner dan een sportzaal is de grens op 364 m2 (14 x 26m) gesteld.

7. Sportzalen van 364 m2 en groter worden aangeraden door de Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding (KVLO) voor het bewegingsonderwijs, omdat deze vloerafmeting geschikt is voor het gelijktijdig lesgeven in verschillende groepen met verschillende bewegingssituaties, waarin verschillende aspecten aan de orde komen als helpen, bewegen, waarnemen, zelfstandigheid, groepsgewijs communiceren, en dergelijke. Bovendien passen deze zalen bij de rolverdeling docent leerlingen, bij pragmatische en didactische aspecten van vandaag de dag, bij de huidige lesgroepsgrootte en bij een groep volwassenen. De bovengrens is hier op 1056 m2 (speelvloer van 24 x 44m) gesteld omdat dit de kleinste maatvoering van een sporthal is.

8. In de praktijk betekent dit van september tot en met juni. In deze periode, die vergelijkbaar is met een sportseizoen, is de gymnastiekaccommodatie ondermeer door schoolvakanties en examens maximaal 40 weken voor het buitenschools gebruik beschikbaar.

Artikel 2

De verordening heeft ten doel om gedurende het schooljaar het buitenschools gebruik van Amsterdamse gymnastiekaccommodaties door sportorganisaties te bevorderen. Deze doelstelling wordt gerealiseerd door:

  • a.

    sportorganisaties indirect te (blijven) subsidiëren door het stellen van eisen aan de eigenaar of beheerder van de sportaccommodatie met betrekking tot de hoogte van de tarieven.

  • b.

    scholen en stadsdelen financieel te ondersteunen voor het in gebruik geven van geschikte gymnastiekaccommodaties aan sportorganisaties voor een voor de sport betaalbaar tarief.

Artikel 3

De doelgroep betreft de schoolbesturen waaronder mede begrepen bet bestuur van een stadsdeel, dat tevens schoolbestuur is. Gekozen is om deze verordening van toepassing te doen zijn op stadsdelen door middel van de slotbepaling artikel 9.

Artikel 4

1. De termijn waarbinnen het College beslist op de aanvraag tot verlening is gelijk aan de termijn zoals opgenomen in artikel 2.2 ASA met dien verstande dat deze termijn aanvangt na 1 oktober in het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd.

2. Het formulier ‘aanvraag tot verlening buitenschools sportgebruik gymnastiekaccommodaties’ is te downloaden van de website www.sport.amsterdam.nl of is op te vragen bij DMO/Sport en Recreatie, postbus 1840, 1000 BV te Amsterdam; telefoonnummer: 020-552 24 90.

Artikel 5

2. Op grond van het Bestuursakkoord Sport dat met de stadsdelen is gesloten worden de uurtarieven van basissportvoorzieningen (sporthallen, sportvelden en dergelijke) voor de georganiseerde sport jaarlijks door het College vastgesteld en op basis van het consumentenprijs-indexcijfer voor werknemersgezinnen met een laag inkomen geïndexeerd.

Omdat een standaard gymnastieklokaal over circa 1/3- en een sportzaal over 2/3 van de speelvloeroppervlakte van een standaard sporthal beschikt is het redelijk het uurtarief voor gymnastiekaccommodaties aan het sporthaltarief te relateren. Voor een gymnastieklokaal wordt dan 1/3- en voor een sportzaal 2/3 van het sporthaltarief voorgeschreven.

Door nu het verenigingsuurtarief voor gymnastiekaccommodaties te relateren aan het sporthaltarief en de bijdrage per vast wekelijks uur te baseren op een vast percentage (65%) van dit verenigingsuurtarief van een gymnastiekaccommodatie loopt de subsidie jaarlijks in de pas met de indexering van de vererenigingsuurtarieven van de basissportvoorzieningen.

De verenigingsuurtarieven worden vóór 1 juli voorafgaande aan het daaropvolgende seizoen namens het College door de afdeling Sport en Recreatie van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling aan de scholen en de stadsdelen bekend gemaakt.

Artikel 6

Indien op het aanvraagformulier wordt aangegeven dat er behoefte is aan een voorschot, kan deze worden verleend in afwijking van de ASA tot maximaal 80% van het in de subsidieverleningsbeschikking vermelde bedrag.

Artikel 7

Naast de in artikel 2.3 van de ASA genoemde formele weigeringsgronden zijn in dit artikel aanvullende weigeringsgronden geformuleerd.

1. De onder a t/m c genoemde weigeringsgronden betreffen deels bestaand beleid (B&W besluiten MEC/DMO/04/538 en MEC/DMO/04/539 d.d. 10 februari 2004) en deels een uitbreiding daarvan, zodat meer sportorganisaties indirect kunnen worden gesubsidieerd.

2. Voor het schooljaar 2005-2006 is het door het College vastgestelde uurtarief voor het gebruik van een sporthal door sportorganisaties €  24,45 per uur. Dit betekent dat om in aanmerking te komen voor een bijdrage de onderstaande verenigingsuurtarieven worden gehanteerd:

a. € 16,30 per uur voor een sportzaal (= 2/3 van het sporthaltarief);

b. € 8,15 per uur voor gymnastieklokaal (= 1/3 van het sporthaltarief).

In lijn van het Bestuursakkoord Sport mogen de scholen en stadsdelen in de gevallen onder a en b -20% en +10% van de voorgeschreven uurtarieven afwijken. Dit betekent dat voor het seizoen 2005-2006 de scholen en stadsdelen voor een gymnastieklokaal een uurtarief tussen € 6,52 en € 8,96 en voor een sportzaal tussen € 13,04 en  € 17,93 dienen aan te houden.

Artikel 8

1. In afwijking van de ASA is de termijn voor indiening van een aanvraag tot vaststelling gerelateerd aan het schooljaar met als uiterste indieningsdatum 1 oktober. De uiterste indieningsdatum is bedoeld om de aanvragers de gelegenheid te geven om de aanvraag tot vaststelling in te dienen na de zomervakantie met een zodanige marge dat de vaststelling nog in hetzelfde jaar kan plaatsvinden.

Met de vaststelling zet het College de bij de subsidieverlening gegeven voorwaardelijke aanspraak om in een onvoorwaardelijke aanspraak op betaling van het subsidiebedrag. Het College stelt de subsidie in principe vast overeenkomstig de verlening. De subsidie kan lager worden vastgesteld in de in artikel 4:46 lid 2 Awb genoemde gevallen (indien uit de verantwoording zou blijken dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden; de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de subsidieverplichtingen; hij onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, of de subsidieverlening anderszins onjuist was).

Het College betaalt het subsidiebedrag overeenkomstig de vaststelling uit (artikel 4:52 Awb).

2. Door middel van het formulier ‘Verantwoording bijdrage buitenschools sportgebruik gymnastiekaccommodaties, dat vanaf de website www.sport.amsterdam.nl is te downloaden toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen (artikel 4:45 lid 1 Awb).

Artikel 9

Uitkeringen aan een stadsdeel zijn in artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht uitgesloten van het subsidiebegrip, omdat het een geldstroom binnen één privaatrechtelijke rechtspersoon betreft. De gemeente kiest er echter voor om in het kader van deze verordening in voorkomende gevallen ook uitkeringen of bijdragen aan stadsdelen te doen, indien deze een aanvraag indienen. Daarom worden de genoemde regelingen over subsidies van overeenkomstige toepassing verklaard op dergelijke uitkeringen.